Deel B.  Voorschriften Groenoord Driehoek

 

 



Inhoudsopgave deel B

I.       Inleidende bepalingen. 5

I.1.     Artikel 1 Begripsbepalingen. 5

I.2.     Artikel 2 Wijze van meten. 8

I.3.     Artikel 3 Hoogtematen. 8

II.      Bestemmingsvoorschriften. 9

II.1.       Artikel 4 Algemene beschrijving in hoofdlijnen. 9

A.       Uitvoering. 9

II.2.       Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden. 10

A.       Doeleindenomschrijving. 10

B.       Bebouwingsbepalingen. 10

C.       Nadere eisen. 10

D.       Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen. 10

E.       Strijdig gebruik 11

F.       Vrijstelling van de gebruiksbepalingen. 11

II.3.       Artikel 6 Woondoeleinden. 13

A.       Doeleindenomschrijving. 13

B.       Bebouwingsbepalingen. 13

C.       Nadere eisen. 14

D.       Strijdig gebruik 14

E.       Vrijstelling van de gebruiksbepalingen. 14

II.4.       Artikel 7 Verkeersdoeleinden. 15

A.       Doeleindenomschrijving. 15

B.       Bebouwingsbepalingen. 15

C.       Nadere eisen. 15

II.5.       Artikel 8 Hoofdwatergang. 16

A.       Doeleindenomschrijving. 16

B.       Bebouwingsbepalingen. 16

II.6.       Artikel 9 Groen. 17

A.       Doeleindenomschrijving. 17

B.       Bebouwingsbepalingen. 17

C.       Strijdig gebruik 17

II.7.       Artikel 10 Metro. 18

A.       Doeleindenomschrijving. 18

B.       Bebouwingsvoorschriften. 18

C.       Nadere eisen. 18

II.8.       Artikel 11 Primaire waterkering. 19

A.       Doeleindenomschrijving. 19

B.       Bebouwingsvoorschriften. 19

III.        Algemene bepalingen. 20

III.1.      Artikel 12 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening. 20

III.2.      Artikel 13 Algemene vrijstellingsbevoegdheid. 20

III.3.      Artikel 14 Procedureregels 21

III.4.      Artikel 15 Gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken. 21

III.5.      Artikel 16 Overgangsbepalingen. 21

A.       overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken. 21

B.       Vrijstellingbepaling. 21

C.       Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik 22

D.       Uitzondering op het overgangsrecht 22

III.6.      Artikel 17 Strafrechtelijke bepaling. 22

III.7.      Artikel 18 Titel 22

IV.     Bijlage voorschriften. 25

IV.1.      Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten. 27

IV.2.      Bijlage 2 Besluit (en) Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland inzake Wet geluidhinder 29

 


 

I.                  Inleidende bepalingen

I.1.             Artikel 1 Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

a  het plan:

het bestemmingsplan Groenoord Driehoek van de gemeen­te Spij­kenisse;

 

b  de plankaart:

de kaart (nr. 08-35-0001) met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

 

c  bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

 

d  bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestem­mingsvlak;

 

e  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprich­ten, vernieuwen of verande­ren en het vergroten van een bouwwerk;

 

f  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materi­aal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

g  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toe­gankelij­ke, overdekte, geheel of ge­deeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

h  bouwvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

 

i  bouwgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

 

j  bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

k  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krach­tens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toe­gelaten;

 

l  standplaats:

een bouwperceel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen;

 

m  bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven per­centage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

 

 

n  aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk, dat architectonisch onderge­schikt is aan dat hoofdgebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw;

 

o  bijgebouw:

een gebouw, dat architectonisch zowel als functioneel ondergeschikt is aan een op het­zelfde bouwper­ceel gelegen hoofdge­bouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

 

p  bestaand:

-        bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terin­zagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

-        bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksver­bod;

 

q  peil:

-        voor een gebouw, waarvan de  hoofd­toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofd­toegang;

-        in andere gevallen: de gemid­delde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

r  woning:

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

s  woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

 

t  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begre­pen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leve­ren van goederen aan personen, die goede­ren kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsac­tiviteit;

 

u  productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

v  detailhandel in auto’s, boten en caravans:

detailhandel in auto’s, boten en caravans en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

