7.1 Inspraak
1. Inspraak
Vanaf 11 oktober 2012 heeft het bestemmingsplan De Staart zes weken als voorontwerp ter inzage gelegen. Het plan is ook op de website geplaatst.
2. Inspraakreacties
Over het voorontwerpbestemmingsplan zijn vijf inspraakreacties ingediend.
De insprekers zijn:
a. HVC, Baanhoekweg 38, 3313 LA Dordrecht;
b. Du Pont de Nemours (Nederland) B.V., Baanhoekweg 22, 3313 LS Dordrecht ;
c. Stichting Woon- en zorgcentrum De Merwelanden, Haringvlietstraat 515, 3313 EM Dordrecht;
d. Slurink B.V., Buiten Walevest t/o 1, 3311 AD Dordrecht;
e. Struyk Verwo Infra B.V., Merwedestraat 40, 3313 CS Dordrecht.
3. Behandeling inspraakreacties
Hieronder zijn de inspraakreacties samengevat weergegeven en voorzien van commentaar.
a. HVC
HVC heeft bezwaar tegen een aantal regels:
a. gebied ter hoogte van Baanhoekweg 38-48 (terrein van voormalig DRSH, Netwerk en voorterrein stortplaats en HVC, nu volledig HVC):
1. de bouwhoogte is beperkt tot maximaal 35 m; dit is niet voldoende. Nu al zijn de DeNox installatie van de AVI en de nieuwe lijn van de AVI hoger. Verzocht wordt om een bouwhoogte van maximaal 50 m, inclusief de strook die vroeger toebehoorde aan Crayestein-West.
2. de maximale bouwhoogte van een schoorsteen is begrensd op 60 m. De huidige schoorstenen zijn al 80 m hoog. Op grond van artikel 3.4 onder b. van de regels (afwijkingsbevoegdheid) kan een schoorsteen van maximaal 80 m worden opgericht. Verzocht wordt een flexibele hoogte op te nemen. Een hogere schoorsteen heeft lagere effecten op de omgeving en kan daarom bijvoorbeeld op basis van een milieueffectrapport nodig zijn.
3. artikel 3.2.3 onder e. van de regels schrijft een minimale afstand voor van de schoorsteen tot de bestemming Groen van 60 m. De afgedekte stortplaats Crayestein-West is bestemd tot Groen. De schoorsteen van de slibverbrandingsinstallatie ligt dichterbij. HVC wil in de toekomst de optie open houden om op het voorterrein van de afgedekte stortplaats nieuwe activiteiten te ontwikkelen. Daar kan een schoorsteen bij horen. Verzocht wordt om hiervoor een afwijkingsmogelijkheid in artikel 3.4 op te nemen.
4. artikel 3.5.5 staat 50% bedrijfsgebonden kantoren toe tot maximaal 1500 m2. HVC heeft meer m2 kantoorruimte. Hoe dient dit artikel te worden gelezen? Per bedrijfsactiviteit? Verzocht wordt HVC de mogelijkheid te geven op meer dan 1500 m2 kantoorruimte voor al de activiteiten samen op Baanhoekweg 38-48.
5. de bedoeling van artikel 3.5.5 onder c. van de regels is niet duidelijk. Ook de spoorbaan richting Sliedrecht wordt aangemerkt als “veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen”. Het voorterrein van de slibverbranding valt in deze zone. Is dan 3.000 m2 kantoorruimte toegestaan?
b. gebied ter hoogte van het afvalbrengstation aan de Baanhoekweg (voormalig Netwerk)
6. op dit terrein mogen voor een deel bedrijven in de categorieën 3.2, 4.1 en 4.2. Het terrein achter het nieuwe afvalbrengstation met de verbouwde loodsen heeft de functie van afvaloverslag. Deze bedrijvigheid behoort tot categorie 4.2 en is in het bestemmingsplan nu niet toegestaan.
Verzocht wordt om het gehele terrein achter het afvalbrengstation tot milieucategorie 4.2 te bestemmen, zodat de huidige activiteiten passen binnen het bestemmingsplan en ook toekomstige activiteiten kunnen passen.
Commentaar:
Ad a.1.). In artikel 27 lid 2 is een regeling getroffen voor bouwwerken die hoger zijn dan op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Bestaande hogere bebouwing is daarmee positief bestemd. Die bebouwing mag opnieuw tot die hoogte worden opgericht.
Het in het totale gebied mogelijk maken van een hogere bouwhoogte is vanuit ruimtelijk opzicht niet aanvaardbaar.
Ad a.2.). Zie artikel 27 lid 2. Met het oog op de nodige flexibiliteit wordt de afwijkingsbevoegdheid in artikel 3.4 onder b. van de regels aangepast: de maximale bouwhoogte wordt gesteld op 100 m in plaats van 80 m. Vanuit ruimtelijk opzicht is toetsing van het bouwplan, dat in een hogere bouwhoogte dan 60 meter voorziet (en de motivering ervan), noodzakelijk; die toetsing vindt plaats door middel van de afwijkingsbevoegdheid.
Ad a.3.). Artikel 3.2.3 onder e. (vernummerd naar artikel 3.2.3 onder g.) van de regels wordt aangepast: de afstand van 60 m dient te worden gemeten vanaf de bestemmingen Verkeer en Verkeer – Railverkeer. Dit biedt HVC meer ruimte.
Ad a.4.). De regeling voor bedrijfsgebonden kantoren wordt aangepast in die zin dat het maximaal toegestane brutovloeroppervlak aan bedrijfsgebonden kantoren gekoppeld wordt aan de inrichting in plaats van het bedrijf. Hiermee wordt meer duidelijkheid geboden over deze regeling.
Op grond van artikel 3.5.5. onder d. mogen bestaande bedrijfsgebonden kantoren met een groter brutovloeroppervlak worden gehandhaafd.
Ad a.5.). De aanduiding “veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen” langs de spoorbaan richting Sliedrecht wordt geschrapt. Over dit spoor worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Daarmee komt deze aanduiding alleen nog langs de N3 voor.
Dit beantwoordt dus de vraag van inspreker: op het terrein van HVC geldt dus de beperking van 1.500 m2. Deze beperking is opgenomen vanwege het externe veiligheidsbeleid over DuPont: geen kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van DuPont. Wel zal met het oog op de flexibiliteit een afwijkingsbevoegdheid in de bestemming Bedrijf worden opgenomen voor een groter bedrijfsvloeroppervlak aan bedrijfsgebonden kantoren per inrichting van maximaal 3.000 m2. Bij de aanvraag omgevingsvergunning dient dan te worden aangetoond dat het groepsrisico niet zal toenemen.
