Gemeente Oud-Beijerland
Regels Bestemmingsplan ' Stougjesdijk 278 '
juni 2018
Regels
Artikel 6 Waarde – Archeologie 3
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
1.1 Plan:
Het bestemmingsplan Stougjesdijk 278 met identificatienummer NL.IMRO.0584.BPBUITEN2017012-VG99 van de gemeente Oud-Beijerland;
1.2 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 De verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 Aan- en uitbouw:
Een uitbreiding van het hoofdgebouw die, wat afmetingen betreft, ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
1.5 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.8 Achtergevelbouwgrens:
De achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
1.9 Achtergevelrooilijn:
De denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de achtergevel van een gebouw, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, tot aan de perceelsgrenzen;
1.10 Agrarisch bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden en/of fokken van dieren (hieronder wordt niet verstaan: fruit- en sierteeltbedrijven en boomkwekerijen);
1.11 Agrarisch akkerbouwbedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (hieronder wordt niet verstaan: fruit- en sierteeltbedrijven en boomkwekerijen);
1.12 Agrarisch hulpbedrijf:
Een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan, vervoeren en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, dan wel een aan het agrarisch bedrijf verwant bedrijf, gericht op de handel en de bewaring van agrarische producten;
1.13 Agrarisch veeteeltbedrijf
Een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk gericht is op het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dierenveeteelt;
1.14 Agrarisch medegebruik:
Extensief agrarisch gebruik van gronden welke ondergeschikt is aan de functie Natuur;
1.15 Ander bouwwerk:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.16 Antenne-installatie:
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.17 Antennedrager:
Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.18 Archeologische verwachting
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen uit de vroegere tijd.
1.19 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen uit de vroegere tijd en als zodanig wetenschappelijk van belang zijn en het cultuurhistorische erfgoed vertegenwoordigen.
1.20 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.21 Bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak of bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.
1.22 Bed & breakfast:
Een kleinschalige overnachtingaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van uitsluitend ontbijt;
1.23 Bestaand:
1.24 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.25 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.26 Bijgebouw:
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met een aan dat hoofdgebouw ondergeschikte functie;
1.27 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.28 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.29 Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.30 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.31 Bouwperceelsgrens:
Een grens van een bouwperceel;
1.32 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.33 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.34 Carport:
Een overkapping, bedoeld voor de stalling van motorvoertuigen;
1.35 Cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk toegekende waarde op het gebied van algemene historische waarden en-/of de ensemblewaarden en-/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie (gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk heeft gemaakt); en vastgelegd in een cultuurhistorisch rapport;
1.36 Cultuurhistorisch rapport:
Onderzoek waarin de algemene historische waarden en-/of de ensemblewaarden en-/of de architectonische waarden en-/of de bouwhistorische waarden en-/of de waarden vanuit de gebruikhistorie zijn geïnventariseerd en vastgelegd;
1.37 Dagrecreatie:
Het tussen zonsopgang en zonsondergang benutten van voor de recreatie bestemde, c.q. ingerichte gronden en voorzieningen;
1.38 Dakterras:
Een dak of deel van een dak (daaronder inbegrepen dakterrasafscheidingen) dat rechtstreeks vanuit het gebouw of door middel van een vaste trap toegankelijk is en dat omgeven is door een vloerafscheiding;
1.39 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.40 Erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.41 Erfbebouwing:
De bij een hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.42 Extensieve (dag)recreatie:
Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;
1.43 Gastouderopvang:
Kinderopvang in een gezinssituatie na tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
1.44 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 Grondgebonden agrarisch bedrijf:
Een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering geheel of hoofdzakelijk gebruik maakt van de grond als agrarisch productiemiddel in de vorm van akkerbouw, veeteelt en/of tuinbouw (hieronder wordt niet verstaan: fruit- en sierteeltbedrijven en boomkwekerijen);
1.46 Hobbyboer:
Een agrarische activiteit die niet de omvang heeft van een volledige arbeidskracht, maar waarbij wel sprake is van ten minste 1 ha grond en van 4 Nederlandse grootte eenheid (nge) of vergelijkbare grootte gemeten in SO;
1.47 Hoofdgebouw:
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.48 Kampeerterrein:
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen van geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.49 Kampeermiddelen:
Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst.
Onder kampeermiddelen wordt niet verstaan: stacaravans.
