Artikel 13 |
|
Sport (S) |
|
|
|
lid 13.1 |
|
Bestemmingsomschrijving |
|
|
|
|
|
De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvelden; b. gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals een clubgebouw, kantine, kleedruimten, sanitaire voorzieningen; c. gebouwen dienst doende als bergruimten; d. water. |
|
|
Ten dienste van de bestemming zijn toegangswegen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere bouw-werken toegestaan. |
|
|
|
lid 13.2 |
|
Bouwregels |
|
|
|
Gebouwen 1. |
|
De gebouwen ten dienste van de bestemming mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd. |
|
|
|
2. |
|
Gebouwen dienst doende als bergruimten mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan bergruimten maximaal 25,00 m˛ bedraagt. |
|
|
|
3. |
|
De goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal respectievelijk 3,50 en 5,00 meter bedragen. |
|
|
|
Parkeren 4. |
|
Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte volgens de bij deze regels behorende bijlage 2 “Tabel parkeernormen”. |
|
|
|
Andere bouwwerken 5. |
|
Ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken geldt dat: a. de bouwhoogte van ballenvangers maximaal 15,00 meter mag bedragen; b. de bouwhoogte van erfscheidingen langs het sportveld maximaal 1,5 meter mag bedragen; c. de bouwhoogte van toegangshekken maximaal 2,00 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van de tribune maximaal 5,00 meter mag bedragen; e. de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10,00 meter mag bedragen; f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken maximaal 3,00 meter mag bedragen. |
|
|
|
6 |
|
Erfscheidingen, ballenvangers en toegangshekken dienen vanaf de grond een open constructie te hebben, met dien verstande dat 75% van de verticale projectie open moet zijn. |
|
|
|
7 |
|
Van andere bouwwerken waarvan redelijkerwijs een inhoud kan worden gemeten zoals tribunes, mag de totale oppervlakte aan andere bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 20,00 m˛ bedragen. |
|
|
|
lid 13.3 |
|
Nadere eisen |
|
|
|
|
|
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken in relatie tot: |
|
|
a. de instandhouding van c.q. het tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. de instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in artikel 21; c. de verkeersveiligheid: als gevolg van bebouwings-mogelijkheden mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan; d. de sociale veiligheid: voorkomen dient te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onher-kenbaar en niet sociaal controleerbaar is; e. de gebruiksmogelijkheden op naastgelegen bestem-mingen, met dien verstande dat andere bestemmingen niet in hun gebruik mogen worden beperkt. |