4.1 Internationaal en Europees beleid
4.1.1 Natuurbescherming
Vanaf de jaren ‘70 van de vorige eeuw zijn veel internationale afspraken gemaakt over natuurbescherming. Nederland heeft een aantal verdragen gesloten en dient Europese richtlijnen te implementeren. De internationale afspraken en richtlijnen staan aan de basis van de huidige gebieds- en soortenbescherming.
Voorbeelden zijn de:
-
Ramsar Conventie 1971: verdrag over watergebieden van internationale betekenis (wetlands). Nederland heeft alle wetlands, waaronder de Biesbosch Zuidwaard, aangemeld bij het Ramsarbureau en ook aangewezen als Natura 2000 gebied. De Wetlands vallen daardoor onder het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet 1998 (en art. 6 van de Habitatrichtlijn). De Sliedrechtse Biesbosch valt niet onder deze aanwijzing.
-
Vogelrichtlijn (VRL)1979: internationale afspraken over het behoud van de vogelstand;
-
Habitatrichtlijn (HRL)1992: idem over instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden (plus vier mariene gebieden). Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en / habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor (combinaties van) deze gebieden is "Natura 2000-gebied". Het beleid van de Europese Unie heeft grote invloed gehad op het nationale natuurbeleid: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Veel Natura 2000 - gebieden liggen dan ook binnen de EHS.
De Biesbosch, waaronder de Sliedrechtse Biesbosch, valt zowel onder de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn. De (Nederlandse) procedure voor de aanwijzing van de Biesbosch als Natura 2000-gebied is nog niet afgerond. Zie hoofdstuk 4.2.
Daarnaast heeft een internationale afspraak geleid tot het instellen van nationale parken. Het doel van deze afspraak is om grote natuurgebieden te behouden, die een of meer belangrijke ecosystemen vertegenwoordigen. In Nederland is een nationaal park een natuurgebied van ten minste duizend hectare, met een karakteristiek landschap en bijzondere planten en dieren. Het beheer van een nationaal park is gericht op natuurbehoud en -ontwikkeling, natuurgerichte recreatie, educatie en voorlichting, en op onderzoek. De Biesbosch is het grootste nationaal park van Nederland met een omvang van 7100 hectare. Het werd in 1994 als nationaal park ingesteld. Het park omvat de Dordtse, de Brabantse en de Sliedrechtse Biesbosch. De grootste eigenaren en beheerders zijn Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat, Domeinen en het parkschap Nationaal Park De Biesbosch.
4.1.2 Waterkwaliteit
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die ervoor moet zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In het verleden zijn vele Europese richtlijnen op het gebied van water verschenen. De Kaderrichtlijn Water, die in 2000 van kracht is geworden, moet in deze verschillende soorten regels meer eenheid brengen. De nieuwe richtlijn betekent een ambitieuze en innovatieve aanpak van waterbeheer.
Kernelementen van de wetgeving zijn:
-
De bescherming van alle wateren, rivieren, meren, kustwateren en grondwateren;
-
Het stellen van ambitieuze doelen, om ervoor te zorgen dat alle wateren in het jaar 2015 de “goede toestand” hebben bereikt.
-
De verplichting tot grensoverschrijdende samenwerking tussen landen en tussen alle betrokken partijen.
-
Ervoor zorgen dat alle belanghebbenden actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van waterbeheer.
-
De verplichting van het voeren van een waterprijsbeleid en ervoor zorgen dat de vervuiler betaalt.
-
Het in evenwicht houden van de milieubelangen en de belangen van zij die afhankelijk zijn van het milieu.
De KRW richt zich op de fysisch-chemische en ecologische kwaliteit van oppervlakte en grondwater en is in dat kader van belang voor het ontstaan van natuur.
In relatie tot de KRW is het Ecologisch toetsingskader BPRW (bron: Rijkswaterstaat) van belang. Dit toetsingskader schrijft voor dat ruimtelijke ingrepen binnen het KRW plangebied, dit is het gebied tussen winterdijk en winterdijk, getoetst moet worden aan de ecologische kwaliteit. Hierbij mag geen achteruitgang optreden in de ecologische kwaliteitsklasse van één van de kwaliteitselementen uit de KRW doelstellingen van het betreffende waterlichaam en het ecologisch relevant areaal mag niet meer dan 1% verminderen. Een uitzondering hierop kan zijn wanneer vanuit een ander kader en hoger openbaar belang wordt gediend. Dit toetsingskader is op onderhavig plangebied van toepassing. Zie hoofdstuk 5.9.
