1. aanduiding: |
een geometrisch
bepaald vlak
of figuur
waarmee
gronden
zijn
aangeduid
waar, ingevolge de
regels, regels worden gesteld
ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
2. aan-huis- verbonden bedrijf: |
het bedrijfsmatig verlenen van
diensten
c.q. het
uitoefenen
van
bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van
handwerk, waaronder |
3. aan-huis- verbonden beroep: |
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
·juridisch, medisch,
therapeutisch,
kunstzinnig, ontwerp-
technisch of hiermee gelijk te stellen gebied uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning of met de woning verbonden bijgebouw wordt
uitgeoefend,
waarbij de
woning
in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. |
4.
agrarisch bedrijf |
een bedrijf, gericht op
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of
het houden van vee, nader te onderscheiden in: a. land-
en tuinbouw op open grond; de teelt van gewassen op open grond daaronder niet
begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt; b. veehouderijbedrijf
op open grond: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel met
gebruikmaking van de open grond; c. glastuinbouw;
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen; d. intensieve
veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder
weidegang, waarbij de telt niet afhankelijk is van de agrarische grond als
productiemiddel; e. fruitteelt;
het (nagenoeg) geheel telen van fruit in boomgaarden. |
5. agrarisch deskundige |
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen
deskundige op het gebied van land- en tuinbouw |
6.
agrarisch hulp- en nevenbedrijf |
een bedrijf, gericht op
het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan
agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en/of verhandelen van
dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven. |
7.
agrarisch hulpgebouw |
een agrarisch
bedrijfsgebouw van ondergeschikte aard, zoals een melkstal, bergschuur of
schuilgelegenheid |
8. bebouwing: |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
9. bedrijfswoning/dienstwoning |
een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
welke woning is bestemd voor de huisvesting van een persoon en diens gezin,
wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het
feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein |
10. begane grondvloer: |
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt
vanaf het straatniveau. |
11. bestemmingsgrens: |
de grens van een bestemmingsvlak. |
12. bestemmingsplan |
de geometrisch
bepaalde
planobjecten
als
vervat in
het GML- bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels. |
13. bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. |
14.
bijgebouw: |
een bij het hoofdgebouw behorend gebouw, daaronder begrepen: a. aanbouw: een met
het
hoofdgebouw
verbonden grondgebonden bouwwerk
van
één
bouwlaag,
een
geheel
vormend
met
het hoofdgebouw,
dat
door
zijn verschijningsvorm in
bouwkundig,
(constructie), architectonisch en/of ruimtelijk
visueel
opzicht (ligging,
maatvoering, kapvorm, dakhelling) b. aangebouwd bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden
grondgebonden bouwwerk
van
één bouwlaag
een
geheel vormend met
het hoofdgebouw, dat door
zijn
verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), c. uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk
van
één
bouwlaag,
een
geheel
vormend
met het
hoofdgebouw, dat door
zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch
en/of
ruimtelijk
visueel opzicht (ligging, maatvoering,
kapvorm, dakhelling)
d. vrijstaand bijgebouw: een
vrijstaand
gebouw
dat zowel
in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel
opzicht
(ligging,
maatvoering,
kapvorm,
dakhelling) als
in functioneel opzicht
ondergeschikt is
aan
het
op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. |
15. Bodem |
het
vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige
bestanddelen en organismen. |
16. bouwen: |
het plaatsen,
het
geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats. |
17. bouwlaag: |
een doorlopend
gedeelte van een gebouw
dat door
op gelijke of
nagenoeg gelijke
hoogte liggende
vloeren
of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. |
18. bouwperceel: |
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. |
19. bouwperceelsgrens: |
de grens van een bouwperceel. |
20. bouwvlak |
Een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten. |
21. bouwwerk: |
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. |
22. dak: |
elke bovenbeëindiging van een gebouw. |
23. detailhandel: |
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen
die
goederen
kopen
voor gebruik,
verbruik of
aanwending anders
dan
in de
uitoefening
van een
beroeps- of
bedrijfsactiviteit |
24.
dienstver-lening: |
het bedrijfsmatig verlenen
van economische
en/of
maatschappelijke diensten aan derden. |
25. entree: |
een bouwwerk ten behoeve van de toegang tot een gebouw. |
26. erf: |
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst |
27. erker: |
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gegevel, in één bouwlaag. |
28. gebouw |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
29. grondgebonden agrarisch bedrijf: |
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate |
30.
