INHOUD van de PLANREGELS

 

 

HOOFDSTUK 1       INLEIDENDE REGELS. 3

ARTIKEL 1        BEGRIPPEN. 3

ARTIKEL 2        WIJZE VAN METEN. 8

HOOFDSTUK 2       BESTEMMINGSREGELS. 9

ARTIKEL 3        BEDRIJF. 9

ARTIKEL 4        GROEN. 10

ARTIKEL 5        TUIN. 11

ARTIKEL 6        VERKEER-VERBLIJFSGEBIED. 12

ARTIKEL 7        WATER. 13

ARTIKEL 8        WONEN. 14

ARTIKEL 9        WAARDE-ARCHEOLOGIE 2. 18

HOOFDSTUK 3       ALGEMENE REGELS. 21

ARTIKEL 10      ANTI DUBBELTELREGEL 21

ARTIKEL 11      ALGEMENE BOUWREGELS. 21

ARTIKEL 12      ALGEMENE GEBRUIKSREGELS. 22

ARTIKEL 13      ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS. 23

ARTIKEL 14      ALGEMENE PROCEDUREREGELS. 24

ARTIKEL 15      OVERIGE REGELS. 24

HOOFDSTUK 4       OVERGANGS- EN SLOTREGELS. 25

ARTIKEL 16      OVERGANGSRECHT. 25

ARTIKEL 17      SLOTREGEL 26

 

Bijlagen:

-     Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis­.



HOOFDSTUK 1               INLEIDENDE REGELS

 

 

ARTIKEL 1                  BEGRIPPEN

 

In deze planregels wordt verstaan onder:

 

1.1             plan:

het bestemmingsplan Varkenswei van de gemeente Vianen;

 

1.2             bestemmingsplan: 

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0620.bp0004-vg01 met de bijbehorende regels;

 

1.3      aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4      aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5             aanbouw:

          een gebouw dat aangebouwd is aan de woning;

 

1.6             aansluitend terrein:

          het terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt. Dat kan een op de kaart van het bestemmingsplan aangegeven begrensd bouwvlak zijn, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten of een begrensd bouwperceel waarop zelfstandige bij elkaar horende bebouwing is toegestaan;

 

1.7             archeologisch deskundige:

          de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

 

1.8             archeologische monumenten:

          terreinen die van algemeen belang zijn wegens de daar aanwezige zaken die tenminste 50 jaar geleden zijn vervaardigd en die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

 

1.9             archeologische waarde:

          de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

 

1.10        archeologisch onderzoek:

          het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

 

1.11        bebouwing:

          één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

 

1.12        bebouwingspercentage:

          het op de plankaart of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd;

 

1.13        bedrijf:

          inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten;

 

1.14    bedrijf aan huis:

          een bedrijf dat vanwege zijn kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.15        beroep aan huis:

          een dienstverlenend of kunstzinnig beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.16        bestemmingsgrens:

          de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.17        bestemmingsvlak:

          een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;         

 

1.18        bijgebouw:

          een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

 

1.19        bouwen:

          het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.20        bouwgrens:

          de grens van een bouwvlak;

 

1.21        bouwlaag:

          een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

 

1.22        bouwperceel:

          een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.23        bouwperceelsgrens:

          de grens van een bouwperceel;

 

1.24        bouwvlak:

          een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.25        bouwwerk:

          elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.26        carport:

een overkapping voor de stalling van een auto, zonder eigen zijwanden met dien verstande dat wel zijwanden zijn toegestaan die worden gevormd door de wand van een ander bouwwerk, zoals bijvoorbeeld de zijgevel van de woning, of een erfafscheiding, mits de naar de weg gekeerde zijde van de carport geheel open blijft;

 

1.27        detailhandel:

          het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.28        erker:

een uitbouw op de begane grond, aan de voor of zijgevel van het hoofdgebouw, ter vergroting van een verblijfsruimte.

