Regels
behorende bij het bestemmingsplan ‘De Vliedberg’
van de gemeente Goedereede.
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
Artikel 2
Wijze van meten
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Maatschappelijk
Artikel 4
Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5
Leiding– Water
Artikel 6
Waarde – Archeologie
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 7
Anti-dubbeltelregel
Artikel 8
Algemene bouwregels
Artikel 9
Algemene gebruiksregels
Artikel
10 Algemene aanduidingsregels
Artikel
11 Algemene afwijkingsregels
Artikel
12 Algemene wijzigingsregels
Artikel
13 Overige regels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel
14 Overgangsrecht
Artikel 15
Slotregel
BIJLAGEN
1.
Regelkaart 1
2.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘De Vliedberg’ van de
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in
het GML-bestand NL.IMRO.0511.GDRdevliedberg-VABP met de bijbehorende regels;
de bij het raadsbesluit tot vaststelling van het
plan behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart of digitale verbeelding;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door
de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringt;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
een op de verbeelding aangeven percentage, dat de
grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden
bebouwd;
elke onderneming of gedeelte van een onderneming,
welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is
op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten;
organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege
de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze voorschriften
eveneens als bedrijf aangemerkt;
op het tijdstip van de terinzagelegging
van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of
worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
1.16
bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke
of/ op nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de
uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan
personen die die goederen kopen of huren voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit;
de grens van het erf;
elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24
gevellijn
denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn
die evenwijdig aan de gevel van een gebouw loopt;
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te
nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie
en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; hieronder wordt niet een
dancing of discotheek begrepen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;
aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen
en de vrije windtoetreding beschermd worden;
1.28
nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, afvalinzamelsuystemen,
apparatuur voor telecommunicatie of hiermee gelijk te stellen voorzieningen;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een
gesloten dak;
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de
weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
b. in andere gevallen en voor bouwwerken,
geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
maaiveld.
huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens
als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag,
waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven
doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;
1.32
sociale
koopwoning
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten
hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit
beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een
gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening
vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar na
ingebruikname is verzekerd;
1.33
Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning, zoals
die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.34
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor
de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt
gemeten:
2.1
de
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q.
de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2
de inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3
de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee
gelijkt te stellen bouwonderdelen;
2.4
de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5
horizontale
diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf
de naar de weg gekeerde gevel;
2.6
verticale
diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de
onderzijde van de begane grondvloer;
2.7
grondoppervlakte
van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door
de horizontale projectie van een gebouw.
Artikel 3
Maatschappelijk
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. medische, sociale, levensbeschouwelijke,
en culturele voorzieningen;
b. onderwijsvoorzieningen;
c. ter plaatse van de aanduiding
‘wonen’ tevens voor het wonen;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’
tevens voor het verstrekken van al dan niet ter plaatse genuttigde dranken
en maaltijden, het beschikbaar stellen
van ruimte voor evenementen en de daarbij behorende catering;
e. erven en tuinen;
f. de uitoefening van een
aan-huis-gebonden-beroep of een bedrijf aan huis, met inachtneming van de
volgende regels:
1. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te
gebruiken vloeroppervlakte mag per woning maximaal
2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de
woonfunctie worden gedaan;
3. detailhandel en horecabedrijven zijn niet
toegestaan;
4. er mag geen onevenredige milieu- of
verkeershinder ontstaan;
5. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend
door de bewoner van het desbetreffende perceel;
6. er mogen enkel activiteiten worden uitgevoerd
die voor zover die voorkomen en/of gelijk te stellen zijn aan categorie 1 en 2
uit de in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
3.2
Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden
mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met
inachtneming van de volgende regels:
a.
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd;
b.
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen
dan de maximale bouwhoogte die op de verbeelding is aangeduid;
c.
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan
het maximale bebouwingspercentage dat op de verbeelding is aangeduid;
d.
ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding
hoogteaccent mag in afwijking van de maximale bouwhoogte die op de verbeelding
is aangeduid de bouwhoogte van gebouwen op maximaal eenderde van dit vlak
maximaal
e.
de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan
f.
ter plaatse van het maatvoeringsvlak waar een
maximale hoogte van
g.
de gevels van gebouwen die georiënteerd zijn op het
Hogepad worden gebouwd hetzij evenwijdig aan hetzij
in een hoek van minimaal 10° en maximaal 15° ten opzichte van het Hogepad; in het laatste geval wordt de gevelrichting zoals
opgenomen in regelkaart 1 (bijlage 1 van de regels) in acht genomen;
h.
daar waar een gevellijn is opgenomen, wordt de
voorgevel van gebouwen in of binnen een afstand van
i.
de breedte van de voorgevel van een gebouw ter
hoogte van de opgenomen gevellijn bedraagt maximaal
j.
de afstand tussen twee gebouwen ter hoogte van de
opgenomen gevellijn bedraagt minimaal
k.
ter plaatse van de gevellijn bedraagt de som van de
afstanden tussen gebouwen minimaal de helft van de som van de gevelbreedtes van
gebouwen;
l.
in afwijking van het bepaalde onder a mogen erkers,
balkons, galerijen, luifels buitentrappen en soortgelijke onderdelen buiten het
bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwgrens met maximaal
m.
er mogen maximaal 109 woningen worden gebouwd,
waarvan minimaal 30% sociale huur- en/of sociale koopwoningen zijn.
3.2.2 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegestaan tot een bouwhoogte van:
1. maximaal
2. maximaal
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere
eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van gebouwen ter
waarborging van:
a. de verkeersveiligheid;
b. een evenwichtig ruimtelijke beeld;
c. de bezonning, privacy en/of
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
3.4 Afwijken van de
bouwregels
a. Het college van Burgemeester en
Wethouders kan afwijken van het bepaalde onder lid 3.2.1 onder b tot een maximale
hoogte van
1.
de ombouw maximaal
2.
de ombouw maximaal een derde beslaat van de
oppervlakte van het dakvlak van het onderliggende gebouw;
3.
de ombouw passend is in het straat- en
bebouwingsbeeld;
4.
de bepalingen onder artikel 10 lid b in acht worden
genomen;
5.
de gemeenteraad vooraf in de gelegenheid wordt
gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college van burgemeester
en wethouders te brengen.
b. Het college van Burgemeester en
Wethouders kan daar waar een maximale hoogte geldt van
1.
de extra bouwlaag maximaal tweederde beslaat van de
oppervlakte van de aansluitende onderliggende bouwlaag;
2.
het passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
3.
minimaal 1 parkeerplaats per woning in het gebouw
waarop een extra bouwlaag wordt toegestaan, geheel dan wel half verdiept, wordt
gerealiseerd;
4.
de bepalingen onder artikel 10 lid b in acht worden
genomen.
Artikel 4
Verkeer - Verblijfsgebied
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. erftoegangswegen;
b. verblijfsgebieden;
met daarbij behorende:
c. groenvoorzieningen;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde
gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts
met inachtneming van de volgende regels:
a. gebouwen zijn niet toegestaan.
4.2.2
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
a. de bouwhoogte mag maximaal
Artikel 5
Leiding– Water
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn
primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de op en/of
in deze gronden voorkomende hoofdwatergang, en secundair voor de bestemmingen
die met deze dubbelbestemming samenvallen.
5.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1
genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd
met een bouwhoogte van ten hoogste
5.3
Afwijking
van de bouwregels
5.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via
een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto
artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken
van het bepaalde in:
a.
lid 5.1 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve
van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) indien en voor zover geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de
leiding;
b.
lid 5.2 tot een bouwhoogte van maximaal
5.3.2 De in lid 5.3.1 genoemde
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:
a.
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én
b.
de gebruiksmogelijkheden
c.
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de
betreffende leidingbeheerder.
5.4
Specifieke gebruiksregels
a. De
regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van
iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.
b. De
regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en
voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de
dubbelbestemming.
5.5
Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is binnen deze bestemming verboden zonder
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo)
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1.
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door
bodemverlagingen, egaliseren, afgraven of ophogen;
2.
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen
en/of bomen;
3.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of
andere wijze indrijven van voorwerpen;
4.
diepploegen;
5.
het aanleggen van andere kabels en leidingen, dan
in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende
constructies.
b. Uitzonderingen
Het in lid 5.5 sub a vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1.
gelijktijdig met de aanleg van de in deze
bestemming beoogde hoofdwatergang plaatsvinden;
2.
betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud;
3.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan;
4.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning.
c. Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning volgens lid 5.5 sub a wordt
verleend, indien en voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt
ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 6
Waarde – Archeologie
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden
zijn primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze
gronden voorkomende archeologische waarden, en secundair voor de bestemmingen
die met deze dubbelbestemming samenvallen.
