Inhoudsopgave Regels

 

 

 

Hoofdstuk 1               Inleidende regels

Artikel 1         Begrippen                                                                         

Artikel 2         Wijze van meten                                                                

 

Hoofdstuk 2               Bestemmingsregels

          Artikel 3         Bedrijventerrein B-(BT)                                                       

Artikel 4         Groen (G)                                                                         

Artikel 5         Maatschappelijk – militaire zaken (M-MZ)                                

Artikel 6         Recreatie (R)                                                                     

Artikel 7         Sport (S)                                                                          

Artikel 8         Tuin (T)                                                                            

Artikel 9         Verkeer (V)                                                                       

Artikel 10        Water (WA)                                                                       

Artikel 11        Wonen - 1 (W-1)                                                                

Artikel 12        Wonen - 2 (W-2)                                                                

Artikel 13        Leiding – Gas (dubbelbestemming)                                         

Artikel 14        Leiding (L) (dubbelbestemming)                                             

Artikel 15        Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)                              

Artikel 16        Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)                          

Artikel 17        Waarde – Landschap (dubbelbestemming)                               

Artikel 18        Waterstaat – Waterkering (dubbelbestemming)                        

 

Hoofdstuk 3               Algemene regels

Artikel 19        Anti-dubbeltelbepaling                                                          

Artikel 20        Algemene bouwregels                                                          

Artikel 21        Algemene gebruiksregels                                                     

Artikel 22        Algemene afwijkingsregels                                                   

Artikel 23        Algemene procedureregels                                                   

 

Hoofdstuk 4               Overgangs- en slotregels

Artikel 24        Overgangsrecht bouwwerken                                                

Artikel 25        Overgangsrecht gebruik                                                       

Artikel 26        Hardheidsclausule                                                               

Artikel 27        Slotregel                                                                           

 

 

Bijlagen

 

 

 


 

Hoofdstuk 1

 

Inleidende regels

 

 

 

 

 

Artikel 1

 

Begrippen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

 

 

 

Plan

 

Het bestemmingsplan Ammonslaantje-Maaldrift 2013          <NL.IMRO.0629.BPAMMON2013-ON01> van de gemeente Wassenaar met bijbehorende verbeelding

 

 

 

 

 

Bestemmingsplan

 

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

 

Verbeelding

 

 

 

 

 

 

 

Overige begrippen in alfabetische volgorde weergegeven

 

 

 

 

 

Aanduiding

 

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik (functieaanduidingen) en/of het bebouwen (bouwaanduidingen) van deze gronden.

 

 

 

 

 

Aanduidingsgrens

 

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

 

 

 

 

aan- en uitbouw

 

Een (deel van een) gebouw dat als ruimte afzonderlijk is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

 

 

 

 

aan huis verbonden beroep

 

Een vrij beroep dat in een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; onder aan huis gebonden beroepen/bedrijven aan huis wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig en juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied en beroepen op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied. Een seksinrichting is uitgesloten. Detailhandel is uitgesloten uitgezonderd verkoop die een relatie heeft met het beroep en die ondergeschikt is aan de activiteit.

 

 

 

 

 

Achtergevel

 

De tegenover de voorgevel gelegen gevel.

 

 

 

 

 

Achtergevelbouwgrens

 

Dat gedeelte van de bouwgrens dat tegenover de voor-gevelbouwgrens ligt.

 

 

 

 

 

overige bouwwerken

 

Bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

 

AMZ-cyclus

 

 

 

archeologische                     beleidskaart

 

 

 

Proces van de archeologische monumentenzorg volgens de protocollen van de KNA

 

 

Kaart uit de nota “het bodemarchief ontrafeld”, gemeente Wassenaar 2009.

 

archeologische waarden

 

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende
overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oudere tijden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

architectonische waarde

 

De authentieke kenmerken in de verschijningsvorm van gebouwen op basis van een aan een bepaald gebruik gekoppelde bouwvorm, een bouwvorm welke eigen is aan een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouw-vorm welke karakteristiek is aan gebouwen uit een streek.

 

 

 

 

 

Bebouwing

 

 

 

bebouwingspercentage

 

 

 

bed en breakfast

 

 

 

 

Bedrijf

 

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, overige, bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

 

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

Een recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen. Een bed en breakfast is een nevenfunctie naast de bestaande bestemming.

 

 

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen

 

 

 

 

 

bedrijfsgebouw

 

 

bedrijfswoning

 

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw, bestemd voor de huisvesting van één of meerdere personen die daadwerkelijk en duurzaam is/zijn belast met de dagelijkse bedrijfsvoering en wiens aanwezigheid gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein en de bedrijfsvoering ter plekke noodzakelijk is.

 

 

 

 

 

bergbezinkbassin

 

Een geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bergruimte in het rioleringssysteem voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater ter voorkoming van een te grote lozing van verontreinigd rioolwater op het oppervlaktewater.

 

 

 

 

 

bestaand

 

- Bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning.

- Bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

- Bij peil: het peil zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplanplan, dan wel zoals is bepaald krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning.

 

 

 

 

 

bestemmingsgrens

 

bestemmingsplan

 

De grens van een bestemmingsvlak.

 

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

 

 

 

 

 

bestemmingsvlak

 

 

Bevi inrichtingen

 

 

bijbehorend bouwwerk

 

Een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

 

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 oktober 2004

 

 

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak

 

 

 

 

 

 

bouwen

 

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, ver-nieuwen of veranderen en het vergroten van een bouw-werk.

 

 

 

 

 

bouwgrens

 

De grens van een bouwvlak.

 

 

 

 

 

bouwlaag

 

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

 

 

 

 

bouwperceel

 

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

 

 

 

 

bouwperceelgrens

 

De grens van een bouwperceel.

 

 

 

 

 

bouwvlak

 

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

 

 

 

 

bouwwerk

 

Een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

 

 

 

 

bijgebouw

 

Een niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand (geen directe verbinding hebbend met het hoofdgebouw), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en in gebruik ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

 

 

 

 

 

cultuurhistorische waarde

 

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens daarvan in de loop der geschiedenis heeft gemaakt.

 

 

 

 

 

deskundige(n)

 

Een (of meer) door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke vakspecialist(en). Binnen deze definitie moet ook de commissie voor welstand en cultureel erfgoed worden gelezen.

 

 

 

 

 

detailhandel

 

 

 

 

 

 

 

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop en internetverkoop, en het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van en beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

 

 

 

 

 

dienstverlenend bedrijf en/of instelling

 

Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar hun aard daarmee te gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

 

 

 

 

eengezinswoning

 

Een gebouw dat bestaat uit uitsluitend één woning.

 

 

 

 

 

erf

 

Een aaneengesloten stuk grond rondom een gebouw dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

 

 

 

 

 

Erf(af)scheiding

 

De feitelijke begrenzing van een erf.

 

 

 

 

 

garage

 

Een zelfstandig gebouw ten behoeve van het stallen van (motor)voertuigen en de niet bedrijfsmatige berging van (huishoudelijke) goederen.

 

 

 

 

 

Gebouw

 

 

 

 

Gevaarlijke stof

 

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk, over-dekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

 

stof als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, die bij een ongewoon voorval risico’s voor de omgeving kan veroorzaken, bv. vanwege zijn brandbare, explosieve of giftige eigenschappen

 

 

 

 

 

 

GIP-object

 

 

 

 

 

groepsrisico

 

Objecten die zijn opgenomen in de gemeentelijke GIP-lijst van 2009. Het Gemeentelijk Inventarisatie Project is een inventarisatie van alle panden in Wassenaar, die van belang zijn voor de geschiedenis van de gemeente of vanwege hun architectonische kwaliteit.

 

de kans per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen, als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron, slachtoffer wordt van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof

 

 

 

 

 

hoofdgebouw

 

Een of meer panden, of gedeelten daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

horizontale projectie

 

 

jaarplaatsen

 

De projectie van een object of deel van een object op het horizontale vlak.

 

Plaatsen op een daarvoor bestemde camping die gebruikt worden voor recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en die worden verhuurd op jaarbasis en niet voor toeristisch recreatief nachtverblijf.

 

 

kampeermiddelen

 

 

Tenten, tentwagens, kampeerauto’s of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht of worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op de kampeerplaats waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst.

 

 

 

 

Kantoor

 

 

 

 

KNA

 

Een gebouw en/of ruimte die blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden van administratieve-, dienstverlenende aard met beperkte balie-functie.

 

De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

 

 

 

 

 

 

meergezinswoning

 

Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven of naast elkaar gelegen woningen bevat.

 

 

 

 

 

MIP-object

 

Objecten die in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project door de provincie Zuid-Holland zijn geïnventariseerd en beoordeeld.

 

 

 

 

 

nutsvoorzieningen

 

 

 

 

 

 

ondergeschikte nevenactiviteit

 

 

 

 

overig bouwwerk

 

 

 

pand

 

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakel-huisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afval-inzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

Ondergeschikte nevenactiviteiten zijn qua aard en omvang ondergeschikt en sluiten aan bij de hoofdactiviteiten die binnen een bestemming zijn toegestaan.

