De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen;
b. een parkeergarage uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
met daarbij behorend:
c. in- en uitritten.
Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, waarbij de volgende regels gelden.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. binnen de bestemming mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd;
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat bestaande erkers en toegangsportalen zijn toegestaan waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag;
c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouw van een bijbehorend bouwwerk (in de vorm van een erker en/of luifel) ten behoeve van de direct aangrenzende bestemming 'Wonen' aan de voorgevelgrens is toegestaan, met dien verstande dat:
1.
de diepte is niet meer dan
2.
de bouwhoogte niet meer bedraagt dat
3. de breedte niet meer bedraagt dan:
a. indien de breedte van het bestaande raamkozijn wordt benut, de breedte van het bestaande raamkozijn plus de zijwanden van het bijbehorende bouwwerk;
b. in
andere gevallen mag de breedte niet meer bedragen dan
c. er nog geen bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de woning is gerealiseerd;
4. een bijbehorend bouwwerk kan worden uitgevoerd in een combinatie van een erker met een boven de entree van de woning doorlopende luifel.
Voor het bouwen van parkeergarages gelden de volgende regels:
a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
b. de eerste parkeerlaag mag halfverdiept of ondergronds worden gebouwd en de overige parkeerlagen mogen uitsluitend ondergronds worden gebouwd.
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet
meer dan
Voor de in het lid 14.1 genoemde gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. voor in- en uitritten geldt:
1. situering: uitsluitend ter plaatse van in- en uitritten die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds aanwezig zijn;
b. voor parkeren geldt:
1. parkeren is niet toegestaan;
2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag uitsluitend worden geparkeerd:
• ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
• indien in de aangrenzende bestemming 'Wonen' een bij de betreffende woning behorende garage aanwezig is.
Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder lid 14.3 onder b ten behoeve van het toestaan van parkeren, waarbij:
a.
er
voldoende parkeerruimte op eigen terrein dient te zijn, waarbij de diepte niet
minder mag bedragen dan
b. de parkeerplaats bereikbaar moet zijn vanaf de openbare weg;
c. de verkeersveiligheid niet in gevaar komt;
d.
niet meer openbare parkeerplaatsen verdwijnen
dan op eigen terrein gerealiseerd worden;
e. de parkeerplaats geen afbreuk doet aan de ruimtelijke belevingswaarde van het gebied waar zij is gelegen.