Ad b.6.). Voor de afvaloverslag zal een maatbestemming worden opgenomen, i.c. milieucategorie 4.2. Die wordt - naast vastlegging in de regels - op de verbeelding aangegeven. Dit is een positieve bestemmingsregeling.
Voor het overige wordt vastgehouden aan de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen zonering. De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid heeft onderzoek gedaan naar de milieuzonering.
De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting. Artikel 30.3 biedt overigens de mogelijkheid om van deze zonering af te wijken. De criteria bij deze afwijkingsbevoegdheid zijn vermeld in artikel 30.4.
b. Du Pont de Nemours (Nederland) B.V.
a. Externe veiligheid
1. en 2. Op de verbeelding is de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico aangegeven. Omdat deze contour niet meer mag groeien, worden de toekomstige exploitatiemogelijkheden van het bedrijf beperkt. De externe veiligheidswetgeving verplicht dit niet; wel dat deze contour over kwetsbare objecten valt. Er is nu meer ruimte beschikbaar. Inspreker wenst deze ruimte te behouden.
Hier komt bij dat de inzichten over het berekenen van risico’s (enigszins) kunnen veranderen. Een dergelijke verandering kan betekenen dat, bij gelijkblijvende bedrijfsvoering, de plaatsgebonden risicocontour kan groeien.
3. Kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour zijn verboden. De planregels zijn echter niet waterdicht ten aanzien van het 'verkleuren' van beperkt kwetsbare objecten tot kwetsbare objecten. Gewezen wordt op jurisprudentie, bijvoorbeeld Waalwijk (201004758/1/R1,11 januari 2012). Verzocht wordt om aanpassing van de planregels.
b. Algemeen
4. In de toelichting wordt voor DuPont de SBI-code 2416 gebruikt. Sinds 2008 is de codering gewijzigd en wordt voor DuPont de code 2016 - 'Vervaardiging van kunststof in primaire vorm' gebruikt. Verzocht wordt te bezien welke SBI-code versie gebruikt dient te worden.
c. Geluid
5. De zonegrens op bijlage 3. 'Kaart met geluidzones industrielawaai' is niet conform de zone zoals bekend bij DuPont. In het voorontwerp is een krappere zonegrens ter plaatse van de Middelweg opgenomen. Inspreker kan niet beoordelen in welke mate deze ontwikkeling nadelig is. Verzocht wordt om op de door de gemeente aangehouden zonegrens inzicht te geven in de geluidsbelasting door het bedrijf. Indien door het krimpen van de zonegrens te weinig geluidruimte voor het bedrijf beschikbaar is, wordt hiertegen bezwaar gemaakt.
Commentaar:
Ad a.1. en 2.). Uitgangspunt voor de gekozen regeling is de Structuurvisie Dordrecht 2020. Hierin is het gemeentelijk ruimtelijk beleid vastgelegd.
De Structuurvisie geeft aan dat nieuwvestiging van risicorelevante bedrijven ongewenst is en dat uitbreiding van bestaande risicorelevante activiteiten mogelijk is onder de voorwaarde dat de PR 10-6 binnen de poort blijft. De argumenten hierbij zijn de nabije ligging van woonwijken en de slechte kwaliteit van de route gevaarlijke stoffen. Daarbij is de bereikbaarheid langs de Baanhoekweg voor hulpdiensten onvoldoende. Zie in dit verband het advies van de Veiligheidsregio d.d. 20 november (opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan).
In de huidige vergunde situatie van DuPont valt de PR 10-6 al voor een groot deel over de eigen terreingrens. Dat is op grond van het gemeentelijk beleid onwenselijk. Deze situatie wordt door het op de verbeelding opnemen van de PR 10-6 als maximale situatie vastgelegd. Verdere uitbreiding van de PR 10-6, met name verder over percelen van derden, vindt de gemeente ongewenst. Behalve de hierboven genoemde argumenten levert de PR 10-6 op percelen van derden daar ook een beperking van de gebruiksmogelijkheden op.
De gemeente erkent dat, zonder dat sprake is van uitbreiding van activiteiten, door wijziging in activiteiten en door wijziging in de rekensystematiek de precieze ligging van de PR 10-6 kan wijzigen. Voor die gevallen is in artikel 31.3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De tekst van dit artikel wordt aangepast.
De regeling dat deze wijziging zich beperkt tot gronden met een bepaalde bestemming wordt verwijderd. De regeling dat advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid blijft staan.
Met deze regeling beoogt de gemeente uitbreiding van de PR 10-6 te voorkomen en tegelijkertijd enige flexibiliteit te bieden aan DuPont.
Ad a.3.). Inspreker doelt op rechtsoverweging 2.3.3 van de uitspraak Waalwijk, luidend als volgt: “2.3.3. In de Nota van Toelichting bij het Bevi staat dat de opsomming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet limitatief van aard is en uit onder meer de Nota van Toelichting bij een wijziging van het Bevi (Stb. 2008, 380) volgt dat er ruimte voor het bestuursorgaan is om zelf een invulling te geven aan deze begrippen. Hieruit volgt dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan een raad ervoor kan kiezen om, ter invulling van het in zoverre niet uitputtende Bevi, beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten nader te omschrijven. Daarbij mag evenwel geen beperking worden aangebracht op het door het Bevi voorgeschreven beschermingsregime.
De door de raad gekozen invulling van artikel 1, onderdeel l, onder b, van het Bevi, waarbij het woord "zoals" is vervangen door "te weten" acht de Afdeling niet, anders dan DSM heeft betoogd, in strijd met het Bevi, nog daargelaten dat dergelijke gebouwen niet mogelijk zijn op het industrieterrein.
