PLANREGELS

 

 

 

Plan:                   Tramstraat 25

Status:               Vastgesteld

Plantype:            Bestemmingsplan

IMRO-idn:           NL.IMRO.0537.bpKATtramstraat25-va01

 

 

 

 

INHOUDSOPGAVE PLANREGELS   

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel  1       Begrippen   1

Artikel  2       Wijze van meten   4

hoofdstuk 2 BESTEMMINGSregels  4

Artikel  3       Recreatie- Verblijfsrecreatie (R-VR) 4

Artikel  4       Waarde – archeologisch verwachtingsgebied  -WR-AV- 5

Artikel  5       Waterstaat – kernzone  - WS-K   8

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS  9

Artikel 6        Anti-dubbeltelregel 9

Artikel 7        Algemene ontheffingsregels  9

Artikel 8        Algemene procedureregels  10

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels  10

Artikel 9        Overgangsrecht  10

Artikel 10      Slotregel 12


 

 

 

De verbeelding

Verbeelding met legenda        nummer: NL.IMRO.0537.bpKATtramstraat25-va01


 

hoofdstuk 1 INLEIDENDE regels

Artikel  1     Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

 

Aanduidinggrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

 

Archeologisch deskundige:

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van B&W aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

 

 

Archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt;

 

 

Archeologisch Verwachtingsgebied:

terrein dat op basis van de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart van de gemeente Katwijk op de verbeelding (voorheen plankaart) is aangeduid als gebied met Middelmatige- tot Hoge Archeologische Verwachting;

 

 

Archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

 

 

Archeologisch Waardevol Gebied:

terrein dat op de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart van de gemeente Katwijk is aangeduid als gebied met Hoge Archeologische Waarde;

 

 

Bebouwing:

één of meer gebouwen en /of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

 

Beschermd Archeologisch Monument (Rijksmonument):

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

 

 

Bestemmingsplan:

De geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpKATtramstraat25-on01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

 

Bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat:

a.       op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;

b.      na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouw vergunning waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;

 

 

Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

 

 

Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

 

Bijgebouw:

al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is;

 

 

Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen  van een standplaats;

 

 

Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

 

Bouwlaag:

 

 

 

 

 

 

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,50 meter in hoogte verschillen. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag, die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag, die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder / souterrain) niet meegerekend;

 

 

Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

 

Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel;

 

 

Bouwvlak:

 

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

 

Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

 

Bovengronds bouwwerk:

een bouwwerk (inclusief bijbehorende fundering of funderingen) waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op of boven het maaiveld;

 

 

Fundering:

Betonnen of gemetselde constructie op palen of op zand, waarop een bouwwerk is afgesteund zodat er geen verzakking optreedt.

 

 

Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

 

Hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

 

Kelder:

een ruimte in een gebouw die geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen is;

 

 

Kwaliteitsnorm voor de

Nederlandse Archeologie:

hierin staan de minimale vereisten waaraan een organisatie moet voldoen bij het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de archeologische monumentenzorg, zowel onderzoekstechnisch als wat betreft het personeel;

 

 

Ondergeschikt bouwdeel:

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak);

 

 

Ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen beneden maaiveld;

 

 

Parkeervoorziening:

 

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve gemotoriseerd verkeer;

 

 

Peil/maaiveld:

a.       voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse hoofdtoegang;

b.      in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel;

 

 

Pension:

een verblijfsaccommodatie, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

 

 

Plan:

het bestemmingsplan ‘Tramstraat 25 te Katwijk' van de gemeente Katwijk;

 

 

Uitbouw:

een aangebouwd gedeelte van het hoofdgebouw, naar constructie en inrichting bestemd voor uitbreiding en / of aanvulling van de functie van het hoofdgebouw;

 

 

Verbeelding (voorheen plankaart):

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie met nummer NL.IMRO.0537.bpKATtramstraat25-va01;

 

 

Verblijfsrecreatie:

Recreatief verblijf door (groepen van) personen die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

 

 

Verdieping:

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag;

 

 

Voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels;

 

 

Voorgevelrooilijn:

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan;

 

Artikel  2     Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

De lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

 

De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

De goothoogte van een gebouw voorzien van een schildkap:

 

de goothoogte wordt, met inachtneming van het gestelde onder 4, zowel aan de voor- als aan de zijgevel gemeten;

De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

 

hoofdstuk 2 BESTEMMINGSregels

Artikel  3     Recreatie- Verblijfsrecreatie (R-VR)

 

 3.1  Bestemmingsomschrijving

 

De gronden op de verbeelding (voorheen plankaart) aangewezen voor “Recreatie – Verblijfsrecreatie (R-VR)” zijn bestemd voor de vestiging van een pension.

 

 

 

 

3.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de verbeelding(voorheen plankaart) en de volgende regels:

a.       de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, de bouwgrens mag maximaal 1,50 m¹ door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden;

b.      het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;

c.       de goothoogte en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding (voorheen plankaart) is aangegeven;

d.      de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m1 bedragen, met uitzondering van:

·           erf- of terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m1 mag bedragen;

·         verlichtingsarmaturen en vlaggen-masten, waarvan de hoogte maximaal 5 m1 mag bedragen en waarbij er maximaal 3 vlaggenmasten gebouwd mogen worden.