4.2 Rijksbeleid
4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Nota Ruimte is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.
Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als
basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het
verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen
geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij
ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.
Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen. Het Rijk richt zich daarbij op het
versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de
belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en
goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en
ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht,
geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van
ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).
Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de
gemeente.
Ecologische hoofdstructuur
De Ecologische hoofdstructuur (EHS) is in de structuurvisie herijkt. De robuuste verbindingen tussen natuurgebieden zijn geschrapt. Dit heeft voor onderhavig plangebied geen gevolgen (uitgezonderd Polder Stededijk). Het rijk heeft het natuurbeleid gedecentraliseerd. Het rijk en de provincies hebben hierover op 20 september 2011 een onderhandelingsakkoord gesloten. Rijk, provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor diverse soorten beschermde natuurgebieden: Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natuurbeschermingswetgebieden en de EHS. De uitvoering van de EHS is in handen van de provincies. Zie verder hierna onder 4.2.4 en 4.3.
Waterveiligheid
De afgelopen jaren is gebleken dat de veiligheid tegen overstromingen beter moet worden gewaarborgd. Behalve zeespiegelrijzing worden ook grotere extremen in neerslag- en droogteperioden verwacht. Voeg daarbij de bodemdaling, vooral in het toch al laaggelegen westen van Nederland, en het is duidelijk dat ingrijpende aanpassingen in het watersysteem en de waterhuishouding nodig zijn. Dit heeft ook consequenties voor de agrarische bedrijfsvoering en de manier waarop nieuwe verstedelijking wordt vormgegeven. Waterveiligheid is dan ook als nationaal belang vastgesteld ("ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige
stedelijke (her)ontwikkeling"). In hoofdstuk 5.9 is de watertoets opgenomen.
Cultuurhistorie
Voor onderhavig plangebied is ook met het volgende nationale belang rekening gehouden: "ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuur-historische en natuurlijke kwaliteiten". Zie hoofdstuk 5.1 voor het onderzoek naar de cultuurhistorische waarden in het plangebied en de wijze waarop het behoud van die waarden in dit bestemmingsplan vorm heeft gekregen.
Recreatie
Het bieden van voldoende recreatiemogelijkheden is een belang dat gevat wordt onder het eerste door het rijk geformueerd nationale belang, namelijk: "een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een
concentratie van topsectoren." In dit bestemmingsplan is het recreatiegebied als zodanig bestemd; het plan maakt enkele initiatieven in dit gebied mogelijk (zie hoofdstuk 3.2).
Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte
De nationale ruimtelijke belangen worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Amvb Ruimte of Barro). Doel is om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Bestemmingsplannen moeten voldoen aan deze algemene regels. Onderhavig bestemmingsplan voldoet hieraan. Het gaat hierbij om regels voor de grote rivieren (zie hoofdstuk 5.9).
4.2.2 Structuurvisie Randstad 2040
Het Rijk wil dat de Randstad zich ontwikkelt tot een duurzame en internationaal concurrerende Europese topregio. De regio moet aantrekkelijk zijn om in te wonen, te werken, te recreëren en te investeren. Omdat te bereiken, heeft de overheid een visie ontwikkeld op hoe de Randstad er in 2040 uit moet zien.
Met de Structuurvisie Randstad 2040 geeft de overheid aan hoe de Randstad in 30 jaar kan uitgroeien tot een internationaal krachtige, duurzame en aantrekkelijke regio. Daarbij staan de steden centraal. Nieuwe woonhuizen en kantoren moeten vooral in de steden worden gebouwd, zodat de stad sterker en aantrekkelijker wordt. Bij steden komen natuurgebieden van topkwaliteit.
Het Rijk wil het Groene Hart verbinden met het IJsselmeer, de Zeeuwse wateren, de kust en de Utrechtse Heuvelrug.
