Regels

behorende bij het bestemmingsplan “Kern Nisse 2010” van de gemeente Borsele.

 

 

Hoofdstuk 1

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.      plan: het bestemmingsplan “Kern Nisse 2010” van de gemeente Borsele;

 

2.      bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPNS2010 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

3.      kaart: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPNS2010;

 

4.      aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5.      aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

6.      aaneengebouwd: blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

7.      aan- of uitbouw: een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van het hoofdgebouw;

  

8.      achtererf: gedeelte van het erf dat gelegen is achter de achtergevelrooilijn;

 

9.      achtergevel: de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw;

 

10.  achtergevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

 

11.  achtergevelrooilijn: denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 12 meter achter de voorgevel;

 

12.  afgewerkt bouwterrein: de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde omringt;

 

13.  archeologisch deskundige: de gemeentelijke of provinciale archeoloog dan wel een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van archeologie;

 

14.  archeologische waarde: de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door structuren (fundamenten e.d.) of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct gelegen onder het aardoppervlak;

 

15.  architectonische waarde: de in het kader van dit plan aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de gevels, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

 

16.  Awb: de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

17.  bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

 

18.  bebouwingspercentage: een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

19.  bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

 

20.  bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorende aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid. Dit bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid is, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk;

 

21.  bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens aanwezigheid daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein;

 

22.  beroepsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorend(e) aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied;

 

23.  beschermd dorpsgezicht: een dorpsgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd dorpsgezicht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

24.  bestaand: aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

25.  bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

 

26.  bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

27.  bijgebouw: een aan het hoofdgebouw gebouwd of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

   

28.  bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

29.  bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

 

30.  bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

31.  bouwperceelsgrens: een grens van een bouwperceel;

 

32.  bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;

 

33.  bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

34.  cultuurhistorisch deskundige: een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie;

 

35.  cultuurhistorische waarde: de in het kader van dit plan aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

 

36.  detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

37.  dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij de baliefunctie een essentieel onderdeel vormt;

 

38.  erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;

 

39.  feestzaal: een ruimte gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

 

40.  gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

41.  gemeentelijke kwaliteitscoördinator: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;

 

42.  gevellijn: zie voorgevellijn;

 

43.  grondgebonden agrarische bedrijven:

-         akkerbouw-, fruitteelt- en overig tuinbouwbedrijf, waaronder bloem- en boomkwekerij: een bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij inbegrepen);

-         veeteeltbedrijf: een bedrijf dat zich toelegt op het houden van melkvee en/of overig vee, waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;

 

44.  hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

45.  landschapsdeskundige: een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landschap;

 

46.  landschapswaarden: de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

 

47.  lint: vrijwel aaneengesloten bebouwing waarbij een blok uit maximaal twee aaneengebouwde hoofdgebouwen bestaat;

 

48.  logies met ontbijt: het verhuren van één of meerdere kamers in een woning en/of aangebouwd bijgebouw en het aanbieden van een ontbijt, waarbij de woonfunctie in overwegende mate in stand blijft;

 

49.  maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;

 

50.  maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

 

51.  mestbassin: een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal;

 

52.  mestplaat: een opslagplaats bestemd en geschikt voor het bewaren van vaste meststoffen;

 

53.  molendeskundige: een door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens;

 

54.  Monumentenwet 1988: de Monumentenweg 1988, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

55.  natuurwaarde: de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde ge­kenmerkt door geo­logi­sche, geomorfolo­gische, bodemkun­dige en biologische elemen­ten, zowel afzon­derlijk als in onderlinge sa­menhang;

 

56.  nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

 

57.  peil:

 

58.  samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:

1.      een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

2.      een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

3.      een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

4.      de cultuurhistorische samenhang van de omgeving;

 

59.       teeltondersteunende voorzieningen: overkappingsconstructie als ondersteunende voorziening ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten (tegen neerslag, zonlicht, vogelvraat) en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in:

§         plastic boogkas: een constructie vervaardigd van lichtdoorlatend materiaal, geen glas zijnde;

§         regenkap: een open constructie zonder wanden overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;

§         paalconstructie met fijnmazige netten: een open constructie zonder wanden overtrokken met netten;

 

60.  tuin-/erfafscheiding: bouwwerk geen gebouw zijnde, ter afbakening van eigendommen.