 

 

Artikel  4     Waarde – archeologisch verwachtingsgebied  -WR-AV-

 

4.1  Bestemmingsomschrijving

 

Deze gronden zijn bij wijze van dubbelbestemming bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

 

 

4.2  Bouwregels

Lid 1.

Op gronden met de aanduiding ‘Archeologisch Verwachtingsgebied’ mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en:

a.       de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde naar het oordeel van het college van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

b.      de betrokken archeologisch waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:

·         het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;

·         het doen van archeologische opgravingen;

·         begeleiding van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

 

 

Lid 2.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het bepaalde in lid 1 onder sub a en b is niet van toepassing indien:

a.        het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en / of alleen de bestaande fundering wordt benut;

b.       er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; 

c.        het te bebouwen oppervlak een omvang heeft dat kleiner is dan 100 m2.

 

 

 

4.3 Ontheffingsbevoegdheid

Lid 1.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2 lid 1 voor bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemmingen, dit indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

 

Lid 2.

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een ontheffing winnen zij bij de archeologische deskundige schriftelijke advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de ontheffing archeologische waarden worden aangetast en welke voorschriften aan de ontheffing moeten worden verbonden.

 

 

 

4.4 Aanlegregels

Lid 1.

Op gronden met de aanduiding Archeologisch Verwachtingsgebied is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van het college van burgemeester en wethouders de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. Het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter.
  2. Grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage.
  3. Het verlagen van het waterpeil.
  4.  Het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten.
  5. Het uitvoeren van heiwerken en /of indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem.
  6. Het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd.
  7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-,ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
  8. Het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

Lid 2.

 

 

 

 

Het verbod als bedoeld in lid 1 is niet van toepassing indien:

  1. Het werkzaamheden betreft in de bodem tot een diepte van 30 cm onder het maaiveld en de eventueel aan te leggen, verbreden of te verharden wegen, voet- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen die niet groter zijn dan 100 m2.
  2. Indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  3. Indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
  4. werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek.

 

 

Lid 3.

Een aanlegvergunning wordt verleend indien:

a.       de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

b.       de betrokken archeologisch waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de werken niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:

    • het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden;
    • het doen van archeologische opgravingen;

·         begeleiding van de werken door een archeologisch deskundige.

 

 

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Lid 1.

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 1e lid sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen door:

a.       op de verbeelding (voorheen plankaart) de aanduiding: Waarde - archeologisch Verwachtingsgebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en / of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;

b.      op gronden alsnog de aanduiding Waarde - Archeologie te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

 

 

 

 

 

Artikel  5     Waterstaat – kernzone  - WS-K

 

5.1  Bestemmingsomschrijving

 

Deze gronden zijn, naast de in artikel 3 en 4 voor die gronden aangewezen bestemmingen, primair bestemd voor een kernzone van een waterkering.

 

 

 

5.2  Bouwregels

 

a. Op en boven de bedoelde gronden mogen slechts andere bouwwerken worden gebouwd indien het voor de waterkering of de waterbeheersing noodzakelijk is;

b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan een bovengronds bouwwerk (inclusief bijbehorende fundering of funderingen) betreft;

c. ondergronds bouwen is niet toegestaan, met uitzondering van funderingen en een kelder met een bruto maximum inhoud van 100 m3.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6      Anti-dubbeltelregel

 

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 7      Algemene ontheffingsregels

 

7.1  Ontheffing van de bouwregels

Lid 1.

Indien niet op grond van een regel ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende regels van het plan voor:

 

a.

geringe wijzigingen in de plaats, richting en / of afmetingen van  bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan;

 

b.

 

 

 

 

 

 

voor het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes voor verkeersdiensten en gasdrukregel- en meetstations, met dien verstande dat de hoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m¹ en de oppervlakte niet meer dan 25 m²;

 

 

 

 

Lid 2.

De in lid 1 genoemde ontheffing mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

7.2 Specifieke procedureregels 

Lid 3.

Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 8.

 

 

 Artikel 8     Algemene procedureregels

 

Bij het verlenen van de ontheffing als bedoeld in:

· artikel 4.3, lid 1;

· Artikel 5.3 lid 1;

· artikel 7.1, lid 1;

· Artikel 9.1 lid 2;

· Artikel 9.3

alsmede bij de uitoefening van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in:

·     artikel 4.5, lid 1;

is de procedure in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9      Overgangsrecht

 

9.1  Overgangsrecht bouwwerken

 

 

Lid 1.

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

 

a.

gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

 

b.

na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

 

 

 

Lid 2.

Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.2  Overgangsrecht gebruik

Lid 3.

 

 

 

 

 

Lid 1.

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.3  Hardheidsclausule

 

 

 

 

 

 

 

9.4 Specifieke procedureregels

 

 

 

Lid 2.

 

 

 

 

 

Lid 3.

 

 

 

 

 

Lid 4.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens één of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen. 

 

Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in 9.1 lid 2 geldt de procedure zoals vervat in artikel 8.

 

 

 


 

 Artikel 10   Slotregel

 

 

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Tramstraat 25 te Katwijk’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Katwijk d.d.                                                        15 april 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan Tramstraat 25 te Katwijk’.

 

Mij bekend,

 

 

 

de griffier.