regels
behorende bij het bestemmingsplan "Aansluiting A58"
Bestemmingsplan "Aansluiting A58"
Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van 26 november 2015.
, voorzitter
, griffier
Titel Bestemmingsplan |
“Aansluiting A58” |
Gemeente |
Goes |
Status |
vastgesteld |
Datum |
26 november 2015 |
Planidn |
BPBP02 |
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Het plan: het bestemmingsplan Aansluiting A58 van de gemeente Goes;
Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPBP02-VG99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*);
Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
Archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
Bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Bevi-inrichting: bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
Cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
Detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel in de volgende categorieën:
brand- en explosiegevaarlijke goederen;
auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
tuinbenodigdheden;
meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;
en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accesoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;
Dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, makelaars, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken;
Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
Evenementen: gebeurtenissen, gericht op maximaal PM bezoekers, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement en die maximaal PMx per jaar plaats mogen vinden op dezelfde locatie;
Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen aan wederverkopers, personen, bedrijven of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
Horecabedrijf: een bedrijf gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken;
Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;
Landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
Maatschappelijke activiteiten: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening;
Maatvoeringsvlak: een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
Natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
Nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;
Ondergeschikte detailhandel: detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 250 m2, uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;
Ondergeschikte horeca: horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 30 m2;
Overkapping: een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
Peil:
a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;
Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;
Verblijfsgebied: gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;
Voorgevelrooilijn: denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn bepalend;
Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
a. verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
b. uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;
Wgh- inrichtingen: bedrijven als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht (Bor) die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:
1. Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2. Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
3. Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt per maatvoeringsvlak berekend van het totale maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven;
4. Bouwhoogte van een bouwwerk: de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;
6. Dakhelling: de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
7. Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
8. Hoogte van een windmolen of windturbine: de hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine;
9. Inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
10. Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
11. Verschillende goothoogte van een bouwwerk: indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk
te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;
12. Vloeroppervlakte: de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijventerrein" (BT) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het uitoefenen van:
ter plaatse van de aanduiding (b < 2): bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding (b < 3.2): bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw): een bedrijfswoning;
c. ter plaatse van de aanduiding "horeca" (h): een horecabedrijf uit categorie 1a, 1b of 1c uit de bij dit
bestemmingsplan behorende Staat van Horeca-activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" (vm): een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat de verkoop van lpg niet is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - woon/werkzone" (sb- wwz) een woon- werkzone;
ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - ontwikkeling" (sba-ow): een
ontwikkelingszone;
verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming,
waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, voorzieningen ten
behoeve van de waterhuishoudingen en nutsvoorzieningen;
detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende
bedrijfsactiviteiten;
detailhandelbedrijven die gericht zijn op de verkoop van auto’s, motorrijwielen, boten, caravans;
webshops;
aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven;
met dien verstande dat:
l. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
hoofdgebouwen;
bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
3.2.1 Algemeen
Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het maatvoeringsvlak;
de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 3.00 meter.
3.2.2 Bedrijfswoning
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) mag per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°.
3.2.3 Maatvoering
|
Bouwwerk |
Goothoogte |
Bouwhoogte |
Oppervlakte/inhoud |
a. |
Hoofdgebouwen |
Zie de op de verbeelding aangegeven maat. |
Zie de op de verbeelding aangegeven maat. |
Zie de op de verbeelding aangegeven maat. |
b. |
Bedrijfswoning |
Zie de op de verbeelding aangegeven maat. |
Zie de op de verbeelding aangegeven maat. |
200 m² resp. 750 m³ |
c. |
Bijbehorende bouwwerken |
3.20 meter |
5.00 meter |
Zie de op de verbeelding aangegeven maat. |
d. |
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde |
- |
5.00 meter
|
- |
e. |
Erfafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied |
- |
2.00 meter |
-
|
f. |
Lichtmasten/vlaggen- masten |
- |
8.00 meter |
- |
g. |
Overige erfafscheidingen |
|
2.00 meter |
- |
h. |
Nutsvoorzieningen |
|
3.00 meter |
20 m² |
3.2.4 Ontwikkelzone
Ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - ontwikkeling" (sba-ow) gelden de volgende aanvullende bepalingen:
de breedte van het bouwperceel dient minimaal 30.00 meter te bedragen;
de afstand van gebouwen tot ten minste èèn zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 10.00 meter.
3.2.5 Woonwerkzone
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - woon/werkzone" (sb- wwz) gelden de volgende aanvullende bepalingen:
de perceelsoppervlakte bedraagt maximaal 1.500m2;
de afstand van gebouwen tot ten minste èèn zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 10.00 meter;
de percelen dienen via de zijde alwaar het bedrijf is gesitueerd te worden ontsloten;
ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw) binnen de woon/werkzone dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 6.00 meter aan weerszijden te bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering van bedrijven en bedrijfsuitbreidingen;
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen;
het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag;
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden
De in lid 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
3.4.1 Hoofdgebouwen
lid 3.2.2 sub a voor het vergroten van de bouwhoogte, mits deze niet meer dan 1.00 meter bedraagt;
3.4.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
lid 3.2.2 sub c tot maximaal 10.00 meter. Voor lichtmasten zoals genoemd in lid 3.2.2 sub e kan worden afgeweken tot 15.00 meter.
