De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
b ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’ is een gemaal met bijbehorend opslagterrein toegestaan;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - zoutloods’ is de opslag van strooizout met bijbehorende strooivoorzieningen toegestaan;
met de daarbij behorende:
d ongebouwde parkeervoorzieningen;
e fietsenstallingen;
f voet- en fietspaden;
g groenvoorzieningen, waaronder bermen, taluds en beplanting;
h kunstwerken;
i objecten van beeldende kunst;
j standplaatsen;
k water;
l waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
c de maximale bouwhoogte is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b de bouwhoogte van beeldende kunst bedraagt maximaal 3 m¹;
c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 m¹.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
12.1 voor het toestaan van het gebruik van gronden en bouwwerken als jongerenontmoetingsplaats, met dien verstande dat:
a
de oppervlakte maximaal
b de afstand tot een woning ten minste 50 m1 bedraagt.