HOOFDSTUK 1 |
INLEIDENDE REGELS
|
|
In deze regels wordt verstaan onder:
|
Artikel 1 |
Begrippen
|
1.1 |
plan:
|
|
het bestemmingsplan gasleiding Blaaksedijk - Reedijk van de gemeente Binnenmaas;
|
1.2 |
bestemmingsplan:
|
|
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0585.BPMHLDReedijknamLT-VG01 met de bijbehorende regels;
|
1.3 |
andere bouwwerken:
|
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
|
1.4 |
archeologische waarden:
|
|
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
|
1.5 |
bebouwing:
|
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
|
1.6 |
belemmeringenstrook:
|
|
de belemmeringenstrook is vastgelegd in het privaatrecht en gereserveerd voor werkzaamheden van de leidingexploitant. Deze strook wordt ook wel zakelijk recht strook genoemd. In deze strook mag enkel bebouwing ten behoeve van de leiding worden gerealiseerd. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden;
|
1.7 |
bestemmingsgrens:
|
|
een grens van een bestemmingsvlak;
|
1.8 |
bestemmingsvlak:
|
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
|
1.9 |
bevoegd gezag:
|
|
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
|
1.10 |
bouwen:
|
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
|
1.11 |
bouwperceel:
|
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
|
1.12 |
bouwperceelgrens:
|
|
De grens van een bouwperceel;
|
1.13 |
bouwvlak:
|
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
|
1.14 |
bouwwerk:
|
|
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren;
|
1.15 |
cultuurgrond
|
|
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
|
1.16 |
gebouw:
|
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
|
1.17 |
kunstwerk:
|
|
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
|
1.18 |
natuurwaarden:
|
|
geologische, bodemkundige en biologische waarden;
|
1.19 |
normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
|
|
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de
|
|
gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de
|
|
bestemming;
|
1.20 |
nutsvoorzieningen:
|
|
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
|
1.21 |
peil:
|
|
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
|
Artikel 2 |
Wijze van meten
|
2.1 |
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
|
2.1.1 |
(bouw)hoogte van een bouwwerk:
|
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
|
2.1.2 |
inhoud van een bouwwerk:
|
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
|
|
het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
|
2.1.3 |
oppervlakte van een bouwwerk:
|
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
|
2.2 |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.
|
HOOFDSTUK 2 |
BESTEMMINGSREGELS
|
Artikel 3 |
Agrarisch
|
3.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- de bescherming van de openheid van het landschap;
|
|
en voor de daarbij behorende:
|
|
- paden en kavelontsluitingswegen;
- groenvoorzieningen;
- water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- civieltechnische bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
- openbare nutsvoorzieningen.
|
3.2 |
Bouwregels
|
3.2.1 |
Gebouwen
|
|
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend agrarische bouwwerken van geringe afmetingen met een hoogte van maximaal 3 meter en per agrarisch bedrijf en/of glastuinbouwbedrijf een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m² gebouwd worden.
|
3.2.2 |
Andere bouwwerken
|
|
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:
|
|
- overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hoogte van maximaal 2 meter;
|
3.3 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
3.3.1 |
Vergunningplicht
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:
|
|
- het vergraven en egaliseren van gronden;
- het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids-) wallen;
- het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas;
- het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- het diepploegen, zijnde extra diep - 0,4 meter of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
- andere werken die een wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
|
3.3.2 |
een omgevingsvergunning als bedoeld onder 3.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien:
|
|
- door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct,hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen in verband waarmee vooraf een advies wordt ingewonnen van een landschapsdeskundige;
- de uitvoering van het ander-werk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering niet noodzakelijk is;
- de werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen schade kan optreden aan de transport- en energieleidingen;
- alvorens een omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders advies in van de leidingenbeheerder.
|
3.3.3 |
Uitzondering vergunningplicht
|
|
Lid 3.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
|
|
- andere-werken behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- andere-werken ter uitvoering van het landinrichtingsplan Hoekse Waard Oost, zoals dat geldt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
- andere-werken, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 4 |
Verkeer
|
4.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor
|
|
- verkeersdoeleinden;
- groenvoorzieningen;
- water;
|
|
met daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
|
4.2 |
Bouwregels
|
4.2.1 |
Op de voor Verkeer aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. met een hoogte van maximaal 2 meter, met dien verstande dat (licht)masten en verwijsborden tot een hoogte van maximaal 10 meter zijn toegestaan.
