Regels

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1       Inleidende regels  5

Artikel 1               Begrippen  5

Artikel 2               Wijze van meten  8

Hoofdstuk 2       Bestemmingsregels  9

Artikel 3               Wonen  9

Artikel 4               Waarde - Archeologie  12

Hoofdstuk 3       Algemene regels  15

Artikel 5               Anti-dubbeltelregel 15

Artikel 6               Algemene gebruiksregels  16

Artikel 7               Algemene afwijkingsregels  17

Hoofdstuk 4       Overgangs- en slotregels  22

Artikel 8               Overgangsrecht 22

Artikel 9               Slotregel 23

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1           Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1       het plan:

het bestemmingsplan Breeveld 4 met identificatienummer NL.IMRO.0632.breeveld4-bVA1 van de gemeente Woerden;

 

1.2       bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

 

1.3       aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4       aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5       bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.6       bestaand:

a.      het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
b.      het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

 

1.7       bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.8       bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.9       bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen woning. Een bijgebouw mag via een deur rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit de woning. Er is geen zelfstandige wooneenheid in een bijgebouw toegestaan. In een vrijstaand bijgebouw is nachtverblijf niet toegestaan (geen slaapkamer of badkamer);

 

1.10     bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het ver­gro­ten van een bouwwerk;

 

1.11     bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.12     detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren; onder detailhandel is hier geen horeca en geen internetverkoop begrepen;

 

1.13     eigendomsgrens:

is gelijk aan de grens met de naburige eigenaar, maar is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of bestemmingsvlak liggen;

 

1.14     gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.15     hoofdgebouw:

een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.16     horeca:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van drank- en etenswaren, die ter plaatse genuttigd worden;

 

1.17     internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuisbezorgd;

 

1.18     kelder:

ondergronds gebouw of bouwwerk tot een maximale diepte van 3 meter;

 

1.19     logies:

nachtverblijf behorende bij de woning;

 

1.20     mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;

 

1.21     omgevingsvergunning:

een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

1.22     overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.23     overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een kap met maximaal 1 wand;

 

1.24     peil:

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de hoogte van de kruin van die weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;

 

1.25     seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar;

 

1.26     voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

 

1.27     vrij beroep:

beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;

 

1.28     zelfstandige wooneenheid/woonruimte:

een woonruimte met een eigen toegang die door een persoon, gezin of andere groep van personen kan worden bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, als douche, toilet, etc., buiten die woonruimte.

 

 

Artikel 2           Wijze van meten

2.1       Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.      de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.      goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.      bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d.      oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. In geval van een overkapping bevinden de buitenwerkse gevelvlakken zich ter plaatse van de buitenzijden van de loodrechte neerwaartse projectie van de overkapping;
e.      inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.2       Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3           Wonen

3.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende, waaronder erf, tuin, watergangen en parkeerplaatsen, alsmede voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

 

3.2       Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      het aantal wooneenheden bedraagt niet meer dan 1;
b.      de afstand van gebouwen tot de naburige eigendomsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder dan 2 meter bedraagt;
c.      de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m³, met dien verstande dat:
1.      indien de bestaande inhoud minder dan 450 m³ bedraagt, de inhoud niet meer mag bedragen dan 500 m³;
2.      indien de bestaande inhoud meer dan 450 m³ en minder dan 600 m³ bedraagt, de inhoud niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met 10 %, tot 600 m³, en
3.      indien de bestaande inhoud meer dan 600 m³ bedraagt, mag de bestaande inhoud niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
d.      de goothoogte en bouwhoogte van een woning mogen niet meer dan respectievelijk de bestaande goothoogte en bouwhoogte bedragen;
e.      de dakhelling van woningen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
f.       bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, met dien verstande dat de afstand tot de betreffende woning niet meer dan 20 meter mag bedragen;
g.      de gezamenlijke oppervlakte van bij een woning behorende bijgebouwen inclusief overkappingen mag niet meer dan 50 m2 bedragen, waarbij de oppervlakte van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet meegerekend wordt;
h.      gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd met de nokrichting evenwijdig aan de slagenverkaveling van de bijbehorende polder of met de bestaande nokrichting, indien deze daarvan afwijkt;
i.       de goothoogte en hoogte van bijgebouwen en de hoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

max. goothoogte in meter

max. bouwhoogte in meter

bijgebouwen en overkappingen

3

6

erf- of terreinafscheidingen

-

2

bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

12

 

j.       voor het bouwen van kelders gelden de volgende regels:
1.      de maximale diepte mag 3 meter bedragen;
2.      kelders tellen niet mee bij de oppervlakte of volume van gebouwen;
3.      kelders zijn in principe alleen onder gebouwen toegestaan;
4.      kelders moeten rechtstreeks bereikbaar zijn vanuit de gebouwen;
5.      in afwijking van het bepaalde onder 3 mag maximaal 100 m² buiten de projectie van die gebouwen liggen, mits 10% van de oppervlakte buiten de projectie in oppervlakte waterberging wordt gecompenseerd.