Het gemaakte onderscheid tussen "kwetsbare objecten-Bevi" en "kwetsbare objecten-Brzo" is als zodanig evenmin onverenigbaar met het Bevi, omdat dit niet tot gevolg heeft dat het in het Bevi vervatte beschermingsregime wordt beperkt. In dit geval heeft de raad echter ten onrechte in artikel 2, lid 8b-1, van de planregels geen nadere invulling gegeven aan het begrip kwetsbaar object, maar hierop een ontoelaatbare beperking aangebracht, waardoor het plan het mogelijk maakt dat binnen de PR 10-6-contouren als bedoeld in artikel 5, lid BI, onder g, van de planregels kwetsbare objecten kunnen worden gebouwd. Door onder de in artikel 1, onderdeel l, onder c, van het Bevi bedoelde kwetsbare objecten uitsluitend de in artikel 2, lid 8b-1, genoemde kantoren en complexen te verstaan, staat het plan er immers niet aan in de weg dat andere gebouwen, waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn binnen genoemde risicocontouren kunnen worden gebouwd. Dit klemt te meer, nu de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" bedrijfsgebouwen mogelijk maakt behorende bij relatief arbeidsintensieve bedrijven. In artikel 2, lid 8b-2, van de planregels heeft de raad dergelijke gebouwen overigens wel uitgesloten door in onderdeel e te bepalen dat andere objecten waar 50 of meer personen aanwezig zijn en waarbij deze personen 40 uur of meer per week aanwezig zijn als kwetsbare objecten worden aangemerkt.”
Het bestemmingsplan van de gemeente Waalwijk had een andere regeling getroffen dan die in het bestemmingsplan De Staart is opgenomen. In de begripsbepaling van “kwetsbaar object” is in tegenstelling tot de regeling in het bestemmingsplan Waalwijk geen ontoelaatbare beperking aangebracht. In Waalwijk was het dan ook mogelijk dat binnen de 10-6 contour andere gebouwen dan kantoren en complexen gerealiseerd konden worden met grote aantallen personen. Dat is in het bestemmingsplan De Staart, gelet op de redactie van artikel 1.51 onder c., niet het geval.
De vrees van inspreker wordt dan ook niet gedeeld.
Ad b.4.). De SBI code 2416 voor Du Pont is de SBI-code 1993, zoals die nog in de publicatie Bedrijven en Milieuzonering van de VNG wordt gehanteerd en waarmee in het bedrijfsregistratiesysteem van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid wordt gewerkt. Dit is dezelfde code als SBI 2008-code 2016. Er is dus geen sprake van een verkeerde code, alleen van een code volgens de verouderde SBI-codering.
Ad c.5.). Op het kaartje bij de toelichting is de geluidzone rondom het plangebied aangegeven. Inspreker stelt de vraag of dat ter plaatse van Stadspolders wel klopt. De geluidzone lijkt daar te zijn teruggelegd.
De geluidzone ter plaatse van Stadspolders is gebaseerd op het bestemmingsplan Stadspolders, Vissershoek en Oudelandshoek. Dat bestemmingsplan is vastgesteld op 11 maart 2008. In dat bestemmingsplan is de geluidzone herzien.
Aanleiding daarvoor was de aanpak van de geluidproblematiek. Daarbij is onder meer de geluidzone in Sliedrecht en Papendrecht verruimd. Ter plaatse van Stadspolders is de geluidzone voor een deel teruggelegd en voor een deel verruimd. Bij de herziening van de geluidzone in Dordrecht en in de omliggende gemeenten is rekening gehouden met DuPont. De geluidruimte is destijds vastgelegd in het Zonebeheerplan De Staart.
Het bij de toelichting op het bestemmingsplan gevoegde kaartje met de geluidzone van het bedrijventerrein De Staart is dus correct.
c. Stichting Woon- en zorgcentrum De Merwelanden
Dit bestemmingsplan beperkt de bebouwings- c.q. uitbreidingsmogelijkheden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Dit kan de toekomstvisie op wonen en zorg ernstig schaden en daarmee de leefbaarheid van de bewoners van de wijk.
De Merwelanden wordt juist opengesteld voor ‘ontmoeting’ voor alle bewoners in de wijk. Het sluiten van het buurthuis is hiervan mede de oorzaak.
Daarnaast wijst inspreker op een tal ontwikkelingen in de zorg, die een verschuiving laten zien van intramurale naar extramurale zorg. De geprognosticeerde vergrijzing van de samenleving, de ingezette kanteling, de verschuiving van AWBZ naar WMO èn overheidsbezuinigingen vragen om efficiëntie in zorg- en dienstverlening.
Inspreker heeft daarnaast een groot aantal seniorenwoningen in bezit. Verzocht wordt om bestuurlijk overleg. Inspreker begrijpt dat de gemeente het aantal bewoners in het gebied niet wil laten toenemen. De wijze waarop dit wordt vormgeven (nauwe contouren rond het vastgoed) sluit echter niet aan op de visie van inspreker.
Vervolgens geeft inspreker een aantal voorbeelden die niet meer mogelijk zullen zijn.
Verzocht wordt om het bestemmingsplan aan te passen waarbij rekening wordt gehouden met alle maatschappelijke ontwikkelingen, zowel op de beleidsvelden ruimtelijke ordening en wonen, welzijn en zorg.
Deze aanpassingen zijn volgens inspreker mogelijk indien deze in goed inhoudelijk overleg nader worden vorm gegeven. In dit overleg zullen een aantal begrippen nader juridisch moeten worden vertaald, zoals zelfstandig wonen, woongroep, wooneenheid/woongebouw en verzorginghuis/verpleeghuisplaats. Alle begrippen hebben een relatie met ruimten voor verblijf van personen. Alle begrippen passen binnen de bestemming maatschappelijk. Knelpunt is het aantal personen.
Commentaar:
Het zorgcentrum De Merwelanden bevindt zich binnen het invloedsgebied van DuPont. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied van een mogelijk ongeval van dit bedrijf aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Dit wordt het groepsrisico genoemd. Dit risico bedraagt in de huidige situatie 1,46 maal de oriëntatiewaarde. Omdat het groepsrisico hoger is dan de oriëntatiewaarde van de Structuurvisie Dordrecht 2020, namelijk 0,75, en verdere overschrijding dus in strijd is met gemeentelijk beleid, dient voorkomen te worden dat meer mensen zich in dit invloedsgebied gaan vestigen. Zie voor meer informatie over deze materie, het verrichte onderzoek en het beleid van de gemeente hoofdstuk 4.5 van de toelichting op het bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan is het gemeentelijke beleid voor wat betreft externe veiligheid vertaald door de bestaande bebouwing en functies, de zogenaamde kwetsbare objecten, als zodanig te bestemmen.
Naar aanleiding van deze inspraakreactie heeft op 28 november jl. overleg met inspreker plaatsgevonden. Met inachtneming van het gemeentelijke beleid over het groepsrisico wordt het bestemmingsplan op een paar punten aangepast om inspreker meer ruimte te kunnen bieden. Het aantal bewoners mag echter niet toenemen.