 

 

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

 

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

 

 

 

 

peil

 

De hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Indien sprake is van een geaccidenteerd aansluitend terrein wordt het peil door burgemeester en wethouders in het kader van de verlening van de bouwvergunning bepaald.

 

 

perifere detailhandel

 

 

 

Detailhandel in zeer volumineuze goederen (zoals auto’s, boten, motoren, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen); tuincentra; bouwmarkten.

 

 

plaatsgebonden risico

 

 

 

 

 

recreatieve jaarplaatsen

 

 

 

risicobron

 

risico op een plaats nabij een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof;

 

Op een kampeerterrein ingerichte recreatieve jaarplaatsen voor recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen.

 

Locatie of object waarbinnen een activiteit met een gevaarlijke stof plaatsvindt

 

 

 

 

 

seksinrichting

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

selectiebesluit

 

 

 

 

 

 

staat van Bedrijfsactiviteiten

 

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seks-bioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

Besluit van het bevoegd gezag,

nadat er een waardering (volgende de protocollen van de KNA)  heeft plaatsgevonden van aanwezige archeologische waarden in relatie tot de geplande bodemingreep.

 

 

Indeling van bedrijven in categorieën overeenkomstig of vergelijkbaar met de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)

 

 

 

 

 

straatmeubilair

 

(Andere) bouwwerken voor openbare nut, zoals:

a.      verkeergeleiders, verkeersborden, verkeerslichten,  lantaarnpalen;

b.      abri`s, mupi’s, kunstwerken, zitbanken, bloembakken  en speeltoestellen;

c.      kleinschalige bouwwerken voor (openbare) nuts-voorzieningen waaronder begrepen voorzieningen voor de energievoorziening, voor telecommunicatie (techniekkasten) en brandkranen;

d.      onder- en bovengrondse afvalinzamelsystemen;

e.      draagconstructies voor reclame tot een hoogte van 3 meter.

 

 

stalling

 

 

 

 

SVBP 2012

 

 

 

 

 

terreinafscheiding

 

 

 

Een locatie, al dan niet voorzien van een overkapping, die is ingericht met de intentie om caravans, voer- of vaartuigen gedurende langere tijd (langer dan vier weken) te plaatsen.

 

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012; een landelijk geldende standaard met normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen.

 

 

De feitelijke grens van een terrein

 

toegangshek

 

 

 

 

toeristisch recreatief nachtverblijf

 

Dat deel van het hek of erfscheiding rondom een bouwperceel dat toegang geeft tot dat bouwperceel. Pilasters en/of kolommen worden geacht deel uit te maken van een toegangshek.

 

Recreatief nachtverblijf voor kortkampeerders op standplaatsen die niet kleiner zijn dan 115 m2 en waarvan geen van de zijden korter is dan 10,5 m.

 

 

toerplaatsen

 

 

 

Plaatsen op een camping voor wisselend toeristisch recreatief nachtverblijf die niet worden verhuurd op jaarbasis.

 

 

tuin

 

Dat deel van het erf dat als zodanig is bestemd.

 

 

 

 

 

verticale projectie

 

De projectie van een object of deel van een object op het verticale vlak.

 

 

 

 

 

voorgevel

 

De naar een (openbare) weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meer dan een zijde naar een (openbare) weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s).

 

 

 

 

 

Voorgevelbouwgrens

 

 

 

 

 

 

Vuurwerkbedrijf

 

Dat gedeelte van de bouwgrens dat bij het bouwplan aan de naar een (openbare) weg gekeerde zijde van het bouwvlak of, indien een bouwvlak met meer dan één zijde naar de (openbare) weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen zijde(n), niet mag worden overschreden.

 

inrichting als bedoeld in het Vuurwerkbesluit

 

 

 

 

 

 

Wgh inrichtingen

 

 

 

woning

 

Inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken als bedoeld in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;

 

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

 

 

 

 

woongebouw

 

 

 

 

zijgevel

 

 

 

zijgevelbouwgrens

 

Een gebouw, dat meerdere naast elkaar gelegen en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden

 

De gevels aan weerszijden van een gebouw, niet zijnde een voorgevel of achtergevel

 

 Dat gedeelte van de bouwgrens dat op of aansluitend op de zijgevels ligt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 2

 

Wijze van meten

 

 

 

 

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

 

 

de lengte, breedte en diepte

van een gebouw

 

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).

 

 

 

de dakhelling

 

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

 

 

de goothoogte van een bouwwerk

 

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

Indien het terrein voor en achter het gebouw niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel.

Bij kopgevels, zijnde de kortste gevel van een gebouw, wordt geen goothoogte gemeten. Dwarskappen (bij meer dan twee kopgevels) dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdvorm en dus te voldoen aan de maximaal toegestane goothoogte.

 

 

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

 

 

 

 

de hoogte van een windturbine

 

 

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw-onderdelen.

 

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine

 

 

 

afstand van een gebouw of gebouwenblok tot de erf- scheiding

 

Tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend ge-bouw, waar die afstand het kortst is.

 

 

 

de oppervlakte van een bouwwerk

 

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

de oppervlakte van een overkapping

 

Tussen de buitenste horizontale projecties van de dak-constructie.

 

 

 

de inhoud van een gebouw

 

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels, inclusief erkers, (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

 

 

 

afstand vanaf bouwlijnen

 

Bij het bepalen van afstanden vanaf een voorgevel-, zijgevel-, of achtergevelbouwgrens of de lijn van een bouw- of bestemmingsvlak: vanaf het hart van de op de planverbeelding aangegeven lijnen.

 

 

 

 

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden buiten beschouwing gelaten onder-geschikte bouwdelen als:

 

 

-  plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en erkers, mits de overschrijding van bouw- cq. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;

 

 

-  balkons, koekoeken, schoorstenen, luifels en ventilatiekanalen, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

 

 

-  overstekende daken, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,8 meter bedraagt. Voor overstekende daken van bij-gebouwen geldt een maat van 0,5 meter;

 

 

-       liftruimtes aan de achterzijde van een gebouw, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 6 m2 bedraagt;

-       dakopbouwen ten behoeve van lifthuizen en andere technische voorzieningen, mits de overschrijding van de hoogte niet meer dan 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van zo’n dakopbouw niet meer dan 8,00 m2 bedraagt.

 

 

 

 

 

 

 

De van het bestemmingsplan Ammonslaantje-Maaldrift 2013 deel uitmakende verbeelding …….


 

Hoofdstuk 2

 

Bestemmingsregels

 

 

Artikel  3

 

Bedrijventerrein (BT)

 

 

 

             3.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Bedrijventerrein (BT)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    ter plaatse van de aanduiding “categorie 2 tot en met categorie 3.2” bedrijven in de milieucategorieën 2 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels is gevoegd;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen, w.o. vloeistoffen met een opslagcapaciteit kleiner dan 100.000 m³ en tot vloeistof verdichte gassen, annex tankstation (diesel, voor pashouders)’: tevens groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen, w.o. vloeistoffen met een opslagcapaciteit kleiner dan 100.000 m³ en tot vloeistof verdichte gassen, annex tankstation (diesel, voor pashouders);

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘hoveniersbedrijf’: tevens hoveniersbedrijf;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘huisstijl-servicebedrijf’: tevens huisstijl-servicebedrijf;

e.    ter plaatse van de aanduiding ‘opslag goederen’: tevens opslag goederen;

f.     Wegen en paden;

g.    Verblijfsgebied;

h.    Parkeervoorzieningen;

i.      Groen en water;

j.     Bedrijfswoningen voor zover aangeduid op de verbeelding met (bw);

k.    Detailhandelsactiviteiten per bedrijfsvestiging als ondergeschikte nevenactiviteit van de totale bedrijfsvoering van een bedrijf, in goederen die door dat bedrijf ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld en tot een maximum van 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte, met een maximum van 100 m2;

l.      perifere detailhandel tot een oppervlak van maximaal 850 m2 bruto vloeroppervlak per vestiging en in totaal niet meer dan 10% van de totale oppervlakte van het bedrijventerrein.

 

Met dien verstande dat Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn uitgesloten en een vuurwerkbedrijf alleen is toegelaten wanneer de aan te houden veiligheidsafstand binnen het bouwperceel van het vuurwerkbedrijf blijft.

 

 

 

 

 

 

              3.2

 

Bouwregels

 

 

 

Gebouwen

                                    3.2.1

 

Hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming mogen alleen binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken worden gerealiseerd mits voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein wordt gerealiseerd overeenkomstig de bijlage Tabel parkeernormen;

 

                                    3.2.2

 

 

Bijgebouwen zijn alleen inpandig toegestaan ten dienste van de bedrijfswoningen waarbij de maximale oppervlakte 30 m2 is.

 

                                     3.2.3

 

 

Bedrijfswoningen en inpandige bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding (bw) op de verbeelding tot een maximum van in totaal 600 m3.

 

 

 

                                     3.2.4

 

De gebouwen en delen van gebouwen mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.

 

 

 

Overige bouwwerken

                                   3.2.5

 

De bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel  c.q. het verlengde daarvan maximaal 1,00 meter mag bedragen.

 

 

 

                                   3.2.6

 

Van overige bouwwerken waarvan redelijkerwijs een inhoud kan worden gemeten, mag de oppervlakte buiten het bouwvlak maximaal 10,00 m² bedragen.

 

 

           3.3.

 

Specifieke gebruiksregels

 

                                    3.3.1

 

 

                                   

                                    3.3.2

 

Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte zoals opgenomen in de bijlage  ‘Tabel

parkeernormen’.

 

Detailhandelsactiviteiten zijn alleen toegestaan voor zover beschreven in 3.1.

 

 

 

 

                                     3.3.3       Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.    

 

           3.4.                                   Afwijken van de gebruiksregels

 

3.4.1.      Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning onder voorwaarden afwijken van het bepaalde in 3.1  voor de vestiging c.q. uitoefening van:

a.    Bedrijven en bedrijfsactiviteiten die niet vermeld zijn in de bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de volgens in 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b.  Bedrijven die vermeld zijn in milieucategorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de volgens in 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

Met dien verstande dat:

a.    Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn uitgesloten;

b.    Een vuurwerkbedrijf alleen is toegestaan wanneer de aan te houden veiligheidsafstand binnen het bouwperceel van het vuurwerkbedrijf blijft;

c.    Bij de beoordeling van de aard en invloed op de omgeving betrekt het bevoegd gezag de door het bedrijf veroorzaakte milieubelasting (aspecten geluid, geur, stof en gevaar).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

                         Artikel 4

 

Groen (G)

 

 

 

                                 4.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Groen (G)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;

b.      voet- en fietspaden;

c.      water;

d.      nutsvoorzieningen;

e.      speelvoorzieningen en/of kunstwerken.

 

 

 

 

 

 

 

                                    4.2

 

Bouwregels

 

 

 

 

 

Ten behoeve van de bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd waarbij geldt dat:

 

 

a.    de bouwhoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;

c.    de bouwhoogte van lantarenpalen maximaal 8,00 meter mag bedragen;

 

 

d.    overige bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 5,00 meter van de bestemming water te worden gebouwd;

e.    Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 5

 

Maatschappelijk (M-MZ)

 

 

 

5.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Maatschappelijk- Militaire zaken (M-MZ)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    Kantoren uitsluitend voor administratieve ondersteuning van de militaire bedrijfsvestiging tot maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak en een maximum van 2000 m2;

b.    Opslag van militaire goederen en materialen;

c.    Gebouwen voor de beveiliging van het terrein;

d.    Garages en werkplaatsen met daarbij behorende bebouwing ten dienste van de bestemming;

e.    Parkeerterreinen;

f.    (Toegangs)paden, geen openbare weg zijnde;

g.    Water;

h.    Erven en groenvoorzieningen, bermbeplanting, groenstroken, greppels en houtsingels;

i.     Erf- en terreinafscheidingen;

j.     Bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding (bw) en de daarbij behorende bijgebouwen;

k.    Overige bouwwerken ten dienste van de bestemming;

 

 

 

 

lid 5.2

 

Bouwregels

 

 

 

 

 

5.2.1

 

Erf- en terreinafscheidingen

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen ten dienste van de bestemming mag maximaal 1,5 meter zijn, met dien verstande dat erfscheidingen vanaf de grond een open constructie dienen te hebben zodanig dat ten minste 75% van de verticale projectie van de erfscheiding open moet zijn.
  2. De bouwhoogte van terreinafscheidingen ten dienste van de bestemming mag maximaal 3 meter zijn met dien verstande dat de terreinafscheidingen vanaf de grond een open constructie dienen te hebben zodanig dat ten minste 75% van de verticale projectie van de terreinafscheiding open moet zijn.
  3. De bouwhoogte van erfafscheidingen bij dienstwoningen mag voor de voorgevel maximaal 1.20 m zijn en achter de voorgevel maximaal 2 meter.
  4. Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

    

 

5.2.2

 

 

 

Gebouwen

  1. De gezamenlijke oppervlakte van alle gebouwen mag niet meer bedragen dan 18% van de in lid 5.1 aangeduide gronden;
  2. De goothoogte van de bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, mag maximaal 6 meter zijn en de bouwhoogte maximaal 8 meter;
  3. Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het hiertoe op de verbeelding aangeduide bouwvlak en daarbuiten tot een inhoud van 500 m3 per woning worden gerealiseerd met een goothoogte van maximaal 3.00 m en een bouwhoogte van maximaal 9 meter;
  4. Uitbreidingen van bedrijfswoningen buiten het bouwvlak zijn mogelijk mits het totaal van 500 m3 per woning en de in 5.2.2c aangegeven goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;   
  5. Bij een bedrijfswoning mag als aan- en bijgebouwen maximaal 30 m2 worden gebouwd met voor aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen een maximale bouwhoogte gelijk aan de hoogte van de eerste verdiepingvloer en voor vrijstaande bijgebouwen een maximale bouwhoogte van 3 meter.
  6. Vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan op minimaal 5 meter uit de voorgevelbouwgrens en maximaal 20 meter uit de zij- en achtergevelbouwgrens met een maximale goothoogte van 2.75 m en maximale bouwhoogte van 5 m.
  7. Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

5.2.3.   Overige  bouwwerken

a.    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen        gebouwen en geen erf- en/of terreinafscheidingen zijnde is maximaal 3 meter

b.    Er zijn maximaal 3 masten voor defensiedoeleinden en/of het landelijke waarschuwingsstelsel toegestaan met een maximale bouwhoogte van 20 meter.

c.    Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

                                    5.3                                       

 

Nadere eisen

 

 

 

 

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van andere bouwwerken en gebouwen in relatie tot:

 

 

 

  1. De instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden zoals beschreven in het bij de regels als bijlage gevoegde rapport “Gebiedsinventarisatie cultuurhistorische waarden Ammonslaantje-Maaldrift”;
  2. De instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde natuurwaarden voorzover beschreven in het als bijlage gevoegde “Quick-scan ecologie bestemmingsplan Ammonslaantje-Maaldrift”;
  3. De verkeersveiligheid: als gevolg van bebouwings-mogelijkheden mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan;
  4. Het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aan het defensiecomplex grenzende gronden en bouwwerken om te voorkomen dat belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  5. Het voldoen aan wettelijke milieu-eisen.

 

 

 

 

                                5.5

 

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

 

 

 

                                         

 

Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte volgens de normering zoals opgenomen in de bijlage ‘Tabel parkeernormen’.

 

 


 

 

Artikel 6

 

Recreatie (R)

 

 

 

 

 

6.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

 

 

De voor “Recreatie (R)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen op jaarplaatsen ter plaatse van de functieaanduiding (sr-jaa);

b.    het houden van toeristisch recreatief nachtverblijf op toerplaatsen ter plaatse van de functieaanduiding (sr-toe);

c.    speelterreinen;

d.    zonneweiden;

e.    toegangswegen en -paden;

f.     parkeerterreinen;

g.    groenvoorzieningen;

h.    water;

i.      beheers- en dienstgebouwen, kantine en kampwinkel;

j.     sanitaire voorzieningen;

k.    bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen ter plaatse van de functieaanduiding (bw);

l.      een recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding (rw);

m.  overige bouwwerken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.2

 

Bouwregels

 

 

 

 

Gebouwen

 

 

1

 

 

2

Gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken worden gebouwd.

 

De gebouwen en delen van de gebouwen mogen geen grotere goot- en bouwhoogte hebben dan aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan.

 

 

3

 

 

 

4

 

 

 

 

5

 

 

 

6

 

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding als (bw) aangeduide bouwvlakken worden gebouwd.

 

Uitbreiding van bedrijfswoningen is mogelijk mits de maximale inhoud van 500  m3  per woning en de in 6.2.2 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte niet worden overschreden.   

 

Een recreatiewoning mag uitsluitend binnen het op de verbeelding als (rw) aangeduide bouwvlak worden gebouwd.

 

Bijgebouwen bij een bedrijfswoning zijn alleen toegestaan binnen de op de verbeelding als (bw) aangeduide bouwvlakken tot een maximum van 30 m2 en met een maximale goothoogte van 2.75 m en een maximale bouwhoogte van 5 meter.

 

7. De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten de aangeduide bouwvlakken ter plaatse van de                                   functieaanduiding (sr-toe) is maximaal 150 m2 en binnen de functieaanduiding (sr-jaa) maximaal 630 m2 met een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

8. Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend mogelijk na een  algemene ontheffing als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

9. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding (sba-ggt)   zijn geen gebouwen toegestaan.

 

 

Overige bouwwerken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10.  De bouwhoogte van overige bouwwerken mag       maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvoor de maximale bouwhoogte 2 m is.

11.  De bouwhoogte van overige bouwwerken waarvan redelijkerwijs een inhoud kan worden gemeten mag maximaal 1 meter bedragen.

