Bestemmingsplan ´ Nieuw Weverseinde e.o. te Puttershoek’, gemeente Binnenmaas

 

Regels

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1  Begrippen

Artikel 2  Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3  Groen

Artikel 4  Tuin

Artikel 5  Verkeer

Artikel 6  Wonen

Artikel 7  Waarde – Archeologie 3

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8    Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 9    Algemene bouwregels

Artikel 10  Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

Artikel 11  Algemene gebruiksregels

Artikel 12  Algemene aanduidingsregels

Artikel 13  Algemene afwijkingsregels

Artikel 14  Algemene wijzigingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15  Overgangsrecht

Artikel 16  Slotregel

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan

het bestemmingsplan ´Nieuw Weverseinde e.o. te Puttershoek´ met identificatienummer NL.IMRO.0585.BPPTHNWeinde-VG01 van de gemeente Binnenmaas.

 

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

 

aan huis verbonden bedrijf

een kleinschalig bedrijf dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning,

waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, dat een ruimtelijke

uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat

geen onevenredige hinder oplevert voor het woon- en leefmilieu, niet zijnde horeca of

detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis

verbonden bedrijf.

 

aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch,

therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat

wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende

mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling

heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde horeca of detailhandel,

met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden

beroep.

 

afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

 

archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied,

uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie.

 

archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen

van archeologische relicten.

 

archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende

archeologische relicten.

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal 2 kamers voor

in totaal maximaal 5 gasten, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch

en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het

serveren van ontbijt.

 

 bedrijf

een onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,

opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig

verlenen van diensten.

 

bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het

huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van

het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

bestaand

a          bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het

ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd

krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

b          bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar

behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

 

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

 

erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

 

grondwaterpeil

bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt.

 

hoofdgebouw

een of meer panden of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

horeca

een onderneming waar in hoofdzaak en waarbinnen bedrijfsmatig:

a.         dranken, maaltijden of logies worden verstrekt en;

b.         gelegenheid wordt geboden voor het gebruik van de producten ter plaatse en;

c.         sprake is van een zekere dienstverlening, zoals het serveren en/of verstrekken van servies en bestek;

 

met een in principe open karakter (voor een ieder toegankelijk).

 

In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij onderscheiden:

•categorie 1:    logiesverstrekkers, zoals hotels, pensions en motels;

•categorie 2:    maaltijdverstrekkers, zoals restaurants, bistro's, eetcafés;

•categorie 3:    spijsverstrekkers, zoals ijssalons, lunchrooms, croissanterieën, koffie-/theehuizen, waarbij in principe geen alcoholische dranken worden geschonken;

categorie 4:    cafetaria's/snackbars, fast-food restaurants, creperies, grillrooms, shoarma/pizzabedrijven;

•categorie 5:    drankverstrekkers, zoals cafés/bars en nachtclubs, dancings, disco's en partycentra.

 

mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

 

nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

 

normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

 

omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht.

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,

of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

 

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening.

 

overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

peil

a          voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte

van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b          voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de

hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c          indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van

het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

 

prostitutie

het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze.

 

 

staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

 

uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw,

welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 

voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen.

 

voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering.

 

wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

 

woning

een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot een grens

tussen de grens een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

 

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of

het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter

plaatse van het bouwwerk.

 

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd

op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse

(deel van het) bouwwerk.

 

2.2 inhoud van (bedrijfs)woningen

Bij de bepaling van de inhoud van (bedrijfs)woningen worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.

 

2.3 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

2.4 dakkapellen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de volgende eisen:

a          zijwanden ondoorzichtig;

b          hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m;

c          onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;

d          bovenzijde meer dan 0,5 onder de daknok;

e          zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en

f          niet gebouwd op een woning of woongebouw gebouwd met een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of op een woning of woongebouw die niet voor permanente bewoning is bestemd.

 

2.5 meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op

de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3  Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. paden, inritten, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, ondergrondse vuilopslag, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

 

3.2 bouwregels

 

3.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. b. de oppervlakte per gebouw bedraagt maximaal 50 m2;
  3. c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.

 

3.2.2

Ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen waarbij de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk maximaal 3 m mag bedragen.

 

3.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  1. a. b. lichtmasten 6 m;
  2. c. d. speeltoestellen 5 m;
  3. e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 4 – Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor paden.

 

 

4.2 bouwregels

 

4.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

 

4.2.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 zijn gebouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen toegestaan, mits:

  1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2 m bedraagt;
  3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  4. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt.

 

4.2.3

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tevens één aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat de situering, zoals aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, niet mag worden gewijzigd en de afmetingen, zoals aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, niet mogen worden vergroot.

 

4.2.4

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 5  Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. (week)markten, braderieën en naar de aard vergelijkbare evenementen;
  4. d. e. ondergrondse vuilopslag;
  5. fffie fietsenberging;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 bouwregels

 

5.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van een fietsenberging ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - fietsenberging’.

 

5.2.2

Een fietsenberging moet voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. a. gebouwd binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer -  fietsenberging’;
  2. b. de bouwhoogte van een fietsenberging bedraagt maximaal 3 m.

 

5.2.3

Ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen waarbij de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk maximaal 3 m mag bedragen.