Het gaat hierbij om de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan:
- op het oostelijke deel van het hoofdgebouw van het zorgcentrum (bestemming Maatschappelijk) worden de maximale bouwhoogtes gewijzigd: de maximale bouwhoogtes worden gewijzigd van 19 m naar 22 m en van 22 m naar 25 m.
Hierdoor kan een extra bouwlaag worden gerealiseerd; daarmee kunnen de woningen in dit pand worden vergroot;
- op het westelijke deel van deze tot Maatschappelijk bestemde gronden wordt een globale bestemmingsregeling opgenomen. Met inachtneming van de maximale bouwhoogtes en het maximum aantal wooneenheden (d.i. het bestaande aantal) kan vervangende nieuwbouw worden gepleegd.
Deze regeling is vergelijkbaar met de bebouwingsregeling in het vigerende bestemmingsplan Merwedepolder. De aanduiding “zorgwoning” wordt toegevoegd.
- een eventuele verbinding tussen deze woningen en het zorgcentrum wordt in de regels van het bestemmingsplan mogelijk gemaakt door middel van een zogenaamde afwijkingsbevoegdheid. De verbinding mag niet op de begane grond worden gerealiseerd. De bewoners uit de wijk moeten namelijk vrij door kunnen lopen naar het Wantij;
- de overige bezittingen van inspreker blijven bestemd tot Wonen; de aanduiding ”zorgwoning” wordt opgenomen. In die gebouwen kunnen extra voorzieningen worden gerealiseerd, namelijk zorgvoorzieningen en ontmoetingsruimtes. Dit zijn voorzieningen voor de bewoners zelf.
De begane grondlaag van de woningen ten noorden van de Wielingenstraat kan worden uitgebreid. De maximale diepte hiervan bedraagt 4 m.
Ook het woongebouw op de kruising Wielingenstraat/Haringvlietstraat kan worden uitgebreid. Het bouwvlak wordt verruimd.
In de bestemming Gemengd-1 (ten zuiden van de Volkerakweg) wordt in het pand direct naast de woningen ook de aanduiding "zorgwoning" opgenomen. In de regels zullen hier ook zorgvoorzieningen en ontmoetingsruimtes mogelijk worden gemaakt, bedoeld voor de bewoners van zorgwoningen.
Naar aanleiding van deze reactie wordt het bestemmingsplan aangepast in die zin dat het aantal bestaande wooneenheden in het plangebied niet mag toenemen (algemene bouwregel).
d. Slurink B.V.
Op het perceel Merwedestraat 48 wil inspreker naast gasolie ook LNG leveren. LNG (Liquid Natural Gas) is aardgas dat door koeling onder lage druk vloeibaar wordt gehouden. LNG is zwavelvrij en leidt tot milieuvriendelijker motoremissies.
Het bunkerstation zal mede vanwege de benodigde hoeveelheden LNG een risicovol bedrijf worden (Bevi-bedrijf/BRZO-bedrijf).
Inspreker heeft recent een omgevingsvergunning aangevraagd voor de eerste fase: het beleveren van schepen vanuit tanktrucks. Het bedrijf wil op korte termijn een omgevingsvergunning voor de tweede fase aanvragen: twee landtanks (permanente voorzieningen die het externe veiligheidsrisico verder zullen laten afnemen).
In het bestemmingsplan is Slurink niet als risicovol bedrijf aangemerkt, terwijl de gemeente al geruime tijd op de hoogte is van de plannen op dit gebied. In maart 2013 gaan de eerste schepen op LNG varen. Hiervoor is een bunkervoorziening noodzakelijk.
De locatie op de Staart is optimaal; een kruising van belangrijke binnenvaartroutes. De andere risicovolle bedrijven zijn op zodanige afstand gevestigd dat geen rekening hoeft te worden gehouden met domino-effecten.
Voor het vervoer van LNG kan gebruik worden gemaakt van de route N3-Merwedestraat. Deze route is grotendeels al aangewezen als transportroute gevaarlijke stoffen. De transporteur zal om een ontheffing verzoeken.
Inspreker heeft de bedrijven in de directe omgeving over de plannen geïnformeerd.
Verzocht wordt om het bedrijf in het bestemmingsplan op te nemen als een risicovol bedrijf. Het geldende bestemmingsplan staat dit plan toe. Verwezen wordt naar de risicocontouren uit de door AVIV opgestelde QRA. Die maken het mogelijk om een LNG-bunkerfaciliteit te vergunnen tegen aanvaardbare risico’s. Noch de functionaliteit van omliggende bedrijfsterreinen, noch het publieke belang worden hierdoor onevenredig geschaad.
Daarnaast wordt verzocht om het bestemmingsplan op de volgende punten aan te passen:
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn alleen binnen een bouwvlak toegestaan; het bouwvlak is op 25 m uit de waterlijn gesitueerd; deze bepaling zal ook in de weg staan aan de realisering van een LNG-bunkerstation (landtanks opslag LNG, zo dicht mogelijk bij binnenschepen om onnodige opwarming van het product en nadelige gevolgen voor het veiligheidsrisico te voorkomen);
b. deze bepaling doet ook geen recht aan gerealiseerde c.q. vergunde bouwwerken, zoals de afmeervoorzieningen en de loopbrug naar het bunkerstation; ook de nieuwe radarinstallatie wordt op deze wijze onder het overgangsrecht gebracht;
c. bij het bunkerstation moet ook opslag buiten het bouwvlak mogelijk kunnen zijn (bijvoorbeeld van afvalstoffen in containers en van lege emballage);
d. op grond van artikel 3.1 is op het terrein van Slurink uitsluitend een bunkerstation toegestaan; het is niet duidelijk hoe deze bepaling zich verhoudt met artikel 3.5.6.1, waarin de toegelaten milieucategorieën zijn opgenomen;
e. inspreker heeft ook het plan om een bedrijfsgebouw op te richten; aangezien alleen een bunkerstation is toegelaten, wordt gevreesd voor onvoldoende ruimte; deze bedrijvigheid, hoewel gerelateerd aan de binnenscheepvaart, kan niet als bunkerstation worden beschouwd; het verzoek is om ook categorie 4.2 bedrijvigheid toe te laten op het perceel;
f. de huidige begrenzing van het bouwvlak betekent dat onvoldoende ruimte beschikbaar is voor het oprichten van bedrijfsgebouwen; minder dan de helft van het perceel kan worden bebouwd; bij het oprichten van nieuwbouw moet ook rekening worden gehouden met de hier aanwezige leidingenstraat, die niet in het voorontwerp is opgenomen;
g. het beperken van de toe te laten bedrijvigheid leidt tot een aantasting van de vermogenspositie van inspreker; dit leidt niet alleen schade maar tast ook de financieringsmogelijkheden aan die nodig zijn om de plannen te realiseren.