hoveniersbedrijf |
een bedrijf gericht op
aanleg en onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen |
31.
inrichting van agrarisch belang |
een inrichting ter
bevordering van de technische vooruitgang in agrarische bedrijven, zoals een
proef- of testbedrijf, een controle- of k.i.station
of een inrichting van onderwijs, onderzoek of voorlichting. |
32.
intensieve kwekerij |
de teelt van gewassen en
dieren in niet-lichtdoorlatende gebouwen (onder
andere witloftrekkerijen, champignonkwekerijen, bloembolprepareerbedrijven, vis- en wormenkwekerij) met
uitzondering van de lid 32 sub d bedoelde intensieve veehouderij. |
33. intensieve
veehouderij: |
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van
vee of |
34.
kassen |
bouwwerken van glas of
ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van |
35.
kleine gebouwen |
gebouwen waarvan de
oppervlakte niet meer bedraagt dan |
36. mantelzorg: |
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. |
37. natuur- en landschapsdeskundige |
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen
deskundige op het gebied van natuur- en tuinbouw alsmede landschappelijke
inplaatsing van bedrijven |
38. ondergronds bouwwerk |
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75
m¹ onder peil |
39. ondergrondse
werken, geen
bouwwerken zijnde
en werkzaamheden: |
werken,
geen bouwwerken zijnde
en werkzaamheden die
onder peil plaatsvinden. |
40. peil: |
a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofd-
toegang b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. |
41. schadelijke stoffen |
stoffen in welke
vorm dan ook, waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze de bodem
kunnen verontreinigen. |
42. seksinrichting:
|
de voor het
publiek
toegankelijke,
besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig,
of in
de omvang alsof
zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch / porno-
grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder
geval verstaan: een
prostitutiebedrijf,
alsmede een
erotische
massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater
of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. |
43.
semi-agrarisch
bedrijf |
een aan het agrarisch
bedrijf verwant bedrijf, gericht op de handel in en de bewaring van
landbouwproducten en huisdieren, alsmede de handel in en de bewaring van
agrarische producten. |
44.
staat van bedrijfs-activiteiten |
Zie bijlage |
45.
sierteeltbedrijf |
een bedrijf dat overwegend
of uitsluitend gericht is op het telen van boomkwekerijgewassen |
46.
volwaardig agrarisch bedrijf |
een agrarisch bedrijf in
de omvang van ten minste een eenmansbedrijf met een daarbij passende
arbeidsomvang en met een daaruit redelijkerwijs te verwachten
bedrijfsinkomen. |
47. voorgevelrooi- lijn: |
de lijn in het verlengde van de gevel die gericht is naar het openbare
gebied. |
48. voorziening
van openbaar
nut |
voorziening ten behoeve van het op het openbare
net
aangesloten
nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer
en /of het wegverkeer. |
49. weg |
alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of |
50. werk |
grondwerk, wegenbouwkundig
werk,
waterbouwkundig werk
of
bouwwerk. |
51. werken |
alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren |
52.
windturbine |
een bouwwerk ter opwekking
van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterbeheersing
en/of - huishouding |
53. woning |
een complex van ruimten, dat
blijkens zijn
indeling en
inrichting bestemd is
voor
de huisvesting
van niet
meer
dan één
huishouden. |
Artikel 2 - Wijze van meten
Bij toepassing van deze
regels wordt als volgt gemeten:
a. Afstand tussen gebouwen |
de kortste afstand tussen de
buitenwerkse gevelvlakken
van de gebouwen. |
b. bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van
een bouwwerk, geen gebouw
zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw-
onderdelen. |
c. bruto vloeroppervlak van een ge-
bouw: |
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek
van de
opgaande
scheidingsconstructies,
of tot het hart
van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien
de binnenruimte van het
gebouw grenst aan de
binnenruimte van een ander gebouw |
d. dakhelling: |
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. |
e. goothoogte van
een bouwwerk: |
vanaf het peil
tot
aan
de bovenkant
van
de goot,
c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. |
f. inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren)
en de buitenzijde van daken en dak-kapellen. |
g. lengte, breedte en diepte bouwwerk: |
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). |
k. ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: |
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend. |
h. oppervlakte van
een bouwwerk: |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd
op het gemiddelde
niveau
van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse
van het bouwwerk. |
i.
werken afstand tot een grens: |
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot deze grens. |
2. BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Bestemmingsomschrijving
1.
De gronden op de kaart aangewezen als Agrarisch
met waarden zijn bestemd voor de bedrijfsvoering van agrarische
productiebedrijven als bedoeld in artikel 1 onder 4 sub b, met dien verstande
dat:
a.
de gronden met de subbestemming AW tevens
bestemd zijn voor de instandhouding van het veenweidegebied;
b.
intensieve veehouderij uitsluitend is
toegestaan als ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering.
Toelaatbaarheid
2.
Op de in lid 1 bedoelde gronden zijn in
verband met de bestemming toelaatbaar:
a. bedrijfsgebouwen,
waaronder tevens voedersilo’s en mestsilo’s;
b. bedrijfswoningen
met bijbehorende bijgebouwen;
indien er voor zover de onder a en b genoemde gebouwen noodzakelijk zijn voor
een doelmatige bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven;
c. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
d. verhardingen;
e. beplantingen,
waterlopen en waterberging ten behoeve van de waterhuishouding.
Bouwregels
3.
De bouwwerken mogen slechts worden
gebouwd met inachtneming van de aanwijzingen op de kaart en de volgende regels:
op de
gronden met de subbestemming AW binnen het bouwvlak van
50 dB(A)-contour in meters
Schoonenburgweg 105
met
dien verstande dat:
1. indien
in geval van verplaatsing van woningen de bestaande voorgevel gelegen is binnen
de vermelde afstandsmaten, de gevelafstand tot de weg niet verkleind mag worden
ongeacht de ligging van de voorwaartse begrenzing van de bestemming ten
opzichte van de weg;
2. indien
in geval van verplaatsing de bestaande voorgevel gelegen is buiten de vermelde
afstandsmaten, de gevelafstand niet verder verkleind mag worden dan de vermelde
afstandsmaat;
k. indien de
gebouwen niet aaneen worden gebouwd moeten de onderlinge afstanden ten
minste
Ontheffing
tweede bedrijfswoning
4.
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3 sub a voor de bouw van een tweede
bedrijfswoning indien onverlet het bepaalde in lid 3 sub b voldaan wordt aan
het volgende:
a. het
bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten;
b. het
bedrijf een zodanig toezicht vereist dat het wonen van twee volwaardige
arbeidskrachten bij het bedrijf nodig is;
c. binnen
het betrokken bedrijf geen tweede woning aanwezig is;
d. de
tweede woning gebouwd wordt op dezelfde bouwvlak als de eerste woning en binnen
een afstand van
5.
Uitgezonderd het bepaalde in lid 6
worden voor de toepassing van lid 3 sub b en lid 4 sub c met een binnen een
bedrijf reeds aanwezige woning gelijkgesteld:
a. de
woning die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan reeds binnen
het bouwvlak van het betrokken bedrijf aanwezig is;
b. de
woning, die na de tervisielegging van het ontwerpplan als agrarische
bedrijfswoning is of wordt gebouwd.
6.
De regel van lid 5 blijft buiten
toepassing bij vervanging van een woning, indien de te vervangen woning wordt afgebroken en daaromtrent zekerheid is
gesteld.
Ontheffing van hoogtematen
7.
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van:
a. het
bepaalde in lid 3 sub g, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsvoering
noodzakelijk is voor het oprichten van voedersilo’s met een grotere hoogte dan
is toegestaan met dien verstande, dat de bouwhoogte ten hoogste
b. het
bepaalde in lid 3,sub i voor een grotere mestsilo indien de afmetingen van de
mestsilo’s in overeenstemming zijn met de aard en de omvang van het bedrijf.
Toetsing
bouwplannen
8.
Ter toetsing van een bouwplan, voor
zover dit betrekking heeft op de bouw van een tweede bedrijfswoning, stellen
burgemeester en wethouders dat bouwplan voor een gemotiveerd advies in handen
van de agrarische deskundige. Bij de toetsing wordt in ieder geval gelet op:
-
de aard, inrichting, omvang en continuïteit
van het bedrijf;
-
de mate van betrokkenheid bij het bedrijf;
-
in hoeverre er sprake is van hoofdberoep,
hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf.
