het bestemmingsplan Centrum Noord-West van de gemeente Spijkenisse, vervat in de plankaart
en deze voorschriften.
de plankaart met bijbehorende
verklaring, bestaande uit 1 kaartblad.
een aan een hoofdgebouw gebouwd
gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
een dienstverlenend beroep, dat in
een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met
de woonfunctie in overeenstemming is.
antennemast of andere constructie
bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
installatie bestaande uit een
antenne, antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast
opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
een deskundige met betrekking tot
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders
te stellen kwalificaties.
onderzoek verricht door of namens
een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.
de aan een gebied toegekende waarde
in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
het op het tijdstip van het in
werking treden van het plan bestaande gebruik.
bouwwerken, die op het tijdstip van
de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van
het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
een op de plankaart aangegeven
lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
een op de kaart aangegeven vlak met
eenzelfde bestemming.
een vrijstaand, afzonderlijk van
het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
een op de plankaart aangegeven
lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een
gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw en zolder.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens
het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een op de plankaart aangegeven
vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting
van het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de
bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk
moet worden geacht.
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
een inrichting in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb.
2001, 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, 604).
een gebouw, dat op een bouwperceel
door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de
bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
voorzieningen gericht op het
verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op
administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar
aard gelijk te stellen gebied.
het in een woning door de bewoner
op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of
vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde
op het moment van vaststelling van dit plan.
voorzieningen ten behoeve van het
openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
a.
voor gebouwen: de hoogte van
de weg ter plaatse van de hoofdingang van het gebouw dan wel de hoogte van de
weg ter plaatse van de toegang tot het bouwperceel;
b.
voor gebouwen ter plaatse van
de aanduiding "afwijkend peil": + 1,55 m NAP;
c.
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld.
detailhandel in goederen die ter
plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces,
waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
a.
een inrichting bij welke ingevolge
het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor
het risico c.q. een risico-afstand moet worden
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt
kwetsbare objecten;
b.
een AMvB-inrichting
waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet
Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden
bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
c.
een inrichting waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar
contour is gelegen buiten de perceelsgrens.
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de medische
sector, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan
en geholpen.
Het verlenen van zakelijke, financiële, administratieve,
maatschappelijke, medische en economische dienstverlening aan derden, inclusief
begeleid wonen en een fotostudio maar met uitzondering van een garagebedrijf en
een seksinrichting