9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Railverkeer"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
spoorwegvoorzieningen, waaronder lightrailvoorzieningen
en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
alsmede voor:
b.
fietsenstallingen;
c. geluidwerende voorzieningen;
d.
groenvoorzieningen en water;
e.
parkeervoorzieningen;
f. nutsvoorzieningen;
g.
speelvoorzieningen;
h. voet- en fietspaden;
i.
wegen en straten.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
uitsluitend parkeervoorzieningen en fietsenstallingen
mogen worden gebouwd;
b.
de hoogte van de parkeervoorzieningen en
fietsenstallingen bedraagt maximaal de bovenkant van de aanwezige spoorperrons.
9.2.2
Voor het bouwen
van andere bouwwerken geldt de regel dat de hoogte, anders dan rechtstreeks ten
behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals
wachtgelegenheden, niet meer mag bedragen dan 6 m, gemeten vanaf de bovenkant
van de aanwezige spoorrails.
9.3
Nadere eisen
9.3.1
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van de verkeersveiligheid.
9.3.2
Burgemeester en
wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing
van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid
voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit
plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:
a.
vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
b.
vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare
ruimte;
c. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
d.
vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
9.3.3
Burgemeester en
wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming
van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de
afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.
9.3.4
Burgemeester en
Wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming
tegen plasbrand, nadere eisen stellen aan een bouwwerk om te voorkomen dat zich
brandbare vloeistoffen in de ruimten onder de bouwwerken kunnen verzamelen en
aan de gevels om bescherming te bieden tegen de stralingswarmte ten gevolge van
een plasbrand.