INHOUD van de PLANREGELS
ARTIKEL
6
VERKEER-VERBLIJFSGEBIED
ARTIKEL
9
WAARDE-ARCHEOLOGIE 2
ARTIKEL
10
ANTI DUBBELTELREGEL
ARTIKEL
11
ALGEMENE BOUWREGELS
ARTIKEL
12
ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
ARTIKEL
13
ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS
ARTIKEL
14
ALGEMENE PROCEDUREREGELS
HOOFDSTUK
4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Bijlagen:
-
Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis.
In deze
planregels wordt verstaan onder:
1.1
plan:
het bestemmingsplan Varkenswei van de gemeente Vianen;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0620.bp0004-vg01
met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de planregels regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een
vlak betreft;
1.5
aanbouw:
een
gebouw dat aangebouwd is aan de woning;
1.6
aansluitend terrein:
het
terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt.
Dat kan een op de kaart van het bestemmingsplan aangegeven begrensd bouwvlak
zijn, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten of een
begrensd bouwperceel waarop zelfstandige bij elkaar horende bebouwing is
toegestaan;
1.7
archeologisch deskundige:
de gemeentelijke
(beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en
wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;
1.8
archeologische monumenten:
terreinen die van algemeen
belang zijn wegens de daar aanwezige zaken die tenminste 50 jaar geleden zijn
vervaardigd en die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun
betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
1.9
archeologische waarde:
de aan een gebied
toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis
van de beschavingsgeschiedenis;
1.10
archeologisch onderzoek:
het verrichten van
werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende
of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het
verleden;
1.11
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.12
bebouwingspercentage:
het op de plankaart of in de regels aangegeven percentage
tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze
regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal
mag worden bebouwd;
1.13
bedrijf:
inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige
activiteiten zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten
of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten;
1.14 bedrijf
aan huis:
een bedrijf dat vanwege zijn kleinschalige omvang en
geringe invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend in een gedeelte van de
woning, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende
mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.15
beroep aan huis:
een dienstverlenend of kunstzinnig beroep, dat in of bij
een woonhuis wordt uitgeoefend, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij
het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke
uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming
is;
1.16
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
1.18
bijgebouw:
een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
1.19
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke
of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.22
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23
bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.24
bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens de
planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn
toegelaten;
1.25
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26
carport:
een overkapping voor de stalling van een
auto, zonder eigen zijwanden met dien verstande dat wel zijwanden zijn
toegestaan die worden gevormd door de wand van een ander bouwwerk, zoals
bijvoorbeeld de zijgevel van de woning, of een erfafscheiding, mits de naar de
weg gekeerde zijde van de carport geheel open blijft;
1.27
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan
personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28
erker:
een uitbouw op de begane grond, aan de
voor of zijgevel van het hoofdgebouw, ter vergroting van een verblijfsruimte.
1.29
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30
gestapelde woning:
woning die is gestapeld met twee of
meer andere woningen of indien de bestemming dat toelaat, met één of meer
andere functies;
1.31
gevellijn:
aangeduide lijn die aangeeft in welke richting(en) het
hoofdgebouw van een woning moet worden georiënteerd;
1.32
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of
afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan
te merken;
1.33
maatschappelijk:
het
uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve
en openbare dienstverlening, waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg-
en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of,
bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of, verenigingsleven.
1.34
meer aaneengeschakelde woningen /
rijenwoningen:
meer dan twee grondgebonden woningen die zijn aaneengeschakeld door een
gemeenschappelijke muur met het hoofdgebouw van de naastgelegen woning(en),
over een diepte van ten minste 50% van het hoofdgebouw en minimaal 4.50 meter;
1.35
patiowoning:
een
woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof van
minimaal 20 m2 gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het
eigen bouwperceel aanwezige gebouwen
1.36
peil:
a.
voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van
de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte
van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.37
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.38
raamprostitutie:
een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de
openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
1.39
risicovolle inrichting:
een
inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een
grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt
kwetsbare objecten;
1.40
seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht;
1.41
twee aaneengeschakelde
woningen/twee-onder-een-kap:
twee grondgebonden woningen waarvan de
hoofdgebouwen met elkaar zijn geschakeld door tenminste één gemeenschappelijke
muur, over een diepte van ten minste 50% van het hoofdgebouw en minimaal 4.50
meter;
1.42
uitbouw:
een
gebouw dat aangebouwd is aan een woning of woongebouw en rechtstreeks van
daaruit toegankelijk is;
1.43
voorgevel:
de
naar de openbare weg gekeerde, en op de openbare weg georiënteerde zijde van
een gebouw;
1.44
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn waarin de voorgevel van een gebouw
geplaatst is;
1.45
vrijstaande woning:
een grondgebonden woning waarvan het hoofdgebouw geen
gemeenschappelijke muur heeft met het hoofdgebouw van de naastgelegen woning;
1.46
woning:
een gebouw, bestaande uit hoofdgebouwen en de bijgebouwen/aan-
en uitbouwen, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de
huisvesting van een huishouden;
1.47
wooneenheid:
een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn
indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
Bij toepassing
van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
dakhelling van een kap:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het
boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
2.4
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau
van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5
het bebouwingspercentage van het
bouwperceel:
De aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond van een perceel,
inclusief perceelsgedeelten die niet voor bebouwing in aanmerking komen, zoals
gronden met een tuinbestemming en een later aangekochte groenstrook enz. (dat
deze gedeelten mee gerekend moeten worden in het bebouwingspercentage, wil niet
zeggen dat deze gronden ook mogen worden bebouwd).
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn ter
plaatse van de aanduiding nutsvoorziening uitsluitend bestemd voor een
nutsvoorziening.
3.2 Bouwregels
Op de voor bedrijf
aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
het
bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, met
inachtneming van de overige bouwregels;
b.
de
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
c.
binnen
het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer
dan 3 meter bedragen.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
plantsoenen;
b.
groenvoorzieningen
(waaronder begrepen fiets- en voetpaden, toegangswegen en -paden naar percelen,
water en waterberging, taluds);
c.
speelvoorzieningen
en speelveldjes;
d.
beplanting;
met dien verstande dat:
e.
in de
eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze
gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2.
4.2 Bouwregels
Op de voor Groen aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde toegestaan, met een hoogte van maximaal 3 meter.
4.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
4.2 voor speeltoestellen en beeldende kunstwerken tot een hoogte van maximaal 5
meter, mits het gebruik op de aangrenzende bestemmingen daardoor niet
onevenredig wordt gehinderd.
4.4 Specifieke
gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik van de gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
a.
Een
voor groen aangewezen perceel mag worden gebruikt voor kleinschalige
evenementen met een maximum van 3 per jaar, per locatie, en een duur van ten
hoogste 24 uur per evenement;
b.
De
voor groen aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen
behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
b.
ter
plaatse van de aanduiding ontsluiting, een ontsluiting voor het verkeer met een
breedte van tenminste 5 meter;
met dien verstande dat:
c.
in de
eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze
gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2.
5.2 Bouwregels
Op de voor Tuin aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 1 meter, met dien
verstande dat:
a.
een
overkapping boven de voordeur is toegestaan, mits:
1.
de
breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;
2.
de overkapping
niet meer dan 1 meter uitsteekt van de gevel waaraan wordt aangebouwd;
3.
het
om een open constructie zonder zijwanden gaat;
4.
de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
gebouw waaraan wordt aangebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;
b.
een
erker is toegestaan, mits:
1.
de
erker niet meer dan 1.50 meter uitsteekt uit de gevel waaraan wordt uitgebouwd;
2.
de erker niet meer dan 75% beslaat van de voorgevel
waaraan wordt uitgebouwd;
3.
de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
hoofdgebouw waaraan wordt uitgebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;
c.
per
woning maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan met een hoogte van maximaal 6
meter;
d.
ter
plaatse van de aanduiding ontsluiting, een verkeersontsluiting is voorzien
zodat een strook van tenminste 5 meter dient vrij te blijven van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen,
straten, en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
b.
voet-
en rijwielpaden;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
bermen
en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging;
e.
duikers;
met dien verstande dat:
f.
in de
eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze
gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2;
g.
ter
plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer – calamiteiten
ontsluiting, een calamiteiten ontsluiting voor hulpdiensten is toegestaan.