Commentaar:
In de op 7 april 2009 vastgestelde Structuurvisie Dordrecht 2020 is het geldende gemeentelijke ruimtelijk beleid vastgesteld, waaronder het ruimtelijke veiligheidsbeleid.
Uitgangspunt in de Structuurvisie is dat slechts op de bedrijventerreinen die gelegen zijn aan een route gevaarlijke stoffen bedrijven gevestigd mogen worden die zich bezig houden met het opslaan en be- en verwerken van gevaarlijke stoffen. Daarnaast is het uitgangspunt dat bedrijven de risico’s (10-6 contour) op eigen terrein houden.
Mede gelet op de korte afstand tot de bestaande woonwijk Staart is het ongewenst de Merwedestraat aan te wijzen als route gevaarlijke stoffen. De vestiging van nieuwe risicorelevante bedrijven op het bedrijvengebied ten westen van de N3 is derhalve in strijd met de geldende Structuurvisie.
De eind november jl. ingediende aanvraag omgevingsvergunning voor de nu door inspreker beoogde “eerste fase” zal de komende periode moeten worden beoordeeld. De aanvoer en de levering van LNG is landelijk een nieuwe ontwikkeling. De risico’s en de effecten moeten in zijn algemeenheid nog inzichtelijk worden gemaakt. Parallel daaraan worden door verschillende (LNG-leverancierende) initiatiefnemers de mogelijkheden en effecten op concrete locaties inzichtelijk gemaakt. Mede in het licht van landelijke normering zal toetsing en beoordeling van concrete initiatieven moeten plaatsvinden. Dat is ook van toepassing op de beoogde nieuwe locatie aan de Merwedestraat. Tot dat moment kan van een nieuwe risicovolle inrichting in het (ontwerp)bestemmingsplan geen sprake zijn.
Over de andere punten in deze inspraakreactie wordt het volgende opgemerkt:
Ad a. en b.). De zone van 25 meter uit de waterlijn betreft het plasbrandaandachtsgebied conform het eindrapport Basisnet water (Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2008). Dit betreft het effectgebied van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand.
Voor bestaande bouwwerken in deze zone wordt in het bestemmingsplan een regeling getroffen; nieuwe bouwwerken zijn echter niet mogelijk.
Ad c). Voor bestaande opslag in deze zone wordt een regeling getroffen; voor nieuwe opslag wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen; het kan hierbij alleen gaan om niet-brandbare goederen na een positief advies van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
Ad d). Het perceel van Slurink B.V. is bestemd tot Bedrijf; dit betekent dat ook andere bedrijven dan een bunkerstation zijn toegestaan; vanwege de specifieke aard van het bunkerstation is die bunkerbedrijvigheid alleen toegestaan daar waar op de verbeelding de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – bunkerstation” voorkomt.
Ad e). Op het perceel is voor een deel bedrijvigheid in milieucategorie 4.1 en voor een deel bedrijvigheid in categorie 4.2 toegestaan. Deze milieuzonering is gebaseerd op onderzoek. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting. Artikel 30.3 biedt overigens de mogelijkheid om van deze zonering af te wijken. De criteria bij deze afwijkingsbevoegdheid zijn vermeld in artikel 30.4..
Ad f). Zie hetgeen onder a. en b. is opgemerkt. Op het perceel komen geen te bestemmen (i.c. planologisch relevante) kabels en leidingen voor.
Ad g). De regels in dit bestemmingsplan zijn noodzakelijk vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening i.c. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, en gebaseerd op onderzoek en (gemeentelijk) ruimtelijk beleid. De verantwoording van de gemaakte keuzes is opgenomen in de toelichting op het bestemmingsplan.
e. Struyk Verwo Infra B.V.
Inspreker heeft bezwaar tegen de volgende onderdelen van het bestemmingsplan:
a. milieucategorie 5.2
In artikel 3.5.6.2 van het voorontwerpbestemmingsplan is voor het bedrijf
een afwijkende milieucategorie opgenomen. Door de afwijkende milieucategorie op te nemen in de regels, is dit niet te zien op de verbeelding. Dit is niet gebruikelijk.
Verzocht wordt om het perceel op de verbeelding op te nemen met milieucategorie 5.2. Dit is duidelijker en biedt meer rechtszekerheid.
b. bouwhoogte silo’s
Op het perceel van inspreker staan silo's. In artikel 3.2.3 van het voorontwerpbestemmingsplan is opgenomen welke bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, toegestaan zijn en tot welke hoogte. Hierbij is geen
silo opgenomen. Omdat de silo's de maximale bouwhoogte van 15 meter
ruim overschrijden, wordt verzocht om in artikel 3.2.3. een silo op te nemen tot een hoogte van 30 meter.
c. opslag
Op basis van artikel 3.5.2 van het voorontwerpbestemmingsplan is opslag
uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'. In de huidige situatie (zoals ook is opgenomen in de milieuvergunning) vindt opslag plaats langs de kade (buiten het bouwvlak). Verzocht wordt om dit mogelijk te maken.
d. aanlegsteiger
De aanlegsteigers van het bedrijf vallen binnen de bestemming Bedrijf. In deze bestemming is hierover niets opgenomen. Hierdoor is niet duidelijk of de aanlegsteigers op deze locatie zijn toegestaan. Verzocht wordt om aanlegsteigers op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan.
e. bunkerstation
De aanduiding voor het bunkerstation loopt voor het perceel van inspreker langs, zodat
dit problemen kan opleveren voor het aanmeren van schepen. Verzocht wordt om de aanduiding aan te passen, zodat deze niet meer voor het perceel langs loopt.
Commentaar:
Ad a). De afwijkende milieucategorie wordt op de verbeelding aangegeven. Het bestemmingsplan wordt hierop dus aangepast.
Ad b). In artikel 27 lid 2 is een regeling getroffen voor bouwwerken die hoger zijn dan op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Die bouwwerken kunnen dus opnieuw worden opgericht. Wel wordt aan de regels (artikel 3.2.3 onder c.) een bepaling toegevoegd over silo’s. De maximale bouwhoogte van dit type bouwwerk, geen gebouw zijnde bedraagt 15 m.
Ad c). Zie het commentaar op de inspraakreactie van Slurink B.V. onder c..