 

3.3       Specifieke gebruiksregels

3.3.1   Wonen

a.      Het gebruik als woning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
b.      In afwijking van sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' het gebruik ten behoeve van logies toegestaan.

 

3.3.2   Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

a.      het gebruiken van een woning en bijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, anders dat een "vrij" beroep (conform de positieve lijst bedrijfsdoeleinden in Bijlage 1), of voor beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het "vrij" beroep en/of van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt, waarbij:
1.      het betreft de volgende beroeps- en bedrijfsactiviteiten:

§  dierenartspraktijk;

§  bed and breakfast-appartementen buiten de woning, mits het gaat om bedrijfsmatige exploitatie, aangesloten is bij een recreatie organisatie, een nachtregister wordt bijgehouden en naburige agrarische bedrijven daardoor niet extra belemmerd worden;

§  educatie en voorlichting;

§  medisch verwante dienstverlening conform de positieve lijst in Bijlage 1;

§  commerciële dienstverlening conform de positieve lijst in Bijlage 1;

§  ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, conform de positieve lijst in Bijlage 1;

§  overige ambachtelijke bedrijven, conform de positieve lijst in Bijlage 1;

§  kinderopvang;

§  kleinschalig kantoor;

§  het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten;

2.      op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
3.      de hoeveelheid extra verkeer past bij de wegstructuur en parkeren op eigen terrein geschiedt.

 

 

Artikel 4           Waarde - Archeologie

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

4.2       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.2.1      Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 4.2.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

a.   het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden dieper dan 0,3 meter onder het peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, kabels , leidingen en riolering;
b.   het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 meter onder peil;
c.   het ophogen en egaliseren van gronden;
d.   het verlagen van het waterpeil;
e.   het slopen van bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde, dieper dan 0,3 meter onder het peil;
f.    het verwijderen van funderingen dieper dan 0,3 meter;
g.   het aanbrengen en verwijderen van diepwortelende beplanting.

 

4.2.2      Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 4.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

a.   in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.   in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in lid 4.2.4;
c.   in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
d.   waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is of mag worden begonnen op grond van een omgevingsvergunning, of is begonnen, indien daarvoor geen omgevingsvergunning was vereist;
e.   waarmee is of mag worden begonnen vóór de inwerkingtreding van het plan.

 

4.2.3      Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.2.1:

a.   zijn slechts toelaatbaar, indien vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
1.   de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
2.   er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
3.   de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
b.   kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2.   de verplichting tot het doen van opgravingen; of
3.   de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

4.2.4      Eisen bij omgevingsvergunning

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning, op en in gronden als bedoeld in lid 4.1, voor een bouwwerk met een oppervlakte van 100 m² of meer waarbij de bodemverstoring dieper reiken dan 0,3 meter:

a.   dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
b.   kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2.   de verplichting tot het doen van opgravingen; of
3.   de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

4.2.5      Afwijking ondergrens oppervlakte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 en lid 4.2.4, voor zover betreft de als ondergrens aangegeven oppervlakte van 100 m², tot een oppervlakte van 2.500 m² tenzij:

a.   het plangebied (gedeeltelijk) deel uit maakt van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument
b.   het plangebied zich bevindt binnen 250 meter van de grens van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument
c.   er concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondstmeldingen of waarnemingen uit het plangebied zelf of binnen een straal van 100 meter van de grens van het plangebied op de beleidskaart;
d.   het plangebied zich bevindt in een zone van 100 meter aan weerszijden van de verwachte loop van de limesweg (zie beleidskaart)
e.   het plangebied zich (gedeeltelijk) bevindt in een historisch boerderijlint (zie beleidskaart)
f.    het plan en de bodemingrepen een lineair element betreft, zoals bij voorbeeld sleuven voor riolering of kabels & leidingen en te graven sloten/waterwegen. (Lijnvormige bodemingrepen hebben vaak een beperkte oppervlak maar doorsnijden wel een groot gebied en geven daardoor een uitgelezen mogelijkheid om doorsneden door het landschap te onderzoeken,
waarbij vooraf advies wordt ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

 

4.3       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de bestemming "Waarde - Archeologie", de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5           Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6           Algemene gebruiksregels

6.1       Strijdig gebruik

Tot gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen:

a.      het gebruik ten behoeve van een seksinrichting;
b.      het gebruik van gronden als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
c.      het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
d.      het gebruik van gronden voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
e.      het gebruik van gronden voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen.

