Regels
behorende bij het bestemmingsplan “Kern Kwadendamme
In deze regels wordt verstaan onder:
1.
plan: het bestemmingsplan “Kern Kwadendamme
2.
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0654.BPKD2010 met de bijbehorende regels;
3.
kaart: de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0654.BPKD2010;
4.
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
5.
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft;
6.
aaneengebouwd: blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
7.
aan- of uitbouw: een uit de gevel springend, in
architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar
indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve
van het hoofdgebouw;
8.
achtererf: gedeelte van het erf dat gelegen
is achter de achtergevelrooilijn;
9.
achtergevel: de meest van de wegzijde
afgekeerde gevel van een gebouw;
10.
achtergevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt
langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;
11.
achtergevelrooilijn: denkbeeldige lijn die gelegen is
op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de
achtergrens van het bouwperceel met een maximum van
12.
afgewerkt bouwterrein: de gemiddelde hoogte van de grond
die gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringt;
13.
architectonische
waarde: de in het
kader van dit plan aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw
en/of indeling van de gevels, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik
eventueel in samenhang met de omgeving;
14.
Awb: de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten
tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
15.
bebouwing: één of meer gebouwen en/of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
16.
bebouwingspercentage: een op de kaart of in de regels
aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
17.
bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de
uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
18.
bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van)
een woning en/of een daarbij behorende aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor het
bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid. Dit bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van
ambachtelijke bedrijvigheid is, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik
van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door
middel van handwerk;
19.
bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of
op een terrein, welke slechts bestemd is voor huisvesting van (het huishouden
van) een persoon, wiens aanwezigheid daar noodzakelijk is, gelet op de
bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein;
20.
beroepsmatig gebruik
van een woning: het
gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorend(e)
aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,
lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of
hiermee gelijk te stellen gebied;
21.
bestaand: aanwezig ten tijde van de
inwerkingtreding van dit plan;
22.
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
23.
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
24.
bijgebouw: een aan het hoofdgebouw gebouwd of
daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door
zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
25.
bouwen: het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
26.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
27.
bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een
gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de
begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
28.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
29.
bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel;
30.
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
31.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de
grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
32.
café: een horecabedrijf, niet zijnde een
discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met
eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;
33.
cafetaria/snackbar/afhaalservice: een horecabedrijf dat tot
hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine
etenswaren, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken;
34.
cultuurhistorisch
deskundige: een
door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of
commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie;
35.
cultuurhistorische
waarde: de in het
kader van dit plan aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde in verband
met ouderdom en gaafheid;
36.
dagrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de
vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk
is uitgesloten;
37.
dagrecreatieve
voorziening:
speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van
dagrecreatie;
38.
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
39.
dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van
diensten, waarbij de baliefunctie een essentieel onderdeel vormt;
40.
discotheek/bar/dancing: een horecabedrijf dat tot
hoofddoel heeft het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse, waarbij het
doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot
dans een wezenlijk onderdeel vormen;
41.
erf: al dan niet bebouwd bouwperceel,
of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in
feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;
42.
extensieve
dagrecreatie: die
vormen van dagrecreatie die zijn gericht op de beleving van en/of kennismaking
met natuur, landschap en cultuur van het platteland dan wel de
plattelandskernen, wandelend, per fiets, of te paard;
43.
feestzaal: een ruimte gericht op het
verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van
zaalaccommodaties;
44.