6.2 Bouwregels
Op de voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3
meter.
6.3 Ontheffing
van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het bepaalde in 6.2 voor speeltoestellen en beeldende kunstwerken
tot een hoogte van maximaal 5 meter, mits:
a.
de
verkeersveiligheid daardoor niet wordt belemmerd;
b.
het
gebruik van de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt
gehinderd.
6.4 Specifieke
gebruiksregels
Kleinschalige
evenementen:
Een voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen
perceel mag worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum van
3 per jaar, per locatie, en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
waterberging
(waaronder begrepen groene en/of natuurlijke oevers);
b.
waterhuishouding;
c.
waterlopen;
d.
bruggen,
duikers en andere kunstwerken;
met dien verstande dat:
e.
in de
eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze
gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2.
7.2 Bouwregels
Op de voor Water aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
wonen,
al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
met dien verstande dat:
d.
in de
eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze
gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2.
8.2 Bouwregels
Op de voor Wonen aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in
achtneming van de volgende regels.
8.2.1 Algemeen:
a.
ter
plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden zijn niet meer
wooneenheden toegestaan dan aangeduid;
b.
gestapelde
woningen zijn niet toegestaan;
c.
ter
plaatse van de aanduiding ontsluiting is een verkeersontsluiting voorzien en
dient een strook van tenminste 5 meter vrij te blijven van bebouwing;
d.
het
bij de woning behorende bouwperceel mag nooit voor meer dan 60% worden bebouwd,
met dien verstande dat het bij de patiowoning behorende bouwperceel voor maximaal
90% bebouwd mag worden.
8.2.2 Patiowoningen:
In afwijking van het bepaalde onder 8.2.3 en 8.2.4 gelden voor
patiowoningen de volgende bouwregels:
a.
ter
plaatse van de specifieke bouwaanduiding patiowoningen zijn uitsluitend
patiowoningen toegestaan;
b.
ter
plaatse van de specifieke bouwaanduiding patiowoningen dient de aangeduide
maximale bouwhoogte in acht te worden genomen, met dien verstande dat voor elke
patiowoning hooguit één hoogteaccent is toegestaan met een bouwhoogte van 6,5
meter over een oppervlakte van maximaal 33% van het bij het bouwperceel
behorende bouwvlak;
c.
per
woning dient de binnenplaats of binnenhof minimaal 20 m2 te
bedragen, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel
aanwezige gebouwen;
d.
ter
plaatse van de specifieke bouwaanduiding patiowoningen zijn de bijgebouwen/aan-
en uitbouwen geïntegreerd in het hoofdgebouw en is het bepaalde in 8.2.4 niet
van toepassing.
8.2.3 Hoofdgebouwen:
a.
een
hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b.
ter
plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte dienen deze aangeduide
hoogtes in acht te worden genomen;
c.
hoofdgebouwen
dienen met een kap te worden gerealiseerd;
d.
een
hoofdgebouw dient aan één zijkant tenminste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens
te worden gesitueerd, met uitzondering van aaneen geschakelde woningen en
patiowoningen.
8.2.4 Bijgebouwen/aan- en uitbouwen:
a.
bijgebouwen/aan-
en uitbouwen dienen tenminste 4 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw
te worden gesitueerd, met dien verstande dat:
1.
een
afstand van tenminste 3 meter is toegestaan op de hoek van een rijtje met meer
aaneengeschakelde woningen;
2.
een
afstand van ten minste 3 meter is toegestaan voor aangebouwde ingangspartijen,
mits die niet meer dan 1,50 meter uit de zijgevel steken;
3.
geen
afstand tot de voorgevellijn geldt voor hoekerkers of erkers aan de zijgevel,
mits:
-
de
erker niet meer dan 1.50 meter uitsteekt uit de gevel waaraan wordt uitgebouwd;
-
de
erker niet meer dan 40% beslaat van de zijgevel waaraan wordt uitgebouwd;
-
de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
hoofdgebouw waaraan wordt uitgebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;
b.
de
goothoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter
bedragen;
c.
de
bouwhoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 4,5 meter
bedragen;
d.
per hoofdgebouw
is niet meer dan 60 m gezamenlijke oppervlakte aan-, uitbouwen en
bijgebouwen toegestaan.
