HOOFDSTUK 2 Beleidskader

 

2.1 Rijksbeleid

 

2.1.1 Nota Ruimte

 

De Nota Ruimte, in werking getreden op 27 februari 2006 bevat het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Het kabinet brengt de Nota Ruimte uit als kabinetsstandpunt (deel 3) van de PKB Nationaal Ruimtelijk Beleid. De beleidsvoornemens die hieraan ten grondslag liggen, betreffen de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het Kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging van ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Het Rijk streeft naar basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Het Rijk is daarbij verantwoordelijk voor de hoofdinfrastructuur van Nederland. Voor de op de hoofdinfrastructuur aansluitende regionale en lokale verbindingen zijn provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk. Het voorliggende plan richt zich ook op een aantal van de boven genoemde doelen van het Rijksbeleid. Zo wordt een versterking dan wel waarborging van de doorstroom beoogd en moet de splitsing autoverkeer/langzaam verkeer leiden tot verbetering van de verkeersveiligheid. Geconcludeerd kan dan ook worden dat het voornemen tot verbreden van kruising Troelstralaan - Ringbaan West en het splitsen van het autoverkeer/langzaam verkeer passend is in het Rijksbeleid.

 

2.2 Provinciaal beleid

 

2.2.1 Omgevingsplan (vastgesteld 30 juni 2006)

 

Het Omgevingsplan Zeeland is het beleidsplan van de provincie dat op hoofdlijnen aangeeft hoe onze provincie er over 15 tot 20 jaar uit moet zien.

 

Duurzaam ontwikkelen

Duurzaam ontwikkelen vormt het centrale uitgangspunt voor het Omgevingsplan Zeeland. Dit uitgangspunt is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:

 

In onderstaande paragraaf zal worden ingegaan op de eerstgenoemde hoofddoelstelling.

 

Versterken omgevingskwaliteit

Het Omgevingsplan biedt meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, maar de inpassing van deze ontwikkelingen mag niet ten koste gaan van de omgevingskwaliteiten. Derhalve is onderscheid gemaakt in twee gebiedsgerichte strategieën:

 

De eerste strategie geldt voor zeer kwetsbare en waardevolle gebieden. Een klein deel van het plangebied valt binnen deze strategie. Binnen dit regime zijn nieuwe projecten, plannen of handelingen niet toegestaan indien deze wezenlijke kenmerken of waarden van een gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van algemeen belang.

 

Het plangebied valt grotendeels onder de strategie “ruimte voor een nadere afweging”. Bij het afwegen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven spelen bij deze strategie de volgende aspecten een rol:

 

Voorgenomen plan voldoet aan het basisbeleid op provinciaal niveau. Met het voorliggende plan wordt de bereikbaarheid van de auto vergroot. Bovendien wordt de kwaliteit van het fietsverkeer vergroot door veilige en directe fietsroutes voor recreatieve fietsers aan te leggen en dit verkeer zo veel mogelijk te scheiden van het autoverkeer. Hiermee wordt de verkeersveiligheid en ook de leefbaarheid vergroot. De kruising Troelstralaan - Ringbaan West is reeds begaanbaar voor (vracht-) verkeer. Echter vanwege de behoefte aan een meer verkeersveilige situatie dient het kruispunt anders te worden ingericht door onder andere de weg te verbreden en een fietstunnel aan te leggen.

 

 

2.2.2 Provinciaal Verkeers- en vervoersplan Zeeland (PVVP)

 

In 2003 is een PVVP vastgesteld. Op dit moment vindt een actualisering plaats van het PVVP uit 2003 “Mobiliteit op Maat”. Onderweg zijn is in het dagelijkse verkeer bijna nooit een doel op zich. Het in staat zijn zich te verplaatsen biedt mensen mogelijkheden ten aanzien van wonen, werken, persoonlijke ontwikkeling, recreatie en andere activiteiten. Dit brengt ook negatieve effecten met zich mee, zoals verkeersonveiligheid, overlast en aantasting van de omgeving. Het PVVP geeft antwoord op de vragen: Hoe houden we Zeeland bereikbaar en daarmee economisch vitaal en hoe beschermen we wat kwetsbaar is? Met het opheffen van de vervoerregio's halverwege de jaren '90 is besloten de regionale planvorming op het gebied van verkeer en vervoer neer te leggen bij de provincie. Het concept PVVP is een actualisering van “Mobiliteit op Maat”. De hoofdlijnen van beleid zijn niet drastisch gewijzigd.

 

Het mobiliteitsbeleid in het PVVP is opgezet vanuit twee sporen:

  1. het basisbeleid dat provinciebreed wordt ingezet

  2. het gebiedsbeleid dat gerelateerd aan gebiedsspecifieke eisen wordt ingezet

 

Algemeen

Een van de elementen van het basisbeleid is de bereikbaarheid per auto: Daar waar het kan, wordt de autoafhankelijkheid erkend en geaccommodeerd. Hoe belangrijker een kern of bedrijventerrein, hoe beter de ontsluiting per auto moet zijn.