 

w  detailhandel in keukens en sanitair:

detailhandel in keukens en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

 

x  horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van logies en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

 

 

y  dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van dien­sten;

 

z  maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, sociaal-medische en sociaal-culturele, medische, levens­beschouw­lijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

 

aa  aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsactiviteit:

een kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit, die vanuit de op de standplaats behorende woonwagen of woning wordt uitgeoefend door de bewoner, waarbij de woonwagen of woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

bb  seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een  seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

cc  afhaalcentrum:

detailhandelsbedrijf in ter plaatse bereide etenswaren, zonder zitgelegenheid om de etenswaren te nuttigen;

 

dd  staat van bedrijfsactiviteiten:

de van het plan onderdeel uitmakende lijst, waarin de categorie-indeling van bedrijven c.q. activiteiten is opgenomen;

 

ee  categorie-indeling:

de indeling van bedrijven c.q. activiteiten naar de mate van veronder­stelde milieubelasting, welke deze bedrijven c.a. activiteiten veroor­zaken, in catego­rieën. Deze categorie-indeling is gebaseerd op de volgende reikwijdten van de milieubelasting van bedrijven c.q. activiteiten:

categorie 1             0 en 10 meter

categorie 2             30 meter

categorie 3             50 en 100 meter

categorie 4             200 en 300 meter

categorie 5             500, 700 en 1.000 meter

categorie 6             1.500 meter;

 

ff  geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

 

gg  bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte, die wordt gebruikt voor een detailhandels-, horecabedrijf of (dienstverlenend) bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijk.

 

 

 

 

I.2.             Artikel 2 Wijze van meten

 

A        Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

         1        lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren);

 

         2        oppervlakte van een bouwwerk:

buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven peil meegerekend;

        

         3        vloeroppervlakte:

                   binnenwerks op de vloer van de desbetreffende ruimte;

 

         4        de hoogte van een gebouw:

vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;

 

         5        de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

vanaf het hoogste vaste c.q. niet beweegbare punt tot aan het peil;

 

         6        nokhoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

        

7        inhoud van een bouwwerk:

boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

B        Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.

 

I.3.             Artikel 3 Hoogtematen

 

De op de plankaart of in de voorschriften aangegeven maximum hoogte geeft, voor zover in de voorschriften niet anders be­paald, de maximaal toelaatbare hoogte van gebouwen in meters aan.

 

Voor zover in de voorschriften niet verboden mag de hoogte van gebouwen slechts worden overschreden door hel­lende dak­vlakken, topgevels, dakkapel­len, schoorste­nen, antennemasten, instal­laties voor de benutting van zonne-energie en andere, ondergeschikte bouw­delen.

 


II.              Bestemmingsvoorschriften

 

II.1.           Artikel 4 Algemene beschrijving in hoofdlijnen

 

De aan de gronden toegekende doeleinden zullen met het plan worden nagestreefd op de wijze zoals hierna in hoofdlijnen is beschreven.

 

A.                 Uitvoering

 

Ten behoeve van voldoende waterberging zal ten minste 11% van de oppervlakte van het plangebied ingericht worden als open water. In de waterparagraaf, zoals beschreven in hoofdstuk III.4 van de toelichting behorend bij dit bestemmingsplan, wordt een verantwoording van dit percentage gegeven.


II.2.           Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden

 

A.                 Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart voor “bedrijfsdoeleinden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1        bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met daarbij behorende productiegebonden detailhandel, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

2        dienstverlenende bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

3        maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1z en die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

4        detailhandel in auto’s, boten en caravans;

5                    detailhandel in keukens en sanitair;

6                    afhaalcentra;

                   7        kantoren;

         met daaraan ten dienste:

         8        verkeer en verblijf;

         9        groenvoorzieningen.

 

B.                 Bebouwingsbepalingen

 

   1     Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a        een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b        het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan

60 % bedragen;

c        indien en voorzover op de plankaart een rooilijn is aangegeven dient (dienen) per gebouw één (of meer) gevel(s) in de rooilijn te worden gebouwd;

d        de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 14 m bedragen.

 

2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

-        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 8 m bedragen.

