bestemmingsplan Voorweg 23 - Noorden en Geerweg 26 - Ter Aar
Inhoudsopgave
Planregels
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
Artikel 2
Wijze van meten
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3
Agrarisch - Onbebouwd
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Tuin
- Onbebouwd
Artikel 6
Water
Artikel 7
Wonen
Artikel 8
Waarde - Archeologie - 3
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10
Algemene bouwregels
Artikel 11
Algemene aanduidingsregels
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
Artikel 13
Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 14
Overgangsrecht
Artikel 15
Slotregel
Bijlagen
bij de regels
Bijlage 1
Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2
Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015
Planregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1 Plan
Het
bestemmingsplan 'Voorweg 23 - Noorden en Geerweg 26 -
Ter Aar' met identificatienummer NL.IMRO.0569.bpNOWVVvoorweg23-va01 van de
gemeente Nieuwkoop.
1.2
Bestemmingsplan
De geometrisch
bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen.
1.3
Verbeelding
De van het
plan deel uitmakende kaart.
1.4
Aanduiding
Een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien
van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van
een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6
Achtererfgebied
Erf aan de
achterkant en de niet naar openbaar gebied toegankelijk gebied gekeerde
zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.7
Afhankelijke woonruimte
Een
bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de
woningen en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van
mantelzorg gehuisvest is.
1.8
Archeologisch waarde
De aan een
gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de
kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.9
Bebouwing
Eén of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10
Bedrijf
Een inrichting
of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen,
bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het
bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet
begrepen.
1.11
Bedrijf aan huis
Het door de
bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen
van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door
zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken
met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel,
behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de
activiteiten en webwinkels.
1.12
Bedrijfsvloeroppervlak
De totale
vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe
behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.13 Beroep
aan huis
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud
van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.14
Bestemmingsgrens
De grens van
een bestemmingsvlak.
1.15
Bestemmingsvlak
Een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16
Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van
een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander
bouwwerk met een dak.
1.17
Botenhuis
Al dan niet
drijvende overkapping ten behoeve van het stallen van een (plezier)vaartuig.
1.18 Bouwen
Het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk.
1.19
Bouwgrens
De grens van
een bouwvlak.
1.20
Bouwlaag
Een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten
onder de kap).
1.21
Bouwperceel
Een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
1.22 Bouwperceelsgrens
De grens van
een bouwperceel.
1.23
Bouwvlak
Een
geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24
Bouwwerk
Elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op
de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse
te functioneren.
1.25
Coffeeshop
Gelegenheid
waar softdrugs worden verkocht.
1.26 Detailhandel
Het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 Erf
Al dan niet
bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het
gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening
van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.28 Erker
Bijbehorend
bouwwerk van ondergeschikte betekenis aan de begane grond van een gebouw,
waarvan de wanden, met uitzondering van de borstwering, door vensters worden
gevormd.
1.29 Gebouw
Elk bouwwerk,
dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.30
Hoofdgebouw
Gebouw, of
gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende
of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.31
Huishouden
Een
alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk
huishouden voeren.
1.32 Kap
Constructie
ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur,
en die bestaat uit ten minste 2 hellende dakvlakken die elkaar snijden op het
hoogste punt.
1.33
Kamerbewoning
Het gebruik
van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken
door meer dan twee onzelfstandige huishoudens.
1.34
Kunstwerken
Bouwwerken
geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen,
viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.35
Mantelzorg
Intensieve
zorg of ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt
geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of
participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande
sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar
overstijgt, en waarvan de behoefte met behulp van een huisarts,
wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal medisch-adviseur kan worden aangetoond.
1.36 Ondergronds
bouwwerk
Een (gedeelte
van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste
1,50 meter beneden peil.
1.37
Overkapping
Een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met maximaal één eigen wand, of omsloten door maximaal twee
niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.
1.38 Peil
Voor gebouwen waarvan de toegang
onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse
van de hoofdtoegang.
Voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde
hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk
gekeerde zijde van het gebouw.
Voor oeverbeschoeiingen: de
gemiddelde waterlijn.
In andere gevallen: de gemiddelde
hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.39
Perceel
Een deel van
het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en de
openbare registers de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft
vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en
het gebruik en dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
1.40
Pleziervaartuig
Een vaartuig,
hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.
1.41
Prostitutie
Het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding.
1.42
Smartshop / Growshop
Een bedrijf
waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van
hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of
geleverd.