Er zijn vier belangrijke doelstellingen voor de Randstad in 2040:
- de Randstad bestand maken tegen klimaatverandering;
- combinaties van water, natuur, landschap, cultuurhistorie, wonen en werken moeten bijdragen aan meer verscheidenheid in recreëren en de woon- en werkomgeving;
- de internationaal sterke economische functies in de Randstad moeten worden versterkt en moeten goed internationaal verbonden zijn;
- de stedelijke regio’s in de Randstad moeten ruimte en kwaliteit bieden voor wonen,
werken en voorzieningen met een goede bereikbaarheid.
4.2.3 Natuurbescherming
Natura 2000
In en rondom de Natura 2000-gebieden moet in voldoende mate rekening gehouden worden met de randvoorwaarden voor het voortbestaan van de bedreigde soorten en habitattypen. In de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 zijn hiervoor regels opgenomen. De wet bepaalt onder andere dat voor Natura 2000-gebieden het opstellen van een beheerplan verplicht is. Dit beheerplan moet een belangrijke bijdrage leveren aan het streven de natuur te behouden in de Natura 2000-gebieden. Het plan beschrijft wat er nodig is om de duurzame staat van instandhouding van natuurwaarden te behouden of te ontwikkelen.
Omdat diverse Natura 2000-gebieden geen reservaatgebieden zijn, maar multifunctionele gebieden, is het nodig dat daarnaast wordt beschreven wat aan beheerders, gebruikers en andere belanghebbenden wel en niet is toegestaan in het gebied. In het beheerplan wordt het zogenaamde bestaande gebruik beschreven.
De aanwijzing van de Biesbosch als Natura 2000-gebied is nog in procedure. In 2009 is het ontwerp-besluit van de aanwijzing ter inzage gelegd. Hierin komt de volgende passage voor: “De Biesbosch bestaat uit drie delen: de Sliedrechtse en Dordtse Biesbosch ten noorden van de Nieuwe Merwede en de Brabantse Biesbosch ten zuiden ervan. Alleen in de Sliedrechtse Biesbosch resteert nog een getijdenverschil van ongeveer 70 centimeter door de open verbinding via de Oude Maas. Het dynamische getijdengebied veranderde na de uitvoering van de Deltawerken in een verruigd moerasgebied waarin de hoogteverschillen tussen platen en geulen geleidelijk verminderden, wat ten koste ging van afkalving van de eilanden. De biezenvelden, rietgorzen en wilgenvloedbossen zijn deels verdwenen, delen zijn ingepolderd en er zijn drinkwaterbekkens aangelegd. Ondanks deze ingrepen bestaat het landschap van eilanden en slingerende waterwegen in wezen nog steeds en wordt het nu gekenmerkt door rivieren, kreken, slikken, rietgorzen, bekade grienden en polders. In de Sliedrechtse Biesbosch komt nog een groot areaal droog rivierduingrasland en natte stroomdalgraslanden voor.”
De Biesbosch behoort tot het Natura 2000-landschap “Rivierengebied”.
Als de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de Biesbosch definitief aanwijst als Natura 2000-gebied, stellen gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland een beheerplan vast.
![i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113015.jpg [image]](i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113015.jpg)
Begrenzing Natura 2000-gebied, deel Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch
Naast de regels over het beheeplan geldt op grond van artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 een vergunningplicht voor alle handelingen of projecten die (kort gezegd) negatieve effecten kunnen hebben op natuurlijke habitats en habitats van soorten in Natura 2000-gebieden. De doelstellingen voor instandhouding zijn hierbij van belang.
Voor de vaststelling van bestemmingsplannen is artikel 19j Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Gemeenteraden dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de gevolgen van het plan voor het Natura 2000-gebied.
Ook met het beheerplan dient rekening te worden gehouden. In het bestemmingsplan moeten de beschermde natuurwaarden planologisch en juridisch veilig worden gesteld.
Indien in een bestemmingsplan voor een Natura 2000-gebied en/of voor gronden nabij een dergelijk gebied ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient in dit kader een onderzoek naar de gevolgen voor de natuurwaarden te worden verricht.
