Regels

 

Hoofdstuk 1  Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het wijzigingsplan "Westdijk 57a, Mijnsheerenland" met identificatienummer NL.IMRO.0585.WPMHLWdijk57a-VG01van de gemeente Binnenmaas;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan Landelijk Gebied Binnenmaas

het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied Binnenmaas' met identificatienummer NL.IMRO.0585.BPLGBINNENMAAS-VG01 van de gemeente Binnenmaas , zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Binnenmaas bij besluit van 12 december 2013 en onherroepelijk geworden met ingang van 5 november 2014.

1.4 regels

De hierna opgenomen begrippen van artikel 1 van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Binnenmaas' zijn onverminderd op dit plan van toepassing:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Binnenmaas' van de gemeente Binnenmaas;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0585.BPLGBINNENMAAS-VG01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.8 aan huis verbonden bedrijf

een kleinschalig bedrijf dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat geen onevenredige hinder oplevert voor het woon- en leefmilieu, niet zijnde horeca of detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf;

1.9 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde horeca of detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden beroep;

1.11 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.12 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, glastuinbouwbedrijven daarvan uitgezonderd;

1.13 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf in hoofdzaak gericht op werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven of agrarische bodemexploitatie door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden uitgezonderd mestbewerking. Hieronder worden in ieder geval verstaan:

grootveedierenklinieken; KI-stations; mestopslag- en mesthandels-bedrijven (excl. mestverwerking); agrarisch-loonwerkbedrijven; verhuur- en/of reparatiebedrijven van landbouwwerktuigen; vee-overslag-, veetransport- en/of veehandelsbedrijven; opslag-, overslag-, voorbewerkings- en/of groothandelsbedrijven in akker- en tuinbouwgewassen;

1.14 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling in hoofdzaak gericht op werkzaamheden ten dienste van particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden uitgezonderd mestbewerking. Hieronder worden in ieder geval verstaan:

dierenklinieken, dierenasiels, hondenkennels, paardenstalhouderijen, paardenafricht-/-trainingsbedrijven, hoveniersbedrijven, groencomposteringsbedrijven, proefbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs;

1.16 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.17 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.18 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.20 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal 2 kamers voor in totaal maximaal 5 gasten, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van ontbijt;

1.21 bedrijf

een onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.22 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.23 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.25 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan:
    1. 1. bestaat, of;
    2. 2. wordt gebouwd, of;
    3. 3. nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;

mits het bouwwerk in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

  1. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.29 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat bouwkundig ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan een binnen hetzelfde bestemmingsvlak staande woning;

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.34 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of ter plaatse leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 (medische) dienstverlening

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van (medische) diensten aan derden, waaronder zijn begrepen tandarts-, dokter en fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;

1.40 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.49 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;

1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering geheel of hoofdzakelijk gebruik maakt van de grond als agrarisch productiemiddel in de vorm van akkerbouw, veeteelt, tuinbouw, bosbouw en/of melkveehouderij;

1.51 grondwaterpeil

bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt;

1.52 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.53 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.54 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.55 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.56 kas

een bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dak hoofdzakelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot het beschermen van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.57 kleinschalig kamperen

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen;

1.58 kwetsbaar object

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  1. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.59 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarden in visueelruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;

1.60 ligplaats

een ligplaats als bedoeld in artikel 1 onder b van de Woonbotenverordening 2009, zoals deze geldt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.61 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.62 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.63 manege

een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport;

1.64 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.65 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.66 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.67 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.68 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.69 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.70 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.71 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.72 paardenhouderij

een bedrijf dat is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden;

1.73 permanente bewoning

het gebruik van een recreatiewoning of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als feitelijk hoofdverblijf, in die zin dat deze persoon of groep van personen binnen een aaneengesloten periode van een jaar meer dan 240 overnachtingen in de recreatiewoning maakt;

1.74 prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;

1.75 recreatiewoning

een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.76 relatie

Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

1.77 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard, waaronder mede wordt begrepen:

  1. a. seksbioscoop:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  2. b. seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard;
  3. c. seksautomaat:
    een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  4. d. sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

