Regels
Bestemmingsplan
'Rivierdijk
88 en 89’
Gemeente
Hardinxveld-Giessendam
Regels
Artikel
6 Waarde - Archeologische verwachting 2
Artikel
7 Waterstaat - Waterkering
Artikel
10 Algemene gebruiksregels
Artikel
11 Algemene aanduidingsregels
Artikel
12 Algemene afwijkingsregels
Artikel
13 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
het bestemmingsplan ‘Rivierdijk
88 en 89’ met identificatienummer NL.IMRO NL.IMRO.0523.BP2017RIVIERDIJK-VG01 van de
gemeente Hardinxveld-Giessendam .
bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten
met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een
(gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het
vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de bewoner van
de woning;
aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep
op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of
kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner
van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is;
aanduiding
Een geometrisch bepaald
vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft.
achtererfgebied
erf achter de lijn die het
hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig
loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijke gebied, zonder het hoofdgebouw
opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bestemmingsgrens
De grens van een
bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald
vlak met eenzelfde bestemming.
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een
hoofgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander
bouwwerk, met een dak;
bouwen
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
bouwperceel
Een aaneengesloten stuk
grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens
De grens van een
bouwperceel.
bouwvlak
Een geometrisch bepaald
vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk
elke constructie van enige
omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor
mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte
daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en indien meer gebouwen op het perceel
aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
door zijn constructie of
afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt
aan te merken;
ondergronds bouwen
het bouwen beneden het
afgewerkte maaiveld;
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een
wand;
pand
De kleinste bij de
totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar
en afsluitbaar is.
Peil
a. voor een bouwwerk, dat direct aan
de weg grenst of een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst,
uitsluitend voor zover deze bouwwerken worden opgericht binnen het bouwvlak: de
hoogte van de kruin van de weg;
b. voor
bijbehorende bouwwerken bij de onder a. bedoelde bouwwerken die worden
opgericht buiten het bouwvlak: de hoogte van het aansluitende afgewerkte
terrein ter plaatse voor het bouwrijp maken van het terrein;
c. voor
een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de
gevel niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende
afgewerkte terrein voor het bouwrijp maken van het terrein, ter plaatse van de
van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
d. indien
volledig in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterniveau
ter plaatse van het bouwwerk;
e. in
overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
ter plaatse voor het bouwrijp maken van het terrein;
voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is
van het achtererfgebied;
voorgevel
de naar de weg gekeerde
gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan het
gebouw in hoofdzaak toegankelijk is;
vrijstaande woning
een woning waarvan het
hoofdgebouw losstaat van andere hoofdgebouwen;
woning
een complex van ruimten,
dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de
huisvesting van één huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw
tot de zijdelingse perceelsgrens wordt
gemeten vanaf het het dichtst bij de perceelsgrens
gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op
de perceelsgrens;
2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het
bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst
is;
2.3 de bebouwde oppervlakte
van een bouwperceel, bouwvlak of ander
terrein wordt gemeten buitenwerks en boven peil, met dien verstande, dat de
grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken
worden opgeteld;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt
van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. In geval van een lessenaarsdak
is dit de hoogte aan de hoge zijde van het dak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van
de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel. In het geval van een lessenaarsdak
is dit de hoogte aan de lage zijde van het dak;
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak;
2.7 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van
de windturbine;
2.8 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten
loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.9 de ondergrondse diepte van een
gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten
loodrecht vanaf het gemiddelde niveau van het afgewerkte maaiveld ter plaatse
van het gebouw;
2.10 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
2.12 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking
van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.13 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580;
2.14 meten tot of vanuit een lijn
bij toepassing van deze regels wordt
gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) kaart en op de
schaal waarin het plan is vastgesteld;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. tuinen
en erven;
b. parkeren
op eigen terrein;
c. water en
voorzieningen voor de waterhuishouding;
d. het
behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden ter
plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
e. een
openbaar toegankelijk wandelpad ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm
van verkeer - wandelpad';
f. bijbehorende
bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Ten aanzien van de in
artikel 3.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende
bouwregels:
a. gebouwen
en overkappingen zijn niet toegestaan;
b. in
afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a. zijn bijbehorende bouwwerken
in de vorm van erkers en tochtportalen behorend bij op de aangrenzende gronden
gelegen hoofdgebouwen toegestaan, mits:
1. de
horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
2. de
diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m
bedraagt;
3. voor
zover een erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte
maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
4. de
bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
a. erfafscheidingen:
1 m;
b. pergola's:
3 m;
c. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders
kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- of uitbouwen,
bijgebouwen en/of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden
gelegen hoofdgebouwen, mits:
a. de
oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel, op de als 'Tuin' en 'Wonen' aangewezen gronden samen,
niet meer bedraagt dan respectievelijk 80 m²;
b. de
goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
c. de
bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
3.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders
kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.2, onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 2 m.