Dit wordt ook wel de habitattoets, natuurtoets of voortoets genoemd. Deze toets is voor dit bestemmingsplan verricht (zie hoofdstuk 5.5).
Ecologische Hoofdstructuur
Het beleid ten aanzien van de EHS is in 1990 gestart in het Natuurbeleidsplan en later voortgezet in de Nota Ruimte en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uit laatstgenoemde visie: "Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. In internationaal verband heeft Nederland zich met het
Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan afspraken over soorten (flora en fauna) en leefgebieden van soorten (habitats).
Het Rijk is verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van die aangegane verplichtingen. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De provincies geven bij de inzet van middelen voor inrichting en beheer prioriteit aan internationale verplichtingen voortvloeiend uit Natura 2000, de Kaderrichtlijn Water en de soortenbescherming. Ook de drinkwaterbedrijven en de landbouw hebben een rol bij het natuurbeheer."
En verder: "De herijkte nationale EHS is de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan het keren van de internationale achteruitgang van biodiversiteit. De mogelijkheid voor soorten om zich tussen natuurgebieden te verplaatsen, wordt vooral gerealiseerd via landbouwgebied en ander particulier beheerd groengebied."
En: "Bij de realisatie van de EHS zal aandacht zijn voor de toegankelijkheid, de recreatieve waarde en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Ook wordt aansluiting gezocht bij de realisatie van andere maatschappelijke opgaven zoals waterberging. Zo wordt met de EHS ook een bijdrage geleverd aan het halen van de doelen vanuit de Kaderrichtlijn Water.
De herijkte nationale EHS wordt uiterlijk in 2021 door provincies gerealiseerd. Door middel van een gezamenlijk door Rijk en provincies uit te werken eenvoudige monitoringssystematiek, die niet verder gaat dan de Europese rapportageverplichting, en via de reguliere kanalen, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving, zal beleidsvoortgang en doelbereik worden gemeten. Het Rijk ontwikkelt, in samenspraak
met andere partijen, een natuurvisie voor de langere termijn waarin natuurbeheer en natuurbeleving in verbinding worden gebracht met mensen in de streek. Voor de periode na 2021 wordt in 2016 nagegaan welke andere maatregelen, naast de herijkte EHS, ingezet kunnen worden om de internationale doelen te halen. De robuuste verbindingen zijn geschrapt. Ontpoldering ten behoeve van de EHS is alleen toegestaan
wanneer waterveiligheid of internationale afspraken dit vereisen."
Realisatie van de EHS en ruimtelijke bescherming van deze natuur zijn essentiële onderdelen. De gemeente legt in het bestemmingsplan vast wat wel en niet mag in een EHS-gebied. Voor gebieden van de EHS geldt dat er geen aantasting mag plaatsvinden van wezenlijke kenmerken van waarden van een gebied, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang dat niet elders of anders gerealiseerd kan worden. In de EHS liggen de Nationale Parken.
![i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113016.jpg [image]](i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113016.jpg)
Begrenzing EHS Sliedrechtse Biesbosch
Nationaal Park De Biesbosch
Het Nationaal Park De Biesbosch is een van de twintig nationale parken die Nederland kent. De Nationale Parken zijn bijzonder waardevolle natuurgebieden in Nederland en maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en het Natura-2000 netwerk. Het beschermingsniveau van de parken wordt in Nederland bepaald door de geldende wet- en regelgeving voor het gebied (onder andere de Natuurbeschermingswet 1998).
Beschermde soorten
Naast beschermde gebieden zijn er ook beschermde soorten. De Flora- en faunawet heeft tot doel de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde). Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. De Flora- en faunawet maakt het mogelijk een landschapselement of object aan te wijzen als beschermde leefomgeving. Deze mogelijkheid is in de wet opgenomen om locaties die van groot belang zijn voor het voortbestaan van een planten- of diersoort te beschermen. Hierbij valt te denken aan een fort of bunker waar vleermuizen overwinteren, een dassenburcht, een plek waar orchideeën groeien of een muur met daarop beschermde planten. De aanwijzing tot beschermde leefomgeving maakt het mogelijk bepaalde handelingen te verbieden of strenge voorwaarden te stellen aan de handelingen die op die bewuste plaats de kwaliteit kunnen aantasten.