1.78 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.79 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.80 (straat)peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 m uit de weggrens is gelegen: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld maar niet hoger dan de kruin van de weg het meest nabij het bouwwerk gelegen;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water, in het peilbesluit vastgestelde peil, grenst aan het vaste land;

1.81 trekkershut

een houten gebouw met slaap- en kookgelegenheid bestemd voor recreatief nachtverblijf;

1.82 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.83 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.84 verblijfsrecreatie

recreatief verblijf op een daartoe bestemd terrein dan wel in een daartoe bedoeld gebouw of kampeermiddel;

1.85 volwaardig agrarisch bedrijf / glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf/glastuinbouwbedrijf met de omvang van tenminste één volwaardige arbeidskracht, dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden uitgeoefend;

1.86 voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen;

1.87 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering;

1.88 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.89 woning

een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

De hierna opgenomen regels over de Wijze van meten van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Binnenmaas' zijn onverminderd op dit plan van toepassing.

 

2.1 algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot een grens

tussen de grens een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.2 inhoud van (bedrijfs)woningen

Bij de bepaling van de inhoud van (bedrijfs)woningen worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.

2.3 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.4 dakkapellen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. zijwanden ondoorzichtig;
  2. b. hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m;
  3. c. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
  4. d. bovenzijde meer dan 0,5 onder de daknok;
  5. e. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
  6. f. niet gebouwd op een woning of woongebouw gebouwd met een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of op een woning of woongebouw die niet voor permanente bewoning is bestemd.

2.5 meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden

 

De hierna opgenomen bestemmingsregels van de bestemming ‘Agrarisch met waarden’  van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied Binnenmaas’ zijn onverminderd op dit plan van toepassing:

 

Artikel 4  Agrarisch met waarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de bescherming van landschapswaarden ter plaatse van de aanduidingen:
    openheid: openheid;
    specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen: hoogteverschillen;
    specifieke vorm van agrarisch met waarden - rust: rust;
    specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterhuishoudkundige situatie: waterhuishoudkundige situatie;
  2. b. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  3. c. aan een agrarisch bedrijf ondersteunende glastuinbouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ondersteunende glastuinbouw';
  4. d. de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf in de vorm van een intensieve veehouderij waarbij maximaal 1 bouwlaag van gebouwen mag worden gebruikt voor het houden van dieren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  5. e. mestopslag, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  6. f. een niet agrarisch bedrijfsgebouw, uitsluitend ten behoeve van opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet agrarisch bedrijfsgebouw';
  7. g. een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van maximaal 20 campers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein';
  8. h. de bescherming van karakteristieke bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek';
  9. i. de bescherming van een monument, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument';
  10. j. een verkeerstunnel, ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  11. k. een zaadveredelingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zaadveredelingsbedrijf';
  12. l. één bedrijfswoning met bijgebouwen per bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    2. 2. mantelzorg in de bedrijfswoning is toegestaan;
    3. 3. aan huis verbonden beroepen in de bedrijfswoning en de bestaande bijgebouwen zijn toegestaan met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per bedrijfswoning;
    4. 4. aan huis verbonden bedrijven in de bedrijfswoning en de bestaande bijgebouwen zijn toegestaan met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per bedrijfswoning;
    5. 5. bed & breakfast in de bedrijfswoning is toegestaan;
  13. m. de bestaande legale paardenbakken;
  14. n. de bestaande legale kleinschalige kampeerterreinen;
  15. o. de uitoefening van aan het agrarisch bedrijf ondergeschikte nevenactiviteiten, uitsluitend binnen de bedrijfsgebouwen, in de vorm van:
    1. verwerking van en (detail)handel in streekeigen (semi)agrarische (eind)produc-ten;
    2. sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en educatieve (buitengebied)functies, waaronder begrepen expositieruimten;
    3. verblijfsrecreatie in de vorm van bed en breakfast, kampeerboerderijen en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
    4. lichte horeca zoals een boerderijterras, een theetuin en ijsverkoop;
    5. stalling en opslag;
    6. kunstnijverheidsbedrijven;
    7. agrarisch verwante bedrijven zoals veehandelsbedrijven, bijenhouderijen en dierenpensions;
    een en ander met dien verstande dat de gezamenlijke ten behoeve van nevenactiviteiten in gebruik zijnde vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen met een maximum van 100 m2 voor wat betreft de onder 1 genoemde nevenactiviteiten en 500 m2 voor wat betreft de onder 2 tot en met 7 genoemde nevenactiviteiten;
  16. p. extensieve dagrecreatie;
  17. q. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  18. r. hobbymatig houden van dieren;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Binnen het bouwvlak

Binnen het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

  1. a. bedrijfsgebouwen met een bouwhoogte van maximaal 10 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' de bedrijfsgebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal de oppervlakte mag bedragen zoals aangegeven in onderstaande tabel;

Adres  

Huidig oppervlak in m2  

Maximaal toegestaan oppervlak in m2  

Polderdijk 31 Maasdam  

3.622  

3.984  

Zuiddijk 18 Maasdam  

5.891  

6.480  

  1. b. kassen, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw':
      a. maximaal de bestaande gezamenlijke oppervlakte is toegestaan zoals aangegeven in bijlage 1;
      b. de goothoogte maximaal 6 m bedraagt;
      c. bouwhoogte maximaal 7,5 m bedraagt;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ondersteunende glastuinbouw':
      a. maximaal de bestaande gezamenlijke oppervlakte zoals aangegeven in bijlage 1 is toegestaan;
      b. de goothoogte maximaal 6 m en de bouwhoogte maximaal 7,5 m bedraagt;
    3. 3. bij overige agrarische bedrijven kassen niet zijn toegestaan;
  2. c. bedrijfswoningen met bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. herbouw van een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
    2. 2. de inhoud van een bedrijfswoning met bijgebouwen gezamenlijk maximaal 775 m3 bedraagt dan wel de bestaande grotere inhoud;
    3. 3. de goothoogte van bedrijfswoningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    4. 4. de bouwhoogte van bedrijfswoningen maximaal 9 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
    5. 5. de goothoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen maximaal 3 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    6. 6. de bouwhoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
  1. d. warmteopslagtanks, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'glastuinbouw' en 'specifieke vorm van agrarisch - ondersteunende glastuinbouw' met een bouwhoogte van maximaal 10 m;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van mest- en voedersilo's maximaal 12 m mag bedragen.

4.2.2 Buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat regenkappen, boog- en tunnelkassen niet zijn toegestaan;
  2. b. een agrarisch bedrijfsgebouw met een goothoogte van maximaal de bestaande goothoogte, een bouwhoogte van maximaal de bestaande bouwhoogte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijfsgebouw';
  3. c. een niet agrarisch bedrijfsgebouw met een goothoogte van maximaal de bestaande goothoogte, een bouwhoogte van maximaal de bestaande bouwhoogte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet agrarisch bedrijfsgebouw';
  4. d. gebouwen in de vorm van een bergruimte behorende bij een ligplaats voor een woonschip met een hoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 12 m2, uitsluitend op gronden gelegen binnen een afstand van maximaal 15 m van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' en met dien verstande dat per ligplaats maximaal één bergruimte is toegestaan.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bijgebouwen in verband met de bescherming van karakteristieke bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek'.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.4.1 Nieuwbouw sanitaire voorzieningen bij kleinschalig kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor de nieuwbouw van bouwwerken in de vorm van sanitaire voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwwerken dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. b. de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 meter;
  3. c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  4. d. het aanbrengen van sanitaire voorzieningen binnen de bestaande gebouwen dient redelijkerwijs niet mogelijk te zijn;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing.

4.4.2 Grotere oppervlakte intensieve veehouderij

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a voor het vergroten van de oppervlakte van gebouwen voor intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de vergroting is noodzakelijk voor het dierenwelzijn;
  2. b. er is geen toename van het aantal dieren;
  3. c. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing.

4.4.3 Hogere bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a voor een hogere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  2. b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke kwaliteit;
  3. c. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing.