 

61.  twee-aaneen: blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

62.  voorerf: gedeelte van het erf dat aan de gelegen is voor de voorgevellijn;

 

63.  voorgevel: de meest naar de wegzijde gekeerde gevel van een gebouw;

 

64.  voorgevellijn: denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;

 

65.  vrijstaand: een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een andere gebouw;

 

66.  waterbassin: een reservoir bestemd en geschikt voor het opslaan van water ten behoeve van het agrarische bedrijf;

 

67.  Wed: de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

68.  weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

69.  Welstandsmonumentencommissie: deskundigen met als taak een (ver)bouwplan te beoordelen en te toetsen in het kader van zowel Welstandsbeleid, als de Monumentenwet casu quo de Monumentenverordening;

 

70.  woning: een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;

 

71.  Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

72.  zijerf: gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;

 

73.  zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

 

74.  zijgevellijn: (denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelsgrens.

 

 

Artikel 2

Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1.      afstanden van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

2.      de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

 

3.      de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

4.      de breedte en diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

 

5.      de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

6.      de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructie;

 

7.      de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

8.      de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

9.      het bebouwde oppervlak: van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

10.  het bewoonbaar vloeroppervlak: binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

 

 

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

Artikel 3

Agrarisch

3.1         Bestemmingomschrijving

3.1.1    Bestemming

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: het wonen ten dienste van het bepaalde onder a;

 

c.      verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

3.1.2      Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bedrijfsgebouwen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: één bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2         Bouwregels

3.2.1    Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

c.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.

 

 

3.2.2    Bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      bedrijfswoningen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven voorgevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;

 

b.      het bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 200 , de inhoud bedraagt maximaal 750 ;

 

c.      bij iedere bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 ;

 

d.      de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter en de totale hoogte maximaal 10 meter;

 

e.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter en de totale hoogte maximaal 7 meter;

 

f.        bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30o.

 

3.2.3    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht dan wel worden aangelegd;

 

b.      in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.3, sub a mogen buiten het bouwvlak bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd dan wel worden aangelegd, met uitzondering van silo’s, mestplaten, waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen, bassins ten behoeve van aquacultuur en open hangars;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 meter;

 

d.      in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.3, sub c bedraagt de bouwhoogte van:

1.      een silo, geen mestsilo zijnde, maximaal 10 meter;

2.      een mestbassin maximaal 5 meter;

3.      een waterbassin maximaal 5 meter;

4.      teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4,5 meter;

5.      een bassin ten behoeve van aquacultuur maximaal 1,5 meter;

6.      een open hangar maximaal 10 meter, met dien verstande dat de goothoogte maximaal 7 meter bedraagt;

 

e.      de gezamenlijke inhoud van mestbassins mag per bedrijf maximaal 1.500 m3 bedragen.

3.3         Specifieke gebruiksregels

3.3.1      Verboden gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

 

a.      het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie.

 

3.3.2      Toelaatbaar gebruik

             

a.      per bouwvlak is één agrarisch bedrijf toegestaan;

 

b.      het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de verkoop van agrarische producten, mits de totale oppervlakte ten behoeve van deze voorziening maximaal 40 per bedrijf bedraagt;

 

c.      het gebruik van een bedrijfswoning met de bijbehorende aan-, uit- en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van het bieden van logies met ontbijt tot een maximum vloeroppervlakte van 40 ;

 

d.      het gebruik van een bedrijfswoning met de bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen en/of de agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van kleinschalige plattelandshoreca tot een maximum vloeroppervlakte van 40 .

3.4         Aanlegvergunning

3.4.1      Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het planten van fruitteeltbomen op niet bestaande boomgaarden binnen een zone van 50 meter rondom woon- en verblijfsrecreatiegebieden.

 

3.4.2      Uitzonderingsregel

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

3.4.3      Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

 

a.      deze verband houden met de doeleinden die aan de bestemming zijn toegekend;

 

b.      hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, de landschappelijke, geomorfologische en/of archeologische waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

Artikel 4

Bedrijf

4.1         Bestemmingomschrijving

4.1.1    Bestemming

            De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      ter plaatse van de aanduiding “opslag”: uitsluitend opslag ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”: uitsluitend een nutsvoorziening;

 

c.      verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

4.1.2      Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bedrijfsgebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2         Bouwregels           

4.2.1    Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-afwijkend peil”: betreft het peil, in afwijking van het bepaalde in artikel 1, nr. 57, de hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

 

b.      bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

c.      bedrijfsgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven voorgevellijn, daar waar een dergelijke voorgevellijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

 

d.      de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat.