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
45.
gemeentelijke
kwaliteitscoördinator:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op
het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;
46.
gestapeld: een hoofdgebouw waarin meerdere
woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven, beneden dan wel naast
elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid
gewaarborgd is;
47.
geomorfologische waarde: de
aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door een karakteristieke hogere dan
wel lagere ligging, veroorzaakt door de ontstaansgeschiedenis van het
grondgebied;
48.
gevellijn: zie voorgevellijn;
49.
hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel
door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als
belangrijkste gebouw valt aan te merken;
50.
horecabedrijf: een bedrijf gericht op het
verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van
logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;
51.
hotel/motel: een horecabedrijf dat tot
hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht);
52.
kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte
daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten,
waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te
woord wordt gestaan en geholpen, op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee
naar aard gelijk te stellen gebied;
53.
landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen
onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake
landschap en natuur;
54.
landschapswaarden: de in het kader van dit plan aan
een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak,
welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de
onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
55.
lint: vrijwel aaneengesloten bebouwing
waarbij een blok uit maximaal twee aaneengebouwde
hoofdgebouwen bestaat;
56.
logies met ontbijt: het verhuren van één of meerdere
kamers in een woning en/of aangebouwd bijgebouw en het aanbieden van een
ontbijt, waarbij de woonfunctie in overwegende mate in stand blijft;
57.
maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;
58.
maatschappelijke
voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke
voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook
ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
59.
milieudeskundige: een door burgemeester en
wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen
inzake milieu;
60.
natuurwaarde: de in het kader van dit plan aan
een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen,
zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
61.
nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van
openbaar nut;
62.
pension: een horecabedrijf dat tot
hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als
nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende
gasten;
63.
peil:
§
de
kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg
minder dan
§
bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het
aangrenzende water;
§
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte bouwterrein;
64.
restaurant: een horecabedrijf dat tot
hoofddoel heeft het verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse, met
als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische
dranken;
65.
samenhangend straat- en
bebouwingsbeeld:
§
een
goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
§
een
goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
§
een
samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op
elkaar georiënteerd is;
§
de
cultuurhistorische samenhang van de omgeving;
66.
tuin-/erfafscheiding: bouwwerk geen gebouw zijnde, ter
afbakening van eigendommen.
67.
twee-aaneen: blok van twee aaneengebouwde
hoofdgebouwen;
68.
voorerf: gedeelte van het erf dat gelegen
is voor de voorgevellijn;
69.
voorgevel: de meest naar de wegzijde gekeerde
gevel van een gebouw;
70.
voorgevellijn: denkbeeldige of op de kaart
aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan
de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;
71.
vrijstaand: een gebouw zonder
gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;
72.
Wed: de Wet op de economische delicten,
zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
73.
weg: weg als bedoeld in artikel 1, lid
1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde
inwerkingtreding van dit plan;
74.
windturbine: een windturbine is het apparaat
met de wieken (de rotor), waarin door middel van windkracht elektrische energie
wordt opgewekt;
75.
woning: een gebouw, dat dient voor de
huisvesting van personen;
76.
Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten
tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
77.
zijerf: gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de
zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;
78.
zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet
een voorgevel of een achtergevel is;
79.
zijgevellijn: (denkbeeldige) lijn die strak
loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelsgrens.
Bij
het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.
afstanden van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens
worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.
de afstand van een
gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op
de bouwperceelsgrens;
3.
de bouwhoogte van een
bouwwerk: vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
4.
de breedte en diepte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het
hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende
gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen
van de kleinste en de grootste maat;
5.
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak;
6.
de goothoogte van een
bouwwerk: vanaf het
peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
7.
de inhoud van een
bouwwerk: tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
8.
de oppervlakte van een
bouwwerk: tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
9.
het bebouwde oppervlak: van een bouwperceel, of een ander
terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen
gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
10. het bewoonbaar vloeroppervlak: binnen de afgewerkte omtrekwanden
(in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte
inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en
kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en
verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan
Hoofdstuk 2
3.1 Bestemmingomschrijving
3.1.1 Bestemming
De voor “Bedrijf”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
de
uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 en
2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b.
ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”: uitsluitend
een nutsvoorziening;
c.
ter plaatse van de aanduiding “garage”: uitsluitend een
garage;
d.
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf -
showroom”: uitsluitend een showroom;
e.
