Plan:                    Kanaalzone Noord-Oost

Status:                Vastgesteld

Plantype:          Bestemmingsplan

IMRO-idn:         NL.IMRO.0537.bpkanaalzoneno-va01

 

Inhoudsopgave

 

 

 

PLANREGELS


INHOUD VAN DE REGELS

PLANREGELS

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1        Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Gemengd (GD)

Artikel 4 Groen (G)

Artikel 5 Tuin (T)

Artikel 6 Verkeer – Verblijfsgebied (V-VB)

Artikel 7 Leiding – Water (L-W)

Artikel 8 Waarde – Archeologie (WR-A)

Artikel 9 Waarde – Archeologisch Verwachtingsgebied (WR-AV)

Artikel 10 Waterstaat – Waterstaatkundige functie (WS-WS)

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 11 Antidubbeltelbepaling

Artikel 12 Algemene bouwregels 

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels 

Artikel 14 Wro-zone-wijzigingsgebied 1

Artikel 15 Algemene procedureregels

Artikel 16 Overige regels 

Artikel 17 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL

Artikel 18 Overgangsrecht

Artikel 19 Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1     Begrippen

 

1.1.              plan

het bestemmingsplan 'Kanaalzone Noord-Oost' van de gemeente Katwijk.

 

1.2.             bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpRBGkanaalzoneno-on01  met de bijbehorende regels.

 

1.3.             verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

 

1.4.             aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar inge­volge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5.             aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6.             aaneengesloten woonwerkeenheden

blokken van meer dan twee-aaneengebouwde woonwerkeenheden.

 

1.7.             aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.8.             aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in een gedeelte van de woonwerkeenheid wordt uitgeoefend.

 

1.9.             achtererf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

 

1.10.         achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

 

1.11.           achtergevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

 

1.12.          archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergun­ning beschikt.

 

1.13.          archeologisch verwachtingsgebied

terrein dat op basis van de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart van de gemeente Katwijk op de plankaart is aangeduid als gebied met middelhoge tot hoge archeologische verwachting.

 

1.14.          archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende over­blijfselen uit oude tijden.

 

1.15.          archeologisch waardevol gebied

terrein dat op de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart van de gemeente Katwijk is aangeduid als gebied met hoge archeologische waarde.

 

1.16.          bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.17.          bebouwingspercentage

een op de verbeelding (voorheen plankaart) of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

1.18.          bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

 

1.19.          bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een bedrijf of kantoor met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

1.20.        bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.21.          bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.22.        bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergro­ten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veran­deren van een standplaats.

 

1.23.        bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.24.        bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die groten­deels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

 

1.25.        bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar be­horende bebouwing is toegelaten.

 

1.26.        bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

 

1.27.        bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.28.        bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij di­rect hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.29.        bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

 

1.30.        consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consument­verzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrij­vig­heid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van hand­werk zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenre­parateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheidsspecia­list/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en anders daarmee gelijk te stellen activiteiten.

 

1.31.          dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met drie verticale vlakken en een eigen dak.

 

1.32.        dakopbouw

de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.

 

1.33.        deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commis­sie van deskundigen.

 

1.34.        detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.35.        dove gevel

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn, anders dan de hoofdtoegangen tot de woning en de bedrijfsruimte, en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A).

 

1.36.        erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

 

1.37.        erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

 

1.38.        gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.39.        geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

 

1.40.        grens gezoneerd industrieterrein

de grens van het terrein waarvoor een zone industrielawaai geldt, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

 

1.41.          grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.

 

1.42.        hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het be­langrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.43.        huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge ver­bondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

 

1.44.        kamerverhuurbedrijf

a.         een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging;

b.         een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

 

1.45.        kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architecto­nisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

 

1.46.        kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

 

1.47.        kopgevel

de eerste en laatste gevels aan weerszijden van een rij woonwerkeenheden.

1.48.        maaiveld / peil

a.       voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b.       in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.

 

1.49.        NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

 

1.50.        nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceer­stations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor tele­communicatie.

 

1.51.          ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster, met uit­zondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

 

1.52.        ondergrondse ruimte

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden maaiveld.

 

1.53.        overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

1.54.        prostitutie

prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening al dan niet zichtbaar vanaf de (openbare) weg wordt aangeboden.

 

1.55.        seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele hande­lingen.

 

1.56.        Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

 

1.57.        uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

 

1.58.        verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

 

1.59.        voorerf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.60.        voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

 

1.61.          voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

 

1.62.        woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.