 

 

Artikel 7           Algemene afwijkingsregels

7.1       Algemene afwijkingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het bestemmingsplan:

a.      ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 meter en de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
b.      indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bebouwingsgrenzen en grenzen van bouwlakken en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 meter bedragen;
c.      voor afwijkingen van bepalingen ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages en aangetoond wordt dat deze afwijking noodzakelijk is voor het toegestane gebruik;
d.      voor afwijkingen van bestemmingsgrenzen en grenzen van bouwpercelen, ten behoeve van erkers, ingangspartijen en andere uitbreidingen van woningen, mits die afwijkingen niet meer dan 2 meter bedragen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven;
e.      ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 20 meter;
f.       voor het afwijken van bepalingen ten aanzien van de afstand tot de naburige eigendomsgrens, indien aangetoond wordt dat het naburige perceel geen onevenredige (schaduw)hinder ondervindt van een bouwplan.

 

7.2       Bijzondere afwijkingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van:

 

7.2.1   Extra zelfstandige wooneenheid

het bestemmingsplan ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in een woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

a.      er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
b.      de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning en de bedoelde woonruimte niet meer mag bedragen dan 600 m3 of dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50 m2 op niet meer dan 20 meter vanaf de woning;
c.      de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte niet meer mogen bedragen dan die van de betreffende woning;
d.      op geen van de gevels van de bedoelde woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting vanwege een weg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
e.      in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
f.       indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in de woning of bijgebouw wordt teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan;
g.      aangetoond is dat het tijdelijke huisvesting betreft.

 

7.2.2   Vergroten woonruimte karakteristiek hoofdgebouw of monument

het bestemmingsplan ten behoeve van het vergroten van de woonruimte binnen de aaneengesloten bestaande bebouwing, mits:

a.      het een woning betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
b.      een en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing;
c.      op geen van de gevels van de uitbreiding van de woning, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder wordt overschreden;
d.      vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
e.      de naburige agrarische bedrijfsvoering hierdoor niet belemmerd wordt;
f.       het bevoegd gezag advies inwint bij een cultuurhistorische deskundige, zoals de Commissie voor Monumenten en Cultuurlandschap;
met dien verstande dat deze afwijking voor extra inhoud van de woonruimte niet meer van toepassing is als het karakteristieke of monumentale pand wordt gesloopt, behoudens na een calamiteit.

 

7.2.3   Aantal wooneenheden in karakteristiek of monumentaal hoofdgebouw

het bestemmingsplan ten behoeve van het toestaan van meerdere wooneenheden binnen de aaneengesloten bestaande bebouwing, mits:

a.      het een woning betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
b.      een en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing;
c.      op geen van de gevels van de uitbreiding van de woning, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder wordt overschreden;
d.      de naburige agrarische bedrijfsvoering hierdoor niet belemmerd wordt;
e.      de gezamenlijke oppervlakte van bij alle wooneenheden tezamen behorende erfbebouwing niet meer dan 50 m³ bedraagt;
f.       het bevoegd gezag advies inwint bij een cultuurhistorische deskundige, zoals de Commissie voor Monumenten en Cultuurlandschap;

met dien verstande dat deze afwijking voor extra inhoud van de woonruimte niet meer van toepassing is als het karakteristieke of monumentale pand wordt gesloopt, behoudens na een calamiteit.

 

7.2.4   Wonen in cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

het bestemmingsplan ten behoeve van het toestaan van wooneenheid in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', mits:

a.      een en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing;
b.      op geen van de gevels van de uitbreiding van de woning, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder wordt overschreden;
c.      de naburige agrarische bedrijfsvoering hierdoor niet belemmerd wordt;
d.      geen nieuwe erfbebouwing wordt toegestaan bij deze extra wooneenheid;
e.      er volgens een totaalplan een extra investering van circa 10% van de toekomstige waarde van het erf, door bijvoorbeeld restauratie van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, aanleg en onderhoud van landschappelijke beplanting of sanering van storende bebouwing;
f.       vooraf in een notariële overeenkomst deze afspraken tevens worden bekrachtigd voor de rechtsopvolger, met dien verstande dat:
1.      burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de cultuurhistorisch deskundige, zoals de Commissie voor Monumenten en Cultuurlandschap over sub e;
2.      deze afwijking voor extra inhoud van de woonruimte niet meer van toepassing is als het karakteristieke of monumentale pand wordt gesloopt, behoudens na een calamiteit.

