Regels

behorende bij het bestemmingsplan “Kern Kwadendamme 2010” van de gemeente Borsele.

 

 

Hoofdstuk 1

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.           plan: het bestemmingsplan “Kern Kwadendamme 2010” van de gemeente Borsele;

 

2.           bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPKD2010 met de bijbehorende regels;

 

3.           kaart: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPKD2010;

 

4.           aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5.           aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

6.           aaneengebouwd: blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

7.           aan- of uitbouw: een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van het hoofdgebouw;

 

8.           achtererf: gedeelte van het erf dat gelegen is achter de achtergevelrooilijn;

 

9.           achtergevel: de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw;

 

10.       achtergevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;

 

11.       achtergevelrooilijn: denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 15 meter achter de voorgevel;

 

12.       afgewerkt bouwterrein: de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringt;

 

13.       architectonische waarde: de in het kader van dit plan aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de gevels, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

 

14.       Awb: de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

15.       bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

16.       bebouwingspercentage: een op de kaart of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

17.       bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

 

18.       bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorende aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid. Dit bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid is, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk;

 

19.       bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens aanwezigheid daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein;

 

20.       beroepsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorend(e) aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied;

 

21.       bestaand: aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

22.       bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

 

23.       bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

24.       bijgebouw: een aan het hoofdgebouw gebouwd of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

25.       bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

26.       bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

 

27.       bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

28.       bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

29.       bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel;

 

30.       bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

31.       bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

32.       café: een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;

 

33.       cafetaria/snackbar/afhaalservice: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken;

 

34.       cultuurhistorisch deskundige: een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie;

 

35.       cultuurhistorische waarde: de in het kader van dit plan aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

 

36.       dagrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

 

37.       dagrecreatieve voorziening: speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;

 

38.       detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

39.       dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij de baliefunctie een essentieel onderdeel vormt;

 

40.       discotheek/bar/dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dans een wezenlijk onderdeel vormen;

 

41.       erf: al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;

 

42.       extensieve dagrecreatie: die vormen van dagrecreatie die zijn gericht op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland dan wel de plattelandskernen, wandelend, per fiets, of te paard;

 

43.       feestzaal: een ruimte gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

 

44.       gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

45.       gemeentelijke kwaliteitscoördinator: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;

 

46.       gestapeld: een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven, beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;

 

47.       geomorfologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door een karakteristieke hogere dan wel lagere ligging, veroorzaakt door de ontstaansgeschiedenis van het grondgebied;

 

48.       gevellijn: zie voorgevellijn;

  

49.       hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

50.       horecabedrijf: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

 

51.       hotel/motel: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht);

 

52.       kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

 

53.       landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap en natuur;

 

54.       landschapswaarden: de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

 

55.       lint: vrijwel aaneengesloten bebouwing waarbij een blok uit maximaal twee aaneengebouwde hoofdgebouwen bestaat;

 

56.       logies met ontbijt: het verhuren van één of meerdere kamers in een woning en/of aangebouwd bijgebouw en het aanbieden van een ontbijt, waarbij de woonfunctie in overwegende mate in stand blijft;

 

57.       maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;

 

58.       maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

 

59.       milieudeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

 

60.       natuurwaarde: de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde ge­kenmerkt door geo­logi­sche, geomorfolo­gische, bodemkun­dige en biologische elemen­ten, zowel afzon­derlijk als in onderlinge sa­menhang;

 

61.       nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

 

62.       pension: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

 

63.       peil:

§         de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;

§         bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

§         in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

 

64.       restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

 

65.       samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:

§         een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

§         een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

§         een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

§         de cultuurhistorische samenhang van de omgeving;

 

66.       tuin-/erfafscheiding: bouwwerk geen gebouw zijnde, ter afbakening van eigendommen.

 

67.       twee-aaneen: blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

  

68.       voorerf: gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn;

 

69.       voorgevel: de meest naar de wegzijde gekeerde gevel van een gebouw;

 

70.       voorgevellijn: denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouw­perceelsgrenzen;

 

71.       vrijstaand: een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

 

72.       Wed: de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;   

 

73.       weg: weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde inwerkingtreding van dit plan;

 

74.       windturbine: een windturbine is het apparaat met de wieken (de rotor), waarin door middel van windkracht elektrische energie wordt opgewekt;

 

75.       woning: een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;

 

76.       Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

77.       zijerf: gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;

 

78.       zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

 

79.       zijgevellijn: (denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelsgrens.