4.4.4 Hogere goot- en bouwhoogte kassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a voor een hogere goot- en bouwhoogte van kassen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 9 meter;
  2. b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke kwaliteit;
  3. c. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  4. d. deze afwijkingsbevoegdheid niet kan worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'openheid'.

4.4.5 Vergroten oppervlakte kassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1, sub a, onder 1 voor een grotere gezamenlijke oppervlakte aan kassen, uitsluitend ten behoeve van een bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' en met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de extra oppervlakte aan kassen mag worden gerealiseerd binnen het bouwvlak en aansluitend aan het betreffende bouwvlak;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte aan kassen per bestaand bedrijf mag niet meer bedragen dan 20.000 m2;
  3. c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige uitoefening van het ter plaatse gevestigde volwaardige glastuinbouwbedrijf;
  4. d. de uitbreiding dient, gelet op de waterhuishouding, niet ten koste te gaan van het waterbergend vermogen en mag de afvoer van het polderwater niet negatief beïnvloeden;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  6. f. de vergroting dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid aanwezige functies en landschapswaarden, waaronder begrepen de kernkwaliteiten van het landschap, een zodanig beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies en landschapswaarden niet in onevenredige mate zullen worden geschaad.

4.4.6 Herbouw bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub c onder 1 voor de herbouw van een bedrijfswoning op een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. de nieuwe locatie moet in stedenbouwkundig, ruimtelijk, milieuhygiënisch en/of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormen;
  2. b. er moet zekerheid bestaan omtrent het afbreken van de bestaande bedrijfswoning;
  3. c. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  4. d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  5. e. deze afwijkingsbevoegdheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek';
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  7. g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.4.7 Hogere bouwhoogte warmteopslagtank

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder d voor een hogere bouwhoogte van warmteopslagtanks, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke kwaliteit;
  3. c. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  4. d. deze afwijkingsbevoegdheid niet kan worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'openheid'.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van:

  1. a. chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van uitoefening van fruit- en boom-teelt is niet toegestaan binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies;
  2. b. biologische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van uitoefening van fruit- en boom-teelt is niet toegestaan binnen een afstand van 10 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies.

Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies met gebouwen behoudens de agrarische bedrijvigheid.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.6.1 Plattelandswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan dat één of meerdere bedrijfswoningen worden bewoond door derden, mits ten minste één bedrijfswoning ten dienste van het agrarisch bedrijf aanwezig blijft.

4.6.2 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
  2. b. de oppervlakte aan extra tijdelijke gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.6.3 Bed & breakfast in bijgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van bed & breakfast in bestaande karakteristieke, historisch waardevolle bijgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de betreffende bijgebouwen vertonen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.6.4 Paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de paardenbak wordt gesitueerd binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de bestemmingen Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties en Wonen - Verspreide woningen;
  2. b. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 30 m;
  3. c. het realiseren van een paardenbak leidt niet tot een doorbreking van de hoofdstructuur in de verkaveling;
  4. d. voor zover de paardenbak direct aansluitend aan gronden met de bestemmingen Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties en Wonen - Verspreide woningen is geprojecteerd, is deze uitsluitend toegestaan voor zover deze wordt gerealiseerd ten behoeve van de, op aangrenzende gronden gelegen, bestemmingen Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties en Wonen - Verspreide woningen;
  5. e. de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m2;
  6. f. de bouwhoogte van lichtmasten terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,75 m;
  7. g. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  8. h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  9. i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.6.5 Kleinschalig kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een kleinschalige kampeerterrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het kleinschalige kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de bestemmingen Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties en Wonen - Verspreide woningen:
  2. b. de oppervlakte van een kleinschalig kampeerterrein bedraagt maximaal 0,5 ha;
  3. c. het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein bedraagt maximaal 25;
  4. d. aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat het kleinschalig kampeerterrein buiten de periode van 15 maart tot 1 november is ontruimd;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  6. f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  7. g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  8. h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.6.6 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het plaatsen van stacaravans en/of kampeermiddelen op het bouwvlak ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten die op het betreffende agrarische bedrijf werkzaam zijn, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. binnen het betreffende bouwvlak is een bedrijfswoning aanwezig;
  2. b. per bouwvlak zijn maximaal 25 kampeermiddelen of maximaal 6 stacaravans toegestaan of een combinatie van kampeermiddelen en stacaravans in een verhouding van 4:1 waarbij het aantal nooit meer dan 25 respectievelijk 6 mag bedragen;
  3. c. stacaravans en kampeermiddelen worden minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst;
  4. d. aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat het bouwvlak buiten de periode van 15 maart tot 1 november is ontruimd;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  6. f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  7. g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  8. h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.6.7 Spuitzone

