Bestemmingsplan ‘Meeuwenoordseweg 1a 2017’

Gemeente Strijen

 

 

Regels

 

 

Planstatus: vastgesteld 19 december 2017

 

 

Inhoudsopgave  

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1   Begrippen

 

Artikel 2   Wijze van meten

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3   Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

 

Artikel 4   Bedrijf

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 5    Anti-dubbeltelregel

 

Artikel 6    Algemene bouwregels

 

Artikel 7    Specifieke gebruiksregels

 

Artikel 8  Algemene afwijkingsregels

 

Artikel 9  Algemene wijzigingsregels

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 10   Overgangsrecht

 

Artikel 11   Slotregel

 

 

 

 

Hoofdstuk 1  Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Meeuwenoordseweg 1a 2017' met identificatienummer

NL.IMRO.0617. BPMWW1A2016-VG01 van de gemeente Strijen;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoner wordt

uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat

een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van

gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder

niet begrepen boomkwekerij, fruit- en bollenteelt;

  1. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel

op open grond;

  1. intensieve veehouderij: het fokken van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen

en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij het fokken niet afhankelijk is van de

agrarische grond als productiemiddel;

  1. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van

intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;

  1. gemengde tuinbouw: de teelt van gewassen zoals groente, fruit, bloemen en

heesters in kassen en in open grond;

  1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  3. bomenteelt: een bedrijf gericht op het telen van bomen en siergewassen al dan niet

gecombineerd met de verhandeling daarvan;

      i.    bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.

1.8 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan

niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende

bevestigingsconstructie.

 

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

1.12 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

 

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

1.14 bed & breakfast

het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.

 

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander  bouwwerk, met een dak.

 

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.19 bouwgrens

de op de verbeelding blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig

aangegeven lijn, welke bij het bouwen naar de wegzijde (voorgevelbouwgrens) of

naar de andere zijde van het bouwvlak (achtergevelbouwgrens) of zijdelings niet

mogen worden overschreden, behoudens overschrijdingen welke krachtens deze

regels zijn of kunnen worden toegestaan;

 

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

 

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tenzij in de regels anders is bepaald.;

 

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.23 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via

een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus,

kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;

 

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het

belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

1.27 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in of bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van

activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt en waarbij de woning in overwegende mate

zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

 

1.28 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

 

1.29 peil

a.         voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

b.         in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.30 waterpeil

de hoogte van het water ten opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil).

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het

hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie:

tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de

(schotel)antenne-installatie.

 

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

 

Hoofdstuk 2                Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3  Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn

bestemd voor:

 

  1. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in lid 1.7 sub a en

b;

  1. het binnen de bestaande bebouwing uitoefenen van een agrarisch bedrijf zoals

bedoeld in lid 1.7 sub d;

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:

1.      de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van het contrast

tussen open agrarisch gebied en de meer verdichte dijken, de herkenbaarheid

van het landschap door de bochtige dijken met bebouwing/beplanting en de

rationele, rechte verkaveling hierbinnen;

2.      de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de

historische bebouwing en het ontginningspatroon;

alsmede voor:

  1. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties;

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en

laad- en losvoorzieningen.

 

Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die rechtsreeks toegestaan zijn

 

nevenfunctie

Toegestaan aantal m2

 

bebouwing

gebruik van ongebouwde gronden

verkoop aan huis van eigen producten (eventueel be- of verwerkt)

200

-

opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing

500

-

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

200

-

agrarisch natuur- en landschapsbeheer

-

gehele boerenland

blauwe diensten (waterberging)

-

gehele boerenland

wandel- fiets- of ruiterpaden over het boerenland

-

gehele boerenland

bed & breakfast

Maximaal 7 kamers met maximaal 10 bedden

-

Boerengolf

200

20.000

Aan-huis-gebonden beroep

100

-

Natuur- en milieueducatie rondleidingen

100

gehele boerenland

 

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden gebouwd met uitzondering van terreinafscheidingen;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen is 2 m.

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, voor zover deze teelt

overwegend voorziet in de behoefte van het eigen grondgebonden

veehouderijbedrijf;

  1. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  2. opslag van goederen ten behoeve van neven- en vervolgfuncties met een totale

stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan

  1. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan
  2. een strook van maximaal 3 m breedte mag worden gebruikt voor interne bedrijfsmatige transportbewegingen tussen de percelen Kooilandsedijk 43 en Meeuwenoordseweg 1a..

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de opslag en stalling van goederen in relatie tot een machinebedrijf, tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van het geluid van de inrichting in de dag-, avond- en nachtperiode niet  meer mag bedragen dan respectievelijk 45 dB, 40 dB en 35 dB op een afstand van 30 meter van de inrichtting;
  2. een bedrijfswoning;
  3. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. verder geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak  

max. oppervlak  

max. inhoud  

max. goothoogte  

max. bouwhoogte  

bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)  

        1  

 

800 m³  

6 m  

 

Bedrijfsgebouwen

 

580 m²  

 

6 m  

 

erf- of terreinafscheidingen
-v oor de voorgevel
- overige plaatsen  

 

 

 

 


1 m
2 m  

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen)  

 

 

 

 

3 m  

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Voorwaardelijke verplichting opslag

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid 4.1 voor opslag op onbebouwde gronden.

 

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting beplantingsplan

Voordat de gronden en opstallen ter plaatse van de bestemming ‘Bedrijf’ worden gebruikt moet een landschappelijke inpassing worden gerealiseerd conform het beplantingsplan dat als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan is gevoegd.

 

4.3.3 overige gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden tevens de volgende regels:

  1. a. b. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  2. c. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het volgende:

  1. a. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte welke van tijdelijke aard is;
  2. b. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  3. c. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  4. d. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 4.2;
  5. e. het gebruik van bijgebouwen of niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouwen bij een woning ten behoeve van mantelzorg mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  6. f. indien de zorgvraag het gebruik van een groter oppervlak dan het onder sub e gestelde noodzakelijk maakt mag, mits aanwezig, een groter oppervlak in gebruik worden genomen;
  7. g. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  8. h. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  9. i. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1  Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van

inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel

gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten,

maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende

bestemming, geldt dat:

                                                              i.     bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

                                                            ii.     bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

b.        Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de

herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

c.         Op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

 

 

6.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van

aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,

hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de

overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;

  1. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m

bedraagt;

  1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten

hoogste 1,5 m bedraagt.

 

6.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels

opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de buitenwerkse

gevelvlakken van een bovengronds hoofdgebouw;

  1. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

 

6.4 Voldoende parkeergelegenheid

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW publicatie 317 ‘kencijfers parkeren en verkeersgeneratie oktober 2012’ en elke opvolgende publicatie daarvan, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. 
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

 

Artikel 7 Specifieke gebruiksregels

 

Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet

toegestaan.

 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:

a.    afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

  1. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor

zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de

overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met

ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende

gronden en bouwwerken.

 

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

 

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid onderdeel a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of 

    veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen

    twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Meeuwenoordseweg 1a 2017” .