Bestemmingsplan ´ Stougjesdijk 153 te Mijnsheerenland’,
gemeente Binnenmaas
Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsleiding
Artikel 5 Waarde – Archeologische verwachting
middelhoog I
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene bouwregels
Artikel 8 Algemene regels met betrekking tot
ondergronds bouwen
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan
het bestemmingsplan ´Stougjesdijk
153 te Mijnsheerenland´ van de gemeente Binnenmaas.
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met
bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0585.BPMHLSTOUG153-VG01-gml.
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd
door een aanduidingsgrens;
aan huis verbonden
bedrijf
een kleinschalig bedrijf dat wordt uitgeoefend
door de gebruiker van een woning,
waarbij de woning in overwegende mate haar
woonfunctie behoudt, dat een ruimtelijke
uitwerking of uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is en dat
geen onevenredige hinder oplevert voor het
woon- en leefmilieu, niet zijnde horeca of
detailhandel, met uitzondering van beperkte
verkoop ten behoeve van het aan huis
verbonden bedrijf;
aan huis verbonden
beroep
een dienstverlenend beroep op maatschappelijk,
juridisch, administratief, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of
hiermee gelijk te stellen gebied, dat
wordt uitgeoefend door de gebruiker van een
woning, waarbij de woning in overwegende
mate haar woonfunctie behoudt, en dat een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming
is, niet zijnde horeca of detailhandel,
met uitzondering van beperkte verkoop ten
behoeve van het aan huis verbonden
beroep;
afwijken van de
bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste
lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
archeologisch
onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de
archeologische waarden binnen een plangebied,
uitgevoerd volgens de geldende versie van de
Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
archeologische
verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in
verband met de kans op het voorkomen
van archeologische relicten;
archeologische
waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband
met de in dat gebied voorkomende
archeologische relicten;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde;
bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie
bestaande uit maximaal 2 kamers voor
in totaal maximaal 5 gasten, gericht op het
bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch
en kortdurend verblijf in de bestaande en
legale woning in combinatie met het
serveren van ontbijt;
bedrijf
een onderneming die is gericht op het
bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,
opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig
verlenen van diensten;
bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van
een bedrijf;
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een
terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting
daar gelet op de bestemming van
het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
bestaand
a bij
bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan
bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd
krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van
terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
b bij gebruik: het gebruik dat op het
moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de
regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd
gebouw, dat bouwkundig ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan een
binnen hetzelfde bestemmingsvlak staande woning;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door
op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw en zolder;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de
grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die
deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan,
dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht
ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor
zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken
en in gebruik geven;
grondwaterpeil
bovenste niveau van het water dat zich in de
bodem bevindt;
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
mantelzorg
het bieden van zorg in een woning aan een ieder
die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke
uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6
eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische
waarden;
nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de
hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en
leefklimaat;
normaal onderhoud,
gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie
houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten
minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste
lid, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder
a van de Wet ruimtelijke ordening;
omgevingsvergunning voor
het slopen van een bouwwerk
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3.
onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
peil
a voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte
van de weg ter
plaatse van die hoofdtoegang;
b voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de
hoogte van het
terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c indien
in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van
het meest nabijgelegen
punt waar het water grenst aan het vaste land;
permanente bewoning
het gebruik van een recreatiewoning of
kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als feitelijk
hoofdverblijf, in die zin dat deze persoon of groep van personen binnen een
aaneengesloten periode van een jaar meer dan 240 overnachtingen in de
recreatiewoning maakt;
prostitutie
het tegen betaling hebben van seksuele omgang
met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;
recreatiewoning
een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat
dient voor periodiek recreatief nachtverblijf
door personen die hun hoofdverblijf elders
hebben;
staat van
bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en
daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw,
welk gebouw door de vorm kan worden
onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren
en in uitvoering geven;
voorerf
gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor
de voorgevel) van het gebouw is gelegen;
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw
of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel,
de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan
kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die
weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering;
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste
lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
woning
een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de
huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt
gemeten:
de afstand tot een
grens
tussen de grens een bepaald punt van het
bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk geen
gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bouwonderdelen;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak;
de goothoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot
c.q. de druiplijn, het boeibord of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de hoogte van een
windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de
windturbine;
de horizontale
diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht
vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
de inhoud van een
bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde
van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van
een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van
een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de
overkapping, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
verticale diepte van
een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de
afgewerkte vloer van het ondergrondse
(deel van het) bouwwerk.