12.  Op het als (sr-jaa) aangeduide deel mag per kampeermiddel op de jaarstandplaats het volgende worden gebouwd:

a.    een afrastering om de standplaats met een maximale bouwhoogte van 0.75 m met daarin een poortje met een maximale bouwhoogte van 2 m

b.    2 windschermen elk met een lengte en een bouwhoogte van 2 m

c.    Een luifel met een maximale lengte van 1.50 m een maximale breedte van 1 m en een maximale bouwhoogte gelijk aan het bijbehorende kampeermiddel OF een tochtportaal met een maximale oppervlakte van 5 m2 en een maximale bouwhoogte gelijk aan het bijbehorende kampeermiddel;

d.    Opbergkisten met een totale maximale lengte van 3 m, maximale breedte van 1.35 m en maximale bouwhoogte van 1.35 m

 

 

 

 

13. Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

6.3. Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken in relatie tot het in stand houden

c.q. het tot stand brengen van een in stedenbouwkundig en cultuurhistorisch opzicht samenhangend bebouwingsbeeld.

 

 

 

Artikel 7

 

Sport (S)

 

 

 

7.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Sport (S)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      Sportvelden ter plaatse van de functieaanduiding (spv);

b.      Tennisbanen ter plaatse van de functieaanduiding (tn);

c.      Gebouwen ten dienste van de bestemming sport zoals een clubgebouw, kantine, kinderopvang,  kleedruimten, sanitaire voorzieningen, bergruimten, ondergeschikte sportgerelateerde detailhandel en dienstverlening mits het assortiment aansluit bij deze sportvoorzieningen;

d.      Bedrijfswoningen alleen ter plaatse van de functieaanduiding (bw) op de verbeelding;

e.      Water;

f.       Toegangswegen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.

 

 

 

 

 

 

7.2

 

Bouwregels

 

 

 

Gebouwen:

 

1

De gebouwen ten dienste van de bestemming mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakkken volledig mogen worden bebouwd

Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

2

Gebouwen dienst doende als bergruimten mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan bergruimten ter plaatse van de functieaanduidingen (spv) en (tn) voor ieder maximaal 30 m² bedraagt;

 

 

 

 

3

De goot- en bouwhoogte van de gebouwen, geen dienstwoningen zijnde,  mag maximaal respectievelijk 2,75 en 5,00 meter bedragen.

 

 

4

Een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken mag alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak met de functieaanduiding (bw) met de volgende regels:

  1. De maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning is respectievelijk 3 en 9 meter;
  2. De maximale goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen is respectievelijk 2.75 en 4.5 meter;
  3. De maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen is 30 m2.

 

 

 

 

 

 

Overige bouwwerken:

 

5

Ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken geldt dat:

a.    de bouwhoogte van ballenvangers maximaal 15,00 meter mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van erfafscheidingen langs het sportveld maximaal 2 meter mag bedragen;

c.    de bouwhoogte van toegangshekken maximaal 2,00 meter mag bedragen;

d.    de bouwhoogte van de tribune maximaal 5,00 meter mag bedragen;

e.    de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10,00 meter mag bedragen;

f.     de bouwhoogte van overige andere bouwwerken maximaal 4,50 meter mag bedragen.

 

 

 

 

6

Erf- en terreinafscheidingen, ballenvangers en toegangshekken dienen vanaf de grond een open constructie te hebben, met dien verstande dat 75% van de verticale projectie open moet zijn.

 

 

 

 

7

Van overige bouwwerken waarvan redelijkerwijs een inhoud kan worden gemeten zoals tribunes, mag de totale oppervlakte buiten het bouwvlak maximaal 20,00 m² bedragen.

 

 

 

 

 

 

 

 

7.3

                                                 

 

 

 

8

Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met het oog op de bescherming van stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de bebouwing ter bescherming van de openheid en voorkomen van hinder voor de omgeving

 

 

 

7.4

 

Specifieke gebruiksregels

 

                                     7.4.1

 

 

 

                                     7.4.2

 

 

 

 

Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte zoals opgenomen in de bijlage  ‘Tabel parkeernormen’.

 

Uitsluitend ondergeschikte uitoefening van horeca-activiteiten ondersteunend aan de sportbestemming is toegestaan.

 


 

 

 

Artikel 8

 

Tuin (T)

 

 

 

8.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Tuin (T)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                    tuinen en verhardingen voor de op de aangrenzende gronden gelegen woningen en                               hoofdgebouwen;

b.                    parkeergelegenheid;

c.                    toegangspaden;

d.                    water;

e.                    overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

 

 

8.2

 

Bouwregels

 

 

 

8.2.1.

 

 

8.2.2.

 

 

 

 

8.2.3.

 

Ten dienste van de bestemming zijn uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

 

Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

Het oprichten van een bouwwerk ten behoeve van het plaatsen van fietsen of huisvuilcontainers voor de voorgevelbouwgrens is toegestaan, mits:

  1. geen bergingen of bijgebouwen in of bij de woning aanwezig zijn die bereikbaar zijn via een achterom, achterpad, via de voor- of zijtuin of op andere reële wijze;
  2. geen enkele mogelijkheid bestaat tot het realiseren van een inpandige berging of een berging in de tuin zodanig dat deze bereikbaar is via een achterom, een achterpad, via de voor- of zijtuin of op andere reële wijze;
  3. het bouwwerk niet hoger is dan de maximaal toegestane hoogte van de erfscheiding in de voortuin met een maximum hoogte van 1,50 meter;
  4. de totale oppervlakte van het bouwwerk maximaal 4,00 m2 bedraagt;
  5. het bouwwerk moet toegankelijk zijn vanuit de tuin en mag niet rechtstreeks toegankelijk zijn vanaf de openbare weg;
  6. het bouwwerk moet op of ten minste 1,00 meter uit de zijdelingse erfgrens zijn gesitueerd;
  7. de verharding van de tuin ten behoeve van het overige bouwwerk tot een minimum beperkt blijft;
  8. het bouwwerk niet staat voor een gevelopening in het hoofdgebouw indien de afstand tussen het hoofdgebouw en het overige bouwwerk minder dan 1,00 meter bedraagt;
  9. het bouwwerk een plat dak (mag wel onder afschot liggen) heeft;
  10. het bouwwerk tenminste 1,00 meter uit de grens met de openbare weg is gelegen, tenzij een hogere en dichte erfscheiding voor de berging is geplaatst waardoor deze niet zichtbaar zal zijn vanaf de openbare weg.

 

 

 

 

8.2.2.

 

De hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1,00 meter. Met uitzondering van toegangspoorten waarvoor een maximale hoogte van 1.50 m geldt.

 

 

 

8.2.3.

 

De breedte van toegangshekken mag, inclusief een voet-gangersentree en pilasters, ten hoogste 30 % van de breedte van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 6,00 meter. De breedte van het bouwperceel wordt hier gemeten ter plaatse van het toegangshek.

 

 

 

8.2.4.

 

 

 

 

Per bouwperceel is één inrit en in het verlengde daarvan één toegangshek toegestaan, tenzij in de bestaande situatie al meer inritten en toegangshekken aanwezig zijn. Het bestaande aantal is dan tevens het maximum.

 

 

 

 

8.2.5.

 

 

 

 

 

8.2.6.

 

 

Voor erfscheidingen en toegangshekken, exclusief pilasters, geldt dat deze vanaf de grond en open constructie moet hebben, met dien verstande dat ten minste 70% van de verticale projectie van de erfscheiding c.q. het toegangshek open moet zijn.

 

Waar gronden met de bestemming “Tuin” grenzen aan water zijn geen steigers toegestaan.

 

 

8.3

 

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stalling en opslag van caravans, en/of vaartuigen is niet toegestaan voor de voorgevelbouwgrens.

 

 

 8.4

 

 

8.4.1.

 

 

 

 

 

8.4.2.

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

Gesloten verhardingen in de tuin zijn niet toegestaan, behoudens als toegangspaden en opritten naar het hoofd-gebouw en de garage(s) c.q. de bijgebouw(en) en in voorkomende gevallen ten behoeve van de ontsluiting van achterpaden.

                  

                   Terrassen mogen geen groter oppervlakte hebben dan 30% van het tot tuin bestemde deel van het erf tot een maximum van 30 m2.

 

 

 

 


 

 

 

 

 

Artikel 9

 

Verkeer   (V)

 

 

 

9.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Verkeer (V)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    openbare wegen, woonstraten, voet-, fiets-, en ruiterpaden en parkeervoorzieningen;

b.    Groenvoorzieningen en bermbeplanting;

c.    Water;

d.    Overige verhardingen;

e.    Nutsvoorzieningen;

f.     Abri;

g.    Onderdoorgang ter plaatse van de hiertoe op de verbeelding opgenomen aanduiding;

h.    Straatmeubilair.

 

 

 

 

 

 

9.2.

 

Bouwregels

 

 

 

 

1

Ten dienste van de bestemming zijn uitsluitend overige bouwwerken toegestaan die gerekend worden tot straatmeubilair.

