Bestemmingsplan
Regels
procedure |
datum |
ontwerp |
12
november 2014 |
vastgesteld |
18
februari 2015 |
onherroepelijk |
|
status |
ontwerp |
plan-idn |
NL.IMRO.0575.BPOZhogeweg65-VA01 |
documentdatum |
12 maart 2015 |
In deze regels wordt
verstaan onder:
het bestemmingsplan
“Offem-Zuid – Hogeweg 65” met identificatienummer NL.IMRO.BPOZhogeweg65-VA01
van de gemeente Noordwijk;
de geometrisch
bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
een beroep of bedrijf
dat in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
erf aan de achterkant en de niet naar
openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant,
van het hoofdgebouw;
De resultante van het uitgebreide
afwegingsproces uitgevoerd door het bevoegd bestuursorgaan ten aanzien van de
geurhinder van een inrichting;
een bouwwerk geen gebouw zijnde;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde;
de oppervlakte van gebouwen binnen het
bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een
percentage van de oppervlakte van dat vlak;
een voorziening gericht op het - binnen een
woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het
serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan
maximaal 4 personen;
niet voor bewoning bestemd gebouw ten
dienste van een bedrijf, instelling of andere
voorziening;
bouwwerk, object, afmeting, percentage,
afstand, plaats, situatie, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat
door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, met uitzondering van kelder- en kapverdiepingen;
een aaneengesloten stuk grond, waarop
ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de
grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de vloeroppervlakte van alle voor mensen
toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
hoogste punt van een schuin dak;
laagste punt van een schuin dak;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor
gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
al dan niet bebouwd perceel, of een
gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk
opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover
een bestemmingsplan of een beheersverordening van
toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een uitbouw van een woning, meestal
voorzien van een borstwering en aan meer zijden voorzien van een
raamconstructie;
niet-gemotoriseerde recreatieve
activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en
natuurobservatie;
een vorm van kinderopvang die met behoud
van de woonfunctie door een bewoner van een woning wordt uitgeoefend en die
voorziet in het verstrekken van kinderopvang voor maximaal zes kinderen
tegelijk;
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat
noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige
bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig
zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
belang in geomorfologisch (betrekking hebbende op de geologische
ontstaanswijze) en landschappelijk-esthetisch opzicht, vooral gericht op de
onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;
belang in geomorfologisch (betrekking hebbende op de geologische
ontstaanswijze) en landschappelijk-esthetisch opzicht, vooral gericht op de
onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan
zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover
dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
de achtergevel waarbij moet uitgegaan worden
van de situatie zoals die oorspronkelijk, dus ten tijde van de oplevering van
het hoofdgebouw was;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar
water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met
uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen
door langzaam verkeer;
a. peil ten aanzien van maaiveld: voor een
bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de
gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de
voorgevel;
b. peil ten aanzien van de weg: voor een
bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde
hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel
een inrichting, bestaande uit een of meer
voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een
daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht;
onder een hiervoor bedoelde inrichting
worden in elk geval verstaan: een bordeel;
Woningen als bedoeld in de artikelen 1.1.1
eerste lid sub d en e van het Besluit ruimtelijke ordening, zoals nader
omschreven in de doelgroepenverordening sociale woningbouw;
erf dat geen onderdeel is van het
achtererfgebied;
De naar de openbare weg gerichte gevel van
een gebouw/het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of
uitstraling als belangrijkste gevel wordt aangemerkt;
de lijn die horizontaal loopt door het
buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
een complex van ruimten, dat blijkens zijn
indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouding;
een (verzameling van) gebouw(en) bedoeld
voor (zelfstandig wonende) senioren waar intramurale zorg(voorzieningen), zorgondersteunende infrastructuur en maatschappelijke en
medische voorzieningen worden aangeboden, en waarbij tevens sprake kan zijn van
ondergeschikte detailhandels- en horecavoorzieningen; de woonzorgvoorziening
heeft een dusdanige omvang dat een rendabele exploitatie wordt bereikt;
Bij de toepassing van
deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen
bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak;
tussen (de lijnen
getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
vanaf het peil tot aan
de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren , verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale
vlak.