 

7.2.5   Sloop, herbouw en verplaatsing karakteristieke en monumentale bebouwing

het bestemmingsplan ten behoeve van sloop, herbouw en eventuele verplaatsing van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' respectievelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' met behoud van de extra wooneenheid of de andere functies onder de volgende voorwaarden:

a.      de zeer slechte bouwkundige staat is aangetoond conform NEN 2767;
b.      de naburige agrarische bedrijfsvoering niet onevenredig mag worden belemmerd;
c.      zoveel mogelijk van de oorspronkelijke materialen worden hergebruikt en het oorspronkelijke beeld, zoals de vorm, materialen, en detaillering, zo goed als mogelijk wordt geconstrueerd;
d.      ter zake advies wordt ingewonnen bij de cultuurhistorisch deskundige, zoals de Commissie voor Monumenten en Cultuurlandschap, over sub c.

 

7.2.6   Nevenactiviteiten in karakteristieke en monumentale bebouwing

het bestemmingsplan wethouders en toestaan dat gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' respectievelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' gebruikt en verbouwd worden voor het volgende gebruik:

a.      loonwerkbedrijf;
b.      veehandelsbedrijf;
c.      foeragehandel;
d.      sierviskwekerij;
e.      dierenartspraktijk;
f.       bed and breakfast-appartementen buiten de woning, mits een nachtregister wordt bijgehouden, er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie en aangesloten is bij een recreatie organisatie;
g.      kampeerboerderij;
h.      paarden-, kano-, roeiboot- of fietsenverhuur;
i.       agrarische dagrecreatie, zoals poldersport, agrarische kinderfeestjes en ontvangstruimte/excursies;
j.       manege, mits het bouwperceel niet meer dan 250 meter van de bebouwde kom is gelegen;
k.      kinderboerderij;
l.       educatie en voorlichting;
m.     tentoonstellingsruimte, museum;
n.      dierenasiel of -pension, hondenfokkerij;
o.      zorgboerderij, met nachtverblijf;
p.      hoefsmederij;
q.      overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, bezoekerscentrum en sauna;
r.       medisch verwante dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
s.      commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf of geluidsstudio;
t.       ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij, en riet- en vlechtwerk;
u.      overige ambachtelijke bedrijven, zoals aannemers-, timmer-, schilder-, dakdekkers-, rietdekkers-, en installatiebedrijven, houtzagerij en -schaverij, speeltoestellenfabricage, lasinrichting/bankwerkerij, hoefsmederij, vervaardiging en reparatie van medische/precisie instrumenten, orthopedische artikelen, sieraden, muziekinstrumenten, spel- en speelgoed, gebruiksgoederen, meubelmakerij/stoffeerderij/restauratie, vervaardiging textiel/kleding, pottenbakkerij, natuursteenbewerking/beeldhouwerij en zeefdrukkerij;
v.      kleinschalige horecagelegenheid, zoals een theeschenkerij of ontvangstruimte;
w.     kinderopvang;
x.      kleinschalig kantoor voor onder andere zakelijke dienstverlening,

met dien verstande dat de volgende bepalingen in acht genomen dienen te worden:

1.      één en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing;
2.      de naburige agrarische bedrijfsvoering hierdoor niet belemmerd wordt;
3.      deze omgevingsvergunning voor ander gebruik is niet meer van toepassing als het cultuurhistorisch waardevolle gebouw wordt gesloopt, behoudens na een calamiteit;
4.      het cultuurhistorisch waardevolle gebouw is de maximale maat;
5.      de activiteiten g t/m o, q, v (bijbehorend terras) en w zijn aanvullend in de openlucht binnen het bestemmingsvlak toegestaan;
6.      de hoeveelheid extra verkeer past bij de wegstructuur;
7.      het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bouwperceel of binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden;
8.      er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de open lucht plaatsvinden;
9.      het andere gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
10.    het andere gebruik betreft geen detailhandel, met uitzondering van detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten;
11.    het bevoegd gezag dient advies in te winnen bij een cultuurhistorische deskundige, zoals de Commissie voor Monumenten en Cultuurlandschap.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8           Overgangsrecht

8.1       Overgangsrecht bouwwerken

a.      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
b.      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 8.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1, sub a met maximaal 10%.
c.      Lid 8.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

8.2       Overgangsrecht gebruik

a.      Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.      Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.      Lid 8.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Artikel 9           Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als Regels Bestemmingsplan Breeveld 4.