Bestemmingsplan ´ Reedijk 13 te Heinenoord’, gemeente Binnenmaas

 

Regels

 

 

 

 

Inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1    Begrippen

Artikel 2    Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels    

Artikel 3    Gemengd   

Artikel 4    Natuur       

Artikel 5    Leiding – Hoogspanningsleiding     

Artikel 6    Waarde – Archeologische verwachting middelhoog I

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7    Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 8    Algemene bouwregels

Artikel 9    Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

Artikel 10  Algemene gebruiksregels

Artikel 11  Algemene afwijkingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12  Overgangsrecht

Artikel 13  Slotregel

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan

het bestemmingsplan ´Reedijk 13 te Heinenoord´ met identificatienummer NL.IMRO.0585. BPHNREEDIJK13-VG01 van de gemeente Binnenmaas.

 

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels.

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

 

aan huis verbonden bedrijf

een kleinschalig bedrijf dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning,

waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, dat een ruimtelijke

uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat

geen onevenredige hinder oplevert voor het woon- en leefmilieu, niet zijnde horeca of

detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis

verbonden bedrijf.

 

aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch,

therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat

wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende

mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling

heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde horeca of detailhandel,

met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden

beroep.

 

afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

 

archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied,

uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie.

 

archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen

van archeologische relicten.

 

archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende

archeologische relicten.

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal 2 kamers voor

in totaal maximaal 5 gasten, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch

en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het

serveren van ontbijt.

 

 bedrijf

een onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,

opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig

verlenen van diensten.

 

bestaand

a          bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het

ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd

krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

b          bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar

behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

 

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

bruto vloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen, inclusief magazijnen en overige dienstruimten.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

 

eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

 

erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

 

grondwaterpeil

bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt.

 

hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

kantoor 

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstel-lingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

 

mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

 

natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

 

nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

 

normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

 

omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht.

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,

of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

 

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening.

 

overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

peil

a          voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte

van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b          voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de

hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c          indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van

het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

 

permanente bewoning

het gebruik van een recreatiewoning of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als feitelijk hoofdverblijf, in die zin dat deze persoon of groep van personen binnen een aaneengesloten periode van een jaar meer dan 240 overnachtingen in de recreatiewoning maakt.

 

prostitutie

het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze.

 

recreatiewoning

een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief nachtverblijf

door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

 

staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

 

uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw,

welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 

voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen.

 

voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering.

 

wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

 

woning

een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot een grens

tussen de grens een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

 

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of

het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter

plaatse van het bouwwerk.

 

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd

op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse

(deel van het) bouwwerk.

 

2.2 inhoud van (bedrijfs)woningen

Bij de bepaling van de inhoud van (bedrijfs)woningen worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.

 

2.3 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

2.4 dakkapellen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de volgende eisen:

  1.             hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m;
  2.             onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
  3.             bovenzijde meer dan 0,5 onder de daknok;
  4.             zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
  5.             niet gebouwd op een woning of woongebouw gebouwd met een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of op een woning of woongebouw die niet voor permanente bewoning is bestemd.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 – Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1.             kantoor tot een maximum van 1.000 m2 bruto vloeroppervlak;
  2.             maximaal één woning per bestemmingsvlak, met dien verstande dat:

1.     mantelzorg in de woning is toegestaan;

2.     aan huis verbonden beroepen in de woning en de bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50 m2 per woning;

3.     aan huis verbonden bedrijven in de woning en de bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50 m2 per woning;

4.     bed & breakfast in de woning is toegestaan;

 

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  1.             gebouwen met een goot- en bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding van het bestemmingsplan;
  2. hoofdgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht;
  3. als in het bouwvlak een woning wordt gerealiseerd, dan moet de haar de Reedijk gerichte gevel van de woning als dove gevel worden uitgevoerd, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat hiervoor geen noodzaak aanwezig is;
  4.             bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

1       de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;

2       de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;

  1.             lichtmasten met een bouwhoogte van maximaal 8 m;
  2.             overige bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       de bescherming en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

b.      extensief dagrecreatief medegebruik;

c.       water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

een en ander met bijhorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder paden en wegen.

4.2 Bouwregels

Uitsluitend bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het egaliseren van gronden;

b.      het scheuren van grasland;

c.      het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;

d.      het vellen en rooien van houtgewas;

e.      het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

f.        het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;

g.      het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.

4.3.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;

4.3.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 is nodig voor:

a.      werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

b.      werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 5 Leiding – Hoogspanningsverbinding

 

5.1  Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsleiding met de daarbij behorende werken.

 

5.2  Bouwregels

 

In afwijking van hetgeen in lid 1 is gesteld mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de samenvallende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

-de bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voor zover de belangen van de betrokken hoogspanningsverbinding zulks gedogen;

-alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van watergangen en –partijen;
  2. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  3. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  4. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
  5. het leggen van kabels en leidingen;
  6. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

5.3.2 Toetsingscriterium

Een schriftelijke vergunning zal slechts worden verstrekt, indien de belangen van de hoogspanningsverbinding en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd

ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

 

6.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 6.3.1 is niet vereist, indien:

a          op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond

dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten

aanwezig zijn;

b          het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

c          het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 500 m2.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,

of van werkzaamheden

 

6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a          het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

b          het bodemverlagen of afgraven van gronden;

c          het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m vanaf maaiveld;

d          het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

e          het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

f           het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

6.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

 

6.4.3 Uitzonderingen

Het in artikel 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

a          het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

b          er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 500 m2 en niet dieper dan 0,3 m vanaf

het maaiveld;

c          op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige

archeologische relicten aanwezig zijn;

d          de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die

1          reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

2          mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;

e          de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

a          het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de diepte maximaal 3 m mag bedragen;
  2. onder hoofdgebouwen uitsluitend mag worden gebouwd binnen de bestaande contouren van het hoofdgebouw;
  3. buiten de contouren van hoofdgebouwen een oppervlakte aan ondergrondse

bouwwerken is toegestaan die maximaal gelijk is aan de oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken.

 

8.2 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal  toegestaan.

 

8.3 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand van een bouwwerk tot enige op de verbeelding of in de regels aangegeven lijn dan wel tot een ander bouwwerk, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 9 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

Ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anders is bepaald. Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat:

  1. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m

beneden peil;

  1. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk dat in gebruik is als rioolgemaal niet meer bedraagt dan 6 m beneden peil.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met

uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte

gebruik en onderhoud;

  1. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het

gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  1. een gebruik van gronden voor opslag van mest in mestzakken of in andere opslagmiddelen, niet zijnde een bouwwerk, anders dan als opslag voor normaal gebruik binnen het agrarisch bouwvlak
  2. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, anders dan de regels

van de bestemmingen toestaan;

  1. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  2. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
  3. een gebruik van recreatiewoningen en stacaravans ten behoeve van permanente

bewoning.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten,

percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

  1. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij

een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.

 

11.2 Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 11.1 is slechts toegestaan, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen

gronden niet onevenredig worden geschaad;

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

1.         Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.         Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking  van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.         Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

1.         Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.         Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.         Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 13 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan ´Reedijk 13 te Heinenoord´ van de gemeente Binnenmaas.

 

Terug naar inhoudsopgave