 

4.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

4.3         Ontheffing van de bouwregels

4.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 4.2.1, sub c, voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven voorgevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het bedrijfsgebouw in de op de kaart aangegeven voorgevellijn wordt gebouwd. Indien voor een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel voor tenminste 50% van de gevelbreedte van het bedrijfsgebouw in de op de kaart aangegeven voorgevellijn te worden gebouwd;

 

b.      lid 4.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

c.      lid 4.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

4.3.2      De in lid 4.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      het beschermd dorpsgezicht;

2.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1, sub a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

4.3.4      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

4.4         Specifieke gebruiksregels

4.4.1      Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.      het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

4.5         Ontheffing van de gebruiksregels

4.5.1    Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied 2” de bestemming “Bedrijf” te wijzigen in de bestemming “Wonen” met de aanduiding “lint” en “specifieke bouwaanduiding-afwijkend peil” en de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte-1” met dien verstande dat:

 

1.      de regels ten aanzien van de bestemming “Wonen” met de aanduiding “lint” en “specifieke bouwaanduiding-afwijkend peil” en de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte-1” van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

2.      de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt;

3.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

4.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

4.5.2    Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied 3” de bestemming “Bedrijf” te wijzigen in de bestemming “Wonen” met de aanduiding “bijgebouwen” of de bestemming “Overig-Schuur” met dien verstande dat:

 

1.      de regels ten aanzien van de bestemming “Wonen” met de aanduiding “bijgebouw” of  Overig-Schuur” van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

2.      de goothoogte van het bijgebouw maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt;

3.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

4.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

4.5.3      Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 13.5.1 en lid 13.5.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

 

Artikel 5

Cultuur en Ontspanning

5.1         Bestemmingsomschrijving

5.1.1    Bestemming

            De voor “Cultuur en Ontspanning” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      voorzieningen, gericht op het ontspannen en vermaken van mensen;

 

5.1.2      Toelaatbare bebouwing

              Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1. genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen.

5.2         Bouwregels           

5.2.1      Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat.

 

 

 

 

Artikel 6

Detailhandel

6.1         Bestemmingsomschrijving

6.1.1      Bestemming

De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      detailhandelsbedrijven;

 

b.      verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

                                   

6.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2         Bouwregels

6.2.1      Hoofdgebouwen

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

a.      hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven voorgevellijn;

 

c.      de breedte van een hoofdgebouw zal minimaal 4,8 meter bedragen;

 

d.      de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 30°;

 

f.        de achtergevel mag de achtergevelrooilijn niet overschrijden.

 

6.2.2      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak opgericht;

 

b.      de bebouwde oppervlakte van het achtererf bedraagt maximaal 50 % met een maximum van 40 ;

 

c.      in afwijking van het bepaalde onder sub b mag voor achtererven groter dan 80 dit maximum worden overschreden met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut maximum van 90 ;

 

d.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°.

 

6.2.3      Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

6.3         Ontheffing van de bouwregels

6.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 6.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 6.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

6.3.2      De in lid 6.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1.      het beschermd dorpsgezicht;

2.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1, sub a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

6.3.4      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

 

.

Artikel 7

Groen

7.1         Bestemmingsomschrijving

7.1.1      Bestemming

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen-dorppomp”: tevens een dorpspomp;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen-slotpoort”: tevens een slotpoort;

 

d.      ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen-beeldbepalend groen”: tevens hagen.

 

7.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2         Bouwregels

7.2.1      Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 ;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

 

c.      de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter.

 

7.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

-          antennes:                                                                5 meter;

-          speeltoestellen:                                                      4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                 3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                             8 meter;

-          overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:       2 meter.

7.3         Ontheffing van de bouwregels

7.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 7.2.2, sub a tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

7.3.2      De in lid 7.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      het beschermd dorpsgezicht;

2.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

7.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

7.4         Aanlegvergunning

7.4.1      Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen-beeldbepalend groen” om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het vernietigen van voor het gebied kenmerkende bodemvegetatie door het afbranden van beplanting of restanten hiervan dan wel door toepassing van biociden;

 

b.      het planten of verwijderen van hagen en houtgewas.

 

7.4.2      Uitzonderingsregel

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden die de normale onderhoudswerkzaamheden betreffen;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

7.4.3      Werken en/of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien geen blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan het beeldbepalende groen. Met betrekking tot de vraag of blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan het beeldbepalende groen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige.

 

 

Artikel 8

Maatschappelijk

8.1         Bestemmingsplanomschrijving

8.1.1      Bestemming

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

b.      ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding “feestzaal”: een feestzaal met activiteiten voor zover die voorkomt in categorie 2a van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

 

d.      ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”: tevens speelvoorzieningen;

 

e.      verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

8.1.2        Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduiding, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

8.2         Bouwregels

8.2.1      Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

c.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.