Ad d). Aanlegsteigers zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Deze zijn toegestaan. Voor wat betreft de bouwhoogte vallen deze bouwwerken onder de categorie “overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde”.
Ad e). De situering van de aanduiding voor het bunkerstation is conform de verleende en onherroepelijke bouwvergunning voor Slurink B.V..
7.2 Overleg
1. Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
De digitale kennisgeving van het voorontwerp is op 9 oktober 2012 naar de volgende instanties gezonden:
1. Provincie Zuid-Holland
2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
3. Waterschap Hollandse Delta
4. KPN Telecom Netwerkdiensten
5. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie/Energie
6. Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie
7. ProRail
8. Kamer van Koophandel
9. Tennet TSO
10. N.V. Nederlandse Gasunie
11. Veiligheidsregio
12. Gemeentebestuur Papendrecht
13. Gemeentebestuur Sliedrecht
2. Overlegreacties
De instanties als bedoeld onder 1., 3., 8., 9., 10. en 11. hebben een inhoudelijke reactie gegeven. De overige instanties hebben niet gereageerd.
1. Provincie
Volgens de provincie houdt dit plan onvoldoende rekening met het provinciale belang externe veiligheid als opgenomen in paragraaf 4.7.5. van de Provinciale Structuurvisie:
-
voor het mogelijk in het plangebied te vestigen bedrijf Slurink Zwaans en voor de locatie van de vluchthaven voor kegelschepen is in het plan geen informatie over de hiermee samenhangende externe veiligheidsrisico’s opgenomen.
-
de verantwoording van het groepsrisico veroorzaakt door Dupont wordt als onvoldoende beoordeeld.
-
voor de N3 is een te laag groepsrisico aangehouden.
-
er is in de planregels onvoldoende rekening gehouden met ruimtelijke beperkingen voortvloeiend uit de regelgeving externe veiligheid.
Groepsrisico Dupont
De verantwoording van het groepsrisico dient volledig plaats te vinden volgens artikel 13 lid 1 Besluit externe veiligheid inrichtingen (de structuurvisie voldoet namelijk niet aan artikel 13 lid 4 Bevi). Niet op alle onderdelen wordt hieraan voldoende invulling gegeven:
onderdeel c en d: ontbreken van maatregelen van Dupont en vergunningvoorschriften ter beperking van het groepsrisico;
onderdeel f: niet wordt aangegeven dat, gelet op het conserverende karakter van het plan, er geen reële ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied mogelijk zijn die leiden tot een afname van het groepsrisico en het op termijn kunnen voldoen aan de oriëntatiewaarde dan wel de maximale waarde groepsrisico van de Structuurvisie Dordrecht 2020.
Onder deel g: in de toelichting worden twee planmaatregelen genoemd over de begrenzing van kwetsbare objecten en bedrijfskantoren binnen de 10-8 contour van Dupont. Deze maatregelen worden echter (juridisch) niet vertaald in de planverbeelding en –regels.
De verantwoording van het groepsrisico beperkt zich tot de constatering dat de oriënterende waarde wordt overschreden. De in het plan beschreven ruimtelijke maatregelen om het groepsrisico te beheersen en waar mogelijk te reduceren worden daarbij als onvoldoende aangemerkt.
Groepsrisico N3
Met de regel over de maximale oppervlakte van bedrijfskantoren van 16.000 m2 is in het gepresenteerde groepsrisico geen rekening gehouden. Wordt hiermee wel rekening gehouden dan stijgt het groepsrisico van 0,21 tot ca. 0,56 maal de oriënterende waarde.
In het plan dient dit hogere groepsrisico voor de N3 aangehouden en verantwoord te worden. De bij de Veiligheidsregio beschikbare rampenbestrijdingsplannen voor calamiteiten op de weg worden niet genoemd.
Commentaar:
Op 7 december 2012 is de reactie van de provincie ontvangen. Gezien deze late reactie en de planning van onderhavige bestemmingsplanprocedure (vaststelling voor 1 juli 2013) kan de reactie niet meer in het ontwerpbestemmingsplan worden verwerkt. De reactie zal overigens wel worden beoordeeld. Mogelijk leidt dit tot een voorstel aan de gemeenteraad voor een gewijzigde vaststelling van het plan.
Naschrift: naar aanleiding van deze reactie heeft overleg plaatsgevonden met de provincie, de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Dit overleg heeft geresulteerd in aanpassingen van hoofdstuk 4.5 (Externe veiligheid), een aanvulling op de milieuonderzoeken (aanvulling 2 d.d. 28 februari 2013) en de opname van een afstandsbepaling (minimaal 100 m) tussen kegelschepen en tankopslagbedrijven in de bestemming Bedrijf (artikel 3).
3. Waterschap Hollandse Delta
Op de plankaart zijn de objecten/bouwwerken op het terrein van de rioolwaterzuiveringsinstallatie onvolledig weergegeven. Daarnaast klopt het tracé hoogspanningsverbinding op dit terrein niet. Verzocht wordt om de plankaart hierop aan te passen.
Commentaar:
De ingetekende objecten/bouwwerken maken deel uit van de ondergrond. Die heeft geen zelfstandige juridische betekenis. De gebruiks- en bouwmogelijkheden worden bepaald door de regels (artikel 3 bestemming Bedrijf) in combinatie met de verbeelding.
Belangrijke regels zijn die over de situering van bouwwerken, de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage.
Het tracé van de hoogspanningsverbinding wordt op de verbeelding aangepast.
8. Kamer van Koophandel
De Kamer van Koophandel maakt de volgende opmerkingen over het bestemmingsplan:
a. watergebonden bedrijven
Positief is dat de specifieke bestemming watergebonden bedrijf wordt genoemd (begrippenlijst 1.6 en gebruiksregels 3.5.1.) Dit past bij het streven naar voldoende ruimte voor de maritieme functies in de Drechtsteden. Niet duidelijk is waarom deze bestemming niet voor alle aan de Eerste en Tweede Merwedehaven grenzende percelen wordt toegepast (niet aan de noordwestzijde van de Eerste Merwedehaven en niet aan de zuidzijde Tweede Merwedehaven). Verzocht wordt om een toelichting.
b. havens
De Kamer is eveneens positief over de havens die een specifieke waterbestemming hebben, namelijk Water - Haven, waarbinnen ligplaatsen, op- en overslag en scheepsbouw- en reparatiewerkzaam heden mogelijk zijn. Ook dit past bij de maritieme functie.
c. bedrijfswoningen
De bedrijfswoningen worden gehandhaafd. Vastgesteld wordt dat geen uitspraak wordt gedaan over de aanwezigheid en consequenties van woningen en bedrijfswoningen in het plangebied. De combinatie woningen - gezoneerd bedrijventerrein is ongelukkig.