6.2
Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde
gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van
de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde
worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste
b. Burgemeester en wethouders kunnen in
het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de
volgende regels verbinden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden
behouden;
2.
de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch
onderzoek;
3.
de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
c. het bepaalde in lid 6.2 onder b is niet
van toepassing, indien de omgevingsvergunning betrekking heeft op één of meer
van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte,
voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik
wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk,
dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan
3. een bouwwerk dat
zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3
Specifieke gebruiksregels
a. De
regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere
andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.
b. De
regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en
voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de
dubbelbestemming.
6.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a. In
aanvulling op het bepaalde in lid 6.2 is het op of in de gronden met de
bestemming Waarde – Archeologie verboden om zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken,
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden op een
grotere diepte dan
2. het aanbrengen van drainages of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
3. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging
van de grondwaterstand.
b. Het
in onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of
werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip
waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds
verleende vergunning.
c. De
werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien
door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen
van de in lid 6.1 genoemde bestemmingsomschrijving ontstaat.
d. Aan
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden, kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden
behouden;
2.
de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch
onderzoek;
3.
de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
6.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming
Waarde – Archeologie wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of
gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van
archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische
beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8
Algemene bouwregels
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijke
aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in
strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte,
oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar
niet worden vergroot, of anders gesitueerd.
Artikel 9
Algemene gebruiksregels
Het is verboden bouwwerken en onbebouwde gronden te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in
dit plan aan de grond gegeven bestemmingen en/of regels.
Artikel 10
Algemene aanduidingsregels
10.1
Molenbiotoop
(Stedelijk gebied)
a. In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter
plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'
de volgende regels:
1. binnen een
afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen mag geen bebouwing
worden opgericht of beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van
de verticaal staande wiek;
2. binnen een
afstand van 100 tot
b. Het college van burgemeester en
wethouders mag afwijken van het bepaalde onder a, indien:
1. de vrije
windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing
of beplanting en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden
beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing of
nieuwe beplanting, of
2. toepassing van
de onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de
belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden
schaden.
c. Indien op grond van hoofdstuk 2 een
lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte
ingevolge dit artikel, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk
2.
Artikel 11
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te
wijken van de regels in het plan voor:
a. het oprichten van bouwwerken voor
algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan
b. het overschrijden van de in deze regels
genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, hoogte en oppervlakte van
gebouwen en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
c. het overschrijden van de regels inzake
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
d. beneden peil gelegen kelders, erkers,
balkons, galerijen, luifels buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij
de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan
e. het met maximaal
f. geluidwerende voorzieningen.
11.2
Voorwaarden
waaronder mag worden afgeweken
Een afwijking als bedoeld in lid 11.1 kan niet worden
verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in
onevenredige mate kunnen worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige
waarden op onevenredige wijze kunnen worden aangetast.
Artikel 12
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming
van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen
met inachtneming van de volgende regel:
het in geringe mate, doch met niet meer dan
Artikel 13
Overige regels
13.1
Verwijzing
naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen
naar en wet, een algemene maatregel van bestuur, en verordening, een richtlijn
of een andere (wettelijk) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het
moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
Overtreding van het bepaalde in:
a.
lid 5.5 sub a
b.
lid 6.4 sub a;
is een strafbaar feit, zoals bedoel in artikel 1a
van de Wet op de economische delicten.
HOOFDSTUK
4
Overgangs- en slotregels
Artikel 14
Overgangsrecht
14.1
Overgangsrecht
bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet
gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van lid 14.1, sub a voor een
omgevingvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld in het lid 14.1, sub a met maximaal 10%;
c. Lid
a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a,
na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een
jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
d. Lid a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘De Vliedberg’ van
de gemeente Goedereede.
Aldus vastgesteld door de raad van de
in de openbare vergadering van 24 maart 2011.
de griffier, de
voorzitter,