1.43
Steiger
Een bouwwerk,
staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal dat zich
bevindt boven land dan wel boven water en dat gaat dienen voor één of meer
hierna genoemde doelen om:
a.
een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen;
b.
als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
c.
als terrasuitbreiding.
1.44
Uitleverpunt
Een kleine
ruimte, waar bedrijfsmatig goederen worden aangeleverd aan personen, die deze
goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling van
verkoop.
1.45
Voorgevel
Naar de weg
(als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde
gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd
zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door
langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor
langzaam verkeer loopt.
1.46
Voorgevelrooilijn
De (binnen het
bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door een voorgevel(s) van het
hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen,
aan- en uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor de ligging
van de voorgevelrooilijn.
1.47
Voorzieningen van algemeen nut
Voorzieningen
ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het
telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het weg- en waterverkeer.
1.48 Vrijstaande woning
Een woning die
hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning
verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de
zijdelingse perceelgrens staan.
1.49
Waterhuishoudkundige voorzieningen
Waterhuishoudkundige
voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede
wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.50
Waterlijn
Het grensvlak
tussen water en lucht.
1.51
Webwinkel
Detailhandel
waarvan de handel via internet verloopt.
1.52 Wet /
wettelijke regelingen
Indien en voor
zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q.
verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden
op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders
bepaald.
1.53 Woning
/ wooneenheid
Een complex
van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 De
dakhelling
Langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De
goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van de afscheiding
van dakterrassen; boven de goothoogte zijn geen platte daken toegestaan,
behoudens op dakkapellen.
2.3 De
inhoud van een bouwwerk
Tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Ondergrondse bouwwerken tellen hierbij niet mee.
2.4 De
bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De
oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder
gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.
2.6 Afstand
tot de perceelsgrens
Tussen de
grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die
afstand het kortst is.
2.7
Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het
bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet
meegerekend.
2.8 Het
bebouwingspercentage
Een in de
regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak dan wel
bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.9
Vloeroppervlakte
Een in de
regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak dan wel
bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Agrarisch - Onbebouwd
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Agrarisch - Onbebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van
een grondgebonden agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende voorzieningen
waaronder begrepen water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals sloten,
greppels, watergangen, oppervlaktewaterberging, bruggen en duikers.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Binnen deze
bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
b.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3
meter.
Artikel 4 Tuin
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b.
parkeervoorzieningen;
c.
groenvoorzieningen;
d.
waterlopen en waterpartijen;
e.
waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Op of in deze
gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens het bepaalde in lid
4.2.2.
4.2.2
Erkers
Voor het
bouwen van erkers gelden de volgende regels:
a.
de diepte van een erker bedraagt maximaal 1,5 meter;
b.
de breedte van een erker mag maximaal tweederde van de breedte van de gevel van
het hoofdgebouw bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
c.
op één hoek van het hoofdgebouw is een hoekerker toegestaan, mits de diepte aan
de zijgevel maximaal 1,5 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
minimaal 1 meter bedraagt;
d.
de goothoogte van een erker bedraagt maximaal de hoogte van de begane grondlaag
van het hoofdgebouw;
e.
de bouwhoogte van een erker is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de begane
grondlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met de helft van de hoogte van de
tweede bouwlaag.
4.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
b.
de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor
zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
c.
de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor
zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
d.
de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per perceel is
maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
e.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3
meter;
f.
het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel
voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
g.
de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers,
bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
4.3 Nadere
eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing:
a.
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b.
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de
naaste omgeving;
c.
ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
d.
ter waarborging van de sociale veiligheid;
e.
ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 5 Tuin - Onbebouwd
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin
- Onbebouwd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, behorende bij de op
de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Op of in deze
gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
b.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3
meter.
Artikel 6 Water
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de
waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
b.
de aanleg en instandhouding van kunstwerken;
met daarbij
behorende:
c.
groenvoorzieningen;
d.
wegen en paden;
e.
voorzieningen van algemeen nut;
f.
steigers en aanleggelegenheden voor pleziervaartuigen;
g.
waterhuishoudkundige voorzieningen;
h.
andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen
Op of in deze
gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers,
bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
b.
per aangrenzend bouwperceel, waarop een bouwvlak is gelegen is ten behoeve van
dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
c.
de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30 m²;
d.
de maximale lengte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15 meter;
e.
de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5 meter,
gemeten vanaf de waterlijn;
f.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3
meter.