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: tevens één
bedrijfswoning;
f.
verhardingen,
groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart
aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde
bestemming worden gebouwd:
a.
bedrijfsgebouwen;
b.
ter
plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: één bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
c.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de
volgende regels:
a.
bedrijfsgebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht,
met inachtneming van het bebouwingspercentage daar waar een percentage op de
kaart is opgenomen;
b.
de
goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
c.
de
afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal
3.2.2 Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen
en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
bedrijfswoningen
worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar
waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;
b.
het
bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt maximaal
c.
bij
iedere bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke
oppervlakte van maximaal
d.
de
goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
e.
de
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
bedraagt maximaal
f.
bij
toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30o.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met
inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal
b.
in
afwijking van het bepaalde onder lid 3.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van
een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór
(het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen
3.3 Ontheffing van de
bouwregels
3.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
3.2.1, sub b, mits deze maat met maximaal
b.
lid
3.2.1, sub c, tot een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen;
c.
lid
3.2.2, sub d, mits deze maat met maximaal
d.
lid
3.2.3, sub a, tot een bouwhoogte van maximaal
3.3.2 De in lid 3.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.3.1, sub a
en c winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de
gemeentelijke kwaliteitscoördinator.
3.4 Specifieke
gebruiksregel
3.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
a.
het
uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij
de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
b.
het
gebruik van de gronden voor windturbines.
3.4.2 Toegestaan gebruik
a.
ter
plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “kantoor” is het tevens
toegestaan maximaal
b.
ter
plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “cultuur en ontspanning” is het toegestaan maximaal
c.
Het
bepaalde in lid 3.4.2, sub a en b is toegestaan met dien verstande dat het
bedoelde gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en
geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
Dit betekent onder meer dat:
1.
het
niet gaat om het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings-
of meldingsplichtig is op grond van de Wet
milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op
zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
2.
het
niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot
een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel
tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
3.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
3.5.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
3.1.1, sub a, voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de
Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard
en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens
lid 3.1.1, sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
3.5.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.5.1 dient
een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de
in het desbetreffende lid genoemde criteria voor het verlenen van ontheffing is
voldaan.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels
deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin, dat de
categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd indien en voor
zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven
op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding
geeft.
3.6.2 Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in
lid 3.6.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de
vraag of aan de in het betreffende lid genoemde criteria voor het toepassen van
de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.
3.6.3
Bestemmingswijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming
van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de
aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied
1.
ter
plaatse van het bouwvlak met de aanduiding “karakteristiek” de bestaande
bebouwing in stand wordt gehouden;
2.
de
regels ten aanzien van de bestemming “Wonen” van overeenkomstige toepassing
worden verklaard;
3.
de
goothoogte van een hoofdgebouw maximaal
4.
dit
passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
5.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
onevenredig worden aangetast.
3.6.4
Bestemmingswijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming
van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de
aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied
1.
de
regels ten aanzien van de bestemming “Overig-Schuur”
van overeenkomstige toepassing worden verklaard;
2.
de
goothoogte van een hoofdgebouw maximaal
3.
dit
passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
4.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
onevenredig worden aangetast.
3.6.5
Bestemmingswijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming
van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de
aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied
1.
de
regels ten aanzien van de bestemming “Wonen” van overeenkomstige toepassing
worden verklaard;
2.
de
goothoogte van een hoofdgebouw maximaal
3.
dit
passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
4.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
onevenredig worden aangetast.
3.6.6
Bestemmingswijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming
van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de
aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied
1.
de
regels ten aanzien van de bestemmingen “Wonen” en “Overig-Schuur”
van overeenkomstige toepassing worden verklaard;
2.
de
goothoogte van een hoofdgebouw maximaal
3.
dit
passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
4.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
onevenredig worden aangetast.
3.6.7 Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in
lid 3.6.5 en lid 3.6.6 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in
bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.
Artikel 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming
De voor “Detailhandel”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
detailhandelsbedrijven;
b.