8.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag
voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter bedragen en
achter deze voorgevellijn niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat:
a.
achter
de voorgevellijn, dan wel gelijk grenzend aan de voortuin, een carport is
toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale overbouwde
oppervlakte van 20 m, en dat bovenop de carport een dakterras is
toegestaan ten behoeve waarvan een hekwerk of ommuring is toegestaan met een
bouwhoogte van maximaal 1.20 meter, te meten vanaf de vloer van het dakterras;
b.
achter
de voorgevellijn, een overkapping is toegestaan boven de hoofdingang in de
zijgevel, mits:
1.
de
breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;
2.
de
overkapping niet meer dan 1 meter uitsteekt van de gevel waaraan wordt
aangebouwd;
3.
het
om een open constructie zonder zijwanden gaat;
4.
de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
gebouw waaraan wordt aangebouwd, vermeerderd met 0,25 meter.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 8.2.4, sub c.,
en voor een kap op aan- en/of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen een hogere
bouwhoogte toestaan, mits:
a.
de
dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
b.
de
bouwhoogte maximaal 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Beroep- of bedrijf aan huis:
Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening
van een beroep of bedrijf aan huis, mits:
a.
niet
meer dan 25% van de vloeroppervlakte van hoofdgebouw, aan-, uitbouwen en
bijgebouwen daarvoor wordt aangewend met een maximum van 100 m²;
b.
het
beroep- of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
c.
het
gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen
onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
d.
uitsluitend
bedrijfsactiviteiten worden toegestaan in categorie 1 van de bij deze regels
behorende staat van bedrijfsactivteiten aan huis;
e.
er
geen detailhandel plaatsvindt;
f.
per
beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclame- en/of naambord aan de gevel
of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 meter;
g.
er geen buitenopslag plaatsvindt.
8.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 8.4.1, sub a.,
voor de huisvesting van meer dan één huishouden per woning ten behoeve van
kamerverhuur in de vorm van een bedrijf aan huis, mits:
c.
niet
meer dan 3 huishoudens per woning worden toegestaan;
d.
dat
niet leidt tot een zodanig intensivering dat het woon- en leefklimaat in de
directe omgeving onevenredig wordt aangetast.
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-Archeologie 2 aangewezen gronden
zijn, behalve
voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van aanwezige of te
verwachten archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Op de gronden
bedoeld in 9.1 mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten behoeve van archeologisch onderzoek worden gebouwd, tenzij:
a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van
bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte van de bouwwerken niet wordt
uitgebreid en waarbij de bestaande fundering wordt benut;
b. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan het
rapport is gevoegd bij de vergunningaanvraag, is aangetoond dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of het bouwplan geen
bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;
c. het bouwplan betrekking heeft op een oppervlakte kleiner
dan of gelijk aan 30 m.
9.3 Ontheffing
van de bouwregels:
9.3.1 Ontheffing:
Burgemeester en
wethouders kunnen ontheffing verlenen van het gestelde onder 9.2, indien op
basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door
de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
9.3.2 Voorschriften
aan de ontheffing:
Bij het verlenen
van de ontheffing kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan
de ontheffing verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden
behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de
bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders
bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3.3 Advies:
Alvorens
Burgemeester en wethouders beslissen over een ontheffing winnen zij bij de
archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het
verlenen van de vergunning archeologische waarden onevenredig (kunnen) worden
aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.
9.4 Aanlegvergunning
9.4.1 Verbod:
Het is binnen deze
bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning
(aanlegvergunning) van Burgemeester en wethouders op de in 9.1 omschreven
gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
a. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3
meter onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen,
scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende
beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage,
verwijderen van funderingen;
b. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of
anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter onder
maaiveld;
d. De bodem met meer dan 1 meter op te hogen.
9.4.2 Uitzonderingen
op het verbod:
Het onder 9.4.1
bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het
normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip
van het van kracht worden van het bestemmingsplan, of die het archeologisch
onderzoek betreffen.
9.4.3 Criteria
voor verlening:
a. De aanlegvergunning wordt verleend, indien de onder a
bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de
archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer)
aanwezig zijn.
b. Bij het verlenen van de vergunning kunnen Burgemeester
en wethouders de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
1. de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden
behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3. de verplichting de activiteit, die leidt tot de
bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders
bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c.
Alvorens Burgemeester en
wethouders beslissen over een aanlegvergunning winnen zij bij de archeologisch
deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de
vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke
voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming kan worden
verkleind dan wel komt te vervallen, indien als gevolg van een nader
archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de
gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Voor bijzondere
architectuur (bijzondere kapvormen) en voor dakkapellen en dakopbouwen, zijn
ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte toelaatbaar.
Onder het verbod op gebruik in
strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening, vallen in ieder geval:
a.
opslagdoeleinden,
anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als
strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag,
waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
b.
het
plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
c.
het
storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
d.
het
gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
e. (raam)prostitutie;
f.
bewoning
als het gaat om vrijstaande bijgebouwen;
g.
andere
doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.
Burgemeester en
wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening,
ontheffing verlenen van het bepaalde in deze planregels:
a.
voor
het toestaan van een bedrijf aan huis dat niet is genoemd in de bij deze
planregels behorende staat van bedrijfsactiviteiten aan huis, maar dat naar
zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep
van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven.
b.
voor afwijkingen ten aanzien van de
voorgeschreven bouwhoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan
10% bedragen van de in deze planregels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven
afmetingen.
c.
ten aanzien van de bestemmingsbepalingen en
toestaan dat de bestemmings- en/of bouw- en/of aanduidingsgrenzen in geringe
mate worden overschreden, indien een meetverschil en/of de definitieve
verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 2 meter
worden overschreden.
Bij het voornemen om ontheffing te verlenen passen Burgemeester en
wethouders de volgende procedure toe:
a.
het
voornemen tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken, voor een ieder
gedurende 2 weken ter inzage bij de gemeente;
b.
Burgemeester
en wethouders geven vooraf kennis van de terinzagelegging in een dag-, nieuws-,
of huis-aan-huis-blad en verder op de gebruikelijke wijze;
c.
in
deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van
terinzagelegging hun zienswijzen omtrent het voornemen tot ontheffing, bij
Burgemeester en wethouders naar voren kunnen brengen.
d.
indien
zienswijzen naar voren zijn gebracht wordt het besluit tot ontheffing met
redenen omkleed;
e.
Burgemeester
en wethouders delen deze met redenen omklede beslissing mee aan degene die de
zienswijzen naar voren hebben gebracht.
In het plangebied
dient ruimte te worden gereserveerd voor de realisering en ontsluiting van
voldoende parkeerplaatsen volgens de volgende parkeernormen:
a.
dure
woningen: 2,0 pp/woning;
b.
middendure
woning: 1,8 pp/woning;
c.
goedkope
woning: 1,5 pp/woning.
16.1 Overgangsrecht
bouwwerken
16.1.1 Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
a.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b.
na
het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na
de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het gestelde onder 16.1.1 voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 16.1.1 met maximaal 10%.
16.1.3 Het gestelde onder 16.1.1 is niet van
toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
16.2.2 Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
16.2.3 Indien het gebruik, als bedoeld in 16.2.1,
na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan
een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
16.2.4 Het gestelde onder 16.2.1 is niet van
toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze planregels
worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan
‘Varkenswei’
van de gemeente
Vianen
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 22 september 2009
De Griffier, De
Voorzitter,