de gebruiksoppervlakte
volgens NEN 2580.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
Op en in de in lid 3.1
bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van een uit- of aanbouw aan de voorgevel, erkers en luifels gelden de volgende regels:
a. de diepte mag niet meer bedragen dan 1 m, waarbij tenminste 2 m tuindiepte dient te resteren;
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c. de breedte mag niet meer bedragen dan:
1. indien het bestaande raamkozijn wordt benut, de breedte van het bestaande raamkozijn plus de zijwanden van de erker,
2. in andere gevallen mag de breedte niet meer bedragen dan 3,5 m.
a. er mag in totaal niet meer dan één bijgebouw, aan- of uitbouw, erker of luifel worden gebouwd aan de voorgevel van een woning, met dien verstande dat een erker mag worden gecombineerd met een luifel boven de entree van de woning.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet
meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
pergola's en overkappingen |
2,5 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat: |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: |
1 m |
Overige andere bouwwerken |
5 m |
a. parkeren is niet toegestaan;
b.
in afwijking van het bepaalde onder a mag
uitsluitend worden geparkeerd:
1.
indien
in de aangrenzende bestemming een garage aanwezig is.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen,
b. aan huis verbonden beroep en bedrijf,
c. aan de functies onder a en b gebonden parkeervoorzieningen,
bij deze
bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder groen, water,
erven, tuinen, paden en toegangswegen.
Voor het bouwen van
hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
d. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
e. de inhoud van een woning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum volume’ aangegeven.
de goothoogte en bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
Voor het bouwen van
bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten bouwvlakken worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw aan de achter- of zijgevel mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c. de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel mag niet meer bedragen dan 2,5 m gerekend vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
de goothoogte en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4,5 m;
d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot het openbaar toegankelijk gebied mag niet minder bedragen dan 1 m;
e. de afstand van een bijbehorend bouwwerk vanaf de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 1 m;
f. het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied mag als gevolg van alle bijbehorende bouwwerken voor niet meer dan 50% worden bebouwd;
g. de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij aaneengesloten woningen mag niet meer bedragen dan 45 m²;
h. de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij halfvrijstaande en vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 60 m²;
i. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouw van een bijbehorend bouwwerk (in de vorm van erker en/of luifel) aan de voorgevelgrens is toegestaan met dien verstande, dat:
1. de diepte niet meer bedraagt dan 1 m, waarbij tenminste 2 m tuindiepte dient te resteren;
2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de woning;
3. de breedte niet meer bedraagt dan:
a. indien de breedte van het bestaande raamkozijn wordt benut, de breedte van het bestaande raamkozijn plus de zijwanden van het bijbehorende bouwwerk;
b. in andere gevallen mag de breedte niet meer bedragen dan 3,5 m;
4. er nog geen bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de woning is gerealiseerd;
5. een bijbehorend bouwwerk kan worden uitgevoerd in een combinatie van een erker met een boven de entree van de woning doorlopende luifel.
Voor het bouwen van een dakkapel gelden de volgende regels:
a. indien meerdere dakkapellen op één dakvlak of op meerdere aaneengesloten dakvlakken zijn gevestigd mogen deze uitsluitend worden gebouwd op een regelmatig gerangschikte en horizontale lijn;
b. bij een individueel hoofdgebouw mag een dakkapel uitsluitend gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding gevel worden gebouwd;
c. de onderzijde van een dakkapel mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet worden gebouwd;
d. de bovenzijde van een dakkapel mag niet minder dan 0,5 m onder de daknok worden gebouwd. Uitzondering mogelijk voor plaatsing in het achterdakvlak;
e. een dakkapel op een mansardedak mag uitsluitend worden gebouwd in het onderste deel van het dakvlak, met de bovenkant gelijnd aan de knik in het dakvlak;
f. op het voordakvlak mag
1. per hoofdgebouw niet meer dan één dakkapel worden gebouwd,
2. de zijkant van een dakkapel op niet meer dan 0,80 m uit het hart van de woningscheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de zijgevel worden gebouwd, met dien verstande dat bij een twee-onder-één-kap woningen ook één gecentreerde dakkapel op het gezamenlijke dakvlak mogelijk is,
3. de bouwhoogte van een dakkapel maximaal 1,50 m bedragen, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim,
4. de breedte van een dakkapel maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak bedragen, gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of buitenzijde van de gevels;
g. op het zijdakvlak mag:
1. de zijkant van een dakkapel niet meer dan 0,50 m uit het hart van de scheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de gevel worden gebouwd,
2. de bouwhoogte van een dakkapel maximaal 1,75 m bedragen, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim,
3. de breedte van de dakkapel maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak bedragen, gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of de buitenzijde van de gevels.