 

 

 

 

2

Ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken geldt dat:

a.    De bouwhoogte maximaal 5,00 meter mag zijn,

b.    De bouwhoogte van een abri/bushokje maximaal 2,5 meter mag zijn;

c.    De bouwhoogte van nutsvoorzieningen maximaal 1,5 meter mag zijn;

d.    De bouwhoogte van lantaarnpalen maximaal 6 meter mag zijn

 

 

 

 

3

De oppervlakte van een abri/bushokje mag maximaal 10,00 m² zijn.

 

 

 

 

4

 

 

5

 

De oppervlakte van nutsvoorzieningen mag maximaal 1,00 zijn.

 

Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 


Artikel 10

 

Water (WA)

 

 

 

 

 

10.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

 

 

De voor “Water (WA)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    Water;

b.    Waterberging;

c.    Oevers;

d.    Andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waaronder bruggen, dammen, duikers, kunstwerken en beschoeiingen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

lid 10.2.

 

Bouwregels

 

 

 

 

 

 

1

De bouwhoogte van andere bouwwerken die noodzakelijk zijn voor de waterhuishouding, oeverbescherming en/of verbinding van oevers, mag maximaal 2,00 meter bedragen. Deze andere bouwwerken moeten voldoen aan de Keur en beleidregels 2012 van het Hoogheemraadschap van Rijnland. In voorkomende gevallen dient een vergunning bij Rijnland te worden gevraagd.

 

 

 

 

 

 

2

De hoogte van oeverbeschoeiingen mag maximaal 0,00  meter boven NAP bedragen (waterpeil is 0,60 meter onder NAP).

 

 

 

 

 

                                                            Lid 10.3  

 

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

                                     

                                                               10.3.1                                

 

 

 

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:         

  1. Het (gedeeltelijk) dempen van waterlopen en waterpartijen waarbij de bestaande waterbergingscapaciteit afneemt.

 

 

 

 

 

 

                                         


 

Artikel 11

 

Wonen – 1 (W-1)  

 

 

 

11.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Wonen – 1 (W-1)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      Wonen, eengezinswoning;

b.      Werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep;

c.      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

d.      Overige bouwwerken;

e.      Toegangspaden en –wegen;

f.       Tuinen;

g.      Parkeergelegenheid;

h.      Water;

i.        Bed and Breakfast ondergeschikt aan de woonfunctie conform de voorwaarden die zjin vastgelegd in het hiervoor op 27 juni 2011 vastgestelde gemeentelijke beleid.

 

 

 

 

 

 

 

11.2.

 

Bouwregels

 

 

 

Gebouwen

 

1

De woningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken worden gebouwd.

 

 

 

 

2

De woningen en delen van de woningen mogen geen grotere goot- en bouwhoogte hebben dan aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan.

 

 

 

 

 

3

Uitbreiding van de woning mag binnen het bouwvlak plaatsvinden als het bouwvlak nog niet volledig is bebouwd, mits:

a.      de goot- en/of bouwhoogte van de uitbreiding maximaal de goot- respectievelijk bouwhoogte bedraagt van de bebouwing waar tegenaan gebouwd wordt;

b.      ingeval de bebouwing waar tegenaan gebouwd wordt meerdere goot- en/of bouwhoogten heeft, de goot- respectievelijk bouwhoogte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan de laagste goot- respectievelijk bouwhoogte;

c.      de bijgebouwen door het uitbreiden van de woning niet in strijd komen met het bestemmingsplan, dan wel de bestaande afwijking niet wordt vergroot.

 

 

 

 

 

4

Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd op het bijbehorende erf mits:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a.    de uitbreiding aan de achtergevel maximaal 3,00 meter bedraagt;

b.    het verschil tussen de achtergevel van de uitbreiding en de achtergevel van een aangrenzende woning maximaal 3,00 meter bedraagt indien de aanbouw op of op minder dan 2,00 meter afstand van de erfscheiding wordt gerealiseerd;

c.    de aan- of uitbouw c.q. het aangebouwd bijgebouw geen hogere bouwhoogte heeft dan de eerste bouwlaag van de woning;

d.    de aangebouwde bijgebouwen maximaal 2/5 deel van de achtergevel beslaan en de achtergevelbouwgrens met maximaal 3,00 meter wordt overschreden;

e.    na uitbreiding van de woning een tuindiepte van ten minste 10,00 meter resteert;

f.     de uitbreiding niet breder is dan de oorspronkelijke achtergevel;

g.    de plaats van bijgebouwen niet in strijd komt met het bestemmingsplan;

h.    een bestaande strijdigheid met deze regels, indien daar sprake van zou zijn, niet wordt vergroot;

i.      Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

 

 

8

Bij iedere woning zijn maximaal twee bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

 

 

 

a.    Bijgebouwen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;

b.    De bijgebouwen op de erfscheiding of tenminste 1,00 meter van de erfscheiding dienen te worden gebouwd;

c.    de vrijstaande bijgebouwen moeten worden gebouwd op een afstand van tenminste 2,00 meter van de woning;

d.    de vrijstaande bijgebouwen moeten worden gebouwd op een afstand van tenminste 5,00 meter van de bestemming “Water”;

e.    indien vrijstaande bijgebouwen zijn gesitueerd achter het verlengde van de achtergevel en naast het verlengde van de zijgevel, danwel de achter- en/of zijgevelbouwgrens, de afstand tot de woning tenminste 1,00 meter moet bedragen;

f.     In geval van op hoeken van wegen gelegen hoekwoningen, de bijgebouwen de lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het eerstvolgende hoofdgebouw niet mogen overschrijden;

g.    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak per woning maximaal 30,00 m² mag bedragen, met dien verstande dat het erf, het deel van het erf met de bestemming tuin niet meegerekend, voor maximaal 30% mag worden bebouwd;

h.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 2,75 meter respectievelijk 4,50 meter mogen bedragen;

i.      voor zover op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan de maatvoering van bijgebouwen afweek van het in dit artikel bepaalde, geldt de bestaande maatvoering als maximum;

j.     dakkapellen op bijgebouwen niet zijn toegestaan;

k.    kelders onder bijgebouwen zijn toegestaan met dien verstande dat koekoeken en/of een inritconstructie die toegang biedt tot een kelder onder het bijgebouw niet zijn toegestaan.

l.      Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

                                      9

 

Daar waar op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding nieuwbouw (sba-ni) is opgenomen gelden de volgende regels:

  1. Gedeeltelijke nieuwbouw en uitbreiding van de woning is uitsluitend toegestaan nadat op de kadastrale percelen B918, B919, B920 en B921 alle verharding en bouwwerken en paddock zijn verwijderd en alle bebouwing is gesloopt met uitzondering van het gebouw met de dubbelbestemming “WR-C” ;
  2. Bebouwing direct grenzend aan de bebouwing met de dubbelbestemming “WR-C” mag worden gehandhaafd indien uit bouwhistorisch onderzoek blijkt dat hier sprake is van cultuurhistorische en/of bouwhistorische waarden.
  3. De gedeeltelijke nieuwbouw en uitbreiding van de woning moet binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak worden gebouwd en heeft een maximale inhoud van 810 m³, een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 9 meter, alsook een kap van minimaal 40 en maximaal 60 graden;
  4. Dakkapellen, buitenwerks gemeten mogen niet hoger zijn dan 1.50 m;
  5. Voor aan- uit- en bijgebouwen en overige bouwwerken gelden de regels zoals opgenomen in artikel 11;
  6. Voor het houden van paarden zijn de criteria voor hobbymatig houden van paarden in bijgebouwen van toepassing die onderdeel uitmaken van deze regels;
  7. Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.
  8. De nieuw te realiseren bebouwing dient zich in hoofdvorm en verschijningsvorm duidelijk te onderscheiden van de bestaande historische bebouwing.

 

 

 

                                     10

 

 

 

Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken geldt dat:

a.    de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van erfafscheidingen, indien grenzend aan de openbare weg, niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;

c.    overige bouwwerken waarvan redelijkerwijs een inhoud kan worden gemeten, moeten worden gebouwd op tenminste 3,00 meter van de achtergevel of een in het verlengde daarvan te trekken lijn en op een afstand van tenminste 5,00 meter van de bestemming water, hebben geen grotere bouwhoogte dan 2,5 m, en de oppervlakte buiten het bouwvlak mag maximaal 6 m2 zijn;

d.    Tennisbanen niet zijn toegestaan;

e.     Onoverdekte zwembaden en de daarbij behorende andere bouwwerken zijn alleen toegestaan als de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 1000 m² bedraagt, mits:

-per woning niet meer dan één zwembad wordt aan-gelegd;

-de oppervlakte van het zwembad maximaal 65 m² bedraagt;

-de bouwhoogte van het zwembad maximaal 0,50 meter bedraagt;

-het zwembad is gesitueerd op een afstand van ten minste 2,00 meter achter de achtergevel van de woning of een in het verlengde daarvan te trekken lijn;

-de afstand van het zwembad tot een erfscheiding ten minste 5,00 meter bedraagt;

-door de aanleg van een zwembad geen aantasting plaatsvindt van natuur- en landschapswaarden, dit ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders.

f.     Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

 

 

                                11.4

 

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

11.4.1.