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5 ten behoeve van het verkleinen van de in dat artikel opgenomen afstanden van 50 m res-pectievelijk 10 m, mits de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aan-tasting van het woon- en leefklimaat of van het verblijfsklimaat van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden ter plaatse van de in onderstaande tabel genoemde aanduidingen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

 

Werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden  

Aanduidingen:  

1  

2  

3  

4  

5  

6  

7  

8  

9  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Openheid  

-  

+  

+  

+  

+  

-  

+  

-  

-  

Specifieke vorm van agrarisch met waarden - …  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- hoogteverschillen  

+  

+  

+  

+  

+  

+  

+  

+  

-  

- rust  

+  

+  

+  

-  

+  

-  

+  

-  

-  

- waterhuishoudkundige situatie  

+  

+  

+  

-  

+  

+  

+  

+  

+  

Verklaring tekens:

+ vergunningplichtig

- niet vergunningplichtig

Verklaring nummering andere-werken:

  1. 1. het vergraven en egaliseren van gronden;
  2. 2. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  3. 3. het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas;
  4. 4. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder boomgaarden;
  5. 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. 6. het aanleggen van waterlopen, en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  7. 7. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  8. 8. het diepploegen, zijnde het extra diep -0,4 m of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  9. 9. andere-werken die een wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.

4.7.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien:

  1. a. door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  2. b. de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering niet noodzakelijk is.

4.7.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 is nodig voor:

  1. a. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. b. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  3. c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  4. d. de aanleg van boomgaarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard'.

4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.8.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning te slopen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek'.

4.8.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.8.1 is vereist voor:

  1. a. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  2. b. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.

4.9 Wijzigingsbevoegdheid

4.9.1 Wijziging van de vorm van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van de vorm van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak, zoals dat bestaat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit;
  2. b. de verandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  3. c. het bouwvlak moet een compacte vorm behouden, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
  4. d. de verandering van het bouwvlak dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid aanwezige functies en landschapswaarden, waaronder begrepen de kernkwaliteiten van het landschap, een zodanig beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies en landschapswaarden niet in onevenredige mate zullen worden geschaad;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;

4.9.2 Vergroting van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf in verband waarmee een bedrijfsplan door de initiatiefnemer moet worden overlegd waarin in ieder geval wordt aangegeven op welke wijze voor een verantwoorde landschappelijke inpassing wordt zorggedragen, en
  2. b. het bouwvlak mag geen grotere oppervlakte krijgen dan 2 ha;
  3. c. het bouwvlak moet een compacte vorm behouden, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
  4. d. de vergroting van het bouwvlak dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid aanwezige functies en landschapswaarden, waaronder begrepen de kernkwaliteiten van het landschap, een zodanig beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies en landschapswaarden niet in onevenredige mate zullen worden geschaad;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  6. f. deze wijzigingsbevoegdheid mag niet gebruikt worden voor vergroting van het glasareaal;