2.2 inhoud van (bedrijfs)woningen
Bij de bepaling van de inhoud van (bedrijfs)woningen worden ondergrondse bouwwerken niet
meegerekend.
2.3 ondergeschikte
bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van
het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten,
gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m
bedraagt.
2.4 dakkapellen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van
bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de
dakkapel voldoet aan de volgende eisen:
a zijwanden ondoorzichtig;
b hoogte, gemeten vanaf de voet van de
dakkapel, minder dan 1,5 m;
c onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan
1 m boven de dakvoet;
d bovenzijde meer dan 0,5 onder de daknok;
e zijkanten meer dan 0,5 m van de
zijkanten van het dakvlak, en
f niet gebouwd op een woning of
woongebouw gebouwd met een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.23,
eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of
op een woning of woongebouw die niet voor permanente bewoning is bestemd.
2.5 meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten
tot of vanuit het hart van een lijn en op
de schaal waarin het plan is vastgesteld.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a een handelsbedrijf in landbouwwerktuigen
en schroot/staal
b bedrijven die zijn opgenomen in de
milieucategorieën 1 tot en met 3a van de Staat
van
bedrijfsactiviteiten alsmede bedrijven die naar aard en mate van hinder
vergelijkbaar zijn met deze bedrijven
c één bedrijfswoning met bijgebouwen per
bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
1. mantelzorg in de bedrijfswoning is
toegestaan;
2. aan huis verbonden beroepen in de
bedrijfswoning en de bestaande bijgebouwen zijn toegestaan met een
vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning
en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per bedrijfswoning;
3. aan huis verbonden bedrijven in de
bedrijfswoning en de bestaande bijgebouwen zijn toegestaan met een
vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning
en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per bedrijfswoning;
4. bed & breakfast
in de bedrijfswoning is toegestaan;
d water en voorzieningen voor de
waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken en
voorzieningen.
3.2
Bouwregels
Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn
toegestaan:
a bedrijfsgebouwen met een bouwhoogte van
maximaal 10 m, een goothoogte van
maximaal
7 m en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3.210 m2
b bedrijfswoningen met bijgebouwen, met
dien verstande dat:
1 herbouw van een bedrijfswoning
uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
2 de inhoud van een bedrijfswoning met
bijgebouwen gezamenlijk maximaal 775 m3 bedraagt dan wel de bestaande grotere
inhoud;
3 de goothoogte van bedrijfswoningen
maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
4 de bouwhoogte van bedrijfswoningen
maximaal 9 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
5 de goothoogte van bijgebouwen bij
bedrijfswoningen maximaal 3 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
6 de bouwhoogte van bijgebouwen bij
bedrijfswoningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
c lichtmasten met een bouwhoogte van
maximaal 8 m;
d overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
met dien verstande dat indien binnen
een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangeduid
de gebouwen daarbinnen moeten worden
gebouwd.
3.3 Afwijken
van de bouwregels
3.3.1 Vergroten oppervlakte
bedrijfsgebouwen
Bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2
a voor het vergroten van de gezamenlijke
oppervlakte van bedrijfsgebouwen ten opzichte het in artikel 3.2 onder a
aangegeven oppervlakte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1 de vergroting mag maximaal bedragen 10%
van de in artikel 3.2 onder a aangegeven oppervlakte met een maximum van 200
m2;
2 de vergroting mag niet tot gevolg
hebben dat hiermee de totale inhoud met meer dan 10% toeneemt;
3 aangetoond moet worden dat
(gedeeltelijke) verplaatsing van het bedrijf naar een geschiktere locatie
(stedelijk gebied of regionaal bedrijventerrein) niet mogelijk is;
4 het bepaalde in artikel 3.2 onder a met
betrekking tot de maximum bouwhoogte en goothoogte is van toepassing;
5 er dient sprake te zijn van een goede
streekeigen landschappelijke inpassing;
6 er vindt geen onevenredige aantasting
plaats van in de omgeving anwezige functies en
waarden;
7 er vindt geen onevenredige aantasting
plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2 Herbouw bedrijfswoning
Bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 sub b
onder 1 voor de herbouw van een
bedrijfswoning op een andere dan de bestaande locatie,
met inachtneming van tenminste de
volgende voorwaarden:
a de nieuwe locatie moet in
stedenbouwkundig, ruimtelijk, milieuhygiënisch en/of
verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie
vormen;
b de inhoud van de bedrijfswoning met
bijgebouwen mag niet toenemen;
c er moet zekerheid bestaan omtrent het
afbreken van de bestaande bedrijfswoning;
d de herbouw dient qua verschijningsvorm
aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen
bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
e deze afwijkingsbevoegdheid kan niet
worden toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde -
karakteristiek’;
f er dient sprake te zijn van een goede
streekeigen landschappelijke inpassing;
g er vindt geen onevenredige aantasting
plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
h er vindt geen onevenredige aantasting
plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4 afwijken