1.50 Karakteristiek pand
Pand met cultuurhistorische waarde;
1.51 Landschappelijke waarden:
De aan een gebied toegekende waarde in visueel- ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.52 Mantelzorg:
Het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.53 Natuurwaarden/natuurlijke waarden:
De aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.54 Nge:
Een maat waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven;
1.55 Normaal onderhoud, gebruik en beheer:
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.56 Ondergeschikte functie:
Een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.57 Overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.58 Peil:
Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald;
1.59 Seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.60 Staat van bedrijfsactiviteiten:
Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.61 Stacaravan:
Een stacaravan of soortgelijk onderkomen (chalet), dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.62 Standplaats:
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.63 Voorgevel:
De naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw, op 1 m boven peil, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt op basis van bijvoorbeeld specifieke (omgevings)kenmerken, zoals de aanwezigheid van de hoofdentree van de woning;
1.64 Voorgevelrooilijn:
Denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.65 Watergang:
Al of niet overdekt werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan, dat door het college van hoofdingelanden in de legger is opgenomen;
1.66 Weg:
Een voor openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeerterreinen;
1.67 Werk:
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.68 Woning:
Een complex van ruimten van, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Hieronder vallen tevens bijzondere woonvormen zoals begeleid wonen door (licht-)verstandelijke gehandicapten en ex-psychiatrische patiënten.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk waar die afstand het kortst is;
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 De hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.6 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 De oppervlakte van een overkapping:
Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.9 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakkapellen, en overstekende daken en bouwlagen en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
d. extensieve dagrecreatie;
e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding
f. groenvoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. het hobbymatig houden van vee (waarbij voor paarden als maximum geldt 5 per bedrijf dan wel woning);
met daarbij behorende:
i. tuinen en erven;
j. wegen en paden;
k. parkeervoorzieningen;
l. verkeersvoorzieningen;
m. bouwwerken ;
met dien verstande dat:
n. een gebruik van gronden ten behoeve van een paardenbak of vergelijkbare voorzieningen niet is toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden opgericht.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bouwregels:
met dien verstande dat:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilstal
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het bouwen van schuilstallen voor vee en paarden buiten het bouwvlak mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijking gebruik als fruitteelt of sierteeltgrond
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde artikel 3.1.1 voor het toestaan van het gebruik van de grond als sierteelt of fruitteelt met dien verstande, dat:
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende werken uit te voeren:
3.5.2 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.5.3 Adviesaanvraag waterbeheerder
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de waterbeheerder behoudens die gevallen waar het slechts activiteiten betreft als genoemd onder sub a en-/of sub d.
3.5.4 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen mogen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
4.2.3 Erkers
In afwijking van artikel 4.2.1 mogen erkers worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor erfafscheidingen, met een openconstructie voor het geleiden van planten, met een hoogte van maximaal 2 m op de gronden, gelegen voor de voorgevelrooilijn van de aangrenzende woning en grenzend aan de openbare ruimte.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
5.1.2 Bed & breakfast
In aanvulling op artikel 5.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden voor bed & breakfast voorzieningen bestaande uit maximaal 2 kamers en 5 gasten met een maximale oppervlakte van 100 m2 waarbij voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
5.1.3 Aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang
In aanvulling op artikel 5.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden voor aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang.
5.1.4 Mantelzorg in de hoofdwoning en aan- en uitbouwen
In aanvulling op artikel 5.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden mantelzorg in de hoofdwoning en aan- en uitbouwen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor woningen gelden de volgende regels:
5.2.2 Erfbebouwing op het voorerf
5.2.3 Erfbebouwing op het zij- en achtererf
5.2.4 Erfbebouwing bij de woning
a. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd waarbij geldt dat:
c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 50% van het erf, tot een maximum van:
5.2.5 Voorwaardelijke verplichting
De woning in het bouwvlak met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’ mag pas worden gebouwd na afbraak van de voormalige bedrijfsgebouwen en herbouw van de schuur behorende bij het monument in het andere bouwvlak.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:
a. het bepaalde in artikel 5.2.1 voor de bouw van nokverhogingen op hoofdgebouwen met een symmetrisch zadeldak, waarvan de hoogte tussen de nok en de bovenkant van de zoldervloer kleiner is dan 2,1 m en het dakvlak zich uitstrekt over maximaal één bouwlaag, waarbij geldt dat:
1. de dakopbouw over de volle breedte van de woning moet worden gerealiseerd;
2. de dakopbouw op de achterzijde van het dakvlak wordt gebouwd;
3. indien in de bestaande situatie meer dakopbouwen aan de voorzijde dan aan de achterzijde aanwezig zijn of het naastgelegen pand reeds een dakopbouw aan de voorzijde heeft; in afwijking van het bepaalde in sub 2 mogen dakopbouwen ook aan de voorzijde worden gebouwd;
4. het dwarsprofiel voldoet aan de volgende maatvoering:
a. de afstand tussen de onderkant van het glas en het vloerpeil van de zoldervloer dient ten minste 0,85 m te bedragen;
b. de afstand tussen de bovenkant van het glas en het vloerpeil van de zoldervloer dient maximaal 2,0 m te bedragen;