 

 

 

Artikel 2

Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1.      afstanden van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

2.      de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

 

3.      de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

4.      de breedte en diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

 

5.      de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

6.      de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

7.      de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

8.      de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

9.      het bebouwde oppervlak: van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

10.  het bewoonbaar vloeroppervlak: binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

 

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

Artikel 3

Bedrijf

3.1         Bestemmingomschrijving

3.1.1    Bestemming

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”: uitsluitend een nutsvoorziening;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding “garage”: uitsluitend een garage;

 

d.      ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - showroom”: uitsluitend een showroom;

 

e.      ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: tevens één bedrijfswoning;

 

f.        verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

3.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bedrijfsgebouwen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: één bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2         Bouwregels           

3.2.1    Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van het bebouwingspercentage daar waar een percentage op de kaart is opgenomen;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

c.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.

 

3.2.2    Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      bedrijfswoningen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;

 

b.      het bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 200 , de inhoud bedraagt maximaal 750 ;

 

c.      bij iedere bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 ;

 

d.      de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

e.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter en de totale hoogte maximaal 7 meter;

 

f.        bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30o.

 

3.2.3      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het bepaalde onder lid 3.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn, maximaal 1 meter.

3.3         Ontheffing van de bouwregels

3.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 3.2.1, sub b, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 3.2.1, sub c, tot een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen;

 

c.      lid 3.2.2, sub d, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

d.      lid 3.2.3, sub a, tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

3.3.2      De in lid 3.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

3.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.3.1, sub a en c winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

3.4         Specifieke gebruiksregel

3.4.1      Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.      het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

 

b.      het gebruik van de gronden voor windturbines.

 

3.4.2      Toegestaan gebruik

 

a.      ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “kantoor” is het tevens toegestaan maximaal 50 m2 van het bedrijfsgebouw te gebruiken ten behoeve van een kantoor;

 

b.      ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “cultuur en ontspanning” is het toegestaan maximaal 50 m2 van het bedrijfsgebouw te gebruiken ten behoeve van een atelierruimte en/of workshopruimte;

 

c.      Het bepaalde in lid 3.4.2, sub a en b is toegestaan met dien verstande dat het bedoelde gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

 

Dit betekent onder meer dat:

1.      het niet gaat om het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

2.      het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

3.5         Ontheffing van de gebruiksregels

3.5.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 3.1.1, sub a, voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 3.1.1, sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

 

3.5.2      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.5.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in het desbetreffende lid genoemde criteria voor het verlenen van ontheffing is voldaan.

3.6         Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1    Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin, dat de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

 

3.6.2      Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.6.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in het betreffende lid genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

 

3.6.3        Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied 1” de bestemming “Bedrijf” te wijzigen in de bestemming “Wonen” met dien verstande dat:

 

1.     ter plaatse van het bouwvlak met de aanduiding “karakteristiek” de bestaande bebouwing in stand wordt gehouden;

2.     de regels ten aanzien van de bestemming “Wonen” van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

3.     de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;

4.     dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

5.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

3.6.4        Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied 2”, de bestemming “Bedrijf” te wijzigen in de bestemming “Overig-Schuur” met dien verstande dat:

 

1.     de regels ten aanzien van de bestemming “Overig-Schuur” van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

2.     de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;

3.     dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

4.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

3.6.5        Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied 4” de bestemming “Bedrijf” te wijzigen in de bestemming “Wonen” met dien verstande dat:

 

1.      de regels ten aanzien van de bestemming “Wonen” van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

2.      de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 5 meter en de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;

3.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

4.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

3.6.6    Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied 5” de bestemming “Bedrijf” te wijzigen in de bestemmingen “Wonen” en “Overig-Schuur” met dien verstande dat:

 

1.      de regels ten aanzien van de bestemmingen “Wonen” en “Overig-Schuur” van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

2.      de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt;

3.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

4.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

3.6.7      Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.6.5 en lid 3.6.6 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

Artikel 4

Detailhandel

4.1         Bestemmingsomschrijving

4.1.1      Bestemming

De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      detailhandelsbedrijven;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: het wonen ten dienste van het bepaalde in a;

 

c.      verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

                                   

4.1.2      Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2         Bouwregels

4.2.1      Gebouwen   

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      gebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke gevellijn op de kaart is aangegeven;

 

c.      de breedte van een gebouw zal minimaal 5 meter bedragen;

 

d.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 300;

 

f.        het bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 200 , de inhoud bedraagt maximaal 750 ;

 

 

4.2.2      Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het bepaalde onder lid 4.2.2, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn, maximaal 1 meter.

