3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1
De voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
een bioscoop tot maximaal 5.000 m² bvo inclusief de daarbij behorende en daaraan
ondergeschikte horeca;
b.
commerciële ruimten tot maximaal 1.650 m2 bvo;
c. een hotel tot maximaal 5.500 m² bvo inclusief de daarbij behorende en daaraan
ondergeschikte horeca;
d.
kantoren tot maximaal 30.200 m2 bvo;
e.
een railverkeerstation met bijbehorende
voorzieningen;
f. stationswinkels en stationshoreca voorzover voorkomend in
categorie 1a en 1b, tot
maximaal 2.450 m² gezamenlijk bvo;
g.
ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer'
spoorwegvoorzieningen in de vorm van lightrail;
h. (gebouwde) fietsenstallingvoorzieningen;
i. (gebouwde) parkeervoorzieningen, inclusief in- en
uitritten;
j. expeditieruimte/-voorzieningen tot maximaal 300 m2
bvo;
k.
lightrailvoorzieningen;
l. groenvoorzieningen en water;
m. bijbehorende (ontsluitings)wegen,
straten en paden;
n. een bluswaterpersleiding;
met dien verstande dat:
o.
het gezamenlijke bvo
voor de functies genoemd onder a, b, c, d, e en f niet meer mag bedragen dan
33.500 m²;
p. het gezamenlijke bvo aan
kantoren binnen de bestemming "Gemengd - 1" en de
bestemming "Gemengd - 2" niet meer mag bedragen dan
30.200 m²;
q.
commerciële ruimten uitsluitend zijn toegestaan op de
eerste bouwlaag (begane grond) en de tweede bouwlaag;
r. kantoren zonder baliefunctie niet zijn toegestaan op de
eerste bouwlaag (begane grond) en de tweede bouwlaag;
s.
stationswinkels en stationshoreca uitsluitend zijn
toegestaan op de eerste bouwlaag (begane grond) en de tweede bouwlaag;
t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm gemengd -
stationshal (sgd-sh)' op de eerste bouwlaag (begane
grond) een onderdoorgang dient te worden gerealiseerd met een breedte van
minimaal 16 m.
3.1.2
Voor de als
"Gemengd - 1" aangewezen gronden dient voorzien te worden in
voldoende parkeerplaatsen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a.
het aantal parkeerplaatsen komt ten minste
overeen met het aantal parkeerplaatsen dat voor de betreffende functie is
genoemd in de tabel a in bijlage 1;
b.
het minimaal benodigde aantal parkeerplaatsen
kan minder zijn wanneer sprake is van gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen
ten behoeve van verschillende functies (dubbelgebruik);
c. bij de berekening van het aantal benodigde
parkeerplaatsen in geval van gecombineerd gebruik dienen de
aanwezigheidspercentages zoals opgenomen in tabel b in bijlage 1 van deze
planregels gehanteerd te worden.
3.2
Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien
verstande, dat:
a.
gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen
het aangeduide bouwvlak;
b.
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
c. gebouwen mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte
van 10 m, tenzij een andere bouwhoogte is aangeduid;
d.
ter plaatse van het maatvoeringsvlak
'maximaal bebouwingspercentage', maximaal 70% van het maatvoeringsvlak
een bouwhoogte mag hebben zoals is aangeduid;
e.
indien een 'gevellijn' is aangeduid, de
bebouwing met de gevel in de hieraan grenzende bouwgrens dient te worden
gebouwd;
f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke
bouwaanduiding - doorzichten':
-
de gebouwen hoger dan
10 m dienen te worden gescheiden van elkaar door een tussenruimte van
minimaal 20 m waar de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
- minimaal voorzien dient te worden in 2
afzonderlijke tussenruimten;
-
de tussenruimten noord-zuid gericht moeten zijn en over het volledige
bouwvlak/bestemmingsvlak geprojecteerd dienen te worden;
g. de
hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 3 m;
h. de
hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
3.3
Nadere eisen
3.3.1
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.
het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van
het terrein;
c. de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden.
3.3.2
Burgemeester en
wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing
van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid
voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit
plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:
a.
vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
b.
vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare
ruimte;
c. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
d.
vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
3.3.3
Burgemeester en
wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming
van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de
afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.
3.3.4
Burgemeester en Wethouders
kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming tegen
plasbrand, nadere eisen stellen aan een bouwwerk om te voorkomen dat zich
brandbare vloeistoffen in de ruimten onder de bouwwerken kunnen verzamelen en
aan de gevels om bescherming te bieden tegen de stralingswarmte ten gevolge van
een plasbrand.