Artikel
13
|
|
“Leiding-Gas”
(L-G) dubbelbestemming
|
|
|
|
13.1 |
|
Bestemmingsomschrijving |
|
|
De op de verbeelding als “Leiding-Gas
(L-G)” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding
van: ·
Een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een
belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de
leiding; ·
Een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met
een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de
leiding. |
13.2 |
|
Voorrangsbepaling |
|
|
In geval van strijdigheid van bepalingen
gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere
artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor
zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of
gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming “Leiding – Gas” voorrang
krijgt. |
13.3 |
|
Bouwregels |
|
|
13.3.1 Op of in de in lid
1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van
externe veiligheid en energieleveringszekerheid. 13.3.2 Het bevoegd gezag
kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid
van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is
ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten. |
13.4 |
|
Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
|
|
13.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Leiding – Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te
voeren: a. Het aanbrengen en
rooien van diepwortelende beplantingen en bomen; b. Het aanleggen van
wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. Het indrijven van
voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander
straatmeubilair; d. Het uitvoeren van
grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e. Het permanent
opslaan van goederen; f. Het aanleggen,
vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. |
|
|
|
|
|
13.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken
en/of werkzaamheden: a. Die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan; b. Die het normale
onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien
van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen; c. Zijnde
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten; d. Die mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. |
|
|
|
|
|
13.4.3 Een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of
werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden. |
|
|
|
|
|
13.4.4 Alvorens te
beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 4.1,
wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent
de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de
leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen
te worden om eventuele schade te voorkomen. |