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: het wonen
ten dienste van het bepaalde in a;
c.
verhardingen,
parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste
van de bestemming.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart
aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 bedoelde
bestemming worden gebouwd:
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende
regels:
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
gebouwen
worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar
waar een dergelijke gevellijn op de kaart is aangegeven;
c.
de
breedte van een gebouw zal minimaal
d.
de
goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven
maat;
e.
bij
toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 300;
f.
het
bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning bedraagt maximaal
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden
gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal
b.
in
afwijking van het bepaalde onder lid 4.2.2, sub a bedraagt de bouwhoogte van
een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór
(het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen
4.3 Ontheffing van de
bouwregels
4.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
4.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de
kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de
totale voorgevelbreedte van het gebouw wel in de op de kaart aangegeven
gevellijn wordt gebouwd;
b.
lid
4.2.1, sub d mits deze maat met maximaal
c.
lid
4.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
4.3.2 De in lid 4.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1, sub a
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke
kwaliteitscoördinator.
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 De voor “Gemengd”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
detailhandelsbedrijven;
b.
wonen,
zowel in combinatie met het bepaalde onder a dan wel zelfstandig;
c.
verhardingen,
groenvoorzieningen tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van
de bestemming.
5.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart
aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 bedoelde
bestemming worden gebouwd:
a.
hoofdgebouwen;
b.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen;
c.
bouwwerken
geen gebouw zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende regels:
a.
de
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak
worden opgericht;
b.
het
hoofdgebouw wordt met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven
gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;
c.
de
goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
d.
bij
toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
e.
de
achtergevel mag de achtergevelrooilijn niet overschrijden.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Bij ieder hoofdgebouw mogen aan- en uitbouwen
en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
a.
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de
kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
de
bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een
maximum van
c.
in
afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan
d.
de
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal
maximaal
e.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen minimaal
5.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde,
worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal
b.
in
afwijking van het bepaalde onder lid 5.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van
een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór
(het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen
5.3 Ontheffing van de
bouwregels
5.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
5.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de
kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de
totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven
gevellijn wordt gebouwd;
b.
lid
5.2.1, sub c mits deze maat met maximaal
c.
lid
5.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
5.3.2 De in lid 5.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend,
mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.3.3
Bij
het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.3.1, sub a, winnen burgemeester
en wethouders schriftelijk advies in bij de kwaliteitscoördinator.
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
plantsoen,
bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, parkeervoorzieningen,
speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en
andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen.
6.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid
6.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende
regels:
a.
de
oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal
b.
de
bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal
c.
de
afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met
inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:
-
antennes:
-
speeltoestellen:
-
openbare
nutsvoorzieningen:
-
lichtmasten
en overige masten:
-
ballenvangers:
-
leilindeframes:
-
overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
6.3 Ontheffing van de
bouwregels
6.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
6.2.1, sub c voor een kortere afstand tot de perceelsgrens;
b.
lid
6.2.2, sub a tot een hoogte van maximaal
6.3.2 De in lid 6.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bestemming
De voor “Horeca”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
horecabedrijven
tot en met categorie 2b van de bij deze regels behorende Staat van
Horeca-activiteiten;
b.
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: het wonen
ten dienste van het bepaalde in a;
c.
wegen,
parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten
dienste van de bestemming.
7.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart
aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 bedoelde
bestemming worden gebouwd:
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende
regels:
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b.
gebouwen
worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar
waar een dergelijke gevellijn op de kaart is aangegeven;
c.
de
breedte van een gebouw zal minimaal
d.
de
goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven
maat;
e.
bij
toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 300;
f.
het
bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning bedraagt maximaal
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden
gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal
b.
in
afwijking van het bepaalde onder lid 7.2.2, sub a bedraagt de bouwhoogte van
een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór
(het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen
7.3 Ontheffing van de
bouwregels
7.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
7.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de
kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de
totale voorgevelbreedte van het gebouw wel in de op de kaart aangegeven
gevellijn wordt gebouwd;
b.
lid
7.2.1, sub d mits deze maat met maximaal
c.
lid
7.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
7.3.2 De in lid 7.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.3.1, sub a,
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een gemeentelijke
kwaliteitscoördinator.