De gemeente wordt gevraagd de toekomstvisie over de relatie tussen deze woonbebouwing en de bedrijven in het bestemmingsplan te specificeren.
Daarnaast vraagt de Kamer zich af of de begripsomschrijving van “bedrijfswoning” op deze woningen wel altijd van toepassing is.
d. wijzigingsbevoegdheid
In artikel 31.1 staat dat b&w overeenkomstig het bepaalde in art 3.6 WRO het bestemmingsplan kunnen wijzigen door het verwijderen van een in de regels met name genoemd bedrijf met een afwijkende milieucategorie (dat zijn de 5 maatwerkbestemmingen waaronder Dupont) indien de betreffende bedrijfsactiviteiten gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 1 jaar zijn onderbroken of beëindigd. Deze regel is zeer inflexibel en niet bedrijfsvriendelijk. Gevraagd wordt waarom hier specifiek voor maatwerkbedrijven is gekozen. Verzocht wordt om een nadere toelichting.
Commentaar:
Ad a). De terreinen langs de Eerste en Tweede Merwedehaven zijn bestemd tot Bedrijf. Daar waar sprake is van of een invulling gepland is met watergebonden bedrijvigheid is dit op de verbeelding aangeduid. Deze aanduiding voorkomt dat deze percelen op termijn voor andere bedrijvigheid in gebruik worden genomen. De ambitie is inderdaad om de terreinen langs de Eerste en Tweede Merwedehaven voor watergebonden bedrijvigheid in te richten. Daar staat het bestemmingsplan niet aan in de weg. Het is echter niet mogelijk om alle percelen nu als “specifieke vorm van bedrijf - watergebonden bedrijf” aan te duiden daar hier op dit moment nog andere niet-watergebonden bedrijven voorkomen. Opname van deze aanduiding zou er toe leiden dat deze bedrijven onder het overgangsrecht worden gebracht. Dat ligt niet in de rede.
Ad b). Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen.
Ad c). In het plangebied komt een aantal bedrijfswoningen voor. Deze bedrijfswoningen worden gehandhaafd. Deze woningen zijn gelegen binnen het gezoneerde industrieterrein en zijn daardoor niet beschermd tegen industrielawaai. Ook in de milieuzonering is geen rekening gehouden met deze bedrijfswoningen.
Daar waar eventueel nog zelfstandig gebruik van de bedrijfswoning plaatsvindt, is dat gebruik onder het overgangsrecht gebracht.
Ad d). Voor dit bestemmingsplan heeft de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid onderzoek verricht, waaronder naar zonering van bedrijven op het bedrijventerrein De Staart. Verwezen wordt naar bijlage 2 bij de toelichting, waarin dit onderzoek is opgenomen.
De inventarisatie van bestaande bedrijven is getoetst aan deze zonering en gebleken is dat een aantal bedrijven in hogere milieucategorie voorkomen dan op grond van het onderzoek wenselijk is. Om te voorkomen dat deze bedrijven worden wegbestemd, zijn voor deze bedrijven regelingen op maat getroffen. Deze bedrijven kunnen dus hun activiteiten voortzetten; zij zijn positief bestemd. Voortzetting van de bestemde bedrijfsactiviteiten door een ander bedrijf (verkoop) is eveneens mogelijk.
De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het geval het bedrijf zijn activiteiten beëindigt. Dan kan niet een dergelijk bedrijf zich op deze locatie vestigen. Vanuit het goede ruimtelijke ordening is dit aanvaardbaar. Het komt het woon- en leefklimaat in De Staart immers ten goede.
9. TenneT TSO
In het plangebied is geen rekening gehouden met ondergrondse hoogspanningsverbindingen. Verzocht wordt de ondergrondse 150 kV-verbindingen Dordrecht/Merwedehaven-Dordrecht/Noordendijk-Dordrecht/Merwedehaven (DDN-DDM150) en Crayestein-Dordrecht/Merwedehaven (CST-DDM150) op de verbeelding aan te geven en aan deze stroken de (dubbel)bestemming “Leiding – Hoogspanningsverbinding” toe te kennen.
Daarnaast wordt verzocht om de regels van de bestemming “Leiding – Hoogspanningsverbinding” aan te passen. De tekst voor het gewijzigde artikel kan gelijk zijn aan de tekst van artikel 22 “Leiding – Leidingstrook, rekening houdende met enkele tekstaanpassingen, te weten “de aanleg en instandhouding van ondergrondse 150 kV-verbindingen voor het transporteren van electriciteit”.
Verzocht wordt om de volgende werkzaamheden in een apart lid aan deze bestemming toe te voegen:
-
het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair;
-
het leggen van kabels en leidingen.
Commentaar:
De ondergrondse 150 kV-verbindingen worden bestemd tot “Leiding – Leidingstrook”. De bestemming “Leiding – Hoogspanningsverbinding” wordt uitsluitend toegekend aan bovengrondse hoogspanningsverbindingen.
Het leggen van kabels en leidingen wordt toegevoegd aan artikel 22.4.1; hiervan zijn de op grond van deze bestemming toegestane leidingen uitgezonderd. De andere genoemde objecten zijn bouwwerken en vallen onder de reikwijdte van artikel 22.2.
10. N.V. Nederlandse Gasunie
In het plangebied ligt een drietal gastransportleidingen en een tweetal gasontvangstations van het bedrijf. De GasUnie heeft de volgende opmerkingen over het bestemmingsplan:
a. verbeelding
1. nieuwe bouwvlakken te dicht bij de leiding
Een aantal (nieuwe) bouwvlakken is op een te geringe afstand van de leiding geprojecteerd. De beoogde ontwikkelingen boven de gastransportleiding en binnen de belemmeringenstrook kunnen ernstige gevolgen hebben voor de veilige ligging van deze leiding. Dit geldt ook voor de toegankelijkheid ervan. Verzocht wordt om de nieuwe bouwvlakken (daar waar het geen bestaande bebouwing betreft) zodanig aan te passen, dat de afstand tussen de leiding en de grens van het bouwvlak minimaal 4 meter bedraagt.