 

8.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:

-          antennes:                                                                5 meter;

-          speeltoestellen:                                                      4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                 3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                             8 meter;

-          overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:       2 meter.

8.3         Ontheffing van de bouwregels

8.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 8.2.1 sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 8.2.1 sub c voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen;

 

c.      lid 8.2.2 sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

8.3.2      De in lid 8.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1.      het beschermd dorpsgezicht

2.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.3.1, sub b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

8.3.4      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 9

Recreatie

9.1         Bestemmingsomschrijving

9.1.1      Bestemming

              De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      recreatieve voorzieningen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”: tevens een speelvoorziening;

 

c.      ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van deze voorzieningen;

 

d.      verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

9.1.2      Toelaatbare bebouwing

              Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduiding, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

9.2         Bouwregels

9.2.1      Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 ;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

 

c.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.

 

9.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

-          antennes:                                                                  5 meter;

-          speeltoestellen:                                                         4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                   3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                               8 meter;

-     ballenvangers                                                            5 meter;

-     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:          2 meter.

9.3         Ontheffing van de bouwregels

9.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 9.2.1, sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 9.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

9.3.2      De in lid 9.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

9.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 9.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 10

Sport

10.1       Bestemmingsomschrijving

10.1.1    Bestemming

 

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      ter plaatse van de aanduiding “tennisbaan”: uitsluitend tennisbanen;

 

b.      ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van de sportactiviteiten;

 

c.      verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

10.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

10.2       Bouwregels           

10.2.1    Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat.

 

10.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

-     antennes:                                                                  5 meter;

-     speeltoestellen:                                                         4 meter;

-     openbare nutsvoorzieningen:                                    3,5 meter;

-     lichtmasten en overige masten:                                8 meter;

-     tribunes                                                                     5 meter;

-     ballenvangers                                                            5 meter;

-     sportveldverlichting                                                   15 meter;

-     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:          2 meter.

10.3       Ontheffing van de bouwregels

10.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 10.2.1, sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 10.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

10.3.2    De in lid 10.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

10.3.3    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 10.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 11

Verkeer

11.1       Bestemmingsomschrijving

11.1.1    Bestemming

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      verhardingen, wegen, straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “garage”: uitsluitend garageboxen.

 

11.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

11.2       Bouwregels

11.2.1    Gebouwen   

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 ;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°;

 

c.      de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

 

d.      garageboxen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden opgericht;

 

e.      de breedte van één garagebox bedraagt maximaal 3 meter;

 

f.        de goot- en totale hoogte van een garagebox bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°.

 

11.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

-          antennes:                                                                5 meter;

-          speeltoestellen:                                                      4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                 3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                             8 meter;

-          leilindeframes                                                                     4 meter;

-          overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:       2 meter.

11.3       Ontheffing van de bouwregels

11.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.  lid 11.2.1, sub b en f, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden

         overschreden;

 

b.      lid 11.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

11.3.2    De in lid 11.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      het beschermd dorpsgezicht;

2.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

11.3.3    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 11.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 12

Water

12.1       Bestemmingsomschrijving

12.1.1    Bestemming

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, taluds, bermstroken, oevers, bruggen, steigers, ondergeschikte groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen.

 

12.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

12.2       Bouwregels

12.2.1    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

12.3       Ontheffing van de bouwregels

12.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a. lid 12.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

12.3.2    De in lid 12.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

                                            

12.3.3    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 12.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 13

Wonen

13.1       Bestemmingsomschrijving

13.1.1    Bestemming

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de huisvesting van personen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen-beeldbepalend groen”: tevens hagen;

 

c.      tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

13.1.2  Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2       Bouwregels

13.2.1    Hoofdgebouwen

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “vrijstaand”: mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

c.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “twee-aaneen”: mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

d.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “aaneengebouwd”: mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

e.      ter plaatse van de bouwvlakken met de specifieke bouwaanduiding “lint”: mogen uitsluitend maximaal twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd; 

 

f.        ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding- afwijkend peil”: betreft het peil, in afwijking van het bepaalde in artikel 1, nr. 57, de hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

 

g.      hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven voorgevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

  

h.      de breedte van een hoofdgebouw – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als genoemd in lid 13.1.2 sub b niet meegerekend – zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:

“aaneengebouwd”                     4,80 meter;

“lint”                                           4 meter;

“twee aaneen”                           5 meter;

“vrijstaand”                                6 meter.