3.4.3 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 3.4.1 en 3.4.2 op voorwaarde dat:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken van de gronden voor opslag van goederen, waaronder begrepen puin, ter plaatse van onbebouwde gronden tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 6.00 meter;
de vestiging van zelfstandige kantoren;
bij webshops mag maximaal 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak worden ingericht als showroom, met een maximum van 1.500 m²;
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 14;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
lid 3.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
lid 3.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.
3.6.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 3.6.1 op voorwaarde dat:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
daardoor niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijfactiviteiten kan worden gewijzigd, mits een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding "bedrijfswoning" (bw) in het op de verbeelding aangegeven gebied te wijzigen dan wel toe te voegen met dien verstande dat de volgende bepalingen in acht genomen dienen te worden:
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig mogen worden aangetast;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving en ter plekke aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;
voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
3.7.2 Voorwaarden
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.7.1 dient een deskundige te worden
gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor
het toepassen van de wijziging is voldaan.
3.7.3 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 18 van toepassing.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
(voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;
voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
niet voor bewoning bestemende gebouwen;
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2.1 Maatvoering
|
Bouwwerk |
Maximale bouwhoogte |
Maximale oppervlakte |
a. |
Niet voor bewoning bestemde gebouwen |
3.50 meter |
15m² |
b. |
Antennes |
5.00 meter
|
- |
c. |
Speeltoestellen |
4.00 meter
|
- |
d. |
Openbare nutsvoorzieningen |
3.50 meter |
15m² |
e. |
Lichtmasten en overige masten |
8.00 meter |
- |
f. |
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde |
2.00 meter |
- |
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de plaatsing van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.3.2 Voorwaarden
De in lid 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
lid 4.2.1 sub e tot een hoogte van ten hoogste 10 meter.
4.5 Afwijken gebruiksregels
4.5.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
lid 4.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen;
lid 4.1 voor het gebruiken van ten hoogste 10% van het bestemmingsvlak voor parkeervoorzieningen.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maatschappelijke activiteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding “crematorium” (cr): uitsluitend een crematorium;
ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van de bestemming;
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
hoofdgebouwen;
bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het maatvoeringsvlak.
5.2.2 Maatvoering
|
Bouwwerk |
Maximale goothoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale oppervlakte |
a. |
Hoofdgebouwen |
Zie op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter
|
Zie op de verbeelding aangegeven maat en anders ten hoogste 10.00 meter |
Zie op de verbeelding aangeven bebouwingspercentage |
b. |
Bijbehorende bouwwerken |
3.20 meter |
5.00 meter |
|
c. |
Bouwwerken geen gebouwen zijnde |
- |
2.00 meter vóór de voorgevelrooilijn 1.00 meter |
|
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de plaatsing van hoofdgebouwen en overige gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Voorwaarden
De in lid 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat
de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
lid 5.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;
lid 5.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter met uitzondering van erfafscheidingen.
5.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 5.4.1 op voorwaarde dat:
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 14.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden;
ter plaatse van de aanduiding "railverkeer" (rv): het instandhouden en exploiteren van een cultuurhistorisch-recreatieve spoorlijn met de daarbij behorende additionele voorzieningen alsmede de bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
alsmede voor:
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen en reclame-uitingen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen
Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30 graden en maximaal
55 graden.
6.2.2 Maatvoering niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
Bouwwerk |
Maximale goothoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale oppervlakte |
a. |
Niet voor bewoning bestemde gebouwen |
3.20 meter |
3.20 meter |
Nutsvoorzieningen: 15 m² |
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. ter plaatse van de aanduiding "railverkeer" (rv) mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 10,5 meter bedragen;
6.2.4 Maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
Bouwwerk |
Maximale bouwhoogte |
a. |
Antennes |
5.00 meter |
b. |
Lichtmasten en overige masten |
8.00 meter |
c. |
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
4.00 meter |
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen
stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
lid 6.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1.00 meter zal worden overschreden;
lid 6.2.4 sub a, b en c tot een hoogte van maximaal 10.00 meter.
6.4.2 Voorwaarden
Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 6.4.1 met dien verstande dat:
Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 6.1, wordt in
ieder geval gerekend:
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
6.5.2 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt gerekend het gebruiken en in gebruik nemen van de af- en toeritten van de A58 waarbij de geluidproductieplafonds (GPP's), zoals bepaald in hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, worden overschreden.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wateraanvoer en -afvoer, waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers, en (primaire) waterlopen alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen, voorzieningen ten dienste van de waterkering en nutsvoorzieningen;
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen, bermsloten en beplantingen.