 

1.29        gebouw:

          elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

 

1.30        gestapelde woning:

          woning die is gestapeld met twee of meer andere woningen of indien de bestemming dat toelaat, met één of meer andere functies;

 

1.31        gevellijn:

          aangeduide lijn die aangeeft in welke richting(en) het hoofdgebouw van een woning moet worden georiënteerd;

 

1.32        hoofdgebouw:

          een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken;

 

1.33        maatschappelijk:

          het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of, bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of, verenigingsleven.

 

1.34        meer aaneengeschakelde woningen / rijenwoningen:
meer dan twee grondgebonden woningen die zijn aaneengeschakeld door een gemeenschappelijke muur met het hoofdgebouw van de naastgelegen woning(en), over een diepte van ten minste 50% van het hoofdgebouw en minimaal 4.50 meter;

 

1.35        patiowoning:

          een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof van minimaal 20 m2 gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen

 

1.36        peil:

a.      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 

1.37        prostitutie:

          het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.38        raamprostitutie:

          een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

 

1.39        risicovolle inrichting:

          een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

1.40        seksinrichting:

          de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;

 

1.41        twee aaneengeschakelde woningen/twee-onder-een-kap:

twee grondgebonden woningen waarvan de hoofdgebouwen met elkaar zijn geschakeld door tenminste één gemeenschappelijke muur, over een diepte van ten minste 50% van het hoofdgebouw en minimaal 4.50 meter;

 

1.42        uitbouw:

          een gebouw dat aangebouwd is aan een woning of woongebouw en rechtstreeks van daaruit toegankelijk is;

 

1.43        voorgevel:

          de naar de openbare weg gekeerde, en op de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw;

 

1.44        voorgevellijn:

          de denkbeeldige lijn waarin de voorgevel van een gebouw geplaatst is;

 

1.45        vrijstaande woning:

          een grondgebonden woning waarvan het hoofdgebouw geen gemeenschappelijke muur heeft met het hoofdgebouw van de naastgelegen woning;

 

1.46        woning:

          een gebouw, bestaande uit hoofdgebouwen en de bijgebouwen/aan- en uitbouwen, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

 

1.47        wooneenheid:

          een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

 

 

 

 

 


ARTIKEL 2                  WIJZE VAN METEN

 

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1             dakhelling van een kap:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2             de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.3             de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4             de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.5             het bebouwingspercentage van het bouwperceel:

De aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond van een perceel, inclusief perceelsgedeelten die niet voor bebouwing in aanmerking komen, zoals gronden met een tuinbestemming en een later aangekochte groenstrook enz. (dat deze gedeelten mee gerekend moeten worden in het bebouwingspercentage, wil niet zeggen dat deze gronden ook mogen worden bebouwd).


HOOFDSTUK 2               BESTEMMINGSREGELS

 

 

ARTIKEL 3                  BEDRIJF  

 

 

3.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding nutsvoorziening uitsluitend bestemd voor een nutsvoorziening.

 

 

3.2      Bouwregels

Op de voor bedrijf aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a.     het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, met inachtneming van de overige bouwregels;

b.     de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;

c.     binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter bedragen.

 


ARTIKEL 4                  GROEN  

 

 

4.1      Bestemmingsomschrijving

De voor groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      plantsoenen;

b.      groenvoorzieningen (waaronder begrepen fiets- en voetpaden, toegangswegen en -paden naar percelen, water en waterberging, taluds);

c.      speelvoorzieningen en speelveldjes;

d.      beplanting;

 

met dien verstande dat:

e.      in de eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2.

 

 

4.2      Bouwregels

Op de voor Groen aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een hoogte van maximaal 3 meter.

         

 

4.3             Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2 voor speeltoestellen en beeldende kunstwerken tot een hoogte van maximaal 5 meter, mits het gebruik op de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

 

 

4.4      Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van de gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.   Een voor groen aangewezen perceel mag worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum van 3 per jaar, per locatie, en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement;

b.   De voor groen aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

 

 

 


 

ARTIKEL 5                  TUIN    

 

 

5.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

 

alsmede voor:

b.     ter plaatse van de aanduiding ontsluiting, een ontsluiting voor het verkeer met een breedte van tenminste 5 meter;

 

met dien verstande dat:

c.     in de eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2.

