HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

  1. het plan

het bestemmingsplan “Kruising Troelstralaan - Ringbaan West” van de gemeente Goes.

 

  1. bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPGN61-OH99 met bijbehorende regels.

 

  1. de verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan “Kruising Troelstralaan - Ringbaan West” van de gemeente Goes.

 

  1. aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

  1. aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

  1. andere bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

  1. bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

  1. bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

  1. bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

  1. bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

  1. bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

  1. bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

  1. deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.

 

  1. gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

  1. nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut)

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.

 

  1. passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
          1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

          2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

          3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

          4. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving.

 

  1. peil

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. Bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van de gebouwen en andere bouwwerken omringende grond.

 

  1. stedenbouwkundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw.

 

  1. straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

  1. weg

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; Artikel 1, eerste lid, onder b Wegenverkeerswet luidt: wegen: alle voor het openbare verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

 

 

 


Artikel 2 Wijze van meten

 

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

  1. Afstanden

 

Afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

  1. Goothoogte van een bouwwerk

 

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. Bouwhoogte van een bouwwerk

 

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. Oppervlakte van een bouwwerk

 

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

  1. Inhoud van een bouwwerk

 

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.