 

5.2.4

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  1. a. bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 6 m;
  2. b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 6  Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         woningen;

b.         aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

 

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

 

 

6.1.2

Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroepen/bedrijven voor zover:

 

a.         het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, tot een maximum oppervlak van 50 m2;

b.         ten behoeve van aan huis verbonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

c.         het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep of bedrijf.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a.         gebouwd binnen het bouwvlak;

b.                     ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

c.         de minimale dakhelling bedraagt 0º en de maximale dakhelling bedraagt 60º;

 

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

a.         gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

b.         vrijstaande bijgebouwen mogen alleen op het achtererf gebouwd worden;

c.         de diepte van bijbehorende bouwerken aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 4 m;

d.         de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m;

e.         de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 m;

f.         de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;

g.         het gezamenlijke oppervlak, voor zover gebouwd per hoofdgebouw, bedraagt bij woningen maximaal 80 m2.

h.         het zij- en achtererf mag bij woningen voor niet meer dan 35% worden bebouwd;

i.          het overblijvende onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf mag niet minder bedragen dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;

j.          de afstand van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel de achterbouwperceelgrens dient 0 m dan wel minimaal 1 m te bedragen.

 

 

6.2.3

Zwembaden zijn toegestaan met dien verstande dat:

a.         de regels met betrekking tot situering van bijgebouwen, zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder a en b eveneens van toepassing zijn op zwembaden;

b.         de afstand van een zwembad tot het hoofdgebouw bedraagt maximaal 25 m;

c.         de gezamenlijke oppervlakte van zwembaden bedraagt maximaal 50 m2.

 

6.2.5

Bouwhoogte van overige bouwwerken maximaal:

a.         erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;

b.         erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2 m;

c.         overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

 

6.3 afwijken van de bouwregels

 

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder c, voor het verhogen van de goothoogte tot maximaal 6 meter, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn

 

7.2.2

Ten behoeve van andere, voor de gronden als bepaald in artikel 7.1, geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op:

a.         vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;

b.         een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;

c.         een bouwwerk dat zonder graaf- of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

7.3 afwijken van de bouwregels

 

7.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.

 

7.3.2

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 7.3.1, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.

 

7.3.3

Een omgevingsvergunning, zoals bepaald in artikel 7.3.1, wordt voorts verleend, indien:

a.         de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b.         de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

-           het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

-           het doen van opgravingen;

-           begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.

 

7.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.4.1 Omgevingsvergunning te verwachten archeologische waarden

 

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' als bepaald in artikel 7.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.         het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking, zoals in artikel 7.3 bedoeld, is toegepast;

b.         het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;

c.         het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

d.         het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;

e.         het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

f.         het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

7.4.2 Weigering

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de graafwerkzaamheden of grondbewerkingen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de in de grond aanwezige archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

7.4.3 Advies

 

Alvorens te besluiten over de aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1

wint het bevoegd gezag advies in van de archeologisch deskundige.

 

7.4.4 Uitzonderingen

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is niet vereist voor:

a.         graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

b.         graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

c.         graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, welke uitgevoerd worden in het kader van een vergunningsplichtig bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, en/of een vergunningsvrij bouwwerk.

 

7.4.5

De verboden, zoals in artikel 7.4.1 bedoeld, zijn niet van toepassing, indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

a.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

b.         mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 of een ontgrondingsvergunning;

c.         onderdeel uitmaken van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;

d.         ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

7.4.6 Verlening

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.

 

7.4.7

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt voorts verleend, indien:

a.         de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b.         de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

-           het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

-           het doen van opgravingen;

-           begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

7.5 wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de medebestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijke te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

9.2

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

 

9.3

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

9.4

De regels zoals opgenomen in de artikelen 9.1 tot en met 9.3 hebben betrekking op:

a.         bestaande bouwwerken;

b.         uitbreiding van bestaande bouwwerken;

c.         sloop en vervangende nieuwbouw van bestaande bouwwerken;

 

met dien verstande dat deze regels uitsluitend betrekking hebben op bouwwerken binnen het bouwperceel waarin de bouwwerken met van de regels afwijkende maatvoering, zijn gesitueerd.

 

Artikel 10 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

 

Ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anders is bepaald. Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat:

a          de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m

beneden peil;

b          de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk dat in gebruik is als rioolgemaal niet meer bedraagt dan 6 m beneden peil.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

 

 

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

a.         een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

b.         een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

c.         een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

 

12.1 geluidzone - industrie

 

12.1.1 Aanduidingomschrijving

 

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

 

 

12.1.2 Bouwregels

 

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 en 4) mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd.

 

 

12.1.3 Afwijken van de bouwregels

 

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

 

13.1

 

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a.         in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

b.         de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

c.         de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden voor ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het peil;

d.         de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;

e.         de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

 

13.2

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 kan slechts worden verleend, mits:

a.         de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b.         het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

a.         de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

b.         het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 15 Overgangsrecht

 

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

1.         Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.         na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.         Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking  van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.         Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

152 Overgangsrecht gebruik

1.         Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.         Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.         Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 16 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ´Nieuw Weverseinde e.o. te Puttershoek´ van de gemeente Binnenmaas.

Terug naar inhoudsopgave