 

 

5.2      Bouwregels

Op de voor Tuin aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 1 meter, met dien verstande dat:

a.     een overkapping boven de voordeur is toegestaan, mits:

1.         de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;

2.         de overkapping niet meer dan 1 meter uitsteekt van de gevel waaraan wordt aangebouwd;

3.         het om een open constructie zonder zijwanden gaat;

4.         de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw waaraan wordt aangebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;

b.     een erker is toegestaan, mits:

1.         de erker niet meer dan 1.50 meter uitsteekt uit de gevel waaraan wordt uitgebouwd;

2.         de erker niet meer dan 75% beslaat van de voorgevel waaraan wordt uitgebouwd;

3.         de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt uitgebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;

c.     per woning maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan met een hoogte van maximaal 6 meter;

d.     ter plaatse van de aanduiding ontsluiting, een verkeersontsluiting is voorzien zodat een strook van tenminste 5 meter dient vrij te blijven van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 


ARTIKEL 6                  VERKEER-VERBLIJFSGEBIED

 

 

6.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wegen, straten, en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

b.     voet- en rijwielpaden;

c.     parkeervoorzieningen;

d.     bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging;

e.     duikers;

 

met dien verstande dat:

f.       in de eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2;

g.     ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer – calamiteiten ontsluiting, een calamiteiten ontsluiting voor hulpdiensten is toegestaan.

 

 

6.2      Bouwregels

Op de voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

 

 

6.3      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.2 voor speeltoestellen en beeldende kunstwerken tot een hoogte van maximaal 5 meter, mits:

a.     de verkeersveiligheid daardoor niet wordt belemmerd;

b.     het gebruik van de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

 

 

6.4      Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van de gronden en bouwwerken, gelden de volgende regels:

 

Kleinschalige evenementen:

Een voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen perceel mag worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum van 3 per jaar, per locatie, en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement.

 


ARTIKEL 7                  WATER  

 

 

7.1      Bestemmingsomschrijving

          De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     waterberging (waaronder begrepen groene en/of natuurlijke oevers);

b.     waterhuishouding;

c.     waterlopen;

d.     bruggen, duikers en andere kunstwerken;

 

met dien verstande dat:

e.     in de eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2.

 

7.2      Bouwregels

Op de voor Water aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

 

 


ARTIKEL 8                  WONEN  

 

 

8.1      Bestemmingsomschrijving

          De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;

b.     erven;

 

alsmede voor:

c.     ter plaatse van de aanduiding ontsluiting een ontsluiting voor het verkeer;

 

met dien verstande dat:

d.     in de eerste plaats het bepaalde in artikel 9 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie 2.

 

 

8.2      Bouwregels

Op de voor Wonen aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels.

 

8.2.1   Algemeen:

a.     ter plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden zijn niet meer wooneenheden toegestaan dan aangeduid;

b.     gestapelde woningen zijn niet toegestaan;

c.     ter plaatse van de aanduiding ontsluiting is een verkeersontsluiting voorzien en dient een strook van tenminste 5 meter vrij te blijven van bebouwing;

d.     het bij de woning behorende bouwperceel mag nooit voor meer dan 60% worden bebouwd, met dien verstande dat het bij de patiowoning behorende bouwperceel voor maximaal 90% bebouwd mag worden.

 

8.2.2       Patiowoningen:

In afwijking van het bepaalde onder 8.2.3 en 8.2.4 gelden voor patiowoningen de volgende bouwregels:

a.      ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding patiowoningen zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan;

b.      ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding patiowoningen dient de aangeduide maximale bouwhoogte in acht te worden genomen, met dien verstande dat voor elke patiowoning hooguit één hoogteaccent is toegestaan met een bouwhoogte van 6,5 meter over een oppervlakte van maximaal 33% van het bij het bouwperceel behorende bouwvlak;

c.      per woning dient de binnenplaats of binnenhof minimaal 20 m2 te bedragen, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen;

d.      ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding patiowoningen zijn de bijgebouwen/aan- en uitbouwen geïntegreerd in het hoofdgebouw en is het bepaalde in 8.2.4 niet van toepassing.