3.3.3 Voorwaarden afwijking
Een omgevingsvergunning als
bedoeld in sublid 3.3.1 en3.3.2, kan slechts worden
verleend, mits:
a. de belangen
van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
b. het
straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Parkeren op eigen terrein
is toegestaan:
a. voor
zover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde
bouwgrens van de aangrenzende bestemming en de openbare weg zelf, indien deze
zone wordt gebruikt als oprit naar een overkapping of garage, en
b. in het
gedeelte van het perceel tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens,
mits dit gedeelte minimaal 2,5 m breed is.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders
kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 voor
het toestaan van parkeren op eigen terrein, in de voortuinen en vóór de woning,
mits:
a. het
parkeren niet kan worden gesitueerd op de gronden als bedoeld in lid 3.4;
b. elders
op het perceel geen alternatieven aanwezig zijn;
c. in de
directe omgeving niet voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn.
4.1
Bestemmingsregels
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2
Bouwregels
4.2.1
Hoofdgebouwen
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden
gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:
4.2.2
Bijbehorende bouwwerken
Ten aanzien van de in lid 4.1bedoelde gronden gelden
voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:
4.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden
gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:
4.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
alle mits:
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Toegestaan gebruik
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte
ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een
woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van
een aan huis verbonden bedrijf, ten hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de
bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
4.4.2
Niet toegestaan gebruik
Niet toegestaan is:
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van
een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en
diensten via internet, mits:
4.6
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen
te stellen omtrent de afstand van uitbreidingen van woningen en van
bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat
deze afstand ten minste 3 m zal bedragen;
5.1
Bestemmingsomschrijving
5.1.1
De voor Leiding
- Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
5.1.1
Rangorde bestemmingen
Indien de belangen van de in lid 5.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere
samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:
Artikel
6 Waarde - Archeologische verwachting 2
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde
- Archeologische verwachting 2' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede
bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige
archeologische waarden.
6.1.1
Rangorde bestemmingen
Indien de belangen van de in lid 6.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere
samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:
6.2
Bouwregels
6.2.1
Bouwwerken
Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een
omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 100 m2 of meer en
dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:
6.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
6.3.1
Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
In het belang van de archeologische monumentenzorg
en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische
verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in sublid 6.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en
wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te
voeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2:
6.3.2
Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in sublid 6.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en
werkzaamheden:
6.3.3
Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 6.3.1 wordt slechts verleend, indien:
6.3.4
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 6.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van
de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder
geval behoren:
6.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies
te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen
zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde
- Archeologische verwachting
2' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt
verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt
verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van
archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen,
daartoe aanleiding geeft.
Artikel
7 Waterstaat – Waterkering
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat
- Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
7.1.1
Rangorde bestemmingen
Indien de belangen van de in lid 7.1 bedoelde
dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming
dan geldt de volgende rangorde:
7.2
Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden
gelden de volgende bouwregels:
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder c voor de
bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende
bestemmingen, onder de voorwaarde dat de belangen van de waterkering hierdoor
niet onevenredig wordt geschaad.
7.3.2
Alvorens omtrent de omgevingsvergunning als bedoeld
in lid 7.3.1 te beslissen, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk
advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door
de voorgenomen bebouwing de belangen in verband met de waterkering niet
onevenredig worden geschaad
Grond die eenmaal in aanmerking
is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
9.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwgrenzen en
bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen,
liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen of
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
9.2 Ondergronds bouwen
Daar
waar in het plan geen specifieke regeling is opgenomen voor ondergronds bouwen
zijn de regels van dit plan van overeenkomstige toepassing op ondergrondse
bouwwerken.
9.3 Parkeren
a.
Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke
parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik
zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien
te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Gemeentelijk
Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022' of de rechtsopvolger daarvan.
b.
Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden
aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
c.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bestaand gebruik.
Het is verboden de in het plan begrepen
gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven
bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van
gronden en bouwwerken bepaalde.
10.2 Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met de in het plan
gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het
gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval:
Artikel
11 Algemene aanduidingsregels
Ter
plaatse van de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - Dijk -1 zijn de gronden, naast
de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de
bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.
11.1
Bouwregels
In
afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de andere bestemmingen geldt
dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Dijk - 1' niet mag worden gebouwd.
11.2
Omgevingsvergunning om af te wijken van bij het aangegeven regels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 11.1 voor het bouwen ten
behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde dat de
belangen van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
11.3
Voorwaarde omgevingsvergunning
Alvorens
omtrent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.2 te beslissen, wordt door burgemeester
en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de
waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bebouwing de belangen in
verband met de waterkering niet onevenredig worden geschaad.
Artikel
12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Omgevingsvergunning om
af te wijken van bij het plan aangegeven regels
Burgemeester en wethouders
kunnen met een omgevingsvergunning afwijken:
12.2 Voorwaarden afwijking
Een omgevingsvergunning als
bedoeld in lid 11.1, kan slechts worden verleend, mits:
Artikel 13
Algemene wijzigingsregels
13.1
Algemene wijzigingen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen
van bestemmings- en bebouwingsgrenzen en grenzen van aanduidingen, zodanig dat
de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer
dan 10% wordt verkleind of vergroot en voorzover zulks het belang van een goede
ruimtelijke ontwikkelingen van het in het plan begrepen gebied niet schaadt.
13.2
Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van
bedrijfsactiviteiten' als volgt te wijzigen:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
14.1 Overgangsrecht
bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a.
een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b.
het bevoegd gezag kan eenmalig bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c.
het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd
is, mag worden voortgezet;
b.
het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c.
indien het gebruik, bedoeld in dit lid
onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten;
d.
dit lid onder a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Rivierdijk
88 en 89’.