Artikel 24 Leidingen

Doeleindenomschrijving

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Leidingen zijn mede bestemd voor:

a.       binnen een afstand van 5 m van de aanduiding watertransportleiding: een watertransportleiding met een diameter van 500 mm;

b.      binnen een afstand van 4 m van de aanduiding aardgastransportleiding I: een aardgastransportleiding I, met een diameter van 8 inch en een druk van 40 bar;

c.       binnen een afstand van 4 m van de aanduiding aardgastransportleiding II: een aardgastransportleiding II, met een diameter van 12 inch en een druk van 40 bar;

d.      binnen een afstand van 5 m van de aanduiding aardgastransportleiding III: een aardgastransportleiding met een diameter van 16 inch en een druk van 80 bar;

e.       binnen een afstand van 5 m van de aanduiding CO2-leiding: een CO2-leiding met een diameter van 26 inch;

f.       binnen een afstand van 5 m van de aanduiding brandstoftransportleiding: een brandstoftransportleiding voor ethyleenoxide met een diameter van 3 inch.

 

          Bouwvoorschriften

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

          Vrijstellingsbevoegdheid

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. Vrijstelling wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.

 

          Aanlegvoorschriften

5. Het is verboden op of in de gronden zoals bedoeld in lid 1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b.      het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

c.       het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

d.      het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

e.       diepploegen;

f.       het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

g.      het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

 

6. Het verbod als bedoeld in lid 5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.       normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 


7. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5 zijn slechts toelaatbaar indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.

 

          Adviesprocedure

8. Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding.