Regels

behorende bij het bestemmingsplan ‘Buitenhavens Stellendam’

van de gemeente Goedereede.

 

 HOOFDSTUK 1
Inleidende regels

Artikel 1
Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1            plan

het bestemmingsplan ‘Buitenhavens Stellendam’ van de gemeente Goedereede;

1.2            bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0511.BPBuitenhaven-VABP met de bijbehorende regels;

1.3            verbeelding

de bij het raadsbesluit tot vaststelling van het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart of digitale verbeelding;

1.4            aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5            aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6            afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringt;

1.7            afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan;

1.8            bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9            bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10        bedrijf

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze voorschriften eveneens als bedrijf aangemerkt;

1.11        bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een bedrijf, kantoor of winkel met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.12        bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens aanwezigheid daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein;;

1.13        bestaande bouwwerken

op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.14        bestaand gebruik

het op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaand gebruik;

1.15        bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16        bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17        Bevi

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.18        bevoegd gezag

het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning, zoals bedoeld in de Wabo;

1.19        bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20        bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21        bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22        bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23        bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.24        bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25        dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij

overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.26        detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27        erfafscheiding

de grens van het erf;

1.28        gebouw

elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29        geluidgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.30        haven

een tot ligplaats van schepen geschikt, natuurlijk of gegraven waterbekken aan zee of aan de oever van een rivier of binnenwater, dat beschutting biedt tegen wind en golven;

1.31        horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; hieronder wordt niet een dancing of discotheek begrepen;

1.32        kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.33        maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.34        nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, afvalinzamelsuystemen, apparatuur voor telecommunicatie of hiermee gelijk te stellen voorzieningen;

1.35        overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.36        peil

a.     voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;

b.     in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.37        Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals die van deze regels onderdeel uitmaakt en is gebaseerd op de VNG-brochure 2009 Bedrijven en milieuzonering;

1.38        visserij

het geheel van bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten om waterdieren te vangen, waaronder het gaan naar de visgronden, de handelingen met het vistuig, het binnenhalen en verwerken van de vangst, het transport naar de haven en het lossen op de afslag;

1.39        visverhandelende activiteiten

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van vis(producten), waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van vis(producten) aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.40        visverwerkende activiteiten

het geheel van bedrijfsmatige activiteiten om de vangst van de visserij te bewerken (waaronder fileren en portioneren), in te vriezen, op voorraad te houden, te verpakken, te bereiden (waaronder roken), te verwerken tot visproducten en/of anderszins te benutten in andere (samengestelde) producten;

1.41        Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.42        Wed

Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.43        Wgh

Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.44        Wro

Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

 

Artikel 2
Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1            de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2            de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3            de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijkt te stellen bouwonderdelen;

2.4            de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5            horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

2.6            verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.7            grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw.

2.8            Ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

 

  

 HOOFDSTUK 2
Bestemmingsregels

Artikel 3
Bedrijf

3.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      de uitoefening van aan haven en/of visserij gerelateerde bedrijfsactiviteiten voor zover deze behoren tot ten hoogste milieucategorie 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b.      de uitoefening van visverwerkende en visverhandelende activiteiten voor zover deze behoren tot ten hoogste milieucategorie 4.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - detailhandel en horeca’: tevens voor op de visserij gerichte detailhandel en horeca en direct met de visserij samenhangende recreatieve activiteiten;

d.      ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’: tevens voor overheidsvoorzieningen en voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, onderwijs en daarmee gelijk te stellen instellingen;

e.      ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’: tevens voor dagrecreatieve activiteiten met bijbehorende detailhandels- en horeca-voorzieningen;

alsmede voor:

f.       verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, open terrein voor opslag, laad- en losplaatsen, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen voor de scheepvaart;

met dien verstande dat:

g.      Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt;

h.      vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;

i.        vestiging van horeca gemaximeerd is tot een bedrijfsvloeroppervlakte inclusief terras van 400 m² per vestiging;

j.        vestiging van kantoren niet is toegestaan met uitzondering van kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2 per vestiging,  bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m2 alsmede functiegebonden kantoren, ten behoeve van de visafslag en de coöperatie;

k.      realisatie van bedrijfswoningen expliciet is uitgesloten.

3.2            Bouwregels

3.2.1       Gebouwen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

a.        de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b.        de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte die op de verbeelding is aangeduid;

c.        het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het maximale bebouwingspercentage dat op de verbeelding is aangeduid; indien geen bebouwingspercentage is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

d.        de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ten minste 1,50 meter, tenzij de gebouwen op belendende percelen aan elkaar worden gebouwd.

3.2.2       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:

a.        maximaal 12 meter voor palen, masten en antenne-installaties;

b.        maximaal 5,00 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van gebouwen, de inrichting van de onbebouwde zones op bedrijfspercelen ter waarborging van:

a.   de verkeersveiligheid;

b.   een evenwichtig ruimtelijk beeld;

c.   de ruimtelijke kwaliteit en presentatie van het bedrijventerrein als geheel.

3.4            Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub b tot een maximale hoogte van 14 meter ten behoeve van de realisatie van een gebouw onder de voorwaarde dat:

a.        de oppervlakte van het deel van het gebouw dat boven de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte uitsteekt, maximaal 400 m² bedraagt;

b.        de uitstraling van het deel van het gebouw dat boven de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte uitsteekt, mede gebruikt wordt voor de promotie en/of versterking van de visserij;

c.        vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder in verband met de mogelijke invloed op het gebied van radar.

3.5.     Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend: het gebruiken van de gronden voor opslag van goederen, waaronder begrepen puin, ter plaatse van onbebouwde gronden tot een totale hoogte van meer dan 6,00 meter.

3.6      Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.   lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in een categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die één hoger is dan op grond van de doeleindenomschrijving is toegelaten, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) kan worden geacht te behoren tot de toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b.   lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

 

Artikel 4
Bedrijventerrein

4.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      de uitoefening van aan haven en/of visserij gerelateerde bedrijfsactiviteiten voor zover deze behoren tot ten hoogste milieucategorie 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b.      op de visserij gerichte detailhandel en horeca en met de visserij samenhangende recreatieve activiteiten alsmede voor dagrecreatieve activiteiten met bijbehorende detailhandels- en horeca-voorzieningen;

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘specfieke vorm van bedrijventerrein - milieubelastende stoffen’: tevens voor inzameling, distributie en opslag van milieubelastende stoffen;

alsmede voor:

d.      verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, open terrein voor opslag, laad- en losplaatsen, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen voor de scheepvaart;

met dien verstande dat:

e.      Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt;

f.       vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;

g.      vestiging van kantoren niet is toegestaan met uitzondering van bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m2;

h.      realisatie van bedrijfswoningen expliciet is uitgesloten.

4.2            Bouwregels

4.2.1       Gebouwen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - milieubelastende stoffen’ worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

a.        de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b.        de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte die op de verbeelding is aangeduid;

c.        het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het maximale bebouwingspercentage dat op de verbeelding is aangeduid;

d.        de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ten minste 1,50 meter, tenzij de gebouwen op belendende percelen aan elkaar worden gebouwd.

4.2.2       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:

a.        maximaal 12 meter voor palen, masten en antenne-installaties;

b.        maximaal 5,00 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3      Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.   lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in een categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die één hoger is dan op grond van de doeleindenomschrijving is toegelaten, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) kan worden geacht te behoren tot de toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b.   lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

4.4      Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, met inachtneming van artikel 3.6 Wro ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied’ te wijzigen om bebouwing ten behoeve van de bestemming toe te staan, met dien verstande dat:

a.        ten hoogste 40% van de bedoelde gronden mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;

b.        ten minste 1 parkeerplaats per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak (exclusief kantoorvloeroppervlak) dient te worden gerealiseerd;

c.        ten minste 1 parkeerplaats per 50 m² kantoorvloeroppervlak dient te worden gerealiseerd;

d.        de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 10 meter mag bedragen.

 

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is slechts mogelijk nadat:

a.      aangetoond is dat er geen significant negatief effect op het Natura 2000-gebied optreedt, zulks in overleg met het bevoegd gezag;

b.      er akoestisch getoetst is op de nomen van het nabijgelegen stiltegebied;

c.      aangetoond is dat er geen significant negatieve effecten zijn voor de scheepvaart, zulks in overleg met de havenbeheerder;

d.      het overstromingsrisico inzichtelijk is gemaakt en er een onderbouwde afweging is gemaakt over de maaiveldhoogte;

e.      de gevolgen voor zowel de rijksweg als het onderliggend wegennet inzichtelijk zijn gemaakt met behulp van een mobiliteitstoets, mede op grond van het te verwachten aantal bezoekers, zulks in overleg met de betrokken wegbeheerder;

f.       een waterhuishoudingsplan is overlegd dat rekening houdt met de belangen van de waterkering en dat inzicht geeft in de waterkwaliteit en waterkwantiteit, zulks in overleg met de waterbeheerder;

g.      de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening inzichtelijk zijn gemaakt, zulks in overleg met de Veiligheidsregio.

 

 

Artikel 5
Groen

5.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   beplantingen, waterlopen, voet- en fietspaden, in- en uitritten, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van het onderhoud van terreinen en beplantingen;

alsmede voor verkeersvoorzieningen voor de scheepvaart, waaronder verkeersborden, havenlichten, radarinstallatie en dergelijke.

5.2            Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

5.2.1       Gebouwen

a.   gebouwen zijn niet toegestaan.

5.2.2       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.        de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen.

 

Artikel 6
Verkeer

6.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen voor de afvalinzameling en voorzieningen voor de scheepvaart, zoals verkeersborden en havenlichten;

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’ voor een een gemaal

alsmede waterlopen, bermstroken, taluds en daarbij behorende beplantingen.

6.2            Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

 

6.2.1     Gebouwen

a.      Nutsgebouwen mogen worden opgericht met een maximaal oppervlak van 15 m2;

b.      De maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw bedraagt 3,50 meter;

c.      Ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’ mag gebouwd worden met dien verstande dat:

1.      de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd;

2.      de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de maximale bouwhoogte die op de verbeelding is aangeduid.

 

6.2.2.    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste:

-          voor antennes:                                             10 meter;

-          voor lichtmasten en overige masten                  12 meter;

-          voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,00 meter.

6.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing.

6.4            Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1, wordt in ieder geval gerekend: het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan op onbebouwde gronden van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

 

 

Artikel 7
Water

7.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      waterafvoer en –aanvoer;

b.      waterberging;

c.      het verkeer te water, daaronder niet begrepen het innemen van ligplaatsen met vaartuigen en woonschepen

d.      havengebonden bedrijfsactiviteiten behorende tot ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede bijbehorende voorzieningen, zoals dokken en pontons.

e.      verkeersvoorzieningen voor de scheepvaart;

f.       steigers en wachtplaatsen ten behoeve van havenverkeer en scheepvaart.

7.2            Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1       Gebouwen

a.   gebouwen zijn niet toegestaan.

7.2.2       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.   de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen.

 

 

Artikel 8
Waterstaat- Waterkering

8.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende waterkeringen, en secundair voor de bestemmingen die met deze dubbelbestemming samenvallen.

8.2            Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a.      op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde primaire bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,00 meter;

b.      bouwwerken ten dienste van andere aldaar geldende secundaire bestemming(en) zijn op deze gronden niet toelaatbaar, met uitzondering van reeds bestaande bouwwerken.

8.3            Nadere eisen

Reeds bestaande bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende secundaire bestemming(en) mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande omvang niet wordt vergroot.

8.4            Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.      lid 8.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter;

b.      lid 8.2, sub b voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken van de voor deze gronden andere aldaar geldende bestemmingen(en), mits het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad en er geen significante belemmeringen zijn voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de waterkering.

Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid melden burgemeester en wethouders schriftelijk het bouwplan bij de beheerder van de waterkering.

8.5            Specifieke gebruiksregels

a.   De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.

b.   De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.

 

 

 HOOFDSTUK 3
Algemene regels

 

Artikel 9
Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 10
Algemene bouwregels

 

10.1        Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijke aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot, of anders gesitueerd.

 

Artikel 11
Algemene gebruiksregels

Het is verboden bouwwerken en onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemmingen en/of regels.

 

Artikel 12
Algemene afwijkingsregels

 

12.1        Bevoegdheid tot afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:

 

a.   het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,50 meter;

b.   het overschrijden van de in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;

c.   het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;

d.   het overschrijden van de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 2,00 meter voor funderingen, beneden peil gelegen kelders, erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen;

e.   het met maximaal 3,00 meter afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

12.2        Voorwaarden waaronder mag worden afgeweken

Een omgevingsvergunning tot afwijking als bedoeld in lid 12.1 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate kunnen worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze kunnen worden aangetast.

 

Artikel 13  
Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10 meter afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

 

 

 

Artikel 14
Overige regels

 

14.1        Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar en wet, een algemene maatregel van bestuur, en verordening, een richtlijn of een andere (wettelijk) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

 

 

 HOOFDSTUK 4
Overgangs- en slotregels

 

Artikel 15
Overgangsrecht

15.1        Overgangsrecht bouwwerken

a.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.   Het bevoegd gezag kan éénmalig in afwijking van lid 15.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 15.1, sub a met maximaal 10%;

c.   Lid 15.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2        Overgangsrecht gebruik

a.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.2, sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.   Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.2, sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.   Lid 15.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 16
Slotregel

16.1        Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Buitenhavens Stellendam’ van de gemeente Goedereede.