 

 

8.2.3       Hoofdgebouwen:

a.     een hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b.     ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte dienen deze aangeduide hoogtes in acht te worden genomen;

c.     hoofdgebouwen dienen met een kap te worden gerealiseerd;

d.     een hoofdgebouw dient aan één zijkant tenminste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gesitueerd, met uitzondering van aaneen geschakelde woningen en patiowoningen.

 

8.2.4   Bijgebouwen/aan- en uitbouwen:

a.      bijgebouwen/aan- en uitbouwen dienen tenminste 4 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gesitueerd, met dien verstande dat:

1.      een afstand van tenminste 3 meter is toegestaan op de hoek van een rijtje met meer aaneengeschakelde woningen;

2.      een afstand van ten minste 3 meter is toegestaan voor aangebouwde ingangspartijen, mits die niet meer dan 1,50 meter uit de zijgevel steken;

3.      geen afstand tot de voorgevellijn geldt voor hoekerkers of erkers aan de zijgevel, mits:

-      de erker niet meer dan 1.50 meter uitsteekt uit de gevel waaraan wordt uitgebouwd;

-      de erker niet meer dan 40% beslaat van de zijgevel waaraan wordt uitgebouwd;

-      de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt uitgebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;

b.      de goothoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;

c.      de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;

d.      per hoofdgebouw is niet meer dan 60 m gezamenlijke oppervlakte aan-, uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.

 

8.2.5       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter bedragen en achter deze voorgevellijn niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat:

a.      achter de voorgevellijn, dan wel gelijk grenzend aan de voortuin, een carport is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale overbouwde oppervlakte van 20 m, en dat bovenop de carport een dakterras is toegestaan ten behoeve waarvan een hekwerk of ommuring is toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1.20 meter, te meten vanaf de vloer van het dakterras;

b.      achter de voorgevellijn, een overkapping is toegestaan boven de hoofdingang in de zijgevel, mits:

1.      de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;

2.      de overkapping niet meer dan 1 meter uitsteekt van de gevel waaraan wordt aangebouwd;

3.      het om een open constructie zonder zijwanden gaat;

4.      de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw waaraan wordt aangebouwd, vermeerderd met 0,25 meter.

 

8.3      Ontheffing van de bouwregels

  Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 8.2.4, sub c., en voor een kap op aan- en/of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen een hogere bouwhoogte toestaan, mits:

a.     de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;

b.     de bouwhoogte maximaal 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.

 

8.4      Specifieke gebruiksregels

          Ten aanzien van het gebruik van de gronden en bouwwerken, gelden de volgende regels.

 

Beroep- of bedrijf aan huis:

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:

a.      niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van hoofdgebouw, aan-, uitbouwen en bijgebouwen daarvoor wordt aangewend met een maximum van 100 m²;

b.      het beroep- of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;

c.      het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;

d.      uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan in categorie 1 van de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactivteiten aan huis;

e.      er geen detailhandel plaatsvindt;

f.       per beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 meter;

g.      er geen buitenopslag plaatsvindt.

 

 

8.5      Ontheffing van de gebruiksregels

  Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 8.4.1, sub a., voor de huisvesting van meer dan één huishouden per woning ten behoeve van kamerverhuur in de vorm van een bedrijf aan huis, mits:

c.     niet meer dan 3 huishoudens per woning worden toegestaan;

d.     dat niet leidt tot een zodanig intensivering dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving onevenredig wordt aangetast.

 


 

 

ARTIKEL 9                  WAARDE-ARCHEOLOGIE 2  

 

 

9.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

 

 

9.2      Bouwregels

Op de gronden bedoeld in 9.1 mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van archeologisch onderzoek worden gebouwd, tenzij:

a.     het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte van de bouwwerken niet wordt uitgebreid en waarbij de bestaande fundering wordt benut;

b.     op basis van archeologisch onderzoek, waarvan het rapport is gevoegd bij de vergunningaanvraag, is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of het bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;

c.     het bouwplan betrekking heeft op een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 30 m.

 

 

9.3      Ontheffing van de bouwregels:

 

9.3.1   Ontheffing:

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het gestelde onder 9.2, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.