 

Werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep zijn alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a.    de werkruimtes zijn zowel in de woningen als in aanbouwen toegestaan;

b.    de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;

c.    de vloeroppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden beroep mag maximaal 30% van de woning bedragen tot een maximum van 40,00 m²;

d.    er slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking van mag uitgaan;

 

 

 

11.4.2.

 

Een bijgebouw bij een woning dient slechts voor bergings- en/of stallingsdoeleinden en mag niet worden gebruikt:

a.      als woning of gastenverblijf;

b.      ten behoeve van een aan huis gebonden beroep;

c.      als stalgebouw tenzij voldaan wordt aan de Criteria voor het hobbymatig houden van paarden in bijgebouwen zoals opgenomen als bijlage bij deze regels.

 

 

 

11.4.3.

 

Onder het stallen van auto’s wordt mede verstaan het stallen van boten en/of caravans in niet bedrijfsmatige omvang

 

 

 

11.4.4.

 

 

 

11.4.5.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.4.6.

 

Reeds bestaand strijdig gebruik van bijgebouwen geeft geen recht op extra oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van bergings- en/of stallingsdoeleinden.

 

Het gebruik van een deel van de woning als bed en breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. Een bed & breakfast is alleen in de woning toegestaan;
  2. Er word voldaan aan de voorwaarden die zjin vastgelegd in het hiervoor op 27 juni 2011 vastgestelde gemeentelijke beleid.
  3. Het brutovloeroppervlakte van de bed & breakfast mag maximaal 30% van de oppervlakte van de woning bedragen tot een maximum van 70 m2.

 

 

Het is niet toegestaan in één woning zowel het gebruik als bedoeld in lid 11.4.1 als een gebruik als bedoeld in lid 11.4.5. te realiseren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 Artikel 12.

 

Wonen - 2 (W-2)

 

 

 

12.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

1.

 

De voor “Wonen – 2 (W-2)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    Meergezinswoningen;

b.    Werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep, ondergeschikt aan de woonfunctie;

c.    Bijgebouwen;

d.    Overige bouwwerken

e.    Tuinen

f.     Water

g.    Toegangswegen en –paden

h.    parkeergelegenheid

 

 

 

 

 

 

 

12.2

 

Bouwregels

 

 

 

                                          1.

 

De meergezinswoningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken worden gebouwd met een maximum aantal van 5 woningen.

 

 

 

2.

 

De gebouwen en delen van de gebouwen mogen geen grotere goot- en bouwhoogte hebben dan aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan.

 

 

 

                                         3.

 

Alleen inpandige bijgebouwen zijn toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer dan 30,00 m² per woning mag bedragen, met dien verstande dat daar waar op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bijgebouwen aanwezig zijn buiten het bouwvlak deze zijn toegestaan waarbij de bestaande maatvoering het maximum is.

 

 

 

                                         4.

 

De hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen.

 

 

 

5.

 

6.

 

 

Zwembaden en tennisbanen zijn niet toegestaan.

 

Het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water is niet toegestaan en uitsluitend na een  algemene ontheffing mogelijk als beschreven in artikel 22 lid 1 onder j.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 12.3

 

Specifieke gebruikregels

 

 

 

                        1.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

 

 

 

 

 

 

 

                                      3.                                      

 

 

 

 

                                       

                                     4.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                     5

 

Werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep zijn alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a.    de werkruimtes zijn zowel in de woningen als in aanbouwen toegestaan;

b.    de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;

c.    de vloeroppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden beroep mag maximaal 30% van de woning bedragen tot een maximum van 30,00 m²;

d.    er slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking van mag uitgaan.

 

 

 

Het gebruik van een deel van de woning als bed en breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a.    een bed & breakfast is alleen in de woning toegestaan;

b.    het bruto vloeroppervlakte van de bed & breakfast mag maximaal 30% van de oppervlakte van de woning bedragen tot een maximum van 70 m2.

 

Het is niet toegestaan om in één woning zowel een gebruik als bedoeld in lid 1 als een gebruik als bedoeld in lid 2 te realiseren.

 

 

Een bijgebouw bij een woning dient slechts voor bergings- en/of stallingsdoeleinden en mag in ieder geval niet worden gebruikt:

  1. als woning of gastenverblijf;
  2. ten behoeve van een aan huis gebonden beroep;
  3. als stalgebouw; mits voldaan wordt aan de criteria voor het hobbymatig houden van paarden in bijgebouwen zoals opgenomen als bij deze regels.
  4. bed & breakfast.

 

 

Reeds bestaand strijdig gebruik van bijgebouwen geeft geen recht op extra oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van bergings- en/of stallingsdoeleinden.

 

 

 


 

Artikel 13

 

“Leiding-Gas” (L-G) dubbelbestemming

 

 

 

            13.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

De op de verbeelding als “Leiding-Gas (L-G)” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

·               Een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding;

·               Een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

            13.2

 

Voorrangsbepaling

 

 

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming “Leiding – Gas” voorrang krijgt.

 

            13.3

 

Bouwregels

 

 

 

13.3.1  Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

 

13.3.2  Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

 

 

            13.4

 

 

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

 

 

 

13.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding – Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.    Het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

b.    Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c.    Het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

d.    Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

e.    Het permanent opslaan van goederen;

f.     Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

 

 

 

 

 

13.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

a.  Die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

b.    Die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

c.    Zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;

d.    Die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

 

 

 

                   

 

13.4.3  Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.

 

 

 

 

 

 

13.4.4  Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

 

 

 

 


 

Artikel 14

 

Leiding (L) (dubbelbestemming)

 

 

 

            14.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Leiding (L)” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor watertransportleidingen-W (1200 en 1600 mm) en een (hoog)spanningsleiding-HV van 50 kiloVolt.

 

 

 

            14.2

 

Bouwregels

 

 

 

 

 

In aanvulling op het bepaalde in de bouwregels behorende bij de artikelen 3 tot en met 24 gelden tevens de onderstaande regels:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                  14.2.1

 

Binnen de zone van 8,00 meter aan weerszijden uit het hart van een watertransportleiding is geen bebouwing toegestaan.

 

 

 

                                  14.2.2

 

Binnen de zone van 2,50 meter aan weerszijden uit het hart van de hoogspanningsleiding is geen bebouwing toegestaan.

 

 

 

           14.3

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een

 

 

Werk , geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

 

                                   14.3.1

 

Het is binnen de op de verbeelding aangeduide zone van een leiding of kabel verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werkzaamheden uit te voeren:

 

 

a.    het aanleggen van verharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen met een grotere plaatselijke oppervlakte dan 50 m2;

b.    het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden met een grotere hoogte dan 30 centimeter;

c.    het aanbrengen van ondergrondse transport, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

d.    het aanbrengen van diepwortelende planten;

e.    het in de bodem drijven van voorwerpen of delen van constructies.

 

 

 

            14.3.2

 

Het bepaalde in artikel 14.3.1 is slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen schade aan de leiding wordt of kan worden veroorzaakt.

 

 

 

      14.3.3

 

Het bepaalde in artikel 14.3.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding.

 

 

 

                          14.3.4

 

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 14.3.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de leiding- of kabelheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 15                  Waarde – Archeologie (WR-A) dubbelbestemming

 

 15.1               Bestemmingsomschrijving

De voor de Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden, uitgaande van Archeologisch gebiedstype 5

 

15.2          Bouwregels

15.2.1 Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde      gronden mag niet worden gebouwd.

15.2.2 Uitzondering: Het bepaalde in artikel 15.2.1 is niet  van toepassing als het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:

a.    vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

b.    een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 30 m² en waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;

c.    een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

d.    een bouwwerk waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist.

                                 

                     15.3      Afwijking van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.1 met inachtneming van de volgende regels:

15.3.1  Afwijking kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;

15.3.2  De aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht zijn genomen en de waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Voornoemd rapport hoeft niet overlegd te worden indien het college van burgemeester en wethouders reeds over voldoende gegevens beschikt om de archeologische waarde van de betrokken locatie vast te stellen;

15.3.3. De betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder artikel 15.3 sub 2 bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking voorschriften te verbinden, gericht op:

a.   het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b.   het doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;

c.   begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeoloog waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.

 

15.4               Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een                       werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

                                      15.4.1 Werkzaamheden

Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in artikel 15.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.   het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

b.   het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

c.    het verlagen of verhogen van het waterpeil;

d.   het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

e.   het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

f.    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.

15.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 15.4.1. is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.   noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 15.3. sub 1, 2, en 3 in acht is genomen;

b.   een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m² en waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;

c.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

d.   mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;

e.   ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

f.    de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 15.4.1.f worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud en beheer.