 

i.         de afstand tussen de hoofdgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:

“aaneengebouwd”                     niet van toepassing;

“lint”                                           0,5 meter(aan één zijde);

“twee aaneen”                           3 meter (aan één zijde);

“vrijstaand”                                3 meter.

 

j.         de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

k.       bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;

 

l.         de achtergevel mag de achtergevelrooilijn niet overschrijden;

 

m.    in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1, sub l mag ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte” de afstand tussen de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn worden overschreden tot een maximum van 12 meter;

 

n.      in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1, sub l mag ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte-1” de afstand tussen de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn worden overschreden.

 

13.2.2    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”: uitsluitend bijgebouwen;

 

c.      de bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een maximum van 40 ;

 

d.      in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.2, sub b mag, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming “Waarde-Cultuurhistorie”, voor achtererven groter dan 80 dit maximum worden verhoogd met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut maximum van 90 ;

 

e.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°;

 

f.        de afstand tussen aan- en uitbouwen en bijgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken de (specifieke bouw)aanduiding:

“aaneengebouwd”                     niet van toepassing;

“lint”                                           niet van toepassing;

“twee aaneen”                           1 meter;

“vrijstaand”                                1 meter.

 

g.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen minimaal 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd.

 

13.2.3    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

-          leilindeframes                                                                     4 meter;

-          overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:       2 meter.

 

b.      in afwijking van het onder lid 13.2.3, sub a bepaalde bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn, alsmede binnen 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn, maximaal 1 meter. 

13.3       Ontheffing van de bouwregels

13.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 13.2.1, sub g voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven voorgevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven voorgevellijn wordt gebouwd. Indien voor een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel voor tenminste 50% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw in de op de kaart aangegeven voorgevellijn te worden gebouwd;

 

b.      lid 13.2.1, sub i voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens;

 

c.      lid 13.2.1, sub j mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

d.      lid 13.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

               

13.3.2    De in lid 13.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      het beschermd dorpsgezicht;

2.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

13.3.3    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.3.1, sub a en b, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

13.3.4    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.   

13.4       Specifieke gebruiksregel

13.4.1    Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.             het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de huisvesting van personen;

 

b.             het gebruik van de gronden voor winturbines.

13.5       Ontheffing van de gebruiksregels

13.5.1    Ontheffing m.b.t. de uitoefening van detailhandel, beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.1.1:

 

a.      voor de uitoefening van detailhandel in, beroepsmatig en/of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

 

Dit betekent onder meer dat:

1.      de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;

2.      het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 40 ten behoeve van detailhandel, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

3.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

4.      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;

5.      er geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

 

13.5.2    Ontheffing m.b.t. logies met ontbijt

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.1.1 voor het gebruik van een woning en/of bij de woning behorende aangebouwde bijgebouwen voor een logies met ontbijt, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      het bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

 

Dit betekent onder meer dat:

1.      de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;

2.      het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 40 ten behoeve van de logies met ontbijt in gebruik mag zijn;

3.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

4.      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;

5.      er geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

 

13.5.3    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.5.1 en 13.5.2 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

13.6       Aanlegvergunning

 

13.6.1    Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen-beeldbepalend groen” om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/ of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het vernietigen van voor het gebied kenmerkende bodemvegetatie door het afbranden van beplanting of restanten hiervan dan wel door toepassing van biociden;

 

b.      het planten of verwijderen van hagen en houtgewas.

 

13.6.2    Uitzonderingsregel

Het in lid 13.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden die de normale onderhoudswerkzaamheden betreffen;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

13.6.3    Werken en/of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien geen blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan het beeldbepalende groen. Met betrekking tot de vraag of blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan het beeldbepalende groen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige.

13.7       Wijzigingsbevoegdheid

13.7.1  Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied 1” de bestemming “Wonen” te wijzigen in de bestemming “Wonen” met dien verstande dat:

 

1.      één hoofdgebouw mag worden opgericht;

2.      de regels ten aanzien van de bestemming “Wonen” met de aanduiding “vrijstaand” van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

3.      de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;

4.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

5.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

13.7.2    Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 13.7.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

 

Artikel 14

Overig- Schuur

14.1       Bestemmingsomschrijving

14.1.1    Bestemming

De voor “Overig - Schuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.     schuren en andere opstallen ten dienste van opslag, berging, stalling en dierenverblijf.

 

14.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 14.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen.

14.2       Bouwregels

14.2.1    Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

c.      indien een dakhelling wordt toegepast, bedraagt de helling minimaal 400.