8.1 Bestemmingsplanomschrijving
8.1.1 Bestemming
De voor “Maatschappelijk”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening;
b.
ondergeschikte
detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de
maatschappelijke voorzieningen;
c.
ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”: uitsluitend
een begraafplaats;
d.
ter
plaatse van de aanduiding “feestzaal”: een feestzaal met activiteiten voor
zover deze voorkomen in categorie 2a van de bij deze
regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
e.
ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”: tevens een
speelvoorziening;
f.
verhardingen,
parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste
van de bestemming.
8.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart
aangegeven aanduiding, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 bedoelde
bestemming worden gebouwd:
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende
regels:
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht,
met inachtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage, daar waar
een dergelijk percentage is opgenomen;
b.
de
goot- en bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven
maat, met dien verstande dat voor kerktorens geen maximale hoogtebepaling
geldt;
c.
de
afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden
gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
antennes:
-
speeltoestellen:
-
openbare
nutsvoorzieningen:
-
lichtmasten
en overige masten:
-
overige
bouwwerken, geen gebouw zijnde:
8.3 Ontheffing van de
bouwregels
8.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
8.2.1, sub b mits deze maat met maximaal
b.
lid
8.2.1, sub c voor een kortere afstand tussen gebouwen;
c.
lid
8.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
8.3.2 De in lid 8.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.3.1, sub b
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke
kwaliteitscoördinator.
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming
De voor “Sport”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het
uitoefenen van sportactiviteiten;
b.
ondergeschikte
detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van de
sportactiviteiten;
c.
verhardingen,
wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste
van de bestemming.
9.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart
aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde
bestemming worden gebouwd:
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende
regels:
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht
met inachtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage;
b.
de
goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven
maat.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met
inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:
- antennes:
- speeltoestellen:
- openbare
nutsvoorzieningen:
- lichtmasten
en overige masten:
- sportveldverlichting:
- ballenvangers:
- tribunes:
- overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
9.3 Ontheffing van de
bouwregels
9.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
9.2.1, sub b mits deze maat met maximaal
b.
lid
9.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
9.3.2 De in lid 9.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden
verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemming
De voor “Verkeer”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
verhardingen,
wegen, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen,
straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen,
geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige
voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.
10.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart
aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde
bestemming worden gebouwd:
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende
regels:
a.
de
oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal
b.
de
bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met
inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:
-
antennes:
-
speeltoestellen:
-
openbare
nutsvoorzieningen:
-
lichtmasten
en overige masten:
-
leilindeframes:
-
overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
10.3 Ontheffingen van de
bouwregels
10.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
10.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
10.3.2 De in lid 10.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend,
mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemming
De voor “Wonen”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
de
huisvesting van personen;
b.
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen –
beroep/bedrijf aan huis”: tevens een beroep/bedrijf aan huis toegestaan;
c.
ter plaatse van de aanduiding “museum”: tevens een museum
toegestaan;
d.
tuinen,
erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen ten
dienste van de bestemming.
11.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart
aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 bedoelde
bestemming worden gebouwd:
a.
hoofdgebouwen;
b.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen;
c.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende regels:
a.
de
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken
worden opgericht;
b.
ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding
“aaneengebouwd”: mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen worden gebouwd;
c.
ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding
“gestapeld”: mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
d.
ter
plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-lint”:
mogen uitsluitend maximaal twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
e.
ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding “twee-aaneen”: mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde
hoofdgebouwen worden gebouwd;
f.
ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding
“vrijstaand”: mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
g.
de
hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven
gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor
een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de
zijgevel hierin te worden gebouwd;
h.
de
breedte van een hoofdgebouw – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als
genoemd in lid 11.1.2 sub b en c niet meegerekend – zal minimaal
bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
“aaneengebouwd”
“gestapeld”
“lint”
“twee aaneen”
“vrijstaand”
i.
de
afstand tussen de hoofdgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens
zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
“aaneengebouwd” niet
van toepassing;
“gestapeld” niet
van toepassing;
“lint”
“twee aaneen”
“vrijstaand”
j.
de
goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
k.
bij
toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
l.
de
achtergevel mag de achtergevelrooilijn niet overschrijden;
m.
in
afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1, sub l mag ter plaatse van de
aanduiding “specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte” de
achtergevelrooilijn worden overschreden, met dien verstande dat de afstand
tussen de voorgevel en achtergevel maximaal
n.
in
afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1, sub l mag ter plaatse van de
aanduiding “specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte-
11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen
worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden opgericht;
b.
de
bebouwde oppervlakte van het achtererf maximaal 50% mag bedragen met een
maximum van
c.
in
afwijking van het bepaalde in lid 11.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan
d.
de
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal
maximaal
e.
de
afstand tussen aan- en uitbouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de
bouwvlakken de (specifieke bouw)aanduiding:
“aaneengebouwd” niet
van toepassing;
“gestapeld” niet
van toepassing;
“lint” niet
van toepassing;
“twee aaneen” niet
van toepassing;
“vrijstaand”
f.
de
afstand tussen bijgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens
zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
“aaneengebouwd” niet
van toepassing;
“gestapeld” niet
van toepassing;
“lint” niet van toepassing;
“twee aaneen” niet
van toepassing;
“vrijstaand”
g.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen minimaal
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde,
worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal
b.
in
afwijking van het bepaalde onder lid 11.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van
een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór
(het verlengde van) de gevellijn, alsmede binnen
11.3 Ontheffing van de
bouwregels
11.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
11.2.1, sub g voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de
kaart aangegeven gevellijn, mits tenminste 50% van de
totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven
gevellijn wordt gebouwd. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn
bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel voor tenminste
50% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw in de op de kaart aangegeven
gevellijn te worden gebouwd;
b.
lid
11.2.1, sub i voor een kortere afstand tot minimaal
c.
lid
11.2.1, sub j mits deze maat met maximaal
d.
lid
11.2.2, sub e voor een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
e.
lid
11.2.2, sub g voor een kortere afstand tot de gevellijn;
f.
lid
11.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
g.
lid
11.2.1, sub b t/m f, voor het onderling uitwisselen van de (specifieke)
bouwaanduidingen “aaneengebouwd”, “gestapeld”, “lint”, “twee-aaneen”
en “vrijstaand” binnen de bestemming “Wonen”.
11.3.2 De in lid 11.3.1, sub a t/m f genoemde ontheffingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.3.3 De in lid 11.3.1, sub g genoemde ontheffing kan slechts worden
verleend, mits:
1.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de samenhang in
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
3.
de
samenstelling van de woningvoorraad in de kern mag niet onevenredig worden
verstoord;
4.
er
mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige
architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
5.
voldaan
dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wet
geluidhinder.
11.3.4 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 11.3.1, sub a,
b, d, e en g winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een
gemeentelijke kwaliteitscoördinator.
11.4 Specifieke
gebruiksregels
11.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
a.
het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de huisvesting van
personen;
b.
het
gebruik van de gronden voor windturbines.
11.4.2 Toegestaan gebruik
a.
ter
plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “museum” is het
toegestaan maximaal
b.
ter
plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “specifieke vorm van wonen -
beroep/bedrijf aan huis” en “detailhandel” is het
toegestaan maximaal
c.