4.3         Ontheffing van de bouwregels

4.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 4.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het gebouw wel in de op de kaart aangegeven gevellijn wordt gebouwd;

 

b.      lid 4.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

c.      lid 4.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

4.3.2      De in lid 4.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1, sub a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

 

Artikel 5

Gemengd

5.1         Bestemmingsomschrijving

5.1.1      De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      detailhandelsbedrijven;

 

b.      wonen, zowel in combinatie met het bepaalde onder a dan wel zelfstandig;

 

c.      verhardingen, groenvoorzieningen tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

5.1.2      Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

5.2         Bouwregels

5.2.1      Hoofdgebouwen      

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      het hoofdgebouw wordt met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;

 

c.      de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

d.      bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;

 

e.      de achtergevel mag de achtergevelrooilijn niet overschrijden.  

 

5.2.2      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een maximum van 40 m2;

 

c.      in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan 80 m2 dit maximum worden overschreden met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut maximum van 90 m2;

 

d.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°;

 

e.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen minimaal 3 meter achter de gevellijn worden gebouwd.

 

5.2.3      Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het bepaalde onder lid 5.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn, maximaal 1 meter. 

5.3         Ontheffing van de bouwregels

5.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 5.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven gevellijn wordt gebouwd;

 

b.      lid 5.2.1, sub c mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

c.      lid 5.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

5.3.2      De in lid 5.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

5.3.3        Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.3.1, sub a, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de kwaliteitscoördinator.

 

 

Artikel 6

Groen

6.1         Bestemmingsomschrijving

6.1.1      Bestemming

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.     plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen.

 

6.1.2      Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2         Bouwregels

6.2.1      Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 ;

 

b.      de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter. Indien een dakhelling wordt toegepast, bedraagt de helling minimaal 300;

 

c.      de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter.

 

6.2.2      Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

-          antennes:                                                                5 meter;

-          speeltoestellen:                                                      4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                 3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                             8 meter;

-          ballenvangers:                                                        5 meter;

-          leilindeframes:                                                        4 meter;

-          overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:       2 meter.

6.3         Ontheffing van de bouwregels

6.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 6.2.1, sub c voor een kortere afstand tot de perceelsgrens;

 

b.      lid 6.2.2, sub a tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

6.3.2      De in lid 6.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 7

Horeca

7.1         Bestemmingsomschrijving

7.1.1      Bestemming

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      horecabedrijven tot en met categorie 2b van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: het wonen ten dienste van het bepaalde in a;

 

c.      wegen, parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

7.1.2      Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.    gebouwen;

 

b.    bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2         Bouwregels

7.2.1      Gebouwen   

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      gebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke gevellijn op de kaart is aangegeven;

 

c.      de breedte van een gebouw zal minimaal 5 meter bedragen;

 

d.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 300;

 

f.        het bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 200 , de inhoud bedraagt maximaal 750 .

 

7.2.2      Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het bepaalde onder lid 7.2.2, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn, maximaal 1 meter.

7.3         Ontheffing van de bouwregels

7.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 7.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het gebouw wel in de op de kaart aangegeven gevellijn wordt gebouwd;

 

b.      lid 7.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

c.      lid 7.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

7.3.2      De in lid 7.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

7.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.3.1, sub a, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

 

Artikel 8

Maatschappelijk

8.1         Bestemmingsplanomschrijving

8.1.1      Bestemming

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

b.      ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”: uitsluitend een begraafplaats;

 

d.      ter plaatse van de aanduiding “feestzaal”: een feestzaal met activiteiten voor zover deze voorkomen in categorie 2a van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

 

e.      ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”: tevens een speelvoorziening;

 

f.        verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

8.1.2      Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduiding, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

8.2         Bouwregels

8.2.1      Gebouwen   

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage, daar waar een dergelijk percentage is opgenomen;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat, met dien verstande dat voor kerktorens geen maximale hoogtebepaling geldt;

 

c.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.

 

8.2.2      Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

-          antennes:                                                                5 meter;

-          speeltoestellen:                                                      4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                 3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                             8 meter;

-          overige bouwwerken, geen gebouw zijnde:                       2 meter.