 

 

Artikel 15

Waarde-Archeologie-1

15.1       Bestemmingsomschrijving

15.1.1    Bestemming

De voor Waarde-Archeologieaangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

 

15.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

15.1.3    Verboden bebouwing

 

a.      bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) zijn op deze gronden niet toelaatbaar, met uitzondering van reeds bestaande bouwwerken;

 

b.      in afwijking van het bepaalde onder 15.1.3, sub a zijn nieuwe bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) op deze gronden toelaatbaar:

1.      tot een oppervlakte van 30 m2, en;

2.      het uitvoeren van grondbewerkingen niet dieper dan 30 cm.

15.2       Bouwregels

15.2.1    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

a.      bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

15.3       Nadere eisen

Reeds bestaande bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande omvang niet wordt vergroot.

15.4       Ontheffing van de bouwregels

15.4.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 15.1.3 voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken van de andere aldaar geldende bestemmingen(en), mits de archeologische waarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;

 

b.      lid 15.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

15.4.2    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 15.4.1, sub a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de archeologische waarden voldoende worden ontzien en de eventuele te stellen voorwaarden.

 

15.4.3    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 15.4.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

15.5       Specifieke gebruiksregel

15.5.1    Gebruiksverbod

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.      het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.

15.6     Aanlegvergunning

15.6.1    Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/ of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;

 

b.      het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;

 

c.      het uitvoeren van grondbewerkingen vanaf een oppervlakte van 30 m2;

 

d.      het omzetten van grasland in bouwland;

 

e.      het planten of verwijderen van houtgewas;

 

f.        het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

 

g.      het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

 

h.      het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;

 

i.         het aanleggen van drainage;

 

j.         het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.

 

15.6.2    Uitzonderingsregel

Het in lid 15.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden die het normaal onderhoud en beheer betreffen;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

15.6.3    Werken en/of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien geen blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan de archeologische waarden. Met betrekking tot de vraag of blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan de archeologische waarden winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

 

Artikel 16

Waarde-Archeologie-2

16.1       Bestemmingsomschrijving

16.1.1    Bestemming

De voor “Waarde-Archeologie-2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

 

16.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.1.3    Verboden bebouwing

 

a.      bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) zijn op deze gronden niet toelaatbaar, met uitzondering van reeds bestaande bouwwerken;

 

b.      in afwijking van het bepaalde onder 16.1.3, sub a zijn nieuwe bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) op deze gronden toelaatbaar:

1.      tot een oppervlakte van 100 m2, en;

2.      het uitvoeren van grondbewerkingen niet dieper dan 30 cm.

16.2       Bouwregels

16.2.1    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

a.      bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

16.3       Nadere eisen

Reeds bestaande bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande omvang niet wordt vergroot.

16.4       Ontheffing van de bouwregels

16.4.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 16.1.3 voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken van de andere aldaar geldende bestemmingen(en), mits de archeologische waarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;

 

b.      lid 16.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

16.4.2    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 16.4.1, sub a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de archeologische waarden voldoende worden ontzien en de eventuele te stellen voorwaarden.

 

16.4.3    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 16.4.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

16.5       Specifieke gebruiksregel

16.5.1    Gebruiksverbod

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.      het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.

16.6     Aanlegvergunning

16.6.1    Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/ of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;

 

b.      het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;

 

c.      het uitvoeren van grondbewerkingen vanaf een oppervlakte van 100 m2;

 

d.      het omzetten van grasland in bouwland;

 

e.      het planten of verwijderen van houtgewas;

 

f.        het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

 

g.      het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

 

h.      het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;

 

i.         het aanleggen van drainage;

 

j.         het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.

 

16.6.2    Uitzonderingsregel

Het in lid 16.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden die het normaal onderhoud en beheer betreffen;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

16.6.3    Werken en/of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien geen blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan de archeologische waarden. Met betrekking tot de vraag of blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan de archeologische waarden winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

 

Artikel 17

Waarde-Cultuurhistorie

17.1       Bestemmingsomschrijving

17.1.1    Bestemming

De voor Waarde-cultuurhistorieaangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van het beschermde dorpsgezicht.