 

C.                 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

D.                 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

-        het bepaalde in lid B sub 1 onder b en toestaan dat het bebouwingspercentage wordt verhoogd naar 70% mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a        het straat- en bebouwingsbeeld;

b        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Bij het verlenen van vrijstelling door burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals omschreven in artikel 14.

 

E.                  Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 15 lid A, wordt in ieder geval gerekend:

1        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoren waarvan de omvang meer bedraagt dan 500 m² per vestiging;

2        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van het horecabedrijf;

3        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan die is genoemd in lid A;

4        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een seksinrichting;

5        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen;

6                   het gebruik van gronden en bouwwerken voor een afhaalcentrum:

a        waarvan de omvang meer bedraagt dan 100 m² bedrijfsvloeroppervlak per vestiging en/of

b        indien hierdoor het aantal afhaalcentra op de in lid A bedoelde gronden meer bedraagt dan drie.

 

F.                  Vrijstelling van de gebruiksbepalingen

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

1        het bepaalde in lid E sub 1 en toestaan dat er kantoren met een grotere omvang dan 500 m² worden gevestigd. Voor kantoren met een grotere omvang dan 750 m² dient vooraf een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland te zijn ontvangen;

2        het bepaalde in lid A sub 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:

-        het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

3        het bepaalde in lid A sub 2 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

4        het bepaalde in lid A sub 3 en toestaan dat tevens maatschappelijke voorzieningen worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

5        het bepaalde in lid E sub 5 en toestaan dat er bedrijfswoningen worden gevestigd mits voldaan wordt aan de volgende aspecten:

a        bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan op de gronden, die op de plankaart niet zijn voorzien van de aanduiding   “bedrijfswoningen niet toegestaan”;

b        bedrijfswoningen kunnen slechts worden toegestaan als in relatie met de bedrijfsvoering de noodzaak is aangetoond;

c        de situering van bedrijfswoningen dient zoveel mogelijk in de nabijheid van een ontsluitingsweg te geschieden. Situering op achterterreinen dient te worden voorkomen;

d        het totale vloeroppervlak van een bedrijfswoning mag niet meer dan 200 m² bedragen;

e        de nokhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen;

f         het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;

 

Bij het verlenen van vrijstelling door burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals omschreven in artikel 14.


 

II.3.           Artikel 6 Woondoeleinden

 

A.                 Doeleindenomschrijving

 

   1     De op de plankaart voor “woondoeleinden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1   het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

2   water;

3   verkeer en verblijf;

4        groenvoorzieningen;

5        speelvoorzieningen.

 

2     a   op deze gronden mogen ten hoogste 24 standplaatsen worden aangelegd;

     b   een standplaats mag ten minste 200 m² en ten hoogste 400 m² bedragen.

    

 

B.                 Bebouwingsbepalingen

 

     1   Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:

a        op de in lid A sub 1 genoemde gronden mogen woonwagens en woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd;

b        het gezamenlijk oppervlak van de gebouwen per standplaats mag niet meer dan 60% bedragen;

 

2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a        per standplaats mag niet meer dan één woning of één woonwagen worden gebouwd;

b        de afstand van een woning of een woonwagen, van een aan- of uitbouw tot aan de voorgrens van de standplaats dient ten minste 2 m en tot aan de achtergrens ten minste 3 m te bedragen;

c        de afstand van een woning c.q. woonwagen, van een aan- of uitbouw tot aan de zijdelingse grens van de standplaats dient ten minste 1 m te bedragen;

d        de onderlinge afstand tussen woonwagens, tussen woningen of tussen een woning en een woonwagen dient ten minste 5 m te bedragen; onder een woning of woonwagen worden tevens aan- en uitbouwen begrepen; 

e        de hoogte van een woning c.q. woonwagen, van een aan- of uitbouw mag niet meer dan 4 m bedragen.

 

    3    Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a        de bijgebouwen dienen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;

b        de hoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

-        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

 

C.                 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

D.                 Strijdig gebruik

 

    1    Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 15 lid A, wordt in ieder geval gerekend:

a        het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan-huis-verbonden activiteit;

b        het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van de uitoefening van het horecabedrijf;

c        het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een seksinrichting.

