Regels

behorende bij het bestemmingsplan ‘De Vliedberg’ van de gemeente Goedereede.

 

HOOFDSTUK 1  Inleidende regels  3

Artikel 1 Begrippen  3

Artikel 2 Wijze van meten  8

HOOFDSTUK 2  Bestemmingsregels  9

Artikel 3 Maatschappelijk 9

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied  12

Artikel 5 Leiding– Water 13

Artikel 6 Waarde – Archeologie  15

HOOFDSTUK 3  Algemene regels  18

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel 18

Artikel 8 Algemene bouwregels 19

Artikel 9 Algemene gebruiksregels 20

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels 21

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels 22

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels 23

Artikel 13 Overige regels 24

HOOFDSTUK 4  Overgangs- en slotregels  26

Artikel 14 Overgangsrecht 26

Artikel 15 Slotregel 27

 

BIJLAGEN

1.      Regelkaart 1

2.      Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

 

 HOOFDSTUK 1
Inleidende regels

Artikel 1
Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1            plan

het bestemmingsplan ‘De Vliedberg’ van de gemeente Goedereede;

1.2            bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0511.GDRdevliedberg-VABP met de bijbehorende regels;

1.3            verbeelding

de bij het raadsbesluit tot vaststelling van het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart of digitale verbeelding;

1.4            aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5            aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6            aan-huis-gebonden-beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7            afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringt;

1.8            bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9            bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10        bedrijf

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze voorschriften eveneens als bedrijf aangemerkt;

1.11        bestaande bouwwerken

op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.12        bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13        bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14        bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15        bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16        bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of/ op nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17        bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18        bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19        bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20        bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21        detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22        erfafscheiding

de grens van het erf;

1.23        gebouw

elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24        gevellijn

denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die evenwijdig aan de gevel van een gebouw loopt;

1.25        horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; hieronder wordt niet een dancing of discotheek begrepen;

1.26        maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.27        molenbiotoop

aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.28        nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, afvalinzamelsuystemen, apparatuur voor telecommunicatie of hiermee gelijk te stellen voorzieningen;

1.29        overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.30        peil

a.         voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;

b.         in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.31        sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.32        sociale koopwoning

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.33        Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.34        woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

 

Artikel 2
Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1            de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2            de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3            de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijkt te stellen bouwonderdelen;

2.4            de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5            horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

2.6            verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.7            grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw.

 

 

 HOOFDSTUK 2
Bestemmingsregels

Artikel 3
Maatschappelijk

3.1            Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         medische, sociale, levensbeschouwelijke, en culturele voorzieningen;

b.         onderwijsvoorzieningen;

c.         ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’  tevens voor het wonen;

d.         ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ tevens voor het verstrekken van al dan niet ter plaatse genuttigde dranken en  maaltijden, het beschikbaar stellen van ruimte voor evenementen en de daarbij behorende catering;

e.         erven en tuinen;

f.         de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of een bedrijf aan huis, met inachtneming van de volgende regels:

1.   de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag per woning maximaal 50 bedragen of maximaal eenderde van het totale vloeroppervlak van de woning;

2.   er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;

3.   detailhandel en horecabedrijven zijn niet toegestaan;

4.   er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;

5.   het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het desbetreffende perceel;

6.   er mogen enkel activiteiten worden uitgevoerd die voor zover die voorkomen en/of gelijk te stellen zijn aan categorie 1 en 2 uit de in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

3.2            Bouwregels

3.2.1       Gebouwen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

a.                        de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b.                        de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte die op de verbeelding is aangeduid;

c.                        het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het maximale bebouwingspercentage dat op de verbeelding is aangeduid;

d.                        ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding hoogteaccent mag in afwijking van de maximale bouwhoogte die op de verbeelding is aangeduid de bouwhoogte van gebouwen op maximaal eenderde van dit vlak maximaal 14 meter bedragen;

e.                        de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 4 m bedragen;

f.                         ter plaatse van het maatvoeringsvlak waar een maximale hoogte van 7 meter is aangegeven, mag de tweede bouwlaag van elke ter plaatse te realiseren (woon) eenheid maximaal de helft van het grondvlak van de eerste bouwlaag beslaan, waarbij de tweede bouwlaag slechts aan één zijde op de zijgevel van de onderliggende (woon)eenheid mag rusten;