17.2       Bouwregels

17.2.1  Algemeen

a.      Bouwwerken ten dienste van andere bestemmingen zijn op deze gronden uitsluitend toelaatbaar indien zij voldoen aan bouwregels zoals opgenomen in de leden 17.2.2, 17.2.3 en 17.2.4;

 

b.      Voor zover in de leden 17.2.2, 17.2.3 en 17.2.4 geen bouwregels zijn opgenomen, worden de bouwregels van de andere op deze gronden geldende bestemming van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

17.2.2  Massa en positionering

a.       gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

 

b.       gebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

 

c.       de breedte, hoogte en overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen bedraagt minimaal en/of maximaal zoals dit is aangegeven in bijlage 1;

 

d.       waar de breedte van gebouwen niet op bijlage 1 is aangegeven, bedraagt deze minimaal 5 meter en maximaal 14 meter;

 

e.       de geveldoorbrekingen aan de straatzijde groter dan 0,5 meter bij beeldbepalende gebouwen, zullen minimaal en maximaal bedragen zoals op bijlage 1 is aangegeven. De overige geveldoorbrekingen groter dan 0,5 meter zullen voldoen aan de verhouding tussen breedte en hoogte van minimaal 1:1,2;

 

f.         bij vervangende nieuwbouw is de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend.

 

17.2.3  Nokrichting

De nokrichting van gebouwen hebben de richting zoals aangegeven op bijlage 1.

 

17.2.4    Dakhelling

De dakhelling bedraagt minimaal 45˚ en maximaal 60˚.

17.3       Ontheffing van de bouwregels

17.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.2.1 indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd dorpsgezicht en nadat de Welstandmonumentencommissie om advies is gevraagd.

 

17.3.2    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 17.3.1 is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

17.4     Aanlegvergunning

17.4.1    Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/ of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.        het vernietigen van voor het gebied kenmerkende bodemvegetatie door het afbranden van beplanting of restanten hiervan dan wel door toepassing van biociden;

 

b.        het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;

 

c.        het planten of verwijderen van houtgewas;

 

d.        het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

 

e.        het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

 

f.          het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;

 

g.        het aanleggen van drainage;

 

h.        het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.

 

17.4.2    Uitzonderingsregel

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden die het normaal onderhoud en beheer betreffen;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

17.4.3  Werken en/of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien geen blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarden. Met betrekking tot de vraag of blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarden winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een cultuurhistorisch deskundige.

17.5     Sloopvergunning

17.5.1    Sloopvergunningvereiste

 

a.      het is binnen de bestemming “Waarde-Cultuurhistorie” verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen;

 

b.      de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van de gronden dan wel van de omringende bebouwing tot gevolg heeft

 

c.      de vergunning kan wel worden verleend indien aan de sloopvergunning in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

 

 

Artikel 18

Waarde-Landschap

18.1       Bestemmingsomschrijving

18.1.1    Bestemming

De voor Waarde-Landschapaangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de herstel van landschapswaarden.

 

18.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

18.1.3    Verboden bebouwing

Bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) zijn op deze gronden niet toelaatbaar, met uitzondering van reeds bestaande bouwwerken.

18.2       Bouwregels

18.2.1    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

18.3       Nadere eisen

Reeds bestaande bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande omvang niet wordt vergroot.

18.4       Ontheffing van de bouwregels

18.4.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 18.1.3 voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken van de voor deze gronden andere aldaar geldende bestemmingen(en), mits de landschapswaarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;

 

b.      lid 18.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

18.4.2    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 18.4.1, sub a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de landschapswaarden voldoende worden ontzien en de eventuele te stellen voorwaarden.

 

18.4.3    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 18.4.1 is het bepaalde in artikel 38 van toepassing.

18.5     Aanlegvergunning

18.5.1    Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/ of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het vernietigen van voor het gebied kenmerkende bodemvegetatie door het afbranden van beplanting of restanten hiervan dan wel door toepassing van biociden;

 

b.      het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;

 

c.      het planten of verwijderen van houtgewas;

 

d.      het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

 

e.      het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

 

f.        het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;

 

g.      het aanleggen van drainage;

 

h.      het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.

 

18.5.2    Uitzonderingsregel

Het in lid 18.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden die het normaal onderhoud en beheer betreffen;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

18.5.3    Werken en/of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien geen blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschapswaarden. Met betrekking tot de vraag of blijvende onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschapswaarden winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige.

 

 

Hoofdstuk 3

Algemene regels

Artikel 19

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 20

Algemene bouwregels

20.1     Plaatsbepaling en vormgeving bouwwerken

20.1.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

20.1.2    De in lid 20.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

20.2     Bestaande afstanden en andere maten

20.2.1    Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.