Het
bepaalde in lid 11.4.2, sub a en b is toegestaan met dien verstande dat het
bedoelde gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en
geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
Dit betekent onder meer dat:
1.
de
woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
2.
het
niet gaat om het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings-
of meldingsplichtig is op grond van de Wet
milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op
zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
3.
het
gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning
is;
4.
het
niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot
een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel
tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
11.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
11.5.1 Ontheffing m.b.t. de uitoefening van detailhandel,
beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.1.1 voor het gebruik van een
aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw bij een hoofdgebouw voor de uitoefening
van detailhandels-, beroepsmatige en/of
bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:
a.
voor
in een woning en/of bij de woning behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen, mag het bedoelde gebruik geen
onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige
afbreuk worden gedaan aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
Dit betekent onder meer dat:
1.
de
woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
2.
het
gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het
woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat
van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal
3.
geen
ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig
is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik
de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
4.
het
gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning
is;
5.
het
niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot
een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel
tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
11.5.2 Ontheffing m.b.t. logies met ontbijt
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.1.1 voor het gebruik van een
woning en/of bij de woning behorende aangebouwde bijgebouwen voor logies met
ontbijt, met inachtneming van de volgende regels:
a.
het
bedoelde gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en
mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
Dit betekent onder meer dat:
1.
de
woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
2.
het
gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het
woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat
van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal
3.
geen
ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig
is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het
gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal
aantasten;
4.
het
gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de woning of bijgebouw exploiteert tevens bewoner van de woning
is;
5.
er
geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een
nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot
een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 De voor “Overig-Schuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
schuren
en andere opstallen ten dienste van opslag, berging en stalling;
b.
verhardingen,
groenvoorzieningen, erven, en andere voorzieningen ten dienste van de
bestemming.
12.1.2 Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid
11.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. gebouwen.
12.2 Bouwregels
De gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende
regels:
a.
de
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden
opgericht;
b.
gebouwen
worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar
waar een dergelijke gevellijn op de kaart is aangegeven;
c.
de
goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven
maat;
d.
indien
een dakhelling wordt toegepast, bedraagt de helling minimaal 300.
12.3 Ontheffing van de
bouwregels
12.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
12.2, sub c, mits deze maat met maximaal
12.3.2 De in lid 12.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend,
mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Bestemming
De voor “Waarde-Cultuurhistorie” aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede
bestemd voor het behoud en de versterking van cultuurhistorische,
landschapswaarden en/of natuurwaarden.
13.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de
in lid 13.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a.
bouwwerken,
geen gebouw zijnde.
Bouwwerken ten dienste van de andere, niet primair voor deze
gronden geldende bestemmingen
zijn op deze gronden niet toelaatbaar, met uitzondering van ver-/nieuwbouw van bestaande
bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken niet wordt
vergroot of veranderd.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met
inachtneming van de volgende regel:
a.
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal
13.3 Ontheffing van de bouwregels
13.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid
13.1.2 voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken van de voor deze gronden
geldende andere bestemmingen(en), mits de cultuurhistorische, landschapswaarden
en/of natuurwaarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
b.
lid
13.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
13.3.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.3.1, sub a
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een
landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de
cultuurhistorische, landschapswaarden en/of natuurwaarden voldoende worden
ontzien en de eventuele te stellen voorwaarden.
13.4 Aanlegvergunning
13.4.1 Aanlegvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
navolgende werken en/ of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het
vernietigen van voor het gebied kenmerkende bodemvegetatie door het afbranden
van beplanting of restanten hiervan dan wel door toepassing van biociden;
b.
het
ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of
egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning
is vereist;
c.
het
planten of verwijderen van houtgewas;
d.
het
aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e.
het
aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
f.
het
aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;
g.
het
aanleggen van drainage;
h.
het
graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
13.4.2 Uitzonderingsregel
Het in lid 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het
uitvoeren van:
a.
werken
en/of werkzaamheden die de normale onderhouds–
en beheerswerkzaamheden betreffen;
b.
werken
en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in
uitvoering zijn.
13.4.3 Werken en/of werkzaamheden
Werken en/of werkzaamheden als
bedoeld in lid 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 13.1.1
genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:
a.
niet
worden aangetast, of
b.
niet
significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor
herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en
indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
15.1 Plaatsbepaling en
dakhelling bouwwerken
15.1.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de
regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere
eisen te stellen ten aanzien van:
a.
de
plaatsing van hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen
ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte
van elkaar;
b.
de
dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
c.
de
plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
15.1.2 De in lid 15.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden
gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of
afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de
bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, en gronden in
verband met calamiteiten.