15.4.3. Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

a.   de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;

b.   de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen en de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; Voornoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien het college van burgemeester en wethouders  reeds over voldoende gegevens beschikt om de archeologische waarde van de betrokken locatie vast te stellen;

c.   de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals in artikel 15.4 sub c. onder 2. bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:

Ÿ  het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

Ÿ  het doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;

Ÿ  het begeleiden van de activiteiten door een archeoloog die voldoet aan de normen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

 

15.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15. 4  te verlenen, vraagt het college van burgemeester en wethouders aan een archeologisch deskundige advies, die voldoet aan de eisen zoals deze gesteld worden in de  Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

 

15.6                      Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de dubbelbestemming te wijzigen door voor één of meer bestemmingsvlakken:

15.6.1  De dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

a.   uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.   het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet. 

15.6.2  De begrenzingen van de dubbelbestemming te wijzigen en/of de begrenzingen tussen de verschillende archeologische gebiedstypen te verschuiven indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde of archeologische verwachting voor de betreffende gebiedsdelen moet worden aangepast.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 16

 

Waarde – Cultuurhistorie (WR-C)

dubbelbestemming

 

 

 

 

 

 

 16.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Waarde – Cultuurhistorie (WR-C)” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk de versterking van de aan deze gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden, zoals zijn beschreven in de bij de regels opgenomen bijlage “Gebiedsinventarisatie cultuurhistorische waarden Ammonslaantje-Maaldrift”.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16.2

 

Bouwregels

 

 

 

                                 16.2.1

 

 

                                  

 

 

                                

 

 

                                 16.2.2

 

Bouwen dient zodanig plaats te vinden dat de ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezige cultuurhistorische waarden niet worden aangetast. Burgemeester en wethouders laten zich daarbij adviseren door een terzake deskundige en de transformatiehandleiding voor herontwikkeling van MOB terreinen.

 

Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

 

 

 

16.3

 

Nadere eisen

 

 

 

 

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken in relatie tot:

 

 

a.    De instandhouding van c.q. het tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.    De natuur- en landschapswaarden die in het geding zijn, waarbij gedacht moet worden aan accidentatie, waterstructuren, bos- en beplantingsstructuren in samenhang met de landschappelijke hoofdstructuur.

 

 

c.    Cultuurhistorische waarden en beeldkwaliteit

 

 

 

                                                                                                          16.4

 

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

                                     

                              16.4.1                                

 

 

 

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

 

a.    het afgraven, bodemverlagen, ophogen, vergraven of egaliseren van gronden;

b.    het aanleggen en/of verharden van ontsluitingswegen, fiets- en voet- en ruiterpaden;

c.    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

d.    het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen, het aanleggen van drainagebuizen, ondergrondse beregeningsinstallaties, dijken, dammen, stuwen, duikers en dergelijke werken;

e.    het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en taluds;

f.     het vellen of rooien van houtgewassen met een specifieke landschaps- en/of cultuurhistorische waarde, die niet onder het regime van de kapverordening vallen;

g.    het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;

h.    het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

i.      het verrichten van proefboringen en andere boringen voor het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;

j.     alle overige werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale onderhoud van de gronden.

 

 

 

                                 16.4.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                 16.4.3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16.5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten als bedoeld in 16. 4 is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de cultuurhistorische waarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd. Dit nadat, door een in overleg met burgemeester en wethouders aangewezen deskundige, onderzoek is gedaan waaruit blijkt dat er geen aantasting van de genoemde waarden zal optreden.

 

Het bepaalde onder 16.4.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden in het kader van onderhoud en beheer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

 

 

 

                            16.5.1

 

 

 

                            16.5.2

 

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (delen van) gebouwen en bouwwerken te slopen.

 

Een omgevingsvergunning voor het slopen van cultuurhistorisch waardevolle objecten, en/of delen daarvan, wordt alleen verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden en een afweging van de in het geding zijnde belangen  tot uitkomst heeft dat een vergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.  Dit nadat door een in overleg met Burgemeester en wethouders aangewezen deskundige onderzoek is gedaan waaruit blijkt dat er geen aantasting zal optreden van de genoemde waarden.

 


 

Artikel 17

 

Waarde – Landschap (WR-LDS)

Dubbelbestemming

 

 

 

 

 

 

 17.1

 

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor “Waarde – Landschap (WR-LDS)” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk de versterking van de aan deze gronden eigen zijnde landschappelijke waarden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17.2

 

Bouwregels

 

 

 

                                 17.2.1

 

 

                                  

 

 

                                 17.2.2

 

Met betrekking tot het bouwen binnen deze bestemming gelden de hieronder omschreven regels. Deze regels hebben, bij strijdigheid daarmee, voorrang boven de regels genoemd in de artikelen 3 tot en met 24 van dit bestemmingsplan.

 

Bouwen als bedoeld in lid 17.2.1 dient zodanig plaats te vinden dat de ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezige landschappelijke waarden niet worden aangetast. Burgemeester en wethouders laten zich daarbij adviseren door een terzake deskundige.

 

 

 

17.3

 

Nadere eisen

 

 

 

                                   17.3.1

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken in relatie tot:

 

 

de natuur- en landschapswaarden die in het geding zijn, waarbij gedacht moet worden aan waterstructuren en beplantingsstructuren in samenhang met de landschappelijke hoofdstructuur.

 

 

 

 

 

 

                                                                                                          17.4

 

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

                                     

                              17.4.1                                

 

 

 

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

 

  1. het aanleggen, verbreden en/of verharden van ontsluitingswegen, fiets- en voet- en ruiterpaden;
  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen,
  4. het aanleggen van drainagebuizen, ondergrondse beregeningsinstallaties, dijken, dammen, stuwen, duikers en dergelijke werken;
  5. het vellen of rooien van houtgewassen met een specifieke landschaps- en/of cultuurhistorische waarde, die niet onder het regime van de kapverordening vallen;
  6. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  7. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  8. het  aanleggen van parkeerplaatsen en/of passeerstroken ;
  9. alle overige werkzaamheden die de landschappelijke waarden en de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan bestaande groenstructuur kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale onderhoud van de gronden.

 

 

 

 

 17.4.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                 

                                   17.4.3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten als bedoeld in 17. 4 is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de landschappelijke waarden van deze gronden en groenstructuur niet in onevenredige mate worden aangetast, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd. Dit nadat, door een in overleg met burgemeester en wethouders aangewezen deskundige, onderzoek is gedaan waaruit blijkt dat er geen aantasting van de genoemde waarden zal optreden.

 

Het bepaalde onder 17.4.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden in het kader van onderhoud en beheer.

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

Artikel 18                  Waterstaat - Waterkering (WS-WK) (dubbelbestemming)

 

18.1                            Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waterstaat – Waterkering (WS-WK)” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor waterkering en secundair bestemd voor de onderliggende bestemmingen zoals deze op de verbeelding zijn aangegeven.

 

18.2                            Bouwregels

 

18.2.1 Ten dienste van de bestemming zijn uitsluitend overige bouwwerken toegestaan die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, beheer en de bescherming van deze bestemming.

 

18.2.2 De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer   bedragen dan 2,00 meter.

 

18.2.3 Indien en voor zover een en ander verenigbaar is met het belang van de in lid 18.1 genoemde primaire bestemming, mag op de gronden tevens worden gebouwd voor de hiermee samenvallende secundaire bestemmingen met dien verstande dat de omgevingsvergunning voor de secundaire bestemmingen niet wordt verleend dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering en de bebouwing past binnen de bestemmingsregeling van de betreffende bestemming.

 

18.3                            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

        

18.3.1  Het is binnen de zone van de waterkering verboden zonder of in afwijking van een omgevings-vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.    Het aanleggen van verharde wegen, paden, banen en/of het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen met een grotere plaatselijke oppervlakte dan 50 m2;

b.    Het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden met een grotere hoogte dan 30 centimeter;

c.    Het aanbrengen van ondergrondse transport, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

d.    Het aanbrengen van diepwortelende planten;

e.    Het in de bodem drijven van voorwerpen of delen van constructies.

 

18.3.2 Het bepaalde in lid 18.3.1 is slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen schade aan de waterkering wordt of kan worden veroorzaakt.

 

18.3.3 Het bepaalde in lid 18.3.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/of werk-zaamheden in het kader van het onderhoud of beheer van de waterkering.

 

18.3.4  Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 18.3.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de waterkering niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.


 

 

Hoofdstuk 3

 

Algemene regels

 

 

 

               Artikel 19

 

Antidubbeltelregel

 

 

 

 

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

                Artikel 20

 

Algemene bouwregels

 

 

 

20.1

 

Geen gebouw mag worden opgericht, indien hierdoor op enig terrein of bouwperceel een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.

 

 

 

20.2

 

Geen ander werk of werkzaamheid mag worden uitge-voerd, indien hierdoor op enig terrein of bouwperceel een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.

 

 

 

20.3

 

De hellingshoek van de daken van (bij)gebouwen bedraagt maximaal 60 graden

 

 

 

20.4

 

Bij de beoordeling van ondergrondse bouwwerken gelden de regels van de bovenliggende bestemming, tenzij in de regels anders is bepaald, dan wel voor de onderlaag een afzonderlijke bestemming is gegeven in welk geval de regels van die bestemming gelden.