 

20.2.2    In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

 

 

Artikel 21

Algemene gebruiksregels

21.1       Verboden gebruik

21.1.1    Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.      Het gebruiken of te doen of laten gebruiken van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

 

21.2       Ontheffing

             

21.2.1    Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 21.1.1:

 

a.      indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

b.      voor de uitoefening van detailhandel en/of beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning en/of bij de bedrijfswoning behorende aan-, uit- en bijgebouwen, met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving.

Dit betekent onder meer dat:

1.      de bedrijfswoning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;

2.      het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 40 m2 ten behoeve van detailhandel en/of beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

3.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

4.      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

5.      het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

 

21.2.2   Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 21.2.1, sub a en b is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 22

Algemene aanduidingsregels

22.1       vrijwaringszone – molenbiotoop

22.1.1    Gebiedsaanduiding

De op de kaart voor “vrijwaringszone – molenbiotoop” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, tevens bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

 

22.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd die zijn toegestaan op grond van de andere voor deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en).

 

22.1.3    Bouwregel

Bij de bouw van enig bouwwerk binnen op de kaart aangeduide “vrijwaringszone-molenbiotoop” gelden de volgende hoogteregels:

 

a.      binnen 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek worden opgericht;

 

b.      tussen de 100 en de 400 meter vanaf de molen geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende regel:

 

maximale bouwhoogte = (0,013 x afstand tot molen) + (0,2 x askophoogte van molen)

 

waarbij:

§         alle maten in meters worden uitgedrukt;

§         de hoogte van het geplande bouwwerk en de askophoogte beide dienen te worden bepaald ten opzichte van hetzelfde peil.

 

22.1.4    Aanlegvergunning

 

22.1.4.1 Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) binnen de op de kaart aangeduide “vrijwaringszone-molenbiotoop” de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;

 

b.      ophogen van gronden.

 

22.1.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 22.1.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden die het normaal onderhoud en beheer betreffen;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de vaststelling van dit plan in uitvoering zijn.

 

22.1.4.3 Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.1.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element.

 

22.1.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de mogelijke gevolgen voor de windvang van de molen en de waarde van de molen als landschapsbepalend element.

 

22.1.5    Ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.       lid 22.1.3 tot een hogere bouwhoogte;

 

b.      alvorens te beslissen omrent de onder lid 22.1.5, sub a genoemde ontheffing winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een bouwvergunning de windvang voor de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht;

 

c.      bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 22.1.5, sub a is het bepaalde in artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 23

Algemene ontheffingsregels

23.1       Ontheffingsbevoegdheid

 

23.1.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor:

 

a.      het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

 

b.      het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens door:

-        erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

-        ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

 

c.      geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bebouwingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar;

 

d.      het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

 

23.1.2    Ontheffing wordt uitsluitend verleend indien:

 

a.      het beschermd dorpsgezicht niet onevenredig wordt aangetast;

 

b.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;

 

c.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

 

d.      dit niet leidt tot wijziging van de op de kaart aangegeven bestemming.

 

23.1.3    Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 23.1.1 is artikel 25 van toepassing.

 

 

Artikel 24

Algemene wijzigingsregels

24.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de regels te wijzigen voor:

 

a.      het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

 

b.      het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens door:

-          erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

-          ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;

 

c.      geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

 

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.

 

 

Artikel 25

Algemene procedureregels

25.1       Procedure wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

25.2       Procedure ontheffingsbevoegdheid

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:

 

a.      het verzoek tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende één week ter inzage;

 

b.      het college maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen die in de gemeente worden verspreid bekend;

 

c.      de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;

 

d.      gedurende de in lid 25.2, sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen naar voren brengen tegen het voornemen om medewerking te verlenen.

 

 

Artikel 26

Overige regels

Overtreding van het bepaalde in:

 

-         artikel 3.4.1;

-         artikel 7.4.1;

-         artikel 13.6.1;

-         artikel 15.6.1;

-         artikel 16.6.1;

-         artikel 17.4.1;

-         artikel 18.5.1;

-         artikel 22.1.4.1;

 

is, naast het bepaalde in artikel 7.10 Wro, een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 20 Wed.

 

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 27

Overgangsrecht

27.1       Overgangsrecht bouwwerken:

a.      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

b.      Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig ontheffing verlenen van lid 27.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 27.1, sub a met maximaal 10%;

 

c.      Lid 27.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2       Overgangsrecht gebruik:

a.      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

 

b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 27.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

 

c.      Indien het gebruik, bedoeld in lid 27.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

 

d.      Lid 27.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

27.3       Ontheffing

Indien toepassing van het overeenkomstig lid 27.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

 

 

Artikel 28

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan “Kern Nisse 2010”.