Nadere
eisen met betrekking tot de situering en het uitwendig karakter van gebouwen
9.
Onverlet de regels in dit artikel kunnen
burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering
van bebouwing – mestsilo‘s en voedersilo’s daaronder begrepen:
a. met
het oog op de ontsluiting van het betreffende bouwperceel en van aangrenzende
percelen;
b. met
betrekking tot de waterhuishouding;
c. in
verband met de situering van gebouwen ten opzichte van kruispunten van wegen in
verband met het uitzicht op de kruispunten, met dien verstande dat geëist kan
worden dat een gebouw gesitueerd wordt achter de verbindende lijn tussen twee
punten, elke gelegen op de as van een der kruisende wegen waaraan het gebouw is
gelegen en op
d. in
verband met de afstand van bedrijfsgebouwen tot woningen, anders dan
bedrijfswoningen op eigen erf, met dien verstande dat geëist kan worden dat de
afstand tussen het bedrijfsgebouw en een woning ten minste tweemaal de
goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt;
e. indien
zulks door de toepassing van sectorale milieuwetgeving noodzakelijk is;
f. met
het oog op:
-
de situering van gebouwen binnen het geheel
van een bebouwingslint of -strook;
-
de landschappelijke inpassing;
-
het uitwendig karakter bepaald door
onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting;
g. met het oog op de landschappelijke inpassing
van het gehele complex. Burgemeester en wethouders kunnen een advies inwinnen
bij een landschapsdeskundige.
Met
dien verstande dat de bedoelde nadere eisen uitsluitend mogen worden gesteld om
bouwplannen en inrichting in overeenstemming te doen zijn met de beschrijving
in de hoofdlijnen en de agrarische bedrijfsvoering niet onevenredig mag worden
gehinderd.
Werken
en werkzaamheden
10 . Behoudens het bepaalde in lid 11 is het
verboden op of boven gronden met subbestemming AW de hierna te noemen werken of
werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren, zonder vergunning (aanlegvergunning)
van burgemeester en wethouders of in afwijking van de voorwaarden bij zodanige
vergunning gesteld. Deze werken en werkzaamheden zijn:
a. de
demping van reeds bestaande waterlopen;
b. het
scheuren van grasgronden anders dan ten behoeve van herinzaai;
c. het
verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen
hoger dan
11. Het verbod als bedoeld in lid 10 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. normaal
onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b. reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds
mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
12. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
10, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke en/of
natuurlijke waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
Adviesprocedure
aanlegvergunningen
13. Alvorens omtrent het verlenen van een
aanlegvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk
advies in bij de natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of
de aanwezige landschappelijke en/of natuurlijke waarden door het verlenen van
een aanlegvergunning niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast en
omtrent eventueel te stellen voorwaarden, alsmede bij de agrarisch deskundige omtrent
de agrarische noodzaak en doelmatigheid van de gewenste werken of
werkzaamheden. Aanlegvergunning in afwijking van één of beide adviezen wordt
slechts verleend nadat van Gedeputeerde Staten instemming is verkregen.
Wijzigingsbevoegdheid
ex 3.6 Wro
14. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in
lid 1 bedoelde gronden te wijzigen met
inachtneming van de volgende regels:
a. Ingeval
van bedrijfsbeëindiging of indien het agrarisch bedrijfscomplex niet meer de
agrarische functie kan vervullen mag de bestemming gewijzigd worden in
“agrarisch hulp- en nevenbedrijf”, in “inrichting van agrarisch belang” en in “semi-agrarisch bedrijf”, als bedoeld in artikel 1 lid 34
t/m 36 met diens verstande dat:
1. de
wijziging uitsluitend van toepassing is voor voormalige agrarische
bedrijfsvestigingen aangeduid met de aanduiding bouwvlak;
2. de
vestiging noodzakelijk is voor een plaats of streek;
3. de
vestiging redelijkerwijs niet op een industrieterrein in de gemeente of naaste
omgeving kan worden ondergebracht;
4. per
bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning toelaatbaar is, behoudens daar waar ten
gevolge van de bepalingen van het plan blijkt dat geen dienstwoningen zijn
toegestaan;
5. als
bedrijfswoning als bedoeld onder 4 wordt aangemerkt de binnen het betrokken
bouwvlak reeds aanwezige woning;
6. het
oppervlak van de bedrijfsgebouwen niet groter mag zijn dan op de dag van
tervisielegging van het ontwerp van de wijziging van het plan;
7. geen
afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de
verkeersvoorzieningen;
8. de
bedrijfsvoering zich moet verdragen met de agrarische exploitatie van de
omliggende gronden;
9. geen
hinder of overlast voor het verblijf van mensen, noch aantasting van de
kwaliteit van het natuurlijke milieu of het landschap te vrezen is, die niet op
doelmatige wijze kan worden voorkomen.