 

    2    Gebruik van ruimten binnen de woning c.q. woonwagen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, worden niet  als strijdig gebruik met de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a        ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de woning of woonwagen met een maximum van 35 m² mag gebruikt worden voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

b        de woning of woonwagen mag hierdoor niet c.q. niet in betekenende mate het karakter van een woning verliezen;

c        degene die de activiteiten in de woning of woonwagen uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning of woonwagen te zijn;

d        de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonklimaat in de directe omgeving. Uit hoofde hiervan zijn uitsluitend activiteiten toegestaan, die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1.

 

E.                  Vrijstelling van de gebruiksbepalingen

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

het bepaalde in lid D sub 2 onder d en toestaan dat tevens activiteiten worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de activiteiten genoemd in bijlage 1 onder categorie 1.

Bij het verlenen van vrijstelling door burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals omschreven in artikel 14.


II.4.           Artikel 7 Verkeersdoeleinden

 

A.                 Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart voor “verkeersdoeleinden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1                    verkeer;

2                    primaire waterkering als bedoeld in artikel 11

         met daaraan ondergeschikt :

         3        verblijf;

         4        groenvoorzieningen;

5        water 

6        openbare nutsvoorzieningen.

 

B.                 Bebouwingsbepalingen

 

    1    Voor het bouwen  van  gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a        behoudens Abri’s en openbare nutsgebouwen mogen op de in lid A genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd;

b        de inhoud van de onder a genoemde gebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m3.

 

2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen  zijnde, geldt de volgende bepaling:

-        de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen

dan 6 m.

 

C.                 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.


II.5.           Artikel 8 Hoofdwatergang

 

A.                 Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart voor “hoofdwatergang” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1        waterlopen en waterpartijen ten behoeve van de waterhuishouding en waterberging;

2        groenvoorzieningen;

3        verkeer.

 

B.                 Bebouwingsbepalingen

 

    1    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

-        op de in lid A genoemde gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd;

 

2 Voor het bouwen van gebouwen, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a        op de in lid A genoemde gronden mogen uitsluitend bruggen worden gebouwd;

b        de hoogte van de brug mag niet meer dan 2 m bedragen.

 


II.6.           Artikel 9 Groen

 

A.                 Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart voor “groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

         1        plantsoenen, tuinen, bermen en speelplaatsen;

         2        verkeer en verblijf;

         3        waterlopen en -partijen;

4        een levensbeschouwelijke voorziening ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid van de op de plankaart voorkomende aanduiding “maatschappelijke doeleinden”;

5                 openbare nutsvoorzieningen.

 

B.                 Bebouwingsbepalingen

 

    1    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a        op de in lid A genoemde gronden mogen openbare nutsgebouwen of andere daarmee vergelijkbare gebouwen worden opgericht;

b        ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid van de op de plankaart voorkomende aanduiding “maatschappelijke doeleinden” mag een gebouw worden gebouwd uitsluitend met een levensbeschouwelijke bestemming;

c        behoudens de hiervoor onder a en b genoemde gebouwen mogen op de in lid A genoemde gronden géén andere gebouwen worden opgericht;

d        - de inhoud van de onder a genoemde gebouwen mag niet  meer dan 40 m3 bedragen;

         - de oppervlakte van het onder b genoemde gebouw mag niet meer dan 60 m² bedragen;

e        - de hoogte van de onder a genoemde gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;

         - de hoogte van het onder b genoemde gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen.

 

2 Voor het bouwen van gebouwen, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

-        de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

 

C.                 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 15 lid A, wordt in ieder geval gerekend:

-        het gebruik van meer dan 60 m² van de in lid A genoemde gronden voor een levensbeschouwelijke voorziening als bedoeld in lid A sub 4.


 

II.7.           Artikel 10 Metro

 

A.                 Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart voor “metro” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

1        voorzieningen ten dienste van stadsspoorwegverkeer;

2        verkeer en verblijf

3        groenvoorzieningen;

4        water.

 

B.                 Bebouwingsvoorschriften

 

    1    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a        op de in lid A genoemde gronden mogen uitsluitend openbare nutsgebouwen worden opgericht;

b        de inhoud van een nutsgebouw mag niet  meer dan 40 m3 bedragen;

c        de hoogte van een nutsgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 2    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

-        de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen met uitzondering van metroviaducten, waarvan de hoogte maximaal 11 m mag bedragen.

