6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
b. bedrijven die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij aangegeven aanduiding:
- tevens een hovenier in categorie 3 of hoger uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;
- een aannemer in categorie 3 of hoger uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemer’;
- een autohandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - autohandel’;
- een gasflessenhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - gasflessenhandel’;
- uitsluitend een grondbank (waaronder de activiteiten puinbreken en grondreiniging), baggerdepot (waaronder bewerking veegvuil en RKG-slib) en groencomposteringsbedrijf (waaronder de activiteiten groenrecycling) ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - groencompostering’. Bedrijven als genoemd onder sub a zijn hier niet toegestaan;
- uitsluitend glastuinbouwgerelateerde bedrijvigheid tot maximaal categorie 2, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – glastuinbouwgerelateerd bedrijf’
- een groente- en fruithandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – groente- en fruithandel’;
- een grond-, weg- en waterbouwbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - grond-, weg- en waterbouwbedrijf’;
- een transportbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf’;
- een verhuisbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - verhuisbedrijf’;
c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
e. buitenopslag, mits buitenopslag een onlosmakelijk en inherent onderdeel is van de bedrijfsvoering;
met de daarbij behorende:
f.
hoofdgebouwen,
bijbehorende
gebouwen bij de bedrijfswoning en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
g. erven en terreinen;
h. wegen en paden;
i. parkeervoorzieningen;
j. kunstwerken;
k.
water;
l.
groenvoorzieningen.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemeen
a.
Op of in
de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
b.
De
afstand van bouwwerken tot de bestemming ‘Water’ bedraagt ten minste 3 m¹.
6.2.2
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden
de volgende bepalingen:
a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – lichtdoorlatend’ mag uitsluitend lichtdoorlatende bebouwing worden gebouwd;
d. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m¹ tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;
e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m¹ tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;
6.2.3
Bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
a.
de
bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de
aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
b.
de
goothoogte bedraagt maximaal 6 m¹;
c.
de
bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m¹.
6.2.4
Bijbehorende
gebouwen bij de bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a.
bijbehorende
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
de
maximale goothoogte bedraagt 3 m¹;
c.
de
maximale bouwhoogte bedraagt 5 m¹;
d.
de
maximale gezamenlijke oppervlakte bedraagt
e.
de
minimale afstand tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning bedraagt 1 m¹ en de maximale afstand tot de woning bedraagt 50 m¹.
6.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m¹;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m¹;
c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 5 m¹;
d. de bouwhoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 5 m¹;
e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 5 m¹;
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m¹.
6.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
6.2.1 onder b ten behoeve van het verkleinen van de afstand van bouwwerken tot
de bestemming ‘Water’, met dien verstande dat:
a.
daardoor
geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de belangen van de
watergang c.q. waterhuishouding;
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen
bij de beheersinstantie van de watergang.
6.3.2
Afwijking overschrijden bouwvlak
Het
bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
6.2.2, ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak, met dien verstande
dat:
a.
een doelmatige
bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken. Deze
noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak
noodzakelijk is om aan milieuregels te kunnen voldoen;
b. het bouwvlak mag niet verder worden
overschreden dan vanwege milieuregels noodzakelijk is; indien overschrijding om
andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak met maximaal 10% van de
bestaande oppervlakte worden
overschreden;
c.
de
bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende
bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
d. het woon- en leefklimaat van omliggende
woningen niet onevenredig aangetast wordt.
6.3.3
Afwijking
mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 6.2.4 onder d voor het
overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken,
ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
a.
het
college tevens afwijkt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in 6.5.2;
b. er geen onevenredige aantasting van het
woongenot van omwonenden plaatsvindt;
c.
de
bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
d. per woning maximaal één ontheffing ten
behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
e.
mantelzorg
wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit van
maximaal
f.
na
beëindiging van de mantelzorg de overschrijding middels wegnemen van de
woonunit ongedaan wordt gemaakt.
6.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van
gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
b. een risicovolle inrichting;
c. zelfstandige kantoren;
d. zelfstandige horeca;
e. detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
6.5 Afwijken gebruiksregels
6.5.1
Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1, onder a, ten behoeve van:
a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1 onder a, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1, onder a, en die naar aard en omvang passen in het gebied,;
b.
de
uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting
naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de
bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1, onder a, en die naar aard en omvang
passen in het gebied, niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.
De
afwijking is niet van toepassing op het groencomposteringsbedrijf
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf -
groencompostering’.
Bij de beoordeling van de aard
en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende
milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken, welke
worden getoetst door een terzake deskundige: geluid,
geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de
diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele
hinder en verkeersaantrekkende werking.
6.5.2
Afwijking
mantelzorg
Het
bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
6.1, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve
van mantelzorg, met dien verstande dat:
a.
het
gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van
mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige
wordt ingewonnen;
b. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte
past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen. In zeer
bijzondere situaties, zoals hoeksituaties of grote percelen waarbij ter plaatse
een niet bebouwbare bestemming ligt, kunnen burgemeester en wethouders hiervan
afwijken;
c.
de
afhankelijke woonruimte een maximale oppervlakte mag hebben van
d. geen splitsing van eigendom (woning en
bijgebouw/afhankelijke woonruimte) van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
e.
het
aantal gebruikers van de afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
f.
aan de
afhankelijke woonruimte geen permanent (huis)nummer wordt toegekend zoals
bedoeld in de daarvoor bedoelde gemeentelijke verordening (zoals een
verordening (straat)naamgeving en (huis)nummering);
g. de mantelzorgvoorziening c.q. afhankelijke
woonruimte wordt opgeheven/ ongedaan
gemaakt zodra de noodzaak tot mantelzorg vervalt.
6.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
bestemming te wijzigen ten behoeve van:
a.
het verwijderen
van een aanduiding als bedoeld in 6.1, onder lid b, waarmee de bedrijfsmatige
activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 en 2 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten maximaal toelaatbaar is. Een en ander met dien verstande
dat de betreffende activiteit, als bedoeld in 6.1, onder lid b beëindigd is en
er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt
voortgezet.
b.
het
wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten door het onderbrengen van een
bedrijf in een andere categorie, dan wel door het opnemen dan wel afvoeren van
een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, dan wel
technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.