10. uitsluitend
niet-industriële bedrijven zijn toegestaan, behorend tot de categorieën 1 t/m
3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b. in
geval van bedrijfsbeëindiging , of indien het agrarisch bedrijfscomplex niet meer
de agrarische functie kan vervullen, mag de bestemming eveneens gewijzigd
worden in de bestemming Bedrijfsdoeleinden, met diens verstande dat:
1. de
wijziging uitsluitend van toepassing is voor voormalige agrarische
bedrijfsvestigingen aangeduid met de aanduiding bouwvlak;
2. uitsluitend
niet-industriële bedrijven zijn toegestaan uit de categorieën 1 en 2 van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten met uitzondering van autoreparatiebedrijven,
detailhandel in nieuwe en gebruikte auto’s, motoren, autoaccessoires in -onderdelen,
detailhandel in caravans, verkoop van motorbrandstoffen, alsmede
aannemingsbedrijven en bedrijven met buitenopslag;
3. het
bepaalde onder a sub 1 t/m 9 eveneens van toepassing is;
c. de
bestemming mag eveneens gewijzigd worden ten behoeve van de vestiging van
maatschappelijke doeleinden, dierenpensions en hoveniersbedrijven, met dien
verstande dat:
1. de
wijziging uitsluitend van toepassing is voor voormalige agrarische
bedrijfsvestigingen aangeduid met de aanduiding bouwvlak;
2. het
bepaalde onder a sub 2 t/m 9 van overeenkomstige toepassing is;
d.
indien het agrarisch bedrijfscomplex geen functie meer kan vervullen
voor de grondgebonden agrarische productie met de bestemming gewijzigd worden
in “intensieve kwekerij” als bedoeld in artikel 1 lid 38, met diens verstande
dat:
1. de
bedrijven uitsluitend mogen worden gesitueerd op de gronden met de nadere
aanwijzing bouwvlak;
2. het
bepaalde onder a sub 3 t/m 9 van overeenkomstige toepassing is;
e.
van de in lid 1 bedoelde gronden mag de bestemming van het gedeelte van
die gronden waarop een bedrijfswoning is gebouwd alsmede de bij de woning
behorende gronden gewijzigd worden in bestemmingen Woondoeleinden en Tuinen,
ten behoeve van de aanpassing of verandering van deze gebouwen die in de
toekomst niet meer een agrarische functie vervullen teneinde deze geschikt te
houden of beter geschikt te maken voor bewoning door niet-agrariërs, met diens
verstande dat:
1. het
aantal woningen mag worden vermeerderd tot ten hoogste 2 indien van panden
aangewezen als “monument” en “monumentale panden” de totale inhoud van het
gebouw tenminste
f. de bestemming van de gronden met de
subbestemming AW mag worden gewijzigd in de bestemming Natuurgebied (N) indien
realisering van gronden tot reservaatsgebieden heeft
plaatsgevonden;
g. de
planwijzigingen dienen in overeenstemming te zijn met de beleidsdoelstellingen
als bedoeld in de beschrijving in hoofdlijnen;
h. een
besluit tot wijziging ten behoeve van de beoogde functie mag niet eerder worden
genomen dan nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is
voor de beoogde functie.
Adviesprocedure
wijzigingsbevoegdheid
15. Alvorens omtrent het toepassen van de
wijzigingsbevoegdheid:
a. als
bedoeld in lid 14 onder a, b, en d te
beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de
agrarisch deskundige omtrent de vraag of het agrarische gebouwencomplex nog op
een doelmatige wijze voor de agrarische functie benut kan worden, alsmede
omtrent de vraag of de voorgenomen wijziging geen onevenredige nadelige
gevolgen heeft voor de omliggende agrarische bedrijven.