 

1.63.        zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

 

1.64.        zijgevel

een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

 

1.65.        zijgevelrooilijn

denkbeeldige lijn langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1               afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceels­grenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

 

2.2             afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

 

2.3             bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld/peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4             lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeen­schappelijke scheidsmuren).

 

2.5             dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.6             dakhelling van een mansardekap

de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap – die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen – wordt gemeten vanuit de goot.

 

2.7             goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.8             inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.9             oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.10          vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel 3 Gemengd (GD)

 

3.1.             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      wonen, uitsluitend in combinatie met:

- een kantoor;

- een aan-huis-gebonden beroep;

- een consumentverzorgend bedrijf;

- een bedrijf die voorkomt in de categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten        

   “functiemenging” (zie bijlage);

b.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzienin­gen, erven,    

        tuinen, verhardingen en water;

c.       water – de bestaande verbindingssloot met het Oegstgeesterkanaal blijft binnen de bestemming 

aanwezig en heeft een totale wateroppervlakte van minimaal 200 m2.

 

3.2.           Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:

 

3.2.1.       Gebouwen

a.          gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b.         de oriëntatie van de als woonruimte aan te merken onderdelen van de bebouwing dient voor wat betreft de geluidsgevoelige ruimten te zijn gericht op het Oegstgeesterkanaal;

c.          de naar het kanaal gekeerde bebouwing dient zodanig te worden opgericht dat deze in zijn verschijningsvorm een eenheid vormt;

d.         de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maat­voeringsaanduiding aangegeven hoogte;

e.          de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;

f.           de voor- en kopgevels zijn dove gevels;

g.          de inhoud van het woongedeelte mag maximaal 750 m3 bedragen;

h.         de dakhelling mag maximaal 30º bedragen;

i.           bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend voor- dan wel zijdakvlak maximaal 15% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters;

j.           bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend achterdakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts één dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de eerste verdieping.

               

3.2.2.      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

a.      bij percelen kleiner dan 300 m2 bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengesloten, halfvrijstaande, geschakelde woonwerkeenheden ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 50 m2 met dien verstande dat ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;

 

b.      bij percelen gelijk of groter dan 300 m2 bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengesloten, halfvrijstaande, geschakelde woonwerkeenheden ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 65 m2 met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van een uitbouw of een bijgebouw als onderdeel van de maximaal mogelijke achter- en voorerfbebouwing ten hoogste 50 m2 bedraagt en ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;

c.      de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;

d.      de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;

e.      in afwijking van het bepaalde in sub d bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan de zijgevel van een woning maximaal 6 m;

f.       op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;

g.      op aan- en uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van  1 m:

 

3.2.3.    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.          de bouwhoogte van erfafscheidingen voor of ten hoogste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;

b.         de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.          de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

d.         de bouwhoogte van vlaggenmasten, per bouwperceel maximaal één, bedraagt ten hoogste 5 m.

 

3.3.           Ontheffing  bouwregels

In afwijking van lid 3.2.1. sub g kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor het doorbreken van het hellend voor- en zijdakvlak tot maximaal 25%.

 

3.4.           Specifieke gebruiksregels

3.4.1. Gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a.     het bedrijf heeft een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 35 m2;

b.      het bedrijf mag maximaal 150 m2 bedrijfsvloeroppervlakte begane grond beslaan;

c.      het gebruik gaat niet gepaard met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

d.      het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet  

          toegestaan;

e.      opslag van goederen op onbebouwde gronden is niet toegestaan;

f.       permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;

g.      de bestaande verbindingssloten met het Oegstgeesterkanaal blijven binnen de bestemming aanwezig en hebben, per watergang, een minimale breedte op de waterlijn van 4 meter en een totale wateroppervlakte van minimaal 200 m2.

 

3.4.2. Parkeren

Om te voorzien in de parkeerbehoefte in het plan zal op eigen bouwpercelen ruimte gereserveerd

moeten worden, waarbij de volgende normen gelden:

a.      2,5 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte;

b.     2,0 parkeerplaatsen per woning;

gereduceerd met 1,0 parkeerplaats waarvan minimaal 0,5 benodigde parkeerplaats gerealiseerd moet

worden in openbaar gebied.

 

3.5.           Ontheffing gebruiksregels

3.5.1.       Ontheffing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 1:

a.                  om bedrijven toe te laten die niet in de “Staat van Bedrijfsactiviteiten” zijn genoemd, voor zover    

het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 1 genoemd.