2. te smalle belemmeringenstrook
Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor goederen en personen in de directe omgeving, is wettelijk bepaald dat een
belemmeringenstrook dient te gelden. Deze bedraagt tenminste 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Daar wordt momenteel niet geheel aan voldaan.
Verzocht wordt om de belemmeringenstrook te verbreden. Verwezen wordt naar artikel artikel 14, eerste lid Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
3. afsluiterschema’s
Binnen de bestemming "Leiding - Gas" liggen meerdere afsluiterschema's. De belemmeringenstrook dient ter hoogte van het afsluiterschema 4 meter rondom het schema te zijn. Doel hiervan is te voorkomen dat er te dicht gebouwd wordt op allerlei ondergrondse omloopleidingen van het afsluiterschema. Verwezen wordt naar een gewenste opname op de verbeelding. De digitale gegevens worden nagezonden.
4. gasontvangstations
Twee gasontvangstations zijn bestemd als “Bedrijf". Het beleid van Gasunie is om binnen bestemmingsplannen gasontvangstations op een eenduidige en uniforme wijze te bestemmen. Gelet hierop en op de veiligheidsaspecten (veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit, bedrijfszeker gastransport en veiligheid van personen, goederen en milieu in de directe omgeving) die gelden voor deze gasontvangstations, wordt verzocht om deze met de bijbehorende gronden te bestemmen als "Bedrijf - Gasontvangstation" (verbeelding en regels). Verwezen wordt naar een tekstvoorstel.
5. gasontvangstation met de functieaanduiding “cultuurhistorische waarden”
Ter plaatse van de Grevelingenweg is een gasontvangstation gelegen met de aanduiding “cultuurhistorische waarden”. Deze waarde komt echter niet terug in de bestemming
'Bedrijf'. Gasunie vraagt af of de functieaanduiding terecht is.
b. planregels
a. ontbreken adequate regeling afwijken van bouwregels
De afwijkingsbevoegdheid in artikel 22.3 “Leiding - Leidingstrook” is in strijd met het bepaalde in artikel 14, derde lid, Bevb. Hierin is bepaald dat de veiligheid van de in de
belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet mag worden geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten. Dit artikel biedt geen mogelijkheid voor een beoordelingsvrijheid. Verwezen wordt naar een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zaaknummer 201105839/1/R3) van 9 mei 2012. Verzocht wordt artikel 22.3 aan te passen zoals voorgesteld.
b. Ontbreken adequaat vergunningstelsel
In artikel 22.4 “Leiding – Leidingstrook” is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Dit is niet voldoende. Zie artikel 14, tweede lid, sub b van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Verzocht wordt om ook het werk “permanent opslaan van goederen” in dit artikel op te nemen.
Commentaar:
Ad a.1.). De verbeelding wordt aangepast.
Ad a.2.). De verbeelding wordt aangepast.
Ad a.3.). De verbeelding wordt aangepast.
Ad a.4.). De gasontvangstations worden bestemd tot Bedrijf – Nutsvoorziening. De bescherming van deze objecten is daarmee even effectief als met een aparte bestemmingsregeling. De regels van de bestemming Bedrijf – Nutsvoorziening worden hierop aangepast.
Ad a.5.). De brandblustoren op het perceel Grevelingenweg 24a is van cultuurhistorische waarde. In artikel 29.1 is een sloopverbod behoudens vergunning voor een als zodanig aangeduid bouwwerk opgenomen. Verwezen wordt naar het in artikel 29.2 opgenomen criterium.
Ad b.1.). Artikel 22.3 wordt aangepast.
Ad b.2.). Het permanent opslaan van goederen zal in de bestemming Leiding – Leidingstrook (artikel 22.4) worden aangemerkt als strijdig gebruik, een gebruiksverbod dus.
11. Veiligheidsregio
Het advies van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid is als bijlage 3 bij de toelichting op het bestemmingsplan gevoegd. De ruimtelijke aspecten van dit advies zijn verwerkt in de regels en de verbeelding. Aan de regels wordt toegevoegd dat hulpdiensten in alle verkeersbestemmingen, waaronder bruggen mede zijn begrepen, zijn toegestaan.
7.3 Ambtshalve wijzigingen
Naast enkele bestemmingsplantechnische verbeteringen zijn de volgende wijzigingen in de verbeelding en de regels van het ontwerp aangebracht:
1. aan de bestemming Water aanduiding “bunkerstation” is een regel toegevoegd aansluitend bij die van de bestemming Bedrijf (i.c. geen risicovolle inrichting);
2. de bestemming Water – Haven is aangevuld met regels over toegestane milieucategorieën;
3. aan de bestemming Bedrijf is een flexibiliteitsbepaling (afwijkingsbevoegdheid) toegevoegd: ingeval het zonebeheerplan De Staart bij besluit van burgemeester en wethouders wordt gewijzigd, geldt het gewijzigde zonebeheerplan;
4. de gemeente heeft op 20 juli 2012 aan Scheepswerf Hoebee B.V. een omgevingsvergunning verleend met als gevolg dat de inrichtingsgrenzen zijn verruimd met de percelen Merwedestraat 58, 60 en 62-77; de afwijkende milieucategorie voor deze inrichting (i.c. milieucategorie 5.1) is op de verbeelding ook op die percelen gelegd (niet alleen op Merwedestraat 56);
5. aanduidingen showroom op de percelen Merwedestraat 64, 70, 72 en 78;
6. opname van de aanduiding “vrijwaringszone – straalpad” op verbeelding en in de regels; hier geldt een maximale bouwhoogte van 65 m;
7. regeling bedrijfsgebonden kantoren in bestemming Gemengd-3;
8. ontsluitingen in bestemming Groen mogelijk;
9. de parkeervoorzieningen bij de woningen aan de Schipbeekstraat en de Haringvlietstraat zijn bestemd tot Verkeer in plaats van Tuin;
10. de bestaande bergingen bij de woningen ten zuiden van de Volkerakweg en Haringvlietstraat zijn bestemd tot Wonen in plaats van Tuin;
11. opslag van vuurwerk mag – voor zover passend in de toegestane milieucategorie - alleen op gronden met de bestemming Bedrijf;
12. het aantal wooneenheden in het plangebied mag niet toenemen (algemene bouwregel);
13. in de Beinemastraat was grond bestemd tot Tuin, in bezit van Woonbron. Die percelen zijn bestemd tot Groen (de grond wordt openbaar). Tussen de Beinemastraat en de Merwedestraat komen speelveldjes voor, was bestemd tot Tuin; dit is gewijzigd in Groen.
|