6.3 Nadere
eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing:
a.
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b.
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de
naaste omgeving;
c.
ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
d.
ter waarborging van de sociale veiligheid;
e.
ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1
Steigers of aanleggelegenheid
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
6.2.2 onder e, ten behoeve van een maximale bouwhoogte voor steigers of
aanleggelegenheid van 1 meter gemeten vanaf de waterlijn indien dit vanuit beheerstechnische redenen noodzakelijk is.
6.5
Specifieke gebruiksregels
6.5.1
Strijdig gebruik
Tot een
strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het
gebruik voor:
a.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming
gerichte gebruik van de grond;
c.
seksinrichting;
d.
prostitutie.
6.6
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
6.6.1
Verbod
Het is
verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(omgevingsvergunning in de vorm van een aanlegvergunning) de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het aanleggen, veranderen of dempen van watergangen;
b.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van
voorwerpen.
6.6.2
Uitzonderingen
Het verbod als
bedoeld in 6.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het
plan;
c.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.6.3
Toelaatbaarheid
De werken of
werkzaamheden als bedoeld in 6.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die
werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in
6.1 genoemde voorzieningen ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 7 Wonen
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen;
b.
de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende
bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die
activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de
bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²
en webwinkels met opslag en een uitleverpunt met een gezamenlijke oppervlakte
tot 30 m² bedrijfsvloeroppervlak;
c.
bed & breakfast met dien verstande dat het
oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak
per woning bedraagt;
d.
mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg
maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning
inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
met daarbij
behorende:
e.
erven;
f.
tuinen;
g.
in- en uitwegen;
h.
parkeervoorzieningen;
i.
groenvoorzieningen;
j.
waterlopen en waterpartijen;
k.
plankieren en steigers;
l.
voorzieningen van algemeen nut;
m.
waterhuishoudkundige voorzieningen;
n.
installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
o.
andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het
bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
als hoofdgebouw zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
c.
de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
d.
bij herbouw dient ten minste 80% van het te herbouwen hoofdgebouw gelegen te
zijn binnen de grenzen van het te slopen hoofdgebouw;
e.
ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding,
mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
f.
de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 6 meter en 10 meter,
met dien verstande dat:
1. in het
geval de bestaande goot- of bouwhoogte reeds meer bedraagt dan 6 meter
respectievelijk 10 meter, de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag
bedragen dan de bestaande goot- respectievelijk bouwhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
2. woningen
dienen te worden gebouwd met een kap;
g. de inhoud
van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het
bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden
de volgende regels:
a.
bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak, de aanduiding 'bijgebouwen'
en op het achtererfgebied toegestaan, met dien verstande dat in één van beide
stroken van 3 meter gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens geen
bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
b.
de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met inbegrip van overkappingen
als bedoeld in 7.2.4, bedraagt per hoofdgebouw niet meer dan:
1. 50 m² op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m²;
2. 80 m² op bouwpercelen met een oppervlakte meer dan 500 m²;
mits het
bouwperceel, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% is
dan wel wordt bebouwd.
c.
de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
d.
de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
e.
de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
f.
indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden
gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te
bedragen;
g.
aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt
aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
7.2.3
Botenhuizen
Voor het
bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:
a.
er is maximaal één botenhuis toegestaan per bouwperceel;
b.
de maximale oppervlakte van een botenhuis bedraagt 50 m²,
mits het bouwperceel voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
c.
de maximale hoogte van een botenhuis bedraagt 2 meter boven de waterlijn;
d.
botenhuizen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van het bouwperceel en
niet in en boven sloten tussen bouwpercelen om zo het vrije uitzicht via deze
sloten naar de plas veilig te stellen.
7.2.4
Overkappingen
Voor het
bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
a.
overkappingen zijn binnen het bouwvlak, de aanduiding 'bijgebouwen' en op het achtererfgebied
toegestaan;
b.
de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
c.
de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 50 m²
bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan
50% is dan wel wordt bebouwd.
7.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
b.
de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor
zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
c.
de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor
zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
d.
de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per perceel is maximaal
1 vlaggenmast toegestaan;
e.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3
meter;
f.
het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel
voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
g.
de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers,
bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
7.3 Nadere
eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de
plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a.
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b.
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de
naaste omgeving;
c.
ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
d.
ter waarborging van de sociale veiligheid;
e.
ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4
Afwijken van de bouwregels
7.4.1
Bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
sublid 7.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak
aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor
bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m²,
met dien verstande dat:
a.
de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden
en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
b.
de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving
gewaarborgd moet zijn;
c.
de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
d.
de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
e.
de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
7.4.2 Erf-
en terreinafscheidingen
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
sublid 7.2.5 onder c ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen
tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevelrooilijn, met inbegrip van hekken en
poorten op bruggen die dienen als erf- en/of terreinafscheiding.
7.4.3 Dakopbouwen
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
sublid 7.2.1 onder f teneinde realisering van een dakopbouw toe te staan, met
dien verstande dat:
a.
de toegelaten goot- en bouwhoogten mogen met ten hoogste 2 meter worden
vergroot;
b.
De stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving
gewaarborgd moeten zijn.
7.4.4
Herbouw
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
sublid 7.2.1 onder d, mits:
a.
het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
b.
geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen
ontstaan;
c.
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden
geschaad;
d.
geen uit een oogpunt van milieu onaanvaardbare situatie ontstaat.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1
Strijdig gebruik
Tot een
strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het
gebruik voor:
a.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op
de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.
bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
d.
bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van
mantelzorg;
e.
bewoning als onzelfstandige woonruimte;
f.
een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee
vergelijkbaar bedrijf;
g.
opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
h.
seksinrichting;
i.
prostitutie;
7.5.2
Parkeren
Gebruik is
uitsluitend toegestaan mits voldoende parkeerplaatsen in de directe omgeving
aanwezig zijn en beschikbaar worden gehouden conform de parkeernormen zoals
opgenomen in de als Bijlage 2 bij de planregels opgenomen gemeentelijke
parkeernota, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
verzekerd dat er op andere wijze in toereikende parkeergelegenheid is voorzien.
7.6
Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1
Bedrijf aan huis
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 7.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het
hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
a.
de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
b.
bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag
opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de
wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
1. een
omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de
categorieën 1 of 2 als vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1
bij deze planregels);
2. een
omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet
behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de Lijst van
bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze planregels), mits het desbetreffende
gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
3. het gebruik
naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
4. het gebruik
de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van
het hoofdgebouw is;
c. het niet
betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een
nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot
een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d. parkeren
zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
e. geen
detailhandel plaatsvindt uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in
verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
f. maximaal
30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende
bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met
een absoluut maximum van 45 m².
7.6.2 Kamerbewoning
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 7.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:
a.
maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden
voor kamerbewoning;
b.
kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning
voor en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid
7.1 en sublid 7.6.1;
c.
parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 3
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud
en de bescherming van archeologische waarden.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen
Bij een
aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk met
een (totale) oppervlakte van meer dan 10.000 m² en
dieper dan 50 cm dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan
de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van
de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
8.2.2
Voorwaarden
Indien uit het
in 8.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen
burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
b.
de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het
conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een
eindrapportage;
c.
de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen
kwalificaties (archeologische begeleiding).
8.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
8.3.1 Verbod
Onverminderd
het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van
een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een
(totale) oppervlakte groter dan 10.000 m²:
a.
grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen
van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen
van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en
andere wateren en het aanleggen van drainage;
b.
het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben
worden verwijderd;
c.
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-
of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties en apparatuur;
d.
het verlagen van het waterpeil;
e.
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren,
grondwater en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van
archeologische vondsten en relicten;
f.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van
voorwerpen.
8.3.2
Uitzonderingen
Het onder
8.3.1 opgenomen verbod geldt niet:
a.
voor onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van
bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés
van kabels en leidingen;
b.
voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan.
8.3.3 Beoordelingscriteria
De onder 8.3.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan
wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet
blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een
omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de
archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar
het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
8.3.4
Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Indien uit het
in 8.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord,
kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
b.
de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het
conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een
eindrapportage;
c.
de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen
kwalificaties (archeologische begeleiding).
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Wijzigen
bestemming 'Waarde - Archeologie - 3'
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
a.
door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te
doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b.
door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' alsnog toe te kennen aan
gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend
en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de
huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' aanpassing behoeft gelet op
de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van
latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1
Ondergronds bouwen
10.1.1
Algemeen
Voor het
bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen
afwijkingen, de volgende regels:
a.
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak
waar volgens de desbetreffende regels hoofdgebouwen dan wel bijbehorende
bouwwerken zijn toegestaan;
b.
de ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan onder een gebouw waarbij
uitstekende funderingselementen tot 0,75 meter niet meetellen voor het bepalen
van het bebouwd oppervlak;
c.
het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het
toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 4 m² ten behoeve van lichttoetreding;
d.