7.2 Bouwregels
Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
keermuren voor de waterbeheersing;
oeverbeschoeiingen;
duikers;
bruggen;
steigers;
voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
7.2.1 Maatvoering niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
Bouwwerk |
Maximale bouwhoogte |
Maximale Oppervlakte |
a. |
Nutsvoorzieningen |
3.00 meter |
15 m2 |
7.2.2 Maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
Bouwwerk geen gebouwen zijnde |
Maximale bouwhoogte |
a. |
Lichtmasten en overige masten |
8.00 meter boven NAP |
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 7.2.2 sub a voor een hoogte tot maximaal 10.00 meter boven NAP.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
het innemen van ligplaatsen voor woonboten.
Artikel 8 Leiding- Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Gas” (L-G) aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere
bestemming(en), primair bestemd voor aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
8.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen af wijken van het bepaalde in lid 8.2, met inachtneming van
de volgende regels:
de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
de veiligheid en het belang van de leiding worden door de bouwactiviteiten niet geschaad;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 8.2.1 bedoeld, bedraagt ten hoogste 15 m² en de bouwhoogte ten hoogste 3.50 meter;
alvorens omtrent een afwijking te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in lid 8.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met één of meer andere
dubbelbestemmingen, worden - ook ten opzichte van de in lid 8.1 bedoelde dubbelbestemming- de
regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
8.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders binnen de op de verbeelding aangegeven zone van de in lid 8.1 genoemde leidingen de navolgende werken en of werkzaamheden uit te voeren:
het verrichten van graaf-, bagger-, ontgrondings- en ontginningswerkzaamheden;
het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
het aanleggen, verleggen of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen en andere verharde en/of te verharden oppervlaktes;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen ook afvalstoffen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
8.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het verbod van lid 8.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten betreffen;
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking is verleend, zoals in lid 8.3 bedoeld.
8.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
hierdoor, danwel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht.
8.5.4 Procedureregels
Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk
advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen
activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen
voorwaarden.
Artikel 9 Leiding- Riool
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een rioolwaterpersleiding.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de rioolwaterpersleiding;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
9.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van (half-)verhardingen;
het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
het verwijderen van beplanting;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
9.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of een omgevingsvergunning is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
met dien verstande dat:
De in lid 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning slechts wordtverleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 10 Waarde- Archeologie 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie 1” (WR-A1) aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
10.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2
meter;
b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming
van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd,
indien:
1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch
deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de
archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het
bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie
naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan
de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de
bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
het bepaalde in lid 10.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt
van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50 m² bedraagt in
gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1";
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in lid 10.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere
dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 10.1 bedoelde dubbelbestemming–
de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
10.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 10.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het verbod van lid 10.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
werken of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 1”.
archeologisch onderzoek.
10.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige;
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
het toekennen van een hogere waarde aan gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie – 1” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.
10.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
10.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
10.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 10.5.1, 10.5.2 en 10.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 18 van toepassing.
Artikel 11 Waarde- Archeologie 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie 2” (WR- A2) aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
het bepaalde in lid 11.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt
van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250 m² bedraagt in
gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2";
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in lid 11.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere
dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 11.1 bedoelde dubbelbestemming–
de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
11.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 11.2. sub b of c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
het verlagen of verhogen van het waterpeil tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het verbod van lid 11.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
werken of werkzaamheden:
waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde – Archeologie 2”.
archeologisch onderzoek.
11.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige;
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
het toekennen van de aanduiding “Rijksmonument” aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
het toekennen van een hogere waarde aan gronden met de bestemming “Waarde – Archeologie – 2” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.
11.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
11.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
11.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 11.5.1, 11.5.2 en 11.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 18 van toepassing.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 12 Anti- dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene bouwregels
13.1 Bestaande maten
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
13.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en
hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 meter bedraagt;
de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 meter bedraagt; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15.00 meter en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 meter;
voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
14.1 Verboden gebruik
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. Verder wordt onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval.
puin, grind of brandstoffen.
14.2 Parkeernormen
Bij toepassing van dit bestemmingsplan dient voldaan te worden aan de parkeernormen uit het 'Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
15.1 Specifieke bouwregels "geluidzone - spoor" en "geluidzone - weg"
15.1.1 Specifieke bouwregel
Binnen de als “geluidzone - spoor” of “geluidzone - weg” aangewezen gronden is het bouwen van
nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit
plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het rail- of
wegverkeer op de gevels van de bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende
voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
16.1 Afwijkingsbevoegdheid
16.1.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:
het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van 15.00 meter;
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
overschrijdingen vanmaten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.
16.1.2 Voorwaarden
Er kan slechts worden afgeweken zoals genoemd in lid 16.1.1, mits:
Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 17 Algemene wijzigingsregels
17.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.
Artikel 18 Algemene procedureregels
18.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 19 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 8.5, 9.4, 10.4 en 11.4 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wed (Wet op de economische delicten).
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht gebruik
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
20.2 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.3 Afwijking overgangsrecht
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken (lid 20.1 en lid 20.2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Aansluiting A58“.