g.                        de gevels van gebouwen die georiënteerd zijn op het Hogepad worden gebouwd hetzij evenwijdig aan hetzij in een hoek van minimaal 10° en maximaal 15° ten opzichte van het Hogepad; in het laatste geval wordt de gevelrichting zoals opgenomen in regelkaart 1 (bijlage 1 van de regels) in acht genomen;

h.                        daar waar een gevellijn is opgenomen, wordt de voorgevel van gebouwen in of binnen een afstand van 5 m van de gevellijn gebouwd;

i.                          de breedte van de voorgevel van een gebouw ter hoogte van de opgenomen gevellijn bedraagt maximaal 15 m;

j.                          de afstand tussen twee gebouwen ter hoogte van de opgenomen gevellijn bedraagt minimaal 3 meter;

k.                        ter plaatse van de gevellijn bedraagt de som van de afstanden tussen gebouwen minimaal de helft van de som van de gevelbreedtes van gebouwen;

l.                          in afwijking van het bepaalde onder a mogen erkers, balkons, galerijen, luifels buitentrappen en soortgelijke onderdelen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwgrens met maximaal 2 m mag worden overschreden;

m.                      er mogen maximaal 109 woningen worden gebouwd, waarvan minimaal 30% sociale huur- en/of sociale koopwoningen zijn.

3.2.2       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:

1.   maximaal 7 m voor palen en masten;

2.   maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van gebouwen ter waarborging van:

a.         de verkeersveiligheid;

b.         een evenwichtig ruimtelijke beeld;

c.         de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

3.4      Afwijken van de bouwregels

a.         Het college van Burgemeester en Wethouders kan afwijken van het bepaalde onder lid 3.2.1 onder b tot een maximale hoogte van 18 meter ten behoeve van de ombouw van een technische voorziening voor het gebouw onder de voorwaarde dat:

1.      de ombouw maximaal 4 meter hoog is;

2.      de ombouw maximaal een derde beslaat van de oppervlakte van het dakvlak van het onderliggende gebouw;

3.      de ombouw passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

4.      de bepalingen onder artikel 10 lid b in acht worden genomen;

5.      de gemeenteraad vooraf in de gelegenheid wordt gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college van burgemeester en wethouders te brengen.

b.         Het college van Burgemeester en Wethouders kan daar waar een maximale hoogte geldt van 14 meter afwijken van het bepaalde onder lid 3.2.1 onder b tot een maximale hoogte van 18 meter ten behoeve van een extra bouwlaag voor een gebouw onder de voorwaarde dat:

1.      de extra bouwlaag maximaal tweederde beslaat van de oppervlakte van de aansluitende onderliggende bouwlaag;

2.      het passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

3.      minimaal 1 parkeerplaats per woning in het gebouw waarop een extra bouwlaag wordt toegestaan, geheel dan wel half verdiept, wordt gerealiseerd;

4.      de bepalingen onder artikel 10 lid b in acht worden genomen.

 

 

Artikel 4
Verkeer - Verblijfsgebied

 

4.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         erftoegangswegen;

b.         verblijfsgebieden;

 

met daarbij behorende:

c.         groenvoorzieningen;

d.         waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2            Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1       Gebouwen

a.         gebouwen zijn niet toegestaan.

4.2.2       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.         de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen.

 

Artikel 5
Leiding– Water

5.1            Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de op en/of in deze gronden voorkomende hoofdwatergang, en secundair voor de bestemmingen die met deze dubbelbestemming samenvallen.

5.2            Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;

5.3            Afwijking van de bouwregels

5.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde in:

 

a.      lid 5.1 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) indien en voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

 

b.      lid 5.2 tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter.

 

5.3.2     De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

c.      vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

5.4            Specifieke gebruiksregels

a.         De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.

b.         De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.

 

5.5            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a.         Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

1.      het veranderen van het huidige maaiveldniveau door bodemverlagingen, egaliseren, afgraven of ophogen;

2.      het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

3.      het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

4.      diepploegen;

5.      het aanleggen van andere kabels en leidingen, dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies.