8.3         Ontheffing van de bouwregels

8.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 8.2.1, sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 8.2.1, sub c voor een kortere afstand tussen gebouwen;

 

c.      lid 8.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

8.3.2      De in lid 8.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.3.3      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.3.1, sub b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

 

 

Artikel 9

Sport

9.1         Bestemmingsomschrijving

9.1.1      Bestemming

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      het uitoefenen van sportactiviteiten;

 

b.      ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van de sportactiviteiten;

 

c.      verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

9.1.2      Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

9.2         Bouwregels           

9.2.1      Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht met inachtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat.

 

9.2.2    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

-     antennes:                                                                  5 meter;

-     speeltoestellen:                                                         4 meter;

-     openbare nutsvoorzieningen:                                    3,5 meter;

-     lichtmasten en overige masten:                                8 meter;

-     sportveldverlichting:                                                  15 meter;

-     ballenvangers:                                                           5 meter;

-     tribunes:                                                                    5 meter;

-     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:          2 meter.

9.3         Ontheffing van de bouwregels

9.3.1      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 9.2.1, sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

b.      lid 9.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

9.3.2      De in lid 9.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 10

Verkeer

10.1       Bestemmingsomschrijving

10.1.1    Bestemming

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      verhardingen, wegen, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

 

10.1.2  Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

10.2       Bouwregels

10.2.1    Gebouwen   

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 ;

 

b.      de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°.

 

10.2.2    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

-          antennes:                                                                5 meter;

-          speeltoestellen:                                                      4 meter;

-          openbare nutsvoorzieningen:                                 3,5 meter;

-          lichtmasten en overige masten:                             8 meter;

-          leilindeframes:                                                        4 meter;

-          overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:       2 meter.

10.3       Ontheffingen van de bouwregels

10.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 10.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

10.3.2    De in lid 10.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 11

Wonen

11.1       Bestemmingsomschrijving

11.1.1    Bestemming

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de huisvesting van personen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – beroep/bedrijf aan huis”: tevens een beroep/bedrijf aan huis toegestaan;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding “museum”: tevens een museum toegestaan;

 

d.      tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

11.1.2    Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken, geen gebouw zijnde.

11.2       Bouwregels

11.2.1    Hoofdgebouwen

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden opgericht;

 

b.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “aaneengebouwd”: mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

c.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “gestapeld”: mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;

 

d.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-lint”: mogen uitsluitend maximaal twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd; 

 

e.      ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “twee-aaneen”: mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

f.        ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “vrijstaand”: mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

g.      de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

  

h.      de breedte van een hoofdgebouw – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als genoemd in lid 11.1.2 sub b en c niet meegerekend – zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:

“aaneengebouwd”                     4,80 meter;

“gestapeld”                                4,80 meter;

“lint”                                           5 meter;

“twee aaneen”                           5 meter;

“vrijstaand”                                6 meter.

 

i.         de afstand tussen de hoofdgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:

“aaneengebouwd”                     niet van toepassing;

“gestapeld”                                niet van toepassing;

“lint”                                           0,5 meter (aan één zijde);

“twee aaneen”                           3 meter (aan één zijde);

“vrijstaand”                                3 meter.

     

j.         de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

k.       bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;

  

l.         de achtergevel mag de achtergevelrooilijn niet overschrijden;

 

m.    in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1, sub l mag ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte” de achtergevelrooilijn worden overschreden, met dien verstande dat de afstand tussen de voorgevel en achtergevel maximaal 12 meter bedraagt;

 

n.      in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1, sub l mag ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte-1” de achtergevelrooilijn worden overschreden, met dien verstande dat de afstand tussen de voorgevel en achtergevel maximaal 15 meter bedraagt.

 

11.2.2    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden opgericht;

 

b.      de bebouwde oppervlakte van het achtererf maximaal 50% mag bedragen met een maximum van 40 ;

 

c.      in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan 80 dit maximum worden verhoogd met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut maximum van 90 ;

 

d.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°;

 

e.      de afstand tussen aan- en uitbouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken de (specifieke bouw)aanduiding:

“aaneengebouwd”                     niet van toepassing;

“gestapeld”                                niet van toepassing;

“lint”                                           niet van toepassing;

“twee aaneen”                           niet van toepassing;

“vrijstaand”                                3 meter.

 

f.        de afstand tussen bijgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:

“aaneengebouwd”                     niet van toepassing;

“gestapeld”                                niet van toepassing;

“lint”                                           niet van toepassing;

“twee aaneen”                           niet van toepassing;

“vrijstaand”                                3 meter (aan één zijde).

