Bestemmingsplan ‘Nieuwestraat 88a’

Gemeente Strijen

 

Regels

Planstatus: vastgesteld 21 februari 2017

 

 

Inhoudsopgave 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1   Begrippen

Artikel 2   Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3   Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

Artikel 4   Tuin

Artikel 5   Wonen

Artikel 6   Waarde – Archeologie

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7    Anti-dubbeltelregel

Artikel 8    Algemene bouwregels

Artikel 9    Specifieke gebruiksregels

Artikel 10  Algemene afwijkingsregels

Artikel 11  Algemene wijzigingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11   Overgangsrecht

Artikel 13   Slotregel

 

 

Hoofdstuk 1  Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Nieuwestraat 88a' met identificatienummer NL.IMRO.0617.BPNSTR88A-VG01 van de gemeente Strijen;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boomkwekerij, fruit- en bollenteelt;
  2. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. intensieve veehouderij: het fokken van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij het fokken niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  4. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  5. gemengde tuinbouw: de teelt van gewassen zoals groente, fruit, bloemen en heesters in kassen en in open grond;
  6. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  7. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  8. bomenteelt: een bedrijf gericht op het telen van bomen en siergewassen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;

      i.    bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.

 

1.8 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

 

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

1.11 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

 

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.13 bed & breakfast

het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.

 

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander  bouwwerk, met een dak.

 

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.18 bouwgrens

de op de verbeelding blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijn, welke bij het bouwen naar de wegzijde (voorgevelbouwgrens) of naar de andere zijde van het bouwvlak (achtergevelbouwgrens) of zijdelings niet mogen worden overschreden, behoudens overschrijdingen welke krachtens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan;

 

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

 

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tenzij in de regels anders is bepaald.;

 

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.22 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;

 

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

1.27 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in of bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

1.28 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

 

1.29 peil

a.         voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

b.         in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

                     

1.30 waterpeil

de hoogte van het water ten opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil).

 

1.31 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie:

tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

 

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 2                Bestemmingsregels

 

Artikel 3  Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn

bestemd voor:

  1. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in lid 1.7 sub a en b;
  2. het binnen de bestaande bebouwing uitoefenen van een agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.7 sub d;
  3. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:

1.    de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van het contrast tussen open agrarisch gebied en de meer verdichte dijken, de herkenbaarheid van het landschap door de bochtige dijken met bebouwing/beplanting en de rationele, rechte verkaveling  hierbinnen;

2.    de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de historische bebouwing en het ontginningspatroon;

alsmede voor:

  1. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties;

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en

laad- en losvoorzieningen.

 

Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die rechtsreeks toegestaan zijn

 

nevenfunctie

Toegestaan aantal m2

 

bebouwing

gebruik van ongebouwde gronden

verkoop aan huis van eigen producten (eventueel be- of verwerkt)

200

-

opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing

500

-

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

200

-

agrarisch natuur- en landschapsbeheer

-

gehele boerenland

blauwe diensten (waterberging)

-

gehele boerenland

wandel- fiets- of ruiterpaden over het boerenland

-

gehele boerenland

bed & breakfast

Maximaal 7 kamers met maximaal 10 bedden

-

Boerengolf

200

20.000

Aan-huis-gebonden beroep

100

-

Natuur- en milieueducatie rondleidingen

100

gehele boerenland

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden gebouwd met uitzondering van terreinafscheidingen;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen is 2 m.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen grondgebonden veehouderijbedrijf;
  2. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  3. opslag van goederen ten behoeve van neven- en vervolgfuncties met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan
  4. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 5 Wonen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. bed & breakfast met een maximum van 7 kamers en 10 bedden;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. voorzieningen zoals erven, paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Bouwmogelijkheden

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.         op deze gronden mogen woningen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.         per bouwvlak is het aantal woningen toegestaan dat middels de maatvoeringsaanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;

c.         de maximum inhoud van een woning bedraagt 650 m3;

d.         de maximale goothoogte van een woning bedraagt 6 m;

e.         de minimale afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 m;

f.          de maximale oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen (exclusief ondergrondse bouwlagen) bedraagt 75 m2;

g.         de maximale goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen bedraagt 3 m;

h.         de minimale afstand van een aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;

i.           de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- of  terreinafscheidingen) bedraagt 2 m;

j.           de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 3 m.

 

5.2.2 Voorwaardelijke verplichting

a.         Voordat ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’ mag worden gebouwd moeten de op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ en ‘Wonen’ aanwezige glasopstanden (3.400 m2) en bedrijfsopstanden (270 m2) zijn verwijderd;

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de betrokken woning met een maximum van 80 m² met inachtneming van het volgende:

1.    er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de

omgeving;

2.    ten behoeve van de gewijzigde functie geen extra parkeergelegenheden

noodzakelijk zijn;

3.    het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het

verkeer;

4.    er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte

verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;

5.    degene die de activiteiten verricht dient tevens de gebruiker van de eigenlijke

woning te zijn;

  1. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  2. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
  3. opslag van goederen ten behoeve van neven en vervolgfuncties met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  4. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

 

5.4 Ontheffing van de gebruiksregels

5.4.1 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 en artikel 8 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van het volgende:

  1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke van tijdelijke aard is;

per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;

  1. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  2. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 5.2;
  3. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  4. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  5. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieu hygiënisch inpasbaar te zijn.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 6 Waarde – Archeologie 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.         op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

b.         ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.                            de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

2.                            de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

c.         het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.                            vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.                            een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;

3.                            een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

6.3 Aanlegvergunning

6.3.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

6.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  1. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

6.3.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 6.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1  Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

a.         Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

                                                      i.               bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

                                                     ii.               bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

b.         Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

c.         Op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

 

 

8.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

 

8.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels

opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds hoofdgebouw;
  2. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

 

8.4 Voldoende parkeergelegenheid

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW publicatie 317 ‘kencijfers parkeren en verkeersgeneratie oktober 2012’ bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. 
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 9 Specifieke gebruiksregels

 

Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:

a.    afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.    overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

 

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid onderdeel a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of  veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Nieuwestraat 88a” .

 

Terug naar inhoudsopgave