4.9.3 Glas voor glas

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte aan kassen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. er moet sprake zijn van een volwaardig glastuinbouwbedrijf;
  2. b. de uitbreiding van de oppervlakte van de kassen moet minimaal in gelijke mate worden gecompenseerd door sanering van kassen elders, eventueel gedeeltelijk in combinatie met een storting van een geldbedrag in een daartoe ingesteld fonds, waarbij maximaal 1 ha kassen mag worden gecompenseerd door een geldbedrag;
  3. c. de ruimtelijke kwaliteit op de uitbreidingslocatie en de saneringslocatie wordt per saldo verbeterd, waarbij de landschappelijke waarden in de omgeving van de uitbreidingslocatie niet in onevenredige mate worden aangetast;
  4. d. advies over de gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit wordt ingewonnen van een onafhankelijke landschapsdeskundige;
  5. e. de kassen op de saneringslocatie zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  6. f. de kassen op de saneringslocatie kunnen maar één keer worden meegeteld bij de toepassing van 'glas voor glas' of 'ruimte voor ruimte', waarbij een combinatie van beide regelingen niet is uitgesloten;
  7. g. aangetoond wordt dat de verplaatsing van het glastuinbouwbedrijf op de uitbreidingslocatie naar een concentratiegebied voor de glastuinbouw geen reële mogelijkheid is;
  8. h. de uitbreidingslocatie is op de functiekaart van de provinciale structuurvisie aangeduid als 'agrarisch landschap';
  9. i. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. j. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd;
  11. k. de uitbreiding dient, gelet op de waterhuishouding, niet ten koste te gaan van het waterbergend vermogen en mag de afvoer van het polderwater niet negatief beïnvloeden;

4.9.4 Vergroting het agrarisch bouwperceel bij een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ondersteunende glastuinbouw'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan kassen als bedoeld in artikel 4.2.1, sub a, onder 2, al dan niet in combinatie met het vergroten van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de gezamenlijke oppervlakte aan kassen per bestaand bedrijf mag maximaal 5.000 m2 bedragen;
  2. b. de uitbreiding dient aansluitend aan de bestaande oppervlakte aan kassen te worden gerealiseerd;
  3. c. aangetoond dient te worden dat na wijziging nog steeds sprake is van kassen die dienen ter ondersteuning van het agrarische bedrijf;
  4. d. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  5. e. de uitbreiding dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid aanwezige functies en landschapswaarden een zodanig beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies en landschapswaarden niet in onevenredige mate zullen worden geschaad;
  6. f. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  7. g. de uitbreiding dient, gelet op de waterhuishouding, niet ten koste te gaan van het waterbergend vermogen en mag de afvoer van het polderwater niet negatief beïnvloeden;

4.9.5 Bouw eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning met bijgebouwen binnen het bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige uitoefening van het ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf
  2. b. het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf heeft een omvang waarvoor minimaal één volwaardige arbeidskracht noodzakelijk is;
  3. c. de inhoud van de bedrijfswoning met bijgebouwen bedraagt maximaal 775 m3;
  4. d. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedragen maximaal 6 m respectievelijk 9 m;
  5. e. de goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen bedragen maximaal 3 m respectievelijk 6 m;
  6. f. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;

4.9.6 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar 'Wonen '

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een bouwvlak in de bestemming 'Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties' of 'Wonen - verspreide woningen' en de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;
  2. b. uitsluitend de voormalige bedrijfswoning alsmede de tot hetzelfde gebouw behorende voormalige bedrijfsruimte mag worden gebruikt voor bewoning;
  3. c. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het aantal dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit is toegestaan volgens het bestemmingsplan;
  4. d. bodemsanering moet blijkens een bodemonderzoek niet noodzakelijk zijn of moet reeds hebben plaatsgevonden;
  5. e. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
  6. f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. g. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  8. h. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  9. i. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd;

4.9.7 Woningsplitsing bij omschakeling van agrarisch bouwvlak naar 'Wonen'

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.9.6 en in afwijking van het bepaalde sub c van dat artikel, kunnen burgemeester en wethouders het plan mede wijzigen ten behoeve van splitsing van de voormalige bedrijfswoning of van het gebouw waarin zich deze woning bevindt in maximaal twee woningen, met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:

  1. a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;
  2. b. de inhoud van het te splitsen gebouw moet minimaal 1.000 m3 bedragen en mag niet worden vergroot;
  3. c. het te splitsen gebouw is gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek';
  4. d. de karakteristieke waarde van het gebouw mag niet worden aangetast;
  5. e. de splitsing mag geen milieuhygiënische belemmeringen opleveren voor in de omgeving gevestigde agrarische bedrijven;
  6. f. voor de nieuwe woning moet een aanvaardbaar woonklimaat kunnen worden gerealiseerd;
  7. g. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
  8. h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  9. i. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  10. j. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  11. k. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd;