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel(lijn);
2. 2 m voor overige andere bouwwerken.
a.
boeiboorden
tot een hoogte van 0,5 m zijn toegestaan;
b.
terrashekjes
en (dak)terrasafscheidingen tot een hoogte van 1,5 m zijn toegestaan, en
c.
er geen
afbreuk wordt gedaan aan:
1. de uitstraling aan de straatzijde;
2. de daglichttoetreding en bezonning van gebouwen op aangrenzende percelen.Specifieke gebruiksregels
Het bouwen overeenkomstig artikel 4.2 is uitsluitend toegestaan indien door middel van een onderzoek naar de bodemkwaliteit aantoonbaar sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd als bedoeld in milieucategorie 1 en 2, dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen aan de genoemde categorieën;
2. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
3. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m²;
4. het plaatsen of gebruik van lichtreclame is niet toegestaan;
5. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
6. horeca en/of detailhandel is niet toegestaan, behoudens ondergeschikte detailhandel.
b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak.
De voor ‘Waarde –
Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor
bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
De aanvrager van een Omgevingsvergunning -
activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht die betrekking heeft op gronden als bedoeld
in lid 5.1, legt een KNA conform archeologisch
onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen de
vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform opgesteld archeologisch
onderzoeksrapport, als bedoeld in sublid 5.2.1 genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de Omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbonden voorschriften.
In de situatie als
bedoeld in sublid 5.2.2, onder b, kunnen burgemeester en wethouders de
volgende voorschriften aan de Omgevingsvergunning - activiteit bouwen
verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Sublid 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag
betrekking heeft op:
a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 75 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
Indien het bepaalde in
sublid 5.2.3, onder c van toepassing is, wordt in de
voorschriften bij de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij
vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Het is verboden om op
of in de gronden, als bedoeld in lid 5.1, zonder of in afwijking van een vergunning van
burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen) de
volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 cm;
b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.
Het verbod als bedoeld
in sublid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de
werkzaamheden of werken:
a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 5.2 van toepassing is;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende ontgrondingsvergunning of Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen, of
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
De aanvrager van een
Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen als bedoeld in sublid
5.3.1 die betrekking heeft op gronden als bedoeld in
lid 5.1, legt een KNA conform onderzoeksrapport voor
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen de
Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als
bedoeld in sublid 5.3.3 genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen verbonden voorschriften.
In de situatie als
bedoeld in sublid 5.3.4 onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders
de volgende voorschriften aan de Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen
verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien het bepaalde in
sublid 5.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de
voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan
tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming ‘Waarde –
Archeologie 2' te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming
geheel of gedeeltelijk in een andere dubbelbestemming wordt gewijzigd, indien
het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat
het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden voorziet.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende
de dubbelbestemming ‘Waarde
– Archeologie 2', het plan te wijzigen zodanig dat de
dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk van het plan wordt verwijderd, indien:
a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven
of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Bij de toepassing van
het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw en bestemmingsgrenzen en
bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van
bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen,
brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en
kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen
waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer
bedraagt dan 1,5 meter, buiten beschouwing gelaten.
Onder strijdig gebruik wordt in
elk geval verstaan:
a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal;
e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
f. een gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
Het bevoegd gezag kan
– tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is bij een
omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;
c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m;
e. ten behoeve van het bouwen van balkons waarbij de bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 1,5 m.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de woonsituatie;
c. de milieusituatie;
d. de verkeersveiligheid;
e. de sociale veiligheid;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan “Offem-Zuid – Hogeweg 65”.
|
|
|
|
|
|