 

g.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen minimaal 3 meter achter de gevellijn worden gebouwd.

 

11.2.3    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

 

b.      in afwijking van het bepaalde onder lid 11.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn, maximaal 1 meter. 

11.3       Ontheffing van de bouwregels

11.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 11.2.1, sub g voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven gevellijn wordt gebouwd. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel voor tenminste 50% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw in de op de kaart aangegeven gevellijn te worden gebouwd;

 

b.      lid 11.2.1, sub i voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens;

 

c.      lid 11.2.1, sub j mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

d.      lid 11.2.2, sub e voor een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;

 

e.      lid 11.2.2, sub g voor een kortere afstand tot de gevellijn;

 

f.        lid 11.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter;

 

g.      lid 11.2.1, sub b t/m f, voor het onderling uitwisselen van de (specifieke) bouwaanduidingen “aaneengebouwd”, “gestapeld”, “lint”, “twee-aaneen” en “vrijstaand” binnen de bestemming “Wonen”.

 

11.3.2    De in lid 11.3.1, sub a t/m f genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

11.3.3    De in lid 11.3.1, sub g genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits:

 

1.      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

3.      de samenstelling van de woningvoorraad in de kern mag niet onevenredig worden verstoord;

4.      er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

5.      voldaan dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder.

 

11.3.4    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 11.3.1, sub a, b, d, e en g winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

11.4       Specifieke gebruiksregels

11.4.1    Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de huisvesting van personen;

 

b.      het gebruik van de gronden voor windturbines.

 

11.4.2    Toegestaan gebruik

 

a.      ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “museum” is het toegestaan maximaal 40 m2 van een woning en/of daarbij behorende aan-/uitbouw of bijgebouw te gebruiken ten behoeve van een museum;

 

b.      ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “specifieke vorm van wonen - beroep/bedrijf aan huis” en “detailhandel” is het toegestaan maximaal 40 m2 van een woning en/of daarbij behorende aan-/uitbouw of bijgebouw te gebruiken ten behoeve van respectievelijk een beroep/bedrijf aan huis of detailhandel;

 

c.      Het bepaalde in lid 11.4.2, sub a en b is toegestaan met dien verstande dat het bedoelde gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

 

Dit betekent onder meer dat:

1.      de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;

2.      het niet gaat om het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

3.      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;

4.      het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

11.5       Ontheffing van de gebruiksregels

11.5.1    Ontheffing m.b.t. de uitoefening van detailhandel, beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.1.1 voor het gebruik van een aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw bij een hoofdgebouw voor de uitoefening van detailhandels-, beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      voor in een woning en/of bij de woning behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen, mag het bedoelde gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

 

Dit betekent onder meer dat:

1.      de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;

2.      het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 40 ten behoeve van detailhandel, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

3.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

4.      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;

5.      het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

 

11.5.2    Ontheffing m.b.t. logies met ontbijt

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.1.1 voor het gebruik van een woning en/of bij de woning behorende aangebouwde bijgebouwen voor logies met ontbijt, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      het bedoelde gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

 

Dit betekent onder meer dat:

1.      de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;

2.      het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 40 ten behoeve van logies met ontbijt in gebruik mag zijn;

3.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

4.      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw exploiteert tevens bewoner van de woning is;

5.      er geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

 

 

Artikel 12

Overig- Schuur

12.1       Bestemmingsomschrijving

12.1.1    De voor “Overig-Schuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      schuren en andere opstallen ten dienste van opslag, berging en stalling;

 

b.      verhardingen, groenvoorzieningen, erven, en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

12.1.2    Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a. gebouwen.

12.2       Bouwregels

De gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      gebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke gevellijn op de kaart is aangegeven;

 

c.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

d.      indien een dakhelling wordt toegepast, bedraagt de helling minimaal 300.

12.3       Ontheffing van de bouwregels

12.3.1  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 12.2, sub c, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

 

12.3.2    De in lid 12.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;

2.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 13

Waarde-Cultuurhistorie

13.1       Bestemmingsomschrijving

13.1.1    Bestemming

De voor “Waarde-Cultuurhistorie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van cultuurhistorische, landschapswaarden en/of natuurwaarden.

 

13.1.2  Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.         bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

Bouwwerken ten dienste van de andere, niet primair voor deze gronden geldende  bestemmingen zijn op deze gronden niet toelaatbaar, met uitzondering van ver-/nieuwbouw van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken niet wordt vergroot of veranderd.