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4
meter vanaf peil tot onderkant keldervloer, met dien verstande dat een
randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal
6 m¹ onder peil gebouwd mag worden. De grondwaterhuishouding
mag niet worden verstoord;
e.
in aanvulling op het bepaalde sub a en c is maximaal 1 niet-overdekt
zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
1. het zwembad
dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een
afstand van minimaal 1 m¹ van de perceelsgrens;
2. de maximale
hoogte van de zwembadrand bedraagt 0,5 m¹ boven peil.
10.1.2
Afwijken ondergronds bouwen
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
sublid 10.1.1 sub b en voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet
zijn gelegen onder een gebouw onder de voorwaarden, dat:
a.
de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden
en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
b.
de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn.
10.1.3
Afwijken bouwdiepte
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
10.1.1 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse
bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
a.
de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b.
geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
10.2
Dakkapellen
a.
De gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte
in beslag nemen dan in totaal 50% van de oppervlakte van dat dakschild van de
betreffende woning;
b.
en het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt
van de woning;
c.
en de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50
cm afstand van de rand van het dakschild (of gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen tenzij de
dakkapel samen met de buren wordt opgericht. In dit laatste geval moet de
afstand van de rand van het dakvIak tot de zijde die
niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 cm. Als de
afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen
grotere overstekken hebben dan 15 cm;
d.
en de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn
gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is
bedoeld;
e.
en dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van
het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere
breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel is
gelegen.
10.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen,
balkons en overstekende daken voor de situering buiten beschouwing gelaten,
mits de overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
10.4
Dakterrassen
Dakterrassen
zijn toegestaan, mits:
a.
de hoogte van de afscheiding niet meer dan 1,20 meter bedraagt, gemeten vanaf
de bovenkant van het plat dak;
b.
geen bouwwerken, anders dan onder a bedoeld, op het dakterras worden opgericht.
10.5
Parkeren
Bebouwing is
uitsluitend toegestaan mits voldoende parkeerplaatsen in de directe omgeving
aanwezig zijn en beschikbaar worden gehouden conform de parkeernormen zoals
opgenomen in de als Bijlage 2 bij de planregels opgenomen Parkeerbeleid
gemeente Nieuwkoop 2015. Het bevoegd gezag kan hiervan door middel van een
omgevingsvergunning afwijken indien naar hun oordeel in voldoende mate is
verzekerd dat er op andere wijze in toereikende parkeergelegenheid wordt
voorzien.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1
Overige zone - transformatiegebied
Ter plaatse
van de aanduiding 'overige zone - transformatiegebied' is het beleid gericht op
de transformatie van glastuinbouw naar andere agrarische functies.
11.2
Luchtvaartverkeerzone - 20 KE
Ter plaatse
van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 20 KE' geldt het vrijwaringsbeleid in de 20 KE zone rond Schiphol,
en zijn geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen en terreinen toegestaan zoals
bedoeld in de Wet geluidhinder.
11.3
Luchtvaartverkeerzone - lib
Ter plaatse
van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - lib'
geldt het Luchthavenindelingsbesluit van Schiphol en zijn zonder een verklaring van geen bezwaar
volgens artikel 8.9 van de Luchtvaartwet, geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen
en terreinen toegestaan zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
a.
de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
b.
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden,
indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c.
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1
Algemeen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen
ten behoeve van:
a.
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover
dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De
overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak
mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
b.
overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of
de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De
overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak
mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c.
het wijzigen van het wijzigen van de bijlagen bij deze regels, indien
technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
d.
het aanpassen van opgenomen bepalingen in de regels, waarbij verwezen wordt
naar of welke ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, indien
deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het
ontwerpplan worden gewijzigd.
13.2
Bijlagen en wettelijke regelingen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd:
a.
de bijlagen bij deze regels te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen,
vernieuwde inzichten of ontwikkelingen in de wet- en regelgeving hiertoe
aanleiding geven;
b.
de opgenomen bepalingen in de regels waarbij verwezen wordt naar of welke
ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen te wijzigen, indien
deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het
ontwerpplan worden gewijzigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
Artikel 14
Overgangsrecht
14.1
Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd
gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c. Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
14.2
Overgangsrecht gebruik
a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels
worden aangehaald als:
Bijlagen bij de regels
Bijlage 1
Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2
Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015