4.9.8 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar 'Bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf' en de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;
  2. b. toegestaan zijn bedrijven behorend tot de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2, dan wel bedrijven die naar aard en mate van hinder vergelijkbaar zijn met de in deze categorieën genoemde bedrijven, uitsluitend voor zover het bedrijf tevens voldoet aan de kenmerken zoals die zijn opgenomen in bijlage 4;
  3. c. de nieuwe functie wordt gehuisvest in de bestaande bebouwing, waarbij de functie niet in de kassen mag worden gerealiseerd (alle kassen dienen te worden gesloopt):
  4. d. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  6. f. in de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  7. g. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  8. h. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken en geen ingrepen in de bestaande infrastructuur vergen;

4.9.9 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een bouwvlak in de bestemming 'Maatschappelijk' en de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder bouwvlak , met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;
  2. b. uitsluitend kleinschalige maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van verpleging, zorg- en hulpverlening voor 24-uurszorg of dagopvang zijn toegestaan;
  3. c. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  4. d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  5. e. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
  6. f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. g. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken en geen ingrepen in de bestaande infrastructuur vergen;
  8. h. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd;

4.9.10 Omschakeling van bouwvlak naar 'Recreatie'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Recreatie' en de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder bouwvlak , met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;
  2. b. toegestaan zijn recreatiebedrijven zoals:
    1. kleinschalige verblijfsrecreatie;
    2. een paardenstalling;
    3. fiets-, kano-, paarden- en huifkarrenverhuur;
    4. een kleinschalig bezoekerscentrum;
    5. een klein museum, tentoonstellingsruimte;
    6. een kinderboerderij, speeltuin;
    7. binnensportactiviteiten;
    8. een manege;
    dan wel bedrijven die naar aard en mate van hinder vergelijkbaar zijn;
  3. c. het recreatiebedrijf mag geen milieuhygiënische belemmeringen opleveren voor in de omgeving gevestigde agrarische bedrijven;
  4. d. nieuwbouw van gebouwen is niet toegestaan en alle kassen dienen te worden gesloopt;
  5. e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  6. f. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  7. g. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
  8. h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  9. i. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  10. j. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken en geen ingrepen in de bestaande infrastructuur vergen;
  11. k. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd.

4.9.11 Ruimte voor ruimte

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toestaan van één of meer compensatiewoningen in verband met de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd;
  2. b. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, iedere 5.000 m² kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  1. a. de nieuwe woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  2. b. de gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007.

 

Artikel 4 Wonen – Verspreide woningen

 

De hierna opgenomen bestemmingsregels van de bestemming ‘Wonen – verspreide woningen’ van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Binnenmaas' zijn onverminderd op dit plan van toepassing:

 

Artikel 24  Wonen – Verspreide woningen

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Verspreide woningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maximaal één woning per bestemmingsvlak;
  2. b. mantelzorg in de woning;
  3. c. aan huis verbonden beroepen, uitsluitend in de bestaande gebouwen met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per woning;
  4. d. aan huis verbonden bedrijven, uitsluitend in de bestaande gebouwen met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per woning;
  5. e. bed & breakfast in de woningen;
  6. f. de bescherming van karakteristieke bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek';
  7. g. de bescherming van een monument, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument';