        

C.                 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid.


II.8.           Artikel 11 Primaire waterkering

 

A.                 Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart voor “Primaire waterkering” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor waterkeringsdoeleinden alsmede secundair voor verkeersdoeleinden als bedoeld in artikel 7.

 

B.                 Bebouwingsvoorschriften

 

1        Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming alsmede bouwwerken krachtens artikel 7 worden gebouwd, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten.

 

2        Voordat burgemeester en wethouder bouwvergunning verlenen winnen zij advies in bij de beheerder van de waterkering.  

 


 

III.           Algemene bepalingen

 

III.1.        Artikel 12 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a  de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;

b  invloed van de omgeving op een bouwwerk;

c  de bereikbaarheid gebouwen voor wegverkeer;

d  de bereikbaarheid gebouwen voor gehandicapten;

e  de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f   de ruimte tussen bouwwerken; en

g  erf- en terreinafscheidingen.

 

III.2.        Artikel 13 Algemene vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

1        de op de plankaart of in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages:

 

2        de bestemmingsbepalingen en toestaan dat kleine bouwwerken, geen gebouw zijnde, onder- of bovengronds worden gebouwd, die noodzakelijk zijn:

a        om waterstaatskundige of verkeersredenen, zoals duikers en schakelkasten van verkeerslichtinstallaties, of

         b        ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijk afval;

 

3        de bestemmingsbepalingen en toestaan dat in geringe mate wordt afgeweken van de plaats en richting van de bebouwings- en bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie en mits daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

 

4        bestemmingsbepalingen en toestaan dat antenne-installaties worden opgericht mits voldaan wordt aan de volgende uitgangspunten:

          a        de hoogte, gemeten van de voet van de antennemast, mag niet meer dan 40 m bedragen;

          b        er wordt geen onevenredige inbreuk gemaakt op het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

          c        bij plaatsing van antennes en zendmasten dienen de maatschappijen zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars opstelpunten of antennemasten (site-sharing), tenzij dit, blijkend uit een voldoende motivering, technisch niet mogelijk is:

          d        bij plaatsing van antennes dient zo mogelijk te worden aangesloten bij/op bestaande verticale elementen (gebouwen, torens en bestaande masten):

 

          f        er is aangetoond dat de advieswaarden van de gezondheidsraad voor blootstelling aan electrische velden ter plaatse van objecten waar zich gedurende langere tijd mensen bevinden, in acht worden genomen.

5.       Bij het verlenen van vrijstelling door burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals omschreven in artikel 14.

 

III.3.        Artikel 14 Procedureregels

 

A        Een ontwerp-besluit tot vrijstelling ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken voor een ieder ter inzage.

 

B        Burgemeester en wethouders geven van de nederlegging te voren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennis.

 

C        De kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen.

 

D        Gedurende de in lid A genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerp-vrijstellingsbesluit.

 

III.4.        Artikel 15 Gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken

 

A        Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot  een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en);

 

B        Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid A indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

III.5.        Artikel 16 Overgangsbepalingen

 

A.                 overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

 

Bouwwerken, welke ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaan, dan wel nadien worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

         1   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2   na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen 18 maanden na het tenietgaan.

 

B.                 Vrijstellingbepaling

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het vorig lid, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een éénmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in het vorige lid toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.

 

C.                 Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik

 

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van het verbod tot gebruik in strijd met de aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming, en dat in enigerlei opzicht afwijkt van het plan,  mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemming in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

 

D.                 Uitzondering op het overgangsrecht

 

1        Lid A is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

2        Lid C is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

III.6.        Artikel 17 Strafrechtelijke bepaling

 

Overtreding van het bepaalde in artikel 15, lid A en artikel 16, lid C wordt als een strafbaar feit aangemerkt in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.

 

III.7.        Artikel 18 Titel

 

Dit plan kan worden aangehaald onder de naam “bestemmingsplan “Groenoord Driehoek” van de gemeente Spijkenisse”.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 1 februari 2006-02-01

 

 

De voorzitter,                             De griffier,

 

 

 

 

J. Broekhuis                               mr H.C. Landheer




IV.          Bijlage voorschriften



IV.1.        Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten



IV.2.        Bijlage 2 Besluit (en) Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland inzake Wet geluidhinder