 

Gebiedsgericht

In Zeeland zijn duidelijke (typen) gebieden te onderscheiden met elk hun eigen karakteristiek. Gezien de gebiedsspecifieke situatie bestaat er aanleiding om lokaal of in een bepaald gebied accenten aan te brengen in het basisbeleid. Om de juiste afweging te kunnen maken, vertrekt het verkeers- en vervoersbeleid daarom vanuit het niveau van (typen) gebieden. Juist op lokaal niveau is het mogelijk om integraal beleid te voeren. In landelijke gebieden is men afhankelijk van de auto. Dat betekent dat de auto altijd een dominante plaats zal innemen en dat het gebruik van de auto gefaciliteerd dient te worden. Dit vertaalt zich in een goede doorstroming op de hoofdassen en een goede ontsluiting van

herkomsten en bestemmingen. Heel Zeeland is voor de fiets goed ontsloten met een kwalitatief goed utilitair netwerk. Dit vertaalt zich in een compleet, direct, sociaal en verkeersveilig, comfortabel netwerk met goede stallings- en overstapmogelijkheden. In heel Zeeland is sprake van recreatief gebruik van het fietsnetwerk dat wordt gefaciliteerd. De fietstunnel draagt bij aan deze fietsfaciliteiten. De verkeerswijzigingen van Kruising Ringbaan West en de Troelstralaan zorgt voor een goede doorstroom en ontsluiting van Goes Noord naar de A85.

 

 

2.3 Gemeentelijk beleid

 

2.3.1 Gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan (GVVP, vastgesteld 25 augustus 2005)

 

Op 25 augustus 2005 heeft de gemeenteraad het GVVP vastgesteld. In het GVVP worden maatregelen beschreven die in het verlengde liggen van het bestaande verkeersbeleid (verbeteren verkeersveiligheid, verbeteren fietsvoorzieningen, doorstroming autoverkeer). Het betreffen maatregelen die afgestemd zijn op de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en maatregelen die mogelijk diep ingrijpen op het bestaande beleid. Er is tevens een beoordelingskader opgenomen om beleidsmatig de vinger aan de pols te houden. Beleid en toekomstige verkeerskwesties in Goes zullen aan dit kader worden getoetst.

 

Voor de anders in te richten kruising Troelstralaan- Ringbaan West, zijn gesprekken gevoerd met omwonenden, de Fietsersbond en de Vrouwen Advies Commissie. Gedurende deze gesprekken is gesproken over de problemen die zij ervaren op het gebied van verkeer en hun wensen ten aanzien van de kruising. Gedurende deze gesprekken is onder andere gesproken over het aspect sociale veiligheid ten aanzien van de fietstunnel.

 

Om de sociale veiligheid te waarborgen wordt de tunnel als volgt ingericht:

Tunnel en toeritten worden in één rechte lijn aangelegd waardoor een goed en veilig doorzicht is verzekerd;

Er wordt gebruik gemaakt van ruime taluds waardoor toeritten vanaf de rijbaan te zien zijn;

Halverwege de tunnel wordt een rooster in het tunneldak aangebracht zodat daglicht de tunnel kan bereiken;

Het materiaalgebruik is ondersteunend aan de wens een sociaal veilige tunnel te realiseren;

Bij het ontwerp van de tunnel wordt gebruik gemaakt van CROW-richtlijnen (o.a. ontwerpwijzer fietsverkeer) en reacties/opmerkingen van onder andere de Fietsersbond en Vrouwen Advies Commissie.

 

2.4 Conclusie

 

Voor regionale en lokale verkeersverbindingen zijn, volgens het Rijk, de provincie en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk. Het Rijk en ook de provincie stellen beleidskaders vast. Het voorgenomen plan voldoet aan een aantal van de belangrijkste doelen van het Rijksbeleid, namelijk het borgen van de (verkeers)veiligheid. Door het splitsen van het autoverkeer en het langzaam verkeer wordt de verkeersveiligheid vergroot. Voorgenomen plan voldoet aan het basisbeleid op provinciaal niveau. Met het voorliggende plan wordt de bereikbaarheid van de auto vergroot. Bovendien wordt de kwaliteit van het fietsverkeer vergroot door de aanleg van aparte fietspaden en een fietstunnel waardoor fietsers worden gescheiden van het autoverkeer. Hiermee wordt niet alleen de verkeersveiligheid maar ook de leefbaarheid vergroot. Met de verkeersaanpassingen op de kruising Troelstralaan - Ringbaan West worden de mogelijke negatieve effecten van het verkeer dat voortvloeit uit de komst van Goese Schans ondervangen. Door de scheiding van auto- en fietsverkeer wordt zoals genoemd de verkeersveiligheid vergroot. Dit past in het provinciaal en gemeentelijk beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en mobiliteit. Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de plannen voor het scheiden van het autoverkeer en het fietsverkeer passen binnen de nationale, provinciale en gemeentelijke beleidskaders.