4.2.4 Waterwetgeving, Nationaal Waterplan en Deltanatuur
Waterwetgeving
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Kort samengevat regelt de Waterwet het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert de wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet heeft een groot aantal wetten op het gebied van water vervangen en biedt instrumenten om het waterbeheer op een doeltreffende en doelmatige manier op te pakken.
De Waterregeling bevat regels ten aanzien van de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten betreffende de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk ingevolge Europese verplichtingen.
Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en beheerplannen.
In het Waterbesluit wordt onder meer de vaststelling van een landelijke rangorde bij watertekorten, de zogenaamde verdringingsreeks vastgelegd. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer.
Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn overstromingsrisico’s. Een vergunningplicht en algemene regels zijn uitgewerkt voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken (zie hiervoor ook de vastgestelde kaarten) en voor het lozen of onttrekken van water aan oppervlaktewater in beheer bij het Rijk.
Hoofdstuk 6, paragraaf 6, van het Waterbesluit geeft aan onder welke voorwaarden er zonder vergunning mag worden gebouwd in een oppervlaktewaterlichaam dat in beheer is bij Rijkswaterstaat (zoals de meeste rivieren en daarbij behorende buitendijkse gebieden, waaronder de Sliedrechtse Biesbosch).
Op het plangebied zijn de Beleidsregels grote rivieren van toepassing. In hoofdstuk 5.9 (watertoets) wordt hier aandacht aan geschonken.
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan (NWP) vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.
De stroomgebiedbeheerplannen zijn een bijlage van het NWP. De Ministerraad heeft 27 november 2009 de stroomgebiedbeheerplannen 2009-2015 van de Eems, Maas, Rijndelta (Nederlandse deel) en Schelde vastgesteld.
Deltanatuur
Vanuit de ecosysteemvisie Delta heeft het herstel van het zoetwatergetijdengebied in het mondingsgebied van de Rijn en de Maas prioriteit. Daarbij wordt gedacht aan een ander gebruik van de Haringvlietsluizen, het saneren van waterbodems in de Biesbosch en ontpoldering om de wateroppervlakte van zoet intergetijdengebied te vergroten. Deltanatuurprojecten zijn gericht op intergetijdendynamiek en robuustheid van natuurgebieden, maar ook op multifunctionaliteit zoals de koppeling met recreatie en waterberging. Zie voor meer info www.deltanatuur.nl.
Het bestemmingsplan voldoet aan nationaal beleid en de algemene regels.
4.3 Provinciaal en regionaal beleid
4.3.1 Provinciale Structuurvisie
Inleiding
Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Rijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. In dit speelveld neemt de provincie de verantwoordelijkheid voor aansturing op ruimtelijke kwaliteit en samenhang van projecten en programma's met provinciale betekenis (regisseursrol). De provincie zal niet voor alle provinciale belangen een leidende rol nemen in de uitvoering.
De provincie wil een actieve rol spelen in de uitvoering van beleid. De provincie eigent zich alleen een regisseursrol toe als zij van mening is dat deze rol niet gedelegeerd kan worden naar andere overheden, of als zij een eigen verantwoordelijkheid heeft, die voortvloeit uit provinciale belangen. De schaal van de provincie maakt haar bij uitstek geschikt om veel partijen op gemeentelijk en (boven)regionaal niveau te verbinden.
Provinciale Structuurvisie
De Provincie Zuid-Holland heeft op 2 juli 2010 de nieuwe Provinciale Structuurvisie vastgesteld. De provincie heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor haar hele grondgebied op te stellen. De kern is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
In dit document is een van de hoofdopgaven "Stad en land verbonden".