c. de afstand tussen de buitenkant van het kozijn en de buitenkant van het buitenspouwblad dient, horizontaal gemeten, ten minste 1 m te bedragen;
d. de onderkant van het kozijn dient direct aan te sluiten op het dakvlak van de woning;
e. het korte dakvlak van de dakopbouw dient evenwijdig te lopen aan het eronder gelegen bestaande dakvlak;
f. de daklengte dient ten minste 0,8 m te bedragen;
5. indien in de bestaande situatie reeds nokverhogingen aanwezig zijn; in afwijking van het bepaalde in sub 4 mag dwarsprofiel met een afwijkende maatvoering worden gerealiseerd welke aansluit op de reeds aanwezige nokverhoging(en);
b. het bepaalde in artikel 5.2.1 voor de bouw van dakopbouwen, anders dan zoals bedoeld in artikel 5.3.1 onder a, met dien verstande dat:
1. het een dakopbouw betreft op een dak waarvan de hellingshoek kleiner is dan 30°op grondgebonden woningen in rijen van drie woningen of meer, dan wel;
2. het een dakopbouw betreft ter vervanging van de bestaande dakopbouw mits de maatvoering niet wordt gewijzigd;
3. geen afbreuk wordt gedaan aan het bestaande straatprofiel en/of cultuurhistorische waarden;
c. het bepaalde in artikel 5.2.3 voor de bouw van kappen op vrijstaande bijgebouwen, aan- en uitbouwen met een dakhelling van maximaal 50º, en een goothoogte van maximaal 3 m;
d. het bepaalde in artikel 5.2.3 voor de bouw van een dakterras op een aan- of uitbouw van een woning met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m boven de bouwhoogte van de aanbouw of uitbouw;
2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gewenste stedenbouwkundige structuur;
3. het bouwplan geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van omwonenden (bezonning, privacy);
5.3.2 Voorwaarde
De in artikel 5.3.1 genoemde omgevingsvergunningen voor afwijken kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan huis verbonden beroep - en bedrijf
Binnen de bestemming is de uitoefening van een beroep en bedrijf aan huis toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels;
5.4.2 Zelfstandige woonruimte
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woonruimte in strijd met het plan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Mantelzorg
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
5.5.2 Paardenbakken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Splitsen woning bij karakteristiek pand of monument
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van een woning in twee woningen ten behoeve van de instandhouding van een karakteristiek pand of monument, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
5.6.2 Splitsen woning sociaalmaatschappelijke redenen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van een woning in twee woningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in artikel 6 lid 1.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 sub a voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, anders dan de bouwwerken zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 sub b, met dien verstande dat:
b. Bij de afweging van de omgevingsvergunning voor afwijken geven burgemeester en wethouders toepassing aan de volgende criteria:
c. In afwijking van het bepaalde artikel 6 lid 3 sub a en artikel 6 lid 3 sub b kan de omgevingsvergunning voor afwijken worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 6 lid 4 is verleend; het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in artikel 6 lid 1.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, van burgemeester en wethouders:
6.4.2 Uitzondering
Het in artikel 6 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
6.4.3 Verlening omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 wordt slechts verleend indien is gebleken dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden in de gronden.
6.4.4 Regels omgevingsvergunning
Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:
6.4.5 Rapportage
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
6.4.6 Advies archeologisch deskundige
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
6.4.7 Meldingsplicht
Aangetroffen archeologische waarden dienen te worden gemeld aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders informeren vervolgens de Rijksdienst Voor Archeologisch, Cultuurlandschap en Monumenten in de provincie Zuid-Holland.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, in die zin dat:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8.1 Bestaande maatvoering
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, afstanden en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wabo tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, afstanden en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:
8.3 Parkeren
Ingeval er gedurende de planperiode sprake is van nieuwbouw, of uitbreiding van niet woonfuncties met meer dan 50 m2, dan dient in voldoende mate ruimte voor parkeren of stallen van auto’s te worden aangebracht, waarbij als uitgangspunt het parkeren op eigen terrein genomen moet worden.
Bij berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen uit de door de gemeenteraad op 2 mei 2016 vastgestelde nota Parkeernormen Oud-Beijerland, of de rechtsopvolger daarvan.
8.4 Antennes
8.4.1 Verbod
De oprichting van antenne-installaties en antennedragers is binnen de op de verbeelding aangeduide gronden niet toegestaan.
8.4.2 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van artikel 8.4.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van antenne-installaties en antennedragers met in achtneming van het bepaalde in artikel 8.4.3.
8.4.3 Algemene criteria
8.4.4 Bouwregels
8.4.5 Woongebied
Binnen de bestemming Wonen geldt in aanvulling op het bepaalde in artikel 8.4.3 en 8.4.4 de volgende regels:
8.5 Ondergrondse bouwwerken
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Bestaand gebruik
In die gevallen dat bestaand gebruik, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet, Wro of Wabo tot stand is gekomen, afwijkt ten opzichte van wat op basis van de gebruiksregels in hoofdstuk 2 is toegestaan, is dat gebruik toegestaan.
9.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met gronden wordt , tenzij in de regels anders is bepaald, wordt in ieder geval begrepen:
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Wro-zone wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 3', het bestemmingsplan wijzigen in de bestemmingen Horeca, Recreatie of Wonen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:
11.2 Randvoorwaarden toepassing omgevingsvergunning voor afwijken
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
12.2 Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b. het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Stougjesdijk 278.