 

b.         Uitzonderingen

Het in lid 5.5 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1.      gelijktijdig met de aanleg van de in deze bestemming beoogde hoofdwatergang plaatsvinden;

2.      betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud;

3.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

4.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

c.         Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning volgens lid 5.5 sub a wordt verleend, indien en voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

Artikel 6
Waarde – Archeologie

6.1            Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, en secundair voor de bestemmingen die met deze dubbelbestemming samenvallen.

6.2            Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a.         op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;

b.         Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:

1.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek;

3.      de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;

c.         het bepaalde in lid 6.2 onder b is niet van toepassing, indien de omgevingsvergunning betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.   vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.   een bouwwerk, dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm, kan worden geplaatst;

3.   een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

6.3            Specifieke gebruiksregels

a.         De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.

b.         De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.

6.4            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a.         In aanvulling op het bepaalde in lid 6.2 is het op of in de gronden met de bestemming Waarde – Archeologie verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1.   het uitvoeren van grondwerkzaamheden op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van een drainage, ontginnen en het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;

2.   het aanbrengen van drainages of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

3.   het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

b.         Het in onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

1.   het normale onderhoud en beheer betreffen;

2.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;

3.   mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.

c.         De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 6.1 genoemde bestemmingsomschrijving ontstaat.

d.         Aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

1.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek;

3.      de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;

6.5            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde – Archeologie wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

 

 HOOFDSTUK 3
Algemene regels

 

Artikel 7
Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8
Algemene bouwregels

 

8.1            Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijke aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot, of anders gesitueerd.

 

Artikel 9
Algemene gebruiksregels

Het is verboden bouwwerken en onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemmingen en/of regels.

 

Artikel 10
Algemene aanduidingsregels

10.1        Molenbiotoop (Stedelijk gebied)

a.         In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aandui­ding 'vrijwaringszone - mo­lenbiotoop' de volgende regels:

1.   binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden op­ge­richt of beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;

2.   binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen mag geen bebou­wing worden opge­richt of beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het mid­delpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

 

b.         Het college van burgemeester en wethouders mag afwijken van het bepaalde onder a, indien:

1.   de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing of beplanting en de wind­vang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten be­­bouwing of nieuwe beplanting, of

2.   toepassing van de onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

 

c.         Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toe­laat­bare bouwhoogte ingevolge dit artikel, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofd­stuk 2.

 

Artikel 11
Algemene afwijkingsregels

 

11.1        Bevoegdheid tot afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in het plan voor:

 

a.         het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 m;

b.         het overschrijden van de in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;

c.         het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;

d.         beneden peil gelegen kelders, erkers, balkons, galerijen, luifels buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 2 m mogen worden overschreden.

e.         het met maximaal 3 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

f.         geluidwerende voorzieningen.

11.2        Voorwaarden waaronder mag worden afgeweken

Een afwijking als bedoeld in lid 11.1 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate kunnen worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze kunnen worden aangetast.

 

 

Artikel 12  
Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen met inachtneming van de volgende regel:

het in geringe mate, doch met niet meer dan 10 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

 

 

 

Artikel 13
Overige regels

 

13.1        Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar en wet, een algemene maatregel van bestuur, en verordening, een richtlijn of een andere (wettelijk) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

13.2        Strafregel

Overtreding van het bepaalde in:

a.                 lid 5.5 sub a

b.                 lid 6.4 sub a;

is een strafbaar feit, zoals bedoel in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

 

 HOOFDSTUK 4
Overgangs- en slotregels

 

Artikel 14
Overgangsrecht

14.1        Overgangsrecht bouwwerken

a.         Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.         Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van lid 14.1, sub a voor een omgevingvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 14.1, sub a met maximaal 10%;

 c.        Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2        Overgangsrecht gebruik

a.         Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.         Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.         Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 15
Slotregel

15.1        Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘De Vliedberg’ van de gemeente Goedereede.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Goedereede

in de openbare vergadering van 24 maart 2011.

 

 

 

 

 

 

de griffier,                                 de voorzitter,