10.1
Molenbiotoop
(Stedelijk gebied)
a. In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter
plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'
de volgende regels:
1. binnen een afstand van 100 m tot het
middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting
aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
2. binnen een afstand van 100 tot
b. Het college van burgemeester en
wethouders mag afwijken van het bepaalde onder a, indien:
1. de vrije windvang of het zicht op de
molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing of beplanting en de windvang
en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te
richten bebouwing of nieuwe beplanting, of
2. toepassing van de onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de
nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
c. Indien op grond van hoofdstuk 2 een
lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte
ingevolge dit artikel, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk
2.