een en ander met bijhorende bouwwerken en voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  1. a. ter plaatse van bestemmingsvlakken zonder bouwvlak is één woning met bijgebouwen per bestemmingsvlak toegestaan, dan wel maximaal twee woningen met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen toegestaan', met dien verstande dat:
    1. 1. herbouw van een woning uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
    2. 2. de inhoud van een woning met bijgebouwen gezamenlijk maximaal 775 m3 bedraagt dan wel de bestaande grotere inhoud;
    3. 3. de goothoogte van woningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    4. 4. de bouwhoogte van woningen maximaal 9 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
    5. 5. bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn van woningen mogen worden gebouwd;
    6. 6. de goothoogte van bijgebouwen bij woningen maximaal 3 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    7. 7. de bouwhoogte van bijgebouwen bij woningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
  2. b. ter plaatse van bestemmingsvlakken met bouwvlak is één woning met bijgebouwen per bestemmingsvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. gebouwen moeten worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. 2. de inhoud van een woning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' ten hoogste het aangegeven volume bedraagt;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is voor de woning ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
    4. 4. de dakhelling van de woning bedraagt minimaal en maximaal het aangegeven aantal graden ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling';
    5. 5. bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn van woningen mogen worden gebouwd;
    6. 6. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    7. 7. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat indien binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven de erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen.

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bijgebouwen in verband met de bescherming van karakteristieke bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek'.

24.4 Afwijken van de bouwregels

24.4.1 Herbouw woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2 sub a onder 1 voor de herbouw van een woning op een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. de nieuwe locatie moet in stedenbouwkundig, ruimtelijk, milieuhygiënisch en/of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormen;
  2. b. er moet zekerheid bestaan omtrent het afbreken van de bestaande woning;
  3. c. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  4. d. deze afwijkingsbevoegdheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek' en 'specifieke vorm van waarde - monument';
  5. e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

24.5 Afwijken van de gebruiksregels

24.5.1 Woningsplitsing

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1 voor het splitsen van een woning in twee woningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de inhoud van de te splitsen woning moet minimaal 1.000 m3 bedragen;
  2. b. de inhoud van elke afzonderlijke woning moet na splitsing minimaal 400 m3 bedragen;
  3. c. het moet een woning betreffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek' of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument';
  4. d. de inhoud van elke afzonderlijke woning na splitsing mag niet worden vergroot;
  5. e. de karakteristieke waarde van de woning mag niet worden aangetast;
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  7. g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

24.5.2 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een woning dan wel het het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
  2. b. de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

24.5.3 Bed & breakfast in bijgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1 voor het toestaan van bed & breakfast in bestaande karakteristieke, historisch waardevolle bijgebouwen of vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de betreffende gebouwen vertonen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

24.5.4 Paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1 voor het toestaan van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 30 m;
  2. b. het realiseren van een paardenbak leidt niet tot een doorbreking van de hoofdstructuur in de verkaveling;
  3. c. de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m2;
  4. d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  5. e. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,75 m;
  6. f. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  7. g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  8. h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

24.5.5 Kleinschalig kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1 voor het toestaan van een kleinschalige kampeerterrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de oppervlakte van een kleinschalig kampeerterrein bedraagt maximaal 0,5 ha;
  2. b. het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein bedraagt maximaal 25;
  3. c. aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat het kleinschalig kampeerterrein buiten de periode van 15 maart tot 1 november is ontruimd;
  4. d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  5. e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  7. g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

24.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

24.6.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning te slopen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek'.

24.6.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.6.1 is vereist voor:

  1. a. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  2. b. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.

 

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1

 

De hierna opgenomen  bestemmingsregels van de bestemming  ‘Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1’ van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Binnenmaas' zijn onverminderd op dit plan van toepassing:

 

‘37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

37.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

37.3 Afwijken van de bouwregels

37.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 37.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

37.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 37.3.1 is niet vereist, indien:

  1. a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  2. b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  3. c. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 500 m2.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 36.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  3. c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m vanaf maaiveld;
  4. d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

37.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 37.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

37.4.3 Uitzonderingen

Het in artikel 37.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  1. a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. b. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 500 m2 en niet dieper dan 0,3 m vanaf het maaiveld;
  3. c. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  4. d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  5. e. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

37.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

 

De van toepassing zijnde Algemene regels van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Binnenmaas' zijn onverminderd op dit plan van toepassing.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 7 Overgangs- en slotregels

 

De van toepassing zijnde Overgangs- en slotregels van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Binnenmaas' zijn onverminderd op dit plan van toepassing.

 

Artikel 8 Slotregel

 

Dit plan kan worden aangehaald als wijzigingsplan "Westdijk 57a, Mijnsheerenland".