3. ALGEMENE REGELS
Artikel 4 - Anti-dubbeltelregels
Indien
ten behoeve van een bedrijf reeds een of meerdere woningen aanwezig zijn, mede
in de zin van artikel 3, lid 5 en behoudens lid 6 wordt het bouwplan voor een
nieuwe agrarische bedrijfswoning aangemerkt als bouwplan voor een tweede
respectievelijk volgende agrarische bedrijfswoning
Artikel 5 - Algemene aanduidingsregels
Milieubeschermingsgebied
voor grondwater – boringsvrije zone
Doeleindenomschrijving
1. De gronden op de kaart
aangewezen als Milieubeschermingsgebied voor grondwater – boringsvrije
zone zijn bestemd voor de exploitatie en
bescherming van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Op deze
gebieden is de Provinciale Milieuverordening van kracht. De grond is met name
bestemd voor:
a. bescherming van de
afdekkende laag van het watervoerende pakket;
gebruik
2. De grond mag niet dieper dan
Artikel 6 - Algemene gebruiksregels
Lid 1. Onder een strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt
in ieder geval
verstaan
een
gebruik
van
de onbe-
bouwde gronden, voor zover niet
rechtstreeks verband
houdend met de bestemming, als:
a. opslagplaats
voor
vaten, containers, kisten, al
dan
niet
voor gebruik
geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en
nieuwe
bouwmaterialen,
afval, puin,
grind en
brandstoffen;
b. uitstallings-
of opslagplaats
voor
al dan niet
voor
gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
c. uitstallings-
of opslagplaats dan wel staan- of ligplaats voor
onderkomens.
Lid 2. Onder een strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan een:
a. gebruik van de bedrijfswoning voor enige vorm van detail- handel en/of horeca;
voor zover dit anders dan een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van
de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming en/of deze regels
toegestaan, en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in
rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf.
b. gebruik van
vrijstaande bijgebouwen behoeve van bewo-ning en/of aan-huis-verbonden
beroep of bedrijf;
c. gebruik
van gronden en/of
bouwwerken
ten
behoeve
van
seksinrichtingen.
Lid 3. het
is voorts verboden gronden met de bestemming Agrarisch met waarden te gebruiken voor:
a. bebossing;
b. doeleinden die gepaard gaan met afgravingen,
ophogingen en/of egalisatie van oeverlanden, tenzij zulks plaatsvindt in het
kader van natuurgericht beheer;
c. de bestratingen en andere
oppervlakteverhardingen, tenzij het de aanleg van een kavelpad betreft
noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
Lid 4. Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 1 valt niet het op- slaan van nieuwe bouwmaterialen en puin en andere bouwmaterialen op gronden waarop of waarin onder- houds-,
herstel- of
sloopwerkzaamheden
worden
uitgeoe-
fend, mits deze zaken voor de uit te voeren werkzaamhe- den nodig
zijn
of van
het bouwwerk dat hersteld of
ge-
sloopt wordt afkomstig zijn.
Artikel 7 - Algemene ontheffingsregels
Lid 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen on- evenredige
afbreuk wordt gedaan
aan
het straat-
en be- bouwingsbeeld,
de woonsituatie, de milieusituatie,
de ver- keersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmoge- lijkheden
van de aangrenzende gronden, ontheffing te ver- lenen van:
a. de bestemmingsbepalingen, niet
zijnde de
bestemmings-
grenzen en toestaan dat het beloop of het profiel van we-
gen
of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate
wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
b. de bestemmingsbepalingen en
toestaan dat
bouwgrenzen
worden overschreden, indien
een
meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. overschrijding van bestemmingsgrenzen,
voor
zover dit
van
belang
is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen
of bouwwerken dan
wel
voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van
het
terrein;
d. de bestemmings-
en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten (daaronder niet begrepen
bebouwingsprecetage) met ten hoogste 10% maar niet
meer dan
Artikel 8 - Algemene procedureregels
Lid 1. Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op
de voorbereiding van het besluit de
procedure
als
bedoeld in
de afdeling 3.4 van de
Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Lid 2. Bij het verlenen van een aanlegvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de arti- kelen 3.18
en volgende
van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
4. SLOTREGEL
Artikel 9 - Slotregel
Dit
bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel:
Bestemmingsplan Schoonenburgweg van de gemeente Nieuw-Lekkerland .
Aldus
vastgesteld in de raadsvergadering van 18 februari 2010 ,
De
voorzitter, De
griffier,