|
Artikel 5 |
Water
|
5.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- waterstaatkundige doeleinden;
- extensieve dagrecreatie;
|
|
met de bijbehorende bouwwerken en (groen)voorzieningen.
|
5.2 |
Bouwregels
|
|
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde, in de vorm van voorzieningen ten behoeve van het waterbeheer met een hoogte van maximaal 2 meter.
|
Artikel 6 |
Leiding - Brandstof
|
6.1 |
Bestemmingomschrijving
|
|
De voor 'Leiding-Brandstof' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voor-komende bestemming(en) - mede bestemd voor een brandstoftransportleiding.
|
6.2 |
Bouwregels
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
|
|
- anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 6.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming Leiding - Brandstof;
- er mogen alleen gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m² per gebouw;
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter zijn met een maximale oppervlakte van 10 m².
|
6.3 |
Afwijken van de bouwregels
|
|
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen overeenkomstig de andere basisbestemming, mits:
|
|
- de veiligheid en het functioneren van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
|
6.4 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
6.4.1 |
Vergunningplicht
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:
|
|
- het afgraven, ophogen, verlagen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en het bebossen van gronden;
- het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheid en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van geluidswallen;
- het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- diepploegen vanaf een diepte van 40 centimeter;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen alsmede het leggen van drainageleidingen.
|
6.4.2 |
Uitzondering vergunningplicht
|
|
De in lid 6.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, die:
|
|
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn voor de aanleg van de gasleiding waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
|
6.4.3 |
Beoordelingscriteria
|
|
Een vergunning als bedoeld in lid 6.4.1 kan alleen worden verleend als:
|
|
- geen schade ontstaat aan de gas- en/of brandstofleiding en het doelmatige functioneren van de leidingen niet in gevaar wordt gebracht;
- de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- hierover schriftelijk advies is gevraagd van de leidingbeheerder(s).
Artikel 7 |
Leiding - Gas
|
7.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een ondergrondse aardgastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
|
7.2 |
Bouwregels
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
|
|
- anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 7.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd , maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming Leiding - Gas;
- er mogen alleen gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m² per gebouw;
|
7.3 |
Afwijken van de bouwregels
|
|
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien:
|
|
- de veiligheid en het functioneren van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
|
7.4 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
7.4.1 |
Vergunningplicht
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:
|
|
- het afgraven, ophogen, verlagen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en het bebossen van gronden;
- het aanleggen en verharden van wegen,paden, parkeergelegenheid en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van geluidswallen;
- het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- diepploegen vanaf een diepte van 40 centimeter;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen alsmede het leggen van drainageleidingen.
|
7.4.2 |
Uitzondering vergunningplicht
|
|
De in lid 7.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, die:
|
|
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn voor de aanleg van de gasleiding waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
|
7.4.3 |
Beoordelingscriteria
|
|
Een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 kan alleen worden verleend als:
|
|
- geen schade ontstaat aan de gasleiding(en) en het doelmatige functioneren van de leidingen niet in gevaar wordt gebracht;
- de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- hierover schriftelijk advies is gevraagd van de leidingbeheerder(s).
Artikel 8 |
Leiding - Hoogspanning
|
8.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een hoogspanningsleiding van ten hoogste 380 kV met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
|
8.2 |
Bouwregels
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
|
|
- anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 8.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd , maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning;
- de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag maximaal 60 meter zijn;
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter zijn met een maximale oppervlakte van 10 m².
- er mogen alleen gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m² per gebouw;
|
8.3 |
Afwijken van de bouwregels
|
|
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen overeenkomstig de andere basisbestemming, mits:
|
|
- de veiligheid en het functioneren van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
|
8.4 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
8.4.1 |
Vergunningplicht
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:
|
|
- het afgraven, ophogen, verlagen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en het bebossen van gronden;
- het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheid en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van geluidswallen;
- het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- diepploegen vanaf een diepte van 40 centimeter;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen alsmede het leggen van drainageleidingen.
|
8.4.2 |
Uitzondering vergunningplicht
|
|
De in lid 8.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, die:
|
|
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn voor de aanleg van de gasleiding waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
|
8.4.3 |
Beoordelingscriteria
|
|
Een vergunning als bedoeld in lid 8.4.1 kan alleen worden verleend als:
|
|
- geen schade ontstaat aan de gas- en/of hoogspanningsleiding en het doelmatige functioneren van de leidingen niet in gevaar wordt gebracht;
- de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- hierover schriftelijk advies is gevraagd van de leidingbeheerder(s).