van de gebruiksregels
3.4.1 Mantelzorg
Bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van mantelzorg in
bestaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning dan wel het toestaan van extra
aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met
inachtneming van de volgende voorwaarden:
a de noodzaak van de mantelzorg dient te
worden aangetoond;
b de oppervlakte aan extra gebouwen
bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
c er vindt geen onevenredige aantasting
plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
d er vindt geen onevenredige aantasting
plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het
plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van een ander bedrijf dan
overeenkomstig artikel 3.1 is toegestaan, met inachtneming van de volgende
voorwaarden:
a uitsluitend zijn toegestaan bedrijven
zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten:
1
categorie
1 en 2;
2
bedrijven
categorie 3 die naar aard en mate van hinder vergelijkbaar zijn met de
categorie 1 en 2 bedrijven;
3
bedrijven
in dezelfde categorie als het voorheen toegestane bedrijf indien hoger dan
categorie 2;
b het nieuwe bedrijf dient in
vergelijking met het voorheen toegestane bedrijf naar de aard en omvang met het
oog op hinder en/of gevaar voor het (leef)milieu en het landschap een betere
situatie op te leveren;
c er mag geen sprake zijn van een toename
van detailhandelsactiviteiten;
d door middel van een bedrijfsplan dient
aangetoond te worden of en op welke wijze aan vorenstaande voorwaarden zal
worden voldaan;
e er dient sprake te zijn van een goede
streekeigen landschappelijke inpassing.
Artikel 4 Leiding -
Hoogspanningsverbinding
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding -
Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a een bovengrondse hoogspanningsleiding
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding’;
b het beheer en onderhoud van de leiding;
c de bescherming van het woon- en
leefklimaat in verband met de leiding; met bijbehorende bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
4.2
Bouwregels
4.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de
andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
4.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Uitsluitend hoogspanningsmasten mogen
worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 60 m en overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
4.3 Afwijken
van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het bouwen overeenkomstig de
andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
4.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van
werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplichtige
werken
Het is verboden zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a het ophogen van gronden;
b het aanleggen, verbreden en verharden
van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere
oppervlakteverhardingen;
c het aanleggen, verdiepen, verbreden en
dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
d het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
4.4.2 Toetsingscriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren
van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid dan wel door de daarvan
direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de
leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan
worden tegemoet gekomen.
4.4.3 Advies leidingbeheerder
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4.4.1 wordt niet eerder verleend dan
4.4.4 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4.4.1 is nodig voor:
a werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden die het normale onderhoud
en
beheer betreffen;
b werken, geen bouwwerken zijde, of
werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden
van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip
aangevraagde of verleende omgevingsvergunning nadat advies is verkregen van de
leidingbeheerder.
Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologische
verwachting middelhoog 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling
van archeologische waarden.
5.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de
andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd
ten behoeve van aanvullend of
definitief archeologisch onderzoek.
5.3 Afwijken
van de bouwregels
5.3.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden
geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
5.3.2 Uitzonderingen
Afwijking als bedoeld in artikel 5.3.1
is niet vereist, indien:
a op basis van aanvullend en/of
definitief archeologisch onderzoek is aangetoond
dat op
de betrokken locatie geen behoudenswaardige
archeologische relicten
aanwezig
zijn;
b het bouwplan betrekking heeft op wijziging
of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt
uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
c het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner
is dan 500 m2.
5.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van
werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplichtige
werken
Het is verboden zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a het ophogen, egaliseren en ontginnen
van gronden;
b het bodemverlagen
of afgraven van gronden;
c het uitvoeren van grondbewerkingen
dieper dan 0,3 m vanaf maaiveld;
d het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen;
e het aanleggen of verharden van wegen,
rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
f het aanbrengen van ondergrondse of
bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee
verband houdende constructies.
