2. De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 4 en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Voorzover op de kaart of in lid 4 de goot- of boeibordhoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte ook worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
3. Voorzover noch op de plankaart noch in de voorschriften regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voorzover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de op de kaart aangegeven ten hoogste toelaatbare goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.
4. Voorzover slechts de goothoogte
is gegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal
5. De ten hoogste toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij op de kaart, in hoofdstuk II of de overige voorschriften anders is bepaald - ten hoogste bedragen:
bouwhoogte
- van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan
openbaar gebied
- van erf- en terreinafscheidingen elders
- van lichtmasten en vlaggenmasten
- van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van
telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder
techniekkast
-
van
vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes
ten behoeve van mobiele telecommunicatie
- van
antenne-installaties die op bouwwerken worden
geplaatst, niet zijnde schotelantennes
- van
schotelantennes
- van tuinmeubilair
- van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde