Plannaam:
Dordtsekil
Status:
Ontwerp
Plantype:
gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Idn:
NL.IMRO.0505.BP190Dordtsekil-3001

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur is in begin 2012 in werking getreden en vervangt de Nota Ruimte.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Alleen zo kan Nederland zich economisch blijven meten met andere landen.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijks betrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven.

Het Rijk vindt de stedelijke regio’s van de mainports, brainport, greenports en de valleys van nationale betekenis. Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang zoals de Zuidas, de Structuurvisie Mainport Schiphol Amsterdam Haarlemmermeer, Rotterdam-Zuid en Brainport Avenue rond Eindhoven worden doorgezet. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen, zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar nieuwe vormen van financiering.

De economische ontwikkeling van Nederland concentreert zich steeds meer in stedelijke regio’s omdat daar de meeste bedrijven en sectoren zijn gevestigd, het arbeidspotentieel het grootst is en kennis wordt ontwikkeld (onderzoek en onderwijs). Daarmee wordt hier de meeste toegevoegde waarde gecreëerd. Tegelijkertijd zijn de opgaven in deze regio’s ook het grootst en meest complex. Ruimtelijk kenmerken deze stedelijke regio’s in Nederland zich door een open structuur, (relatieve) kleinschaligheid en (internationaal gezien) lage dichtheden in interactie met hoogwaardige en toegankelijke landelijke en cultuurhistorische gebieden. Een vitaal en mooi landelijk gebied is van belang voor een goed leef- en vestigingsklimaat en voor recreatie en toerisme.

Belangrijke knooppunten in het netwerk van internationale verbindingen van de stedelijke regio’s zijn de Mainports Rotterdam en Schiphol, de Amsterdamse havens en de Brainport Zuidoost-Nederland.

Deze knooppunten moeten niet alleen een goede nationale bereikbaarheid hebben, maar ook goede internationale achterlandverbindingen binnen het Trans-Europese Netwerk naar buitenlandse afzet- en kennisregio’s zoals het Ruhrgebied, Midden- en Zuid-Duitsland, België, Noord-Frankrijk en Noord-Italië. Door internationale samenwerking van havens in Europa, het versterken van de logistieke knooppunten in Nederland en het efficiënt afhandelen van de groeiende vervoersstromen wordt de concurrentiekracht verder versterkt.

Het bestemmingsplan voor Dordtse Kil past in het beleid zoals geformuleerd in de nationale structuurvisie.

 

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Voor de realisatie van ruimtelijk beleid, neergelegd in structuurvisies, zetten de bestuursorganen op de drie niveaus in de praktijk een combinatie van bevoegdheden en middelen in: de zogenaamde instrumentenmix. Bij de meeste nationale ruimtelijke belangen ligt het zwaartepunt bij communicatieve en bestuurlijke instrumenten. Ook de inzet van financiële middelen blijft van belang. De inwerkingtreding van de Wro heeft daarin geen wijzigingen aangebracht.

De verbinding tussen de drie overheidsniveaus wordt langs twee wegen bereikt. De eerste – niet in de Wro opgenomen – weg betreft de overleg- en afstemmingsvormen tussen de overheden over de aanwending van bevoegdheden, inzet van (financiële of communicatieve) middelen of het treffen van bestuurlijke maatregelen. Die afstemming is erop gericht duidelijkheid te geven over de belangen en verantwoordelijkheden van de verschillende bestuurslagen, om congruentie van beleid te bewerkstelligen en tegenstrijdige doelstellingen en besluiten te voorkomen.

Onderkend is dat deze weg niet in alle gevallen tot de gewenste of tijdige afstemming zal leiden, met name niet wanneer de belangenafweging van lagere overheden niet parallel loopt of hoeft te lopen met de belangenafweging die op een hoger niveau is gemaakt. Daarom heeft de wetgever in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, een tweede weg aangegeven: de begrenzing van besluitmogelijkheden van lagere overheden in de «juridische kolom».

Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening bevat de regels op nationaal niveau.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Het Barro is op een aantal van deze onderdelen in werking getreden. In relatie tot het bestemmingsplan Dordtse Kil bevat het Barro op het onderdeel Grote rivieren relevante bepalingen.

De rivier Dordtsche Kil, inclusief de locatie Transberg - voormalige vuilstort) is aangewezen als rivierbed. Op grond van deze aanwijzing zijn in bestemmingsplannen nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk onder strikte voorwaarden t.a.v. gebruik oppervlaktewaterlichaam, afvoercapaciteit, waterstand, bergend vermogen en ecologie. De rivier zelf is tevens aangewezen als stroomvoerend deel van het rivierbed waar daarnaast uitsluitend in het Barro (artikel 2.4.4) genoemde activiteiten kunnen worden toegelaten.

Het bestemmingsplan 'Dordtse Kil' is hiermee niet in strijd.

 

 

 

3.2 Provinciaal beleid

 

3.2.1 Structuurvisie Visie op Zuid-Holland

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Rijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. In dit speelveld neemt de provincie de verantwoordelijkheid voor aansturing op ruimtelijke kwaliteit en samenhang van projecten en programma's met provinciale betekenis (regisseursrol). De provincie zal niet voor alle provinciale belangen een leidende rol nemen in de uitvoering.

De provincie wil een actieve rol spelen in de uitvoering van beleid. De provincie eigent zich alleen een regisseursrol toe als zij van mening is dat deze rol niet gedelegeerd kan worden naar andere overheden, of als zij een eigen verantwoordelijkheid heeft, die voortvloeit uit provinciale belangen. De schaal van de provincie maakt haar bij uitstek geschikt om veel partijen op gemeentelijk en (boven)regionaal niveau te verbinden.

Provinciale Staten van Zuid-Holland stelden op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vast. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Op 29 februari 2012 hebben Provinciale Staten de Actualisering 2011 van de Visie op Zuid-Holland vastgesteld.

In ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:

• aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel

• duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie

• divers en samenhangend stedelijk netwerk

• vitaal, divers en aantrekkelijk landschap

• stad en land verbonden.

Ook de instrumenten van de provincie komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.’

In de Uitvoeringsagenda staat hoe de provincie en de verschillende partners de ambitie van de Structuurvisie gaan uitvoeren. De nadruk ligt op samenhang van maatregelen en programma‘s en de samenwerking met de regio‘s. Wat belangrijk is voor Zuid-Holland staat voorop. De Uitvoeringsagenda maakt duidelijk wat er moet gebeuren en wat de onderlinge rolverdeling van de provincie en de verschillende samenwerkende partijen is.

Elke partij werkt vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid om de ambitie van de Structuurvisie te realiseren. In de Structuurvisie is het gebied Dordtse Kil op de functiekaart opgenomen als Stads- en dorpsgebied. De locatie Transberg is aangeduid als recreatiegebied.

 

3.2.2 Verordening Ruimte

De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het onderhavige plan:

 
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.

De bedrijventerrein vallen binnen de aangegeven bebouwingscontouren.

Verder zijn de volgende bepalingen van de Verordening Ruimte relevant:

  • Natuur
    Bestemmingen voor als bestaande natuur aangewezen gronden maken die natuurfunctie rechtstreeks mogelijk en bieden bescherming tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden; bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding kunnen overeenkomstig het huidige gebruik worden bestemd;

  • Kantoren
    Nieuwe kantoren zijn alleen mogelijk op aangewezen kantoorontwikkelingslocaties; dit geldt niet voor:

  • kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging;

  • bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m².

  • Detailhandel
    Buiten winkelgebieden en aangewezen locaties voor perifere detailhandel is nieuwe detailhandel niet toegestaan, uitgezonderd:

  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

  2. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;

  3. tuincentra;

  4. bouwmarkten

een en ander mits het gaat het om de vestiging van een individueel bedrijf en geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaat en het aandeel perifere detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein.

Het bestemmingsplan voldoet hieraan.

 

3.3 Regionaal beleid

 

3.3.1 Uitvoeringsstrategie bedrijventerreinen

In de regionale uitvoeringsstrategie voor bedrijventerreinen wordt de ruimte voor vestiging van logistieke bedrijven omschreven. Het WDO gebied moet ruimte bieden voor zowel natte als droge bedrijvigheid, met de nadruk op bovenregionale sectoren.

De bestaande droge terreinen moeten een concurrerende locatie blijven voor regionale gemengde bedrijvigheid, met een specialisatie in logistiek op Kil III en IV. De kwantitatieve opgave bestaat uit herstructurering van Dordtse Kil I, II en Amstelwijck West, een tweede verbinding tussen Dordtse Kil IV en de Zeehaven, verbreden van de Mijlweg en de parallelstructuur langs de A16. De kwalitatieve opgave wordt beschreven in het realiseren van een hoogwaardige entree vanaf A16, het verruimen van de geluidruimte, de ruimtelijke kwaliteit op bestaande terreinen verbeteren en deze een kwaliteitsimpuls geven.

 

3.3.2 Woonvisie

In de woonvisie wordt niet specifiek gesproken over de buurtschappen Wieldrecht en Tweede Tol. Ook geeft de woonvisie geen informatie over bestaande (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen.

Het bestemmingsplan past in beide beleidsdocmenten.

 

3.4 Gemeentelijk beleid

 

3.4.1 Structuurvisie Dordrecht 2020

In de Structuurvisie Dordrecht 2020 worden de principes van het WDO akkoord onderschreven en wordt gesteld dat er moet worden geïnvesteerd in de kwaliteit van Dordtse Kil I en II.

De terreinen binnen het WDO gebied vallen in het leefmilieu “industrieterrein” (Zeehaven) en “bedrijventerrein”.

Het verschil is dat industrieterreinen maximaal milieucategorie 5 mogelijk maken en geschikt zijn voor het toelaten van risicorelevante bedrijven. Bedrijventerreinen laten in principe milieucategorieën 1 tot en met 4 toe. De maximale bouwhoogte voor alle terreinen is 25 meter.

 

3.4.2 Westelijke Dordtse Oevers

 

In april 2009 hebben het rijk, de Provincie Zuid-Holland, het Havenbedrijf Rotterdam en de Gemeente Dordrecht de Bestuurlijke Overeenkomst Westelijke Dordtse Oever ondertekend. Hierin is de ambitie voor het gehele gebied (van Louter Bloemen t/m Dordtse Kil IV) verwoord en worden ook ontwikkelingen voor dit plangebied geschetst.

Het WDO gebied dient hiermee mede als opvang van bovenregionale vraag naar bedrijventerreinen. Door middel van nieuw te ontwikkelen terreinen op Dordtse Kil IV, uitgeefbare kavels op bestaande terreinen en in de Zeehaven en herstructurering van bestaande terreinen is de ambitie om ongeveer 140 hectare bedrijfsterrein uitgeefbaar te maken, waarvan ongeveer 2/3 geschikt is voor logistiek. Ook zijn er afspraken gemaakt over de infrastructuur (knooppunt N3-A16, parallelstructuur en een nieuwe westelijke ontsluiting) en is het masterplan Zeehaven in de bestuurlijke overeenkomst opgenomen.

Voor Dordtse Kil I en II wordt gesproken over het zoneren en herprofileren van delen van het terrein, om de kwaliteit op peil te houden, extra ruimte te creëren en het gebruik te intensiveren. Hiermee moet tussen de 7 en 12 hectare ruimte worden gecreëerd die uitgeefbaar is. De kosten van circa 13 miljoen worden voornamelijk door andere overheden gedragen. Een Plan van Aanpak Herstructurering Dordtse Kil I, II en Amstelwijck West is in voorbereiding.

Op termijn heeft dit plan van aanpak mogelijk gevolgen voor het bestemmingsplan, maar dit wordt nog niet in deze actualisatie meegenomen.