Artikel 9 |
Leiding - Olie
|
9.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een olietransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch.
|
9.2 |
Bouwregels
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
|
|
- anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 9.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd , maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming Leiding - Olie;
- er mogen alleen gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m² per gebouw;
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter zijn met een maximale oppervlakte van 10 m².
- er mogen alleen gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m² per gebouw;
|
9.3 |
Afwijken van de bouwregels
|
|
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen overeenkomstig de andere basisbestemming, mits:
|
|
- de veiligheid en het functioneren van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
|
9.4 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
9.4.1 |
Vergunningplicht
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:
|
|
- het afgraven, ophogen, verlagen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en het bebossen van gronden;
- het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheid en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van geluidswallen;
- het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- diepploegen vanaf een diepte van 40 centimeter;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen alsmede het leggen van drainageleidingen.
|
9.4.2 |
Uitzondering vergunningplicht
|
|
De in lid 9.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, die:
|
|
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn voor de aanleg van de gasleiding waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
|
9.4.3 |
Beoordelingscriteria
|
|
Een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 kan alleen worden verleend als:
|
|
- geen schade ontstaat aan de gas- en/of olieleiding en het doelmatige functioneren van deze leidingen niet in gevaar wordt gebracht;
- de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- hierover schriftelijk advies is gevraagd van de leidingbeheerder(s).
Artikel 10 |
Leiding - Riool
|
10.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een riool(pers)leiding.
|
10.2 |
Bouwregels
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
|
|
- anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 10.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd , maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming Leiding - Riool;
- er mogen alleen gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m² per gebouw;
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter zijn met een maximale oppervlakte van 10 m².
- er mogen alleen gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m² per gebouw;
|
10.3 |
Afwijken van de bouwregels
|
|
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen overeenkomstig de andere basisbestemming, mits:
|
|
- de veiligheid en het functioneren van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
|
10.4 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
10.4.1 |
Vergunningplicht
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:
|
|
- het afgraven, ophogen, verlagen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en het bebossen van gronden;
- het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheid en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van geluidswallen;
- het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- diepploegen vanaf een diepte van 40 centimeter;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen alsmede het leggen van drainageleidingen.
|
10.4.2 |
Uitzondering vergunningplicht
|
|
De in lid 10.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, die:
|
|
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn voor de aanleg van de gasleiding waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
|
10.4.3 |
Beoordelingscriteria
|
|
Een vergunning als bedoeld in lid 10.4.1 kan alleen worden verleend als:
|
|
- geen schade ontstaat aan de gas- en/of olieleiding en het doelmatige functioneren van de leidingen niet in gevaar wordt gebracht;
- de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- hierover schriftelijk advies is gevraagd van de leidingbeheerder(s).
|
|
|
HOOFDSTUK 3 |
ALGEMENE REGELS
|
Artikel 11 |
Anti-dubbeltelregel
|
|
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
|
Artikel 12 |
Algemene afwijkingsregels
|
12.1.1 |
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
|
|
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden,
|
|
indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
|
|
- de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen
|
|
gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
|
|
- het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en
|
|
toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke
|
|
verhogingen mits:
|
|
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 m² bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
|
12.1.2 |
De in 12.1.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
|
|
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale en/of externe veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
|
|
|
HOOFDSTUK 4 |
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
Artikel 13 |
Overgangsrecht
|
13.1 |
Overgangsrecht bouwwerken
|
13.1.1 |
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
|
|
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
|
13.1.2 |
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
|
13.1.3 |
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
|
13.2 |
Overgangsrecht gebruik
|
13.2.1 |
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
|
13.2.2 |
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
|
13.2.3 |
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
|
13.2.4 |
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
|
|
|
Artikel 14 |
Slotregel
|
|
Deze regels worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan gasleiding Blaaksedijk - Reedijk, ten behoeve van de mijnbouwlocatie Blaaksedijk, gelegen aan de Reedijk in Heinenoord"
|
|
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
|
|
Binnenmaas, gehouden op ….
|
|
De griffier, De voorzitter,
|
|
|
| | | | |