Artikel 22 Waarde
- archeologie
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
Artikel 18
Artikel 19
Artikel 20
Artikel 21
Artikel 22
22.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - archeologie’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor:
a.
de bescherming en het behoud van de op en/of in
deze gronden voorkomende archeologische waarden.
22.2
Bouwregels
In
het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde
bij de andere met de bestemming ‘Waarde - archeologie’ samenvallende
bestemming(en):
a.
ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde -
archeologie 1’ geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en
het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak
groter is dan 100 m˛ en die dieper reiken dan 3,0
meter beneden het maaiveld;
b.
ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde -
archeologie 2’ geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en
het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak
groter is dan 100 m˛ en die dieper reiken dan 0,5
meter beneden het maaiveld;
c.
ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde -
archeologie 3’ geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en
het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak
groter is dan 200 m˛ en die dieper reiken dan 1,0
meter beneden het maaiveld.
22.3
Afwijken van de bouwregels
a.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken
van de bouwregels, als bedoeld in lid 22.2, voor bouwwerken voor zover deze
zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de
bestemming ‘Waarde - archeologie’ samenvalt.
b.
Er kan slechts afgeweken worden
van de bouwregels indien op basis van een archeologisch
onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen
archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende
maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te
stellen.
c.
Aan de afwijking
van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden
verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen
worden behouden;
2.
de verplichting tot het doen van
opgravingen;
3.
de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
d.
In afwijking van het bepaalde in
artikel 30 kan worden afgeweken zonder dat
toepassing wordt gegeven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
22.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van werken of werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1.
grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt
gerekend het ontginnen, verlagen, afgraven, diepploegen, woelen en mengen van
gronden;
2.
het aanleggen, verdiepen, verbreden van
sloten, watergangen en overige waterpartijen;
3.
het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen en/of bomen;
4.
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dan wel het
indrijven van enig ander voorwerp.
b.
Het onder a bedoelde verbod geldt:
1.
ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde -
archeologie 1’ voor werken en werkzaamheden met een gezamenlijk oppervlak
groter dan 100 m˛ en die dieper reiken dan 3,0 meter
beneden het maaiveld;
2.
ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde -
archeologie 2’ voor werken en werkzaamheden met een gezamenlijk oppervlak
groter dan 100 m˛ en die dieper reiken dan 0,5 meter
beneden het maaiveld;
3.
ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde -
archeologie 3’ voor werken en werkzaamheden met een gezamenlijk oppervlak
groter dan 200 m˛ en die dieper reiken dan 1,0 meter
beneden het maaiveld.
c.
De onder a genoemde vergunning kan
slechts worden verleend indien:
1.
op basis van een archeologisch
onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar de werken en/of
werkzaamheden plaatsvinden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig
zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige
archeologische waarden veilig te stellen;
2.
de werken en/of werkzaamheden zijn
toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de
bestemming ‘Waarde - archeologie’ samenvalt.
d.
Aan de onder a genoemde vergunning
kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden
behouden;
2.
de verplichting tot het doen van
opgravingen; of
3.
de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
22.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders kunnen de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ wijzigen door de
betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien
ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat
geen archeologische waarden aanwezig zijn.