Artikel 1 |
Begrippen
|
1.1 |
Bestemmingsplan:
|
|
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0530.BPBedrijven2010-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
|
1.2 |
Plan:
|
|
het bestemmingsplan 'Bedrijven' van de gemeente Hellevoetsluis.
|
1.3 |
Verbeelding:
|
|
De tekening van het bestemmingsplan 'Bedrijven' van de gemeente Hellevoetsluis.
|
1.4 |
Aanduiding:
|
|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
|
1.5 |
Aanduidingsgrens:
|
|
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
|
1.6 |
Aanduidingsvlak:
|
|
een op de verbeelding aangegeven vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
|
1.7 |
Aan huis verbonden bedrijf:
|
|
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bijgebouwen past en de woonfunctie behouden blijft.
|
1.8 |
Aan huis verbonden beroep:
|
|
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt. Het beroep of bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.
|
1.9 |
Aan- of uitbouw:
|
|
een aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw of een deel van het hoofdgebouw, al dan niet in functioneel opzicht van het hoofdgebouw te onderscheiden, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
|
1.10 |
Afhankelijke woonruimte:
|
|
een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.
|
1.11 |
Agrarisch bedrijf:
|
|
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en het houden van dieren.
|
1.12 |
Agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
|
|
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.
|
1.13 |
Archeologische waarde:
|
|
de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
|
1.14 |
Bebouwing:
|
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
|
1.15 |
Bebouwingspercentage:
|
|
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
|
1.16 |
Bedrijf:
|
|
een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
|
1.17 |
Bedrijfswoning:
|
|
een woning in of bij een bouwwerk of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het bijbehorende terrein of bouwwerk(en) noodzakelijk is.
|
1.18 |
Beperkt kwetsbaar object:
|
|
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
|
1.19 |
Bestaand:
|
|
- bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
|
1.20 |
Bestemmingsgrens:
|
|
de grens van een bestemmingsvlak.
|
1.21 |
Bestemmingsvlak:
|
|
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
|
1.22 |
Bijgebouw:
|
|
een aangebouwd of vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk (qua hoogte en omvang) ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw.
|
1.23 |
Boog- en gaaskassen:
|
|
halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.
|
1.24 |
Bouwen:
|
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
|
1.25 |
Bouwgrens:
|
|
de grens van een bouwvlak.
|
1.26 |
Bouwlaag:
|
|
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder. De maatvoering van het Bouwbesluit dient in acht te worden genomen.
|
1.27 |
Bouwmassa:
|
|
bebouwing bestaande uit:
|
|
- een vrijstaand hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen, dan wel;
- twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen met bijbehorende aangebouwde bijgebouwen.
|
1.28 |
Bouwperceel:
|
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
|
1.29 |
Bouwvlak:
|
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
|
1.30 |
Bouwwerk:
|
|
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
|
1.31 |
Detailhandel:
|
|
het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.
|
1.32 |
Dienstverlening:
|
|
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden zoals bijvoorbeeld een kantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, etc..
|
1.33 |
Doeleinden van openbaar nut:
|
|
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).
|
1.34 |
Erf:
|
|
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat grenst aan een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
|
1.35 |
Gebouw:
|
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
|
1.36 |
Geluidzoneringsplichtige inrichting:
|
|
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
|
1.37 |
Groothandel:
|
|
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
|
1.38 |
Hobbymatig houden van dieren (hobbyboeren):
|
|
agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.
|
1.39 |
Hoofdfunctie:
|
|
de belangrijkste functie waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.
|
1.40 |
Hoofdgebouw:
|
|
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
|
1.41 |
Horecavoorziening:
|
|
voorzieningen, geen horecabedrijf zijnde en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaar voor het gebruik.
|
1.42 |
Infiltratievoorziening:
|
|
voorziening voor het doorsijpelen van regenwater in de bodem.
|
1.43 |
Inwoning:
|
|
tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg, waarbij gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke voorzieningen en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.
|
1.44 |
Kampeermiddelen:
|
|
- tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
- enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is;een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
|
1.45 |
Kansspelautomaat:
|
|
een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld, mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen.
|
1.46 |
Kansspelautomatenhal:
|
|
een inrichting, toegankelijk vanaf de openbare weg, waar meer dan twee kansspelautomaten staan opgesteld.
|
1.47 |
Kantine:
|
|
verblijfslokaal ten behoeve van o.a. recreatieve voorzieningen en maatschappelijke doeleinden waar men, als ondergeschikte functie aan de bestemming, consumpties kan kopen en nuttigen.
|
1.48 |
Kantoor:
|
|
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.
|
1.49 |
Kassen:
|
|
agrarische bedrijfsgebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
|
1.50 |
Keur:
|
|
wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.
|
1.51 |
Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
|
|
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
|
1.52 |
Kwetsbaar object:
|
|
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
|
1.53 |
Maatvoeringsvlak:
|
|
het op de verbeelding aangegeven vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.
|
1.54 |
Mantelzorg:
|
|
de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten.
|
1.55 |
Ondergeschikt bouwdeel:
|
|
een deel van een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen qua uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa.
|
1.56 |
Ondersteunende detailhandel:
|
|
detailhandelsactiviteiten als nevenactiviteit van de hoofdactiviteit van de ter plaatse opgenomen bestemming.
|
1.57 |
Peil:
|
|
- voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
- indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden.
|
1.58 |
Perceelsgrens:
|
|
een grens van een bouwperceel.
|
1.59 |
Perifere detailhandelsvestiging:
|
|
vestiging van detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling. Zoals bouwmarkten en tuincentra's alsmede detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, motoren, boten, caravans, keuken, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.
|
1.60 |
Productiegebonden detailhandel:
|
|
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
|
1.61 |
Risicocontour
|
|
Contour rondom een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden
|
|
risico, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan
|
|
of groter is dan 10-6 per jaar.
|
1.62 |
Risicovolle inrichting:
|
|
Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een
|
|
grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden
|
|
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt
|
|
kwetsbare objecten.
|
1.63 |
Seksinrichting:
|
|
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
|
1.64 |
Staat van bedrijfsactiviteiten:
|
|
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in bijlagen 1 behorende bij deze regels.
|
1.65 |
Standplaats ambulante handel:
|
|
het bedrijfsmatig, anders dan in een winkel, goederen te koop aanbieden of verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.
|
1.66 |
Standplaats (woonwagen):
|
|
kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of de gemeente kunnen worden aangesloten.
|
1.67 |
Teeltondersteunende voorzieningen:
|
|
voorzieningen in, op of boven die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt.
|
|
- hoge teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter:teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij gemakkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt, zoals teeltbakken in stellingen, plastic en foliekassen, -tunnels en -regenkappen;
- hoge ondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter:teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd, zoals voor mensen toegankelijke wankelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter:teeltondersteunende voorzieningen voorplantaardige teelten, met een hoogte van maximaal 1,5 m, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt;
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter:teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer wordt verwijderd, zoals lage tunnels, insectengaas, afdekfolies en vlakveldfolies.
|
1.68 |
Verkoopvloeroppervlak:
|
|
- bruto verkoopvloeroppervlak:de totale vloeroppervlakte van winkels met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
- netto verkoopvloeroppervlak:de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
|
1.69 |
Volwaardig agrarisch bedrijf:
|
|
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd (bedrijfseconomisch en milieuhygiënisch).
|
1.70 |
Watergang:
|
|
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
|
1.71 |
Waterkering:
|
|
een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.
|
1.72 |
Weg:
|
|
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
|
1.73 |
Woning:
|
|
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
|