 

9.3.2   Voorschriften aan de ontheffing:

Bij het verlenen van de ontheffing kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de ontheffing verbinden:

a.     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b.     de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c.     de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

 

9.3.3   Advies:

Alvorens Burgemeester en wethouders beslissen over een ontheffing winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden onevenredig (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

 

9.4      Aanlegvergunning

 

9.4.1   Verbod:

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en wethouders op de in 9.1 omschreven gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a.     Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b.     Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c.     Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter onder maaiveld;

d.     De bodem met meer dan 1 meter op te hogen.

 

9.4.2   Uitzonderingen op het verbod:

Het onder 9.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, of die het archeologisch onderzoek betreffen.

 

9.4.3   Criteria voor verlening:

a.     De aanlegvergunning wordt verleend, indien de onder a bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

b.     Bij het verlenen van de vergunning kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

1.  de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2.  de verplichting tot het doen van opgravingen, of

3.  de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c.     Alvorens Burgemeester en wethouders beslissen over een aanlegvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

 

9.5      Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming kan worden verkleind dan wel komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.


HOOFDSTUK 3               ALGEMENE REGELS

 

 

 

ARTIKEL 10                ANTI DUBBELTELREGEL

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

ARTIKEL 11                ALGEMENE BOUWREGELS

 

Voor bijzondere architectuur (bijzondere kapvormen) en voor dakkapellen en dakopbouwen, zijn ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte toelaatbaar.

 


 

ARTIKEL 12                ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

 

 

Onder het verbod op gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, vallen in ieder geval:

a.      opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;

b.      het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;

c.      het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

d.      het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;

e.      (raam)prostitutie;

f.       bewoning als het gaat om vrijstaande bijgebouwen;

g.      andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.

 

 

 

 


 

ARTIKEL 13                ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing verlenen van het bepaalde in deze planregels:

a.      voor het toestaan van een bedrijf aan huis dat niet is genoemd in de bij deze planregels behorende staat van bedrijfsactiviteiten aan huis, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven.

b.      voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze planregels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven afmetingen.

c.      ten aanzien van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bestemmings- en/of bouw- en/of aanduidingsgrenzen in geringe mate worden overschreden, indien een meetverschil en/of de definitieve verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden.


ARTIKEL 14                ALGEMENE PROCEDUREREGELS

 

 

Bij het voornemen om ontheffing te verlenen passen Burgemeester en wethouders de volgende procedure toe:

a.      het voornemen tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken, voor een ieder gedurende 2 weken ter inzage bij de gemeente;

b.      Burgemeester en wethouders geven vooraf kennis van de terinzagelegging in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-blad en verder op de gebruikelijke wijze;

c.      in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging hun zienswijzen omtrent het voornemen tot ontheffing, bij Burgemeester en wethouders naar voren kunnen brengen.

d.      indien zienswijzen naar voren zijn gebracht wordt het besluit tot ontheffing met redenen omkleed;

e.      Burgemeester en wethouders delen deze met redenen omklede beslissing mee aan degene die de zienswijzen naar voren hebben gebracht.

 

 

 

 

ARTIKEL 15                OVERIGE REGELS

 

In het plangebied dient ruimte te worden gereserveerd voor de realisering en ontsluiting van voldoende parkeerplaatsen volgens de volgende parkeernormen:

a.      dure woningen: 2,0 pp/woning;

b.      middendure woning: 1,8 pp/woning;

c.      goedkope woning: 1,5 pp/woning.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


HOOFDSTUK 4               OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

ARTIKEL 16                OVERGANGSRECHT

 

 

16.1    Overgangsrecht bouwwerken

 

16.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.     na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

16.1.2   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder 16.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 16.1.1 met maximaal 10%.

 

16.1.3   Het gestelde onder 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

16.2    Overgangsrecht gebruik

 

16.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

16.2.2   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

16.2.3   Indien het gebruik, als bedoeld in 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

16.2.4   Het gestelde onder 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 

 

 

ARTIKEL 17                SLOTREGEL

 

 

Deze planregels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan

‘Varkenswei’

van de gemeente Vianen

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2009

 

 

De Griffier,                                            De Voorzitter,