15.2 Bestaande afstanden en
andere maten
15.2.1 Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan
meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2
is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk
minimaal toelaatbaar worden aangenomen.
15.2.2 In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten
van bestaande bouwwerken op de dag van de inwerkingtreding van dit plan meer of
minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is
voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal
respectievelijk minimaal worden aangehouden.
Algemene aanduidingsregels
16.1 Wijzigingsbevoegdheid
16.1.1 Bestemmingswijziging
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone-wijzigingsgebied
1. uitsluitend maximaal 4
aaneengesloten hoofdgebouwen mogen worden gebouwd;
2. de goothoogte van een hoofdgebouw
maximaal
3. de voorgevel van de hoofdgebouwen in
(het verlengde van) de bestaande gevellijn van de Johan Frisostraat
nr. 11 wordt gebouwd;
4. de regels ten aanzien van de
bestemming “Wonen” met de aanduiding “aaneengebouwd” van overeenkomstige
toepassing worden verklaard;
5. dit passend is in het straat- en
bebouwingsbeeld;
6. de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 17
17.1 Verboden gebruik
17.1.1 Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
a.
Het
gebruiken of te doen of laten gebruiken van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en
gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond
gegeven bestemming.
17.2 Ontheffing
17.2.1 Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde
in lid 17.1.1:
a.
indien
strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest
doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
b.
voor
de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een
bedrijfswoning en/of bij de bedrijfswoning behorende aan-,
uit- en bijgebouwen, met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige
hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen
aan het karakter van de omgeving.
Dit betekent onder meer dat:
1.
de
bedrijfswoning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
2.
het
gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. Dat wil zeggen dat van
de vloeroppervlakte van de woning en ten behoeve van beroeps- en/ofbijgebouwen
gezamenlijk maximaal
3.
geen
ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig
is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het
gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal
aantasten;
4.
het
gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de bedrijfswoning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de
woning is;
5.
het
niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot
een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel
tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
Artikel 18
18.1 Ontheffingsbevoegdheid
18.1.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor:
a.
het
bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een
oppervlakte van maximaal
b.
het
overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens door:
-
erkers,
balkons en bordessen tot maximaal
-
ingangspartijen
tot maximaal
c.
geringe
afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter
verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met
de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de
bebouwingsgrens met maximaal
d.
het
oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van
18.1.2 Ontheffing wordt uitsluitend verleend indien:
a.
de
samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
b.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
onevenredig worden aangetast;
c.
dit niet leidt tot wijziging van de op de kaart
aangegeven bestemming.
19.1 Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de kaart te wijzigen voor:
a.
het
bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen
ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal
b.
het
overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte
van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde
minimumafstand door:
-
erkers,
balkons en bordessen tot maximaal
-
ingangspartijen
tot maximaal
c.
geringe
afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter
verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met
de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de
bestemmingsgrens met maximaal
Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van
grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.
Overtreding
van het bepaalde in:
-
lid
13.4.1;
is, naast het bepaalde in artikel 7.10 Wro, een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 20 Wed.
21.1 Overgangsrecht
bouwwerken:
a.
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens
een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard
en omvang niet wordt vergroot,
1.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2.
na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Burgemeester
en wethouders kunnen éénmalig ontheffing verlenen van
lid 21.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld
in lid 21.1, sub a met maximaal 10%;
c.
Lid
21.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik:
a.
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet;
b.
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid
21.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind;
c.
Indien
het gebruik, bedoeld in het lid 21.2, sub a, na de inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d.
Lid
21.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds
in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat plan.
21.3 Ontheffing
Indien toepassing van het overeenkomstig lid
Artikel 22
Deze
regels worden aangehaald als:
Regels
van het bestemmingsplan “Kern Kwadendamme