Het versterken van de recreatieve functie en het landschappelijk netwerk wordt als provinciaal belang omschreven. De leefbaarheid en de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied binnen de stedelijke invloedssfeer moet worden vergroot. De Sliedrechtse Biesbosch is op de kaarten aangegeven als Recreatiegebied en Natuurgebied. Het valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
De EHS bestaat uit bestaande bos- en natuurgebieden, landgoederen, nieuwe natuurgebieden, robuuste en ecologische verbindingen, de grote wateren en de Noordzee. De realisatie van de EHS is aangemerkt als een nationaal en provinciaal belang met als doel de bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de biodiversiteit. De EHS dient in 2018 gerealiseerd te zijn. Voor de gebieden die op de bij de verordening behorende kaart 4 zijn aangeduid als "bestaande natuur of prioritaire nieuwe natuur" of als "waternatuurgebied" worden de gemeenten verplicht gesteld om voor 1 januari 2012 in het bestemmingsplan de bestemming natuurgebied of een daarmee overeenkomstige bestemming op te nemen. Voor zover er nog sprake is van bestaande bebouwing, erven, tuinen of wegen, kunnen deze bestemd worden overeenkomstig het huidige gebruik.
Nieuwe plannen en projecten zijn binnen de EHS niet toegestaan als deze een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. Hiervoor is een afwijking van Gedeputeerde Staten vereist.
In bestemmingsplannen moet worden aangegeven op welke gebieden het 'nee, tenzij'-
regime van toepassing is en moet deze bescherming worden doorvertaald in de voorschriften. De stappen die in een compensatieprocedure moeten worden doorlopen zijn uitgewerkt en toegelicht in de "Spelregels EHS".
De wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS zijn gekoppeld aan de natuurdoelen voor een gebied. Deze zijn te vinden in het 'Natuurbeheerplan Zuid-Holland (2011), het "Handboek Natuurdoeltypen (2002)" en de aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-gebieden.
![i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113018.jpg [image]](i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113018.jpg)
De provinciale functiekaart (links) en kwaliteitskaart (rechts)
Op de provinciale functiekaart is een deel als recreatie- en een deel als natuurgebied aangegeven. Op provinciaal niveau bestaat een kwantitatief tekort aan recreatiegebieden. Om de recreatietekorten rondom stedelijke gebieden het hoofd te kunnen bieden, wordt er naast het aanwijzen en realiseren van nieuwe groene gebieden ook ingezet op de kwalitatieve verbetering van de bestaande groengebieden. In het recreatiegebied zijn de ambities om een volledig en gevarieerd recreatieaanbod aan te bieden en de culturele en toeristische voorzieningen te versterken. Ook een verbetering van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en zichtbaarheid van de landschappen nabij de stad is belangrijk. Daarbij moeten de gebiedseigen kwaliteiten in de landschappen beschermd en ontwikkeld worden.
Op de kwaliteitskaart is het gebied grotendeels aangegeven als “buitendijks natuurlandschap”. Hier is de hoofdfunctie natuur. Eventueel recreatief medegebruik is mogelijk, zolang verstoring van de natuurwaarden niet plaatsvindt. Het is mogelijk om een gebiedsgerichte benadering toe te passen, waarbij per gebied een combinatie van activiteiten binnen één ruimtelijke visie wordt gepresenteerd, er een onderlinge samenhang bestaat tussen de activiteiten en een schriftelijke overeenkomst tussen alle betrokkenen over de verwezenlijking van de activiteiten wordt overlegd.
De gebiedsgerichte benadering is slechts toepasbaar als de kwaliteit van de ecologische hoofdstructuur wordt verbeterd, waarbij de oppervlakte minimaal gelijk blijft, of de oppervlakte wordt vergroot ter compensatie van het gebied dat door de activiteiten verloren is gegaan.
Provinciale Verordening
Tegelijk met de PSV heeft Provinciale Staten van Zuid-Holland een verordening vastgesteld. Dit zijn algemene regels op provinciaal niveau, die in bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
De verordening voorziet in kleinschalige bebouwing die passend is bij en ondersteunend is aan de recreatieve functie van het buitengebied. Bebouwing voor recreatie is in ieder geval toegestaan in de gebieden die op de functiekaart van de structuurvisie zijn aangeduid als recreatiegebied. Maar ook langs recreatieve verbindingsroutes, zoals wandel- en fietspaden, is bebouwing toegestaan. Het moet gaan om functies en bebouwing die gericht zijn op mensen die recreëren in het buitengebied (zoals wandelen, fietsen, kamperen, varen, roeien, paardrijden).