 

3.5.2.      Ontheffing van parkeren op eigen terrein  

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 3.5.a. indien parkeren op een andere wijze is geregeld.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Groen (G)

 

4.1               Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.          groen, water, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;

b.         verbreding van het Oegstgeesterkanaal voor zover op de verbeelding aangegeven;

c.          ter plaatse van de aanduiding “sv-lzv”: een langzaamverkeersverbinding langs het Oegstgeesterkanaal;

d.         alsmede voor (uitbreiding van) tuinen ten dienste van aangrenzende percelen.

 

4.2             Bouwregels

Op de gronden zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels:

 

4.2.1.         Gebouwen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.          op of in deze gronden worden uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwd;

b.         de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;

c.          de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt ten hoogste 15 m² per voorziening.

 

4.2.2.      Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

a.          overkappingen zijn niet toegestaan;

b.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

 

4.3             Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Tuin (T)

 

5.1               Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, nutsvoorzieningen en water.

 

5.2             Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

5.2.1.       Algemeen

a.         op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge­bouwd;

b.        de bouwhoogte van erfafscheidingen voor of ten hoogste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;

c.         de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

d.        de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;

e.         de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m., waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste 1 vlaggenmast wordt gebouwd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 Verkeer – Verblijfsgebied (V-VB)

 

6.1           Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;

b.        bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, speel-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

 

6.2        Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.      op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de  

          verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.;

 

6.3        Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

a.        het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen,

machines of onderdelen hiervan;

b.        het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

c.        het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

d.        het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 Leiding – Water (L-W)

 

7.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een watertransportleiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2        Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

7.3        Aanlegvergunning

7.3.1.

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Leiding-Water” zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:  

a.    het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

b.    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

c.    het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

d.    het indrijven van voorwerpen in de bodem;

e.    het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,

        diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

f.     het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

g.    het permanent opslaan van goederen.

 

7.3.2.

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

a.    die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

b.    die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van

        de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

c.    welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

7.3.3.

Een aanlegvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet

strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook. 

 

 

 

 


Artikel 8 Waarde – Archeologie (WR-A)

 

8.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie” aangewezen gronden betreffen “een archeologisch waardevol gebied”. Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

8.2.       Bouwregels

8.2.1.   

Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwvoorschriften in acht worden genomen en:

a.            de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

b.            de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a. bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:

                1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;

                               2. het doel van archeologische opgravingen;

                3. begeleiding van bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

 

8.2.2.

Het bepaalde in lid 8.2.1. onder sub a en b is niet van toepassing indien:

a.            het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;

b.            er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht.

 

8.3.           Aanlegvergunning

8.3.1.

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.            het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;

b.            grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

c.            het verlagen van het waterpeil;

d.            het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

e.            het uitvoeren van heiwerken c.q. schroefpalen en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

f.             het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

g.            het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

h.            het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

8.3.2.

Het verbod onder lid 8.3.1. is niet van toepassing indien:

a.            het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het maaiveld;

b.            de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

c.            werken en werkzaamheden: archeologisch onderzoek betreffen.

 

8.3.3.   

Een aanlegvergunning wordt verleend indien:

a.            de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

b.            de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a. bedoeld, door de werken niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:

                1. het treffen van maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden;

                2. het doel van archeologische opgravingen;

                3. begeleiding van de werken door een archeologisch deskundige.

 

8.4        Wijzigingsbevoegdheid      

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening geheel of gedeeltelijk de digitale verbeelding, voorheen plankaart, te wijzigen door:

a.            op de digitale verbeelding, voorheen plankaart, de aanduiding “Archeologisch Waardevol Gebied” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9 Waarde – Archeologisch Verwachtingsgebied (WR-AV)

 

9.1.             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologisch Verwachtingsgebied” aangewezen gronden  betreffen een gebied met “middelhoge- of hoge archeologische verwachting”. Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

9.2.           Bouwregels

9.2.1.   

Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van anderen, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en:

a.            de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek , zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

b.            de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a. bedoeld, door de  bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op:

1. het treffen van maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem behouden  kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;

                2. het doel van archeologische opgravingen;

3. begeleiding van bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch  deskundige.

 

9.2.2.

Het bepaalde in lid 9.2.1. onder sub a en b is niet van toepassing indien:

a.            het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de  oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;

b.            er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;

c.            het te bebouwen oppervlak een omvang heeft dat kleiner is dan 100 m2.

 

9.3.           Ontheffing van de bouwregels

9.3.1.   

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 9.2.1. voor bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemmingen, dit indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

 

9.3.2.

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een ontheffing winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de ontheffing archeologische waarden worden aangetast en welke voorschriften aan de ontheffing moeten worden verbonden.