13.2       Bouwregels

13.2.1    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

13.3       Ontheffing van de bouwregels

13.3.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 13.1.2 voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen(en), mits de cultuurhistorische, landschapswaarden en/of natuurwaarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;

 

b.      lid 13.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

13.3.2    Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.3.1, sub a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de cultuurhistorische, landschapswaarden en/of natuurwaarden voldoende worden ontzien en de eventuele te stellen voorwaarden.

 

13.4     Aanlegvergunning

13.4.1    Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/ of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.        het vernietigen van voor het gebied kenmerkende bodemvegetatie door het afbranden van beplanting of restanten hiervan dan wel door toepassing van biociden;

 

b.        het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;

 

c.        het planten of verwijderen van houtgewas;

 

d.        het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

 

e.        het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

 

f.          het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;

 

g.        het aanleggen van drainage;

 

h.        het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.

 

13.4.2    Uitzonderingsregel

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

 

a.      werken en/of werkzaamheden die de normale onderhouds– en beheerswerkzaamheden betreffen;

 

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

13.4.3    Werken en/of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 13.1.1 genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

a.      niet worden aangetast, of

b.      niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.

 

 

Hoofdstuk 3

Algemene regels

Artikel 14

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 15

Algemene bouwregels

15.1     Plaatsbepaling en dakhelling bouwwerken

15.1.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

15.1.2    De in lid 15.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

15.2     Bestaande afstanden en andere maten

15.2.1    Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.

 

15.2.2    In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de inwerkingtreding van dit plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

 

 

 

 

Artikel 16

Algemene aanduidingsregels

16.1       Wijzigingsbevoegdheid

16.1.1    Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied 3”, de bestemming “Wonen”, “Overig-Schuur” en “Groen” te wijzigen in de bestemming “Wonen” met dien verstande dat:

 

1.      uitsluitend maximaal 4 aaneengesloten hoofdgebouwen mogen worden gebouwd;

2.      de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 5 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 9 meter bedraagt;

3.      de voorgevel van de hoofdgebouwen in (het verlengde van) de bestaande gevellijn van de Johan Frisostraat nr. 11 wordt gebouwd;

4.      de regels ten aanzien van de bestemming “Wonen” met de aanduiding “aaneengebouwd” van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

5.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

6.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

 

Artikel 17

Algemene gebruiksregels

17.1       Verboden gebruik

17.1.1    Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.      Het gebruiken of te doen of laten gebruiken van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

 

17.2       Ontheffing

             

17.2.1    Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 17.1.1:

 

a.      indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

b.      voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning en/of bij de bedrijfswoning behorende aan-, uit- en bijgebouwen, met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving.

 

Dit betekent onder meer dat:

1.      de bedrijfswoning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;

2.      het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en  ten behoeve van beroeps- en/ofbijgebouwen gezamenlijk maximaal 40 m bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

3.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

4.      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

5.      het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

 

 

Artikel 18

Algemene ontheffingsregels

18.1       Ontheffingsbevoegdheid

 

18.1.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor:

 

a.      het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

 

b.      het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens door:

-          erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

-          ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;

 

c.      geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bebouwingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar;

 

d.      het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

 

18.1.2    Ontheffing wordt uitsluitend verleend indien:

 

a.      de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

 

c.      dit niet leidt tot wijziging van de op de kaart aangegeven bestemming.

 

 

Artikel 19

Algemene wijzigingsregels

19.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de kaart te wijzigen voor:

 

a.      het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

 

b.      het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:

-          erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

-          ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;

 

c.      geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

 

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.

 

 

Artikel 20

Overige regels

Overtreding van het bepaalde in:

 

-          lid 13.4.1;

 

is, naast het bepaalde in artikel 7.10 Wro, een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 20 Wed.

 

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 21

Overgangsrecht

21.1       Overgangsrecht bouwwerken:

a.      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

b.      Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig ontheffing verlenen van lid 21.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 21.1, sub a met maximaal 10%;

 

c.      Lid 21.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2       Overgangsrecht gebruik:

a.      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

 

b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 21.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

 

c.      Indien het gebruik, bedoeld in het lid 21.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

 

d.      Lid 21.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

21.3       Ontheffing

Indien toepassing van het overeenkomstig lid 21.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

 

 

Artikel 22

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan “Kern Kwadendamme 2010”.