5.4.2 Toetsingscriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken
zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten
gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
5.4.3 Uitzonderingen
Het in artikel 5.4.1 vervatte verbod is
niet van toepassing, indien:
a het gaat om onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en
werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
b er sprake is van bodemingrepen kleiner
dan 500 m2 en niet dieper dan 0,3 m vanaf
het
maaiveld;
c op basis van bureauonderzoek,
inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op
de betrokken locatie geen behoudenswaardige
archeologische
relicten aanwezig zijn;
d de werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden die
1 reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan;
2 mogen worden uitgevoerd krachtens een
reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
e de werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
5.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het
plan wijzigen voor:
a het verwijderen van de bestemming
Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1, indien uit archeologisch
onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ondergronds
bouwen
Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan, met
dien verstande dat:
a de diepte maximaal 3 m mag bedragen;
b onder hoofdgebouwen uitsluitend mag
worden gebouwd binnen de bestaande contouren van het hoofdgebouw;
c buiten de contouren van hoofdgebouwen
een oppervlakte aan ondergrondse
bouwwerken is
toegestaan die maximaal gelijk is aan de oppervlakte van de bestaande
bijgebouwen.
7.2 Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met
het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot
stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze
regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of
inhoud in afwijking daarvan als maximaal
toegestaan.
7.3 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand van
een bouwwerk tot enige op de verbeelding of in de regels aangegeven lijn dan
wel tot een ander bouwwerk, die in overeenstemming met het bepaalde in de
Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen
minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
Artikel 8 Algemene regels met
betrekking tot ondergronds bouwen
Ondergrondse ruimten zijn uitsluitend
toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in de bouwregels van
de betreffende bestemming anders is bepaald. Op het bouwen van ondergrondse
bouwwerken zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan
op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat:
a de verticale diepte van ondergrondse
bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m
beneden peil;
b de verticale diepte van een ondergronds
bouwwerk dat in gebruik is als rioolgemaal niet meer bedraagt dan 6 m beneden
peil.
Artikel 9 Algemene
gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen
wordt in ieder geval verstaan:
a een gebruik van gronden als stort-
en/of opslagplaats van grond en/of afval, met
uitzondering
van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte
gebruik en
onderhoud;
b een gebruik van gronden als stallings-
en/of opslagplaats van één of meer aan het
gebruik onttrokken
machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c een gebruik van gronden voor opslag van
mest in mestzakken of in andere opslagmiddelen, niet zijnde een bouwwerk,
anders dan als opslag voor normaal gebruik binnen het agrarisch bouwvlak
d een gebruik van gronden en bouwwerken
voor (detail)handel, anders dan de regels
van de
bestemmingen toestaan;
e een gebruik van gronden en bouwwerken
voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
f een gebruik van gronden en bouwwerken
voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
g een gebruik van recreatiewoningen en
stacaravans ten behoeve van permanente
bewoning.
Artikel 10 Algemene
afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van:
a in het plan genoemde goothoogten,
bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten,
percentages en
afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de
goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en
afstandseisen;
b de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen
worden overschreden, waarbij
een
overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in
verband met de
uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik
van de gronden
en/of de bebouwing.
10.2 Uitzondering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
10.1 onder a kan niet worden verleend
ten behoeve van het vergroten van de inhoud van
(bedrijfs)woningen;
10.3 Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in artikel 10.1 is
slechts toegestaan, mits:
a de belangen van de eigenaren en/of
gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden niet
onevenredig worden geschaad;
b het straat- en bebouwingsbeeld en de
verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
10.4 Windturbines
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van de regels voor de bouw van een
windturbine, met in achtneming van de volgende
voorwaarden:
a deze bevoegdheid is uitsluitend van
toepassing binnen bestemmingen waar op basis van de bouwregels in hoofdstuk 2
gebouwen zijn toegelaten;
b in afwijking van sub a is deze
bevoegdheid niet van toepassing binnen de bestemming Wonen - Linten en
bebouwingconcentraties, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
wonen - linten’, in Natura2000-gebieden en binnen de ecologische hoofdstructuur;
c per adres is maximaal één windturbine
toegestaan;
d de hoogte van een windturbine bedraagt
maximaal 15 m;
e de windturbine is functioneel gebonden
aan het gebouw of de bestemming waarop
het wordt
geplaatst;
f windturbines mogen niet worden gebouwd
op of nabij monumenten.
g de belangen van de eigenaren en/of
gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden niet
onevenredig worden geschaad, waaronder in ieder geval de veiligheid
wordt begrepen.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en
slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan,
mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of
veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het
eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een
jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van
het bestemmingsplan ´Stougjesdijk 153 te Mijnsheerenland´ van de gemeente Binnenmaas.