 

 

9.4.           Aanlegvergunning

9.4.1.   

Het is verboden op of in de gronden  met de bestemming “Waarde – Archeologisch Verwachtingsgebied” zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van het college van burgemeester en wethouders de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.            het ophogen van de bodem met meer dan 0,50m;

b.            grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

c.            het verlagen van het waterpeil;

d.            het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

e.            het uitvoeren van heiwerken c.q. schroefpalen en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

f.             het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

g.            het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

h.            het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

9.4.2.   

Het verbod van onder lid 9.4.1. is niet van toepassing indien:

a.            het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het maaiveld;

b.            het gebied van de werken een omvang heeft dat kleiner is dan 100 m2;

c.            de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

d.            werken en werkzaamheden: archeologisch onderzoek betreffen.

 

9.4.3.

Een aanlegvergunning wordt verleend indien:

a.            de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

b.            de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a. bedoeld, door de werken niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:

                1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden;

                2. het doel van archeologische opgravingen;

                3. begeleiding van de werken door een archeologisch deskundige.

 

9.5.           Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening geheel of gedeeltelijk de digitale verbeelding, voorheen plankaart, te wijzigen door:

 

 

 

a.            op de digitale verbeelding, voorheen plankaart, de aanduiding “Middelhoge- of Hoge Archeologische Verwachting” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie slechts sprake is van een lage archeologische verwachting of helemaal geen archeologische verwachting meer is;

b.            op gronden alsnog de aanduiding “Archeologisch Waardevol Gebied” te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Waterstaat – Waterstaatkundige functie (WS-WS)

 

10.1.      Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat – Waterstaatkundige functie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaat. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

10.2.     Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

10.3.     Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatkundige belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

 

Artikel 11 Antidubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 12 Algemene bouwregels

 

12.1.          Overschrijding bouwgrenzen

Bestaande bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

a.            tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m. bedraagt;

b.            andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m. bedraagt.

 

12.2.        Goothoogte

Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag voor zover niet anders is bepaald, geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale hoogte en terugvallen onder hoeken van 45º met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45º en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45º en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan. Deze regel is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.

 

12.3.        Ondergronds bouwen

12.4.1. Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

12.4.2. Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

a.            ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

b.            het oppervlak van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak van bouwwerken boven maaiveld vermeerderd met 15 m2;

c.            de ondergrondse bouwdiepte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m. onder maaiveld;

d.            bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

 

13.1.      Waarde – Archeologie en Waarde – Archeologisch Verwachtingsgebied

13.1.1.     Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering of toevoeging van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' wijzigen door:

a.         deze dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

1.    uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waar­den aanwezig zijn;

2.    het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt ge­acht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van arche­ologische waarden voorziet;

b.        aan deze gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geven indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

 

13.1.2.    Wijzigingsbevoegdheid voor de verandering van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bouwvlakken veranderen, indien dit op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk is met het oog op de bescherming of de vei­ligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Artikel 14 Wro-zone-wijzigingsgebied 1

 

14.1.

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het op de verbeelding (voorheen plankaart) met “Wro-zone-wijzigingsgebied 1” aangeduid gebied te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

a.            het verwijderen van en/of wijzigen van de situering van de dubbelbestemming “Leiding-Water” van welk aard dan ook en/of de daarbij behorende zone(s) met maximaal 24 meter vanuit de hartlijn van de leiding naar het noorden, indien dit in verband met de herinrichting van het gebied wenselijk of noodzakelijk is, er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

 

Alvorens toepassing te verlenen aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij de

beheerder(s) van de leiding. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

             

Artikel 15 Algemene procedureregels

 

Bij het verlenen van de ontheffing als bedoeld in:

-          artikel 3, lid 3;

-          artikel 3, lid 5;

-          artikel 9, lid 3;

-          artikel 10, lid 3;

 

alsmede bij de uitoefening van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in:

-          artikel 13, lid 1;

-          artikel 14, lid 1;

 

is afd. 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van toepassing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Overige regels

 

16.1       Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 17 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

 

17.1

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL

 

 

 

Artikel 18 Overgangsrecht

 

18.1       Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.            een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

                1.            gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.            na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.            burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder

lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

c.            het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

18.2      Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.            het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.            het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.            indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.            dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

18.3      Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 19 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam “Regels van het bestemmingsplan Kanaalzone Noord-Oost” te Katwijk.

 

 

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Katwijk d.d.                                 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Kanaalzone Noord-Oost”.

 

 

Mij bekend,

 

 

 

 

 

De griffier