9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-Archeologie
2 aangewezen gronden zijn, behalve
voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van aanwezige of te
verwachten archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Op de gronden bedoeld in 9.1
mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
archeologisch onderzoek worden gebouwd, tenzij:
a.
het bouwplan betrekking heeft op
vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte van de bouwwerken
niet wordt uitgebreid en waarbij de bestaande fundering wordt benut;
b.
op basis van archeologisch
onderzoek, waarvan het rapport is gevoegd bij de vergunningaanvraag, is
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer)
aanwezig zijn, of het bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich
meebrengt;
c.
het bouwplan betrekking heeft op
een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 30 m.
9.3 Ontheffing
van de bouwregels:
9.3.1 Ontheffing:
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het gestelde onder 9.2, indien op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
9.3.2 Voorschriften aan de
ontheffing:
Bij het verlenen van de
ontheffing kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de ontheffing
verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen
van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van
opgravingen, of
c.
de verplichting de activiteit,
die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester
en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3.3 Advies:
Alvorens Burgemeester en
wethouders beslissen over een ontheffing winnen zij bij de archeologisch
deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de
vergunning archeologische waarden onevenredig (kunnen) worden aangetast, en
welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.
9.4 Aanlegvergunning
9.4.1 Verbod:
Het is binnen deze bestemming
verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning
(aanlegvergunning) van Burgemeester en wethouders op de in 9.1 omschreven
gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
a.
Het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld zoals afgraven,
diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van
bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van
oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b.
Het graven, dempen, dan wel
verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c.
Het aanleggen van leidingen
dieper dan 0,3 meter onder maaiveld;
d.
De bodem met meer dan 1 meter op
te hogen.
9.4.2 Uitzonderingen
op het verbod:
Het onder 9.4.1 bedoelde verbod
is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud
betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, of die het
archeologisch onderzoek betreffen.
9.4.3 Criteria
voor verlening:
a. De aanlegvergunning wordt verleend, indien de onder a
bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de
archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer)
aanwezig zijn.
b. Bij het verlenen van de vergunning kunnen Burgemeester
en wethouders de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
1. de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden
behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3. de verplichting de activiteit, die leidt tot de
bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders
bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c.
Alvorens Burgemeester en
wethouders beslissen over een aanlegvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de
vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen)
worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden
verbonden.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming kan worden
verkleind dan wel komt te vervallen, indien als gevolg van een nader
archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de
gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer
aanwezig zijn.