 

 

 

                                     20.5

 

Van een gebouw, waarvoor een maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van  de maximum goothoogte en terugvallen onder hoeken van 60° met de horizon, dan wel de voor het betreffende gebouw in deze regels specifiek bepaalde dakhellingen, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen, zoals dakkapellen, antennes en schoorstenen, buiten beschouwing blijven.

 

 

 

                                    20.6

 

Van dakkapellen – uitsluitend toegestaan op het dakvlak  – mag de breedte niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak, gemeten langs de voet van de dakkapel, en er mag geen strijdigheid ontstaan met het handboek welstand en beeldkwaliteit. Bredere dakkapellen tot maximaal 75% van de breedte van het dakvlak zijn slechts toegestaan op niet naar de openbare weg gekeerde dakvlakken. De afstand van een dakkapel tot de zijkant van het dakvlak mag, in de horizontale projectie gemeten, nergens minder bedragen dan 1 meter.

 

 

 

 

 

Op bijgebouwen zijn geen dakkapellen toegestaan.

 

                 

                 Artikel 21

 

 

 

Algemene gebruiksregels

 

 

 

 21.1

 

Gebruiksbepaling

 

 

 

 

 

Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de op de verbeelding aangeven bestemming en deze regels.

 

 

 

 21.2

 

Strijdig gebruik

 

 

 

 

 

Onder strijdig gebruik als bedoeld in het eerste lid wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7.10 Wro, in elk geval verstaan:

 

 

 

 

 

a.      het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor de opslag van materialen welke strekken tot realisering van de aan de grond gegeven bestemming, voor het normale onderhoud van tuinen en erven, waterlopen, paden en wegen;

b.      Het gebruik ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

 

 21.3

 

Afwijkingsbevoegdheid

 

 

 

21.3.1

 

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in 21.1 indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

 

21.3.2.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen van het verbod in lid 21.2b voor prostitutiedoeleinden in of op een perceel met huisnummering gelegen aan de Rijksstraatweg onder voorwaarde dat:

a.      binnen de gemeentegrenzen maximaal één seksinrichting of escortbedrijf gevestigd mag zijn;

b.      het niet mag gaan om raam- of straatprostitutie;

c.      de seksinrichting op een afstand van minimaal 10 meter moet zijn gelegen van een gebouw met een zuivere woonfunctie;

d.      de seksinrichting niet mag zijn gelegen in de nabijheid van een kerk, school of openbare voorziening of andere gevoelige functies;

e.      de inhoud van het pand waarin de seksinrichting is gevestigd maximaal 1250 m3 mag bedragen;

f.       de seksinrichting vanaf de weg goed bereikbaar is;

g.      op het perceel van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.

 

 

 


 

                Artikel 22

 

Algemene afwijkingsregels

 

 

 

22.1

 

Indien niet op grond van een andere regel ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van de desbetreffende bouwregels in dit plan voor:

 

 

 

 

 

a.    het afwijken van de voorgeschreven maten en afmetingen tot een maximum van 10%, indien in verband met de realisering van de bestemming of ingekomen bouwaanvraag, de afwijking noodzakelijk is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van derden;

b.    het oprichten van gebouwen ten behoeve van open-baar nut, met dien verstande dat de inhoud niet meer dan 75 m3 en dat de goothoogte niet meer dan 3,50 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter mogen bedragen;

c.    het oprichten van andere bouwwerken van openbaar nut, met dien verstande dat de hoogte van deze bouwwerken niet meer dan 10 meter mag bedragen;

d.    geringe afwijkingen van bestemmings- of bouw-grenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouw-werken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

e.    de bouw van andere bouwwerken ten dienste van de telecommunicatie, mits deze bouwwerken van geringe horizontale afmetingen zijn en mits:
-  bij vrijstaande bouwwerken de bouwhoogte niet meer dan 40 meter bedraagt, de locatie past binnen het gemeentelijk antennebeleid;
-  in het geval het bouwwerk op een ander gebouw wordt geplaatst, de toegelaten bouwhoogte van dat gebouw met niet meer dan 6 meter wordt over-schreden;

f.     de bouw van andere bouwwerken ten dienste van het landelijk alarmeringsnetwerk mits:
-  bij vrijstaande bouwwerken de bouwhoogte niet meer dan 25 meter bedraagt;
-  in het geval het bouwwerk op een ander gebouw wordt geplaatst, de toegelaten bouwhoogte van dat gebouw met niet meer dan 6 meter wordt over-schreden;

g.    de bouw van straatmeubilair binnen bestemmingen waar dit krachtens de bestemmingsbepalingen niet bij recht is toegestaan;

h.    de bouw van bergbezinkbassins met een inhoud van niet meer dan 1000 m³;

i.      het realiseren van een kap onder een hoek van niet meer dan 60°;

j.     het bouwen binnen 5 meter van de oeverlijn van de bestemming Water nadat een positief van het Hoogheemraadschap van Rijnland is ontvangen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                      22.2

 

Ontheffingen en afwijkingen mogen slechts worden verleend met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 alsmede indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 


 

Artikel 23

 

Algemene procedureregels

 

 

 

  23.1

 

Bij toepassing afwijkingsbevoegdheid

 

 

 

 

 

Op de voorbereiding van een ontheffingsbesluit, voor zover deze bevoegdheid in het plan aan burgemeester en wethouders is toegekend, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing

 

 

 

 

23.2

 

Bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

 

Op de voorbereiding van een wijzigingsbesluit, voor zover deze bevoegdheid in het plan aan burgemeester en wethouders is toegekend, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:

a.  De kennisgeving, bedoeld in artikel 3.12 van de Wabo tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs elektronische weg geschiedt, en het ontwerp met de daarbij behorende stukken langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld;

b.  De kennisgeving, bedoeld onder a, gelijktijdig met de daar bedoelde plaatsing langs elektro-nische weg wordt toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het betrokken waterschaps-bestuur en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeente(n);

c.   indien in het ontwerp gronden zijn aangewezen waarvan de bestemming in de naaste toekomst voor verwezenlijking in aanmerking komt, kennisgeving tevens geschiedt aan diegenen die in de basisregistratie kadaster staan vermeld als eigenaar van die gronden of als beperkt gerechtigde op die gronden;

d.  door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de het college van burgemeester en wethouders naar voren kunnen worden gebracht;

e.  het college van burgemeester en wethouders binnen 12 weken na de termijn van ter inzage legging beslist omtrent de vaststelling van de wijzigingsbevoegdheid.

 

 

 

 

 

 

 

 23.3

 

Toetsingscriteria bij afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid

 

 

 

 

 

Bij toepassing van een afwijkings- en wijzigingsbevoegd-heid wordt getoetst aan de volgende algemene criteria:

 

 

 

                                     23.3.1

 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de instandhouding c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld zoals omschreven in de toelichting van dit plan.

 

 

 

                                    23.3.2

 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvorm dient rekening gehouden te worden met de instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden.

Binnen de dubbelbestemming waarde-cultuurhistorie is een extra scherpe beoordeling op welstand en beeldkwaliteit noodzakelijk. Het handboek welstand en beeldkwaliteit zal hiervoor als aanvullend toetsingskader worden gehanteerd.

 

 

 

                                    23.3.3

 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bebouwing en gebruiksvormen mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

                                  

    

 

 

                                    23.3.4

 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bebouwing en gebruiksvormen dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

 

 

 

                                    23.3.5

 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bebouwing en gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

Een wijziging van gebruik naar een milieugevoelige bestemming moet kunnen voldoen aan de in de milieu-wetgeving vastgelegde normering.

 

 

 

                                    23.3.6   

 

Bij een toename van verhard oppervlak (daken, wegen, parkeerterreinen, gedraineerde oppervlakken), in de toekomstige situatie, is het beleid van Rijnland zoals vastgelegd in de Keur en beleidsregels 2012 het toetsingskader. In de Keur is vastgelegd dat, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling meer dan 500 m2 onverhard oppervlak wordt verhard, compenserende maatregelen noodzakelijk zijn in de vorm van extra open water ter grootte van 15% van de toename van de verharding.

 

 

 

                                   23.3.7     

 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Andere bestemmingen mogen niet in hun gebruik worden beperkt.

 

 

 

 

 

 

 

           

Hoofdstuk 4

 

Overgangs- en slotregels

 

 

 

Artikel 24

 

Overgangsrecht bouwwerken

 

 

 

24.1

 

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.    na het teniet gaan ten gevolge een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

 

 

24.2

 

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

 

 

24.3

 

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

 

Artikel 25

 

Overgangsrecht gebruik

 

 

 

25.1

 

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

 

 

 25.2

 

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

 

25.3

 

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

 

25.4

 

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestem-mingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 26

 

Hardheidsclausule

 

 

 

 

 

 

 

                            

 

 

 

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

 

 

 

 

 




Artikel 27

 

Slotregel

 

 

 

 

 

Deze regels worden aangehaald als: regels van het “Bestemmingsplan Ammonslaantje-Maaldrift 2013”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Wassenaar van…..