In artikel 5 van de verordening is opgenomen dat gronden behorende tot de EHS een bestemming moeten krijgen die de natuurfunctie mogelijk maakt en deze beschermt tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Gedeputeerde Staten kunnen op basis van het ‘nee, tenzij’ principe ontheffing verlenen van deze eis, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat er sprake is van een groot openbaar belang, er geen reële andere mogelijkheden zijn en dat de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt. Ook moet er compensatie plaatsvinden, onder bepaalde voorwaarden. Een belangrijke voorwaarde is dat een besluit over compensatie gelijktijdig plaats moeten vinden met het vaststellen van het bestemmingsplan.
4.3.2 Herijking EHS
Over het natuurbeleid hebben het rijk en de provincie als uitvloeisel van het regeerakkoord op 20 september 2011 een onderhandelingsakkoord gesloten. De EHS wordt later voltooid (2021 in plaats van 2018) en kleiner van omvang (600.000 ha in plaats van 700.000 ha). De provincies zijn vanaf 2014 financieel verantwoordelijk voor deze herijkte EHS.
De herijking van de EHS heeft geleid tot het stilleggen van het project voor de herinrichting van Polder Stededijk. De herijking moet nog in de structuurvisie en de verordening worden vastgelegd (1e helft 2013).
4.3.3 Actualisering
Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011
van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. Met de
Actualisering 2011 blijven de hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het
ruimtelijk beleid ongewijzigd.
4.3.4 Provinciale Milieuverordening
In de Provinciale milieuverordening (PMV) is de Sliedrechtse Biesbosch aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stilte. In degelijke gebieden gelden op basis van de PMV regels voor gedragingen gericht op het beperken of voorkomen van geluidhinder. Voor het onderhavige gebied hebben Gedeputeerde Staten geen milieukwaliteitsnormen vastgesteld.
4.3.5 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
In het Provinciaal Waterplan 2010-2015 heeft de provincie vier kernopgaven vastgesteld.
- waarborgen waterveiligheid:
De provincie heeft bestuurlijke afspraken gemaakt over versterking van de zwakke
schakels in de kust en uitvoering van het (pilot)project Zandmotor. Hetzelfde geldt voor de versterking van rivierdijken, de organisatie van de informatievoorziening in het kader van rampenbestrijding en de implementatie van het beleidskader voor buitendijks gebied. Voorts behoren afronding van het Deltaplan Grote rivieren (de Diefdijk), toetsing en versterking van de boezemkaden, normering compartimentering- en voorlandkeringen, toetsing van de categorie c-keringen en verbetering van de internationale samenwerking rond overstromingen tot de taken van de provincie. Zij komen voort uit wettelijke taken, dan wel Europese regelgeving.
- realiseren mooi en schoon water:
Een goede chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewaterlichamen is een doelstelling van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De provincie legt de ecologische doelen vast, waarover al consensus is bereikt in de Regionale Bestuurlijke
Overlegstructuren (RBO’s). Ook het behoud van een goede waterkwaliteit op
zwemwaterlocaties volgt uit Europese regelgeving (Zwemwaterrichtlijn); de taakverdeling is uitgewerkt in een landelijk protocol. Bestuurlijke afspraken heeft de provincie verder gemaakt over het bestrijden van verdroging in TOP-gebieden en de realisatie van een aantal ’waterparels’.
- ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening:
Behoud van voldoende zoet water is een essentiële voorwaarde voor gebruiksfuncties zoals de drinkwatervoorziening, land- en tuinbouw en de boomteelt. Uit de KRW volgen
specifieke eisen op het gebied van drinkwaterwinning.
De provincie heeft bestuurlijke afspraken gemaakt over handhaving van het beschermingsniveau van bestaande
drinkwaterbronnen. Voor de Greenports is een streefbeeld ontwikkeld voor bestaande en
nieuw te ontwikkelen glastuinbouwlocaties. Stimulering van innovatieve pilots is nodig om grootschalige toepassing van gesloten waterkringlopen in de praktijk dichterbij te brengen.
- realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem:
De provincie ziet toe op goed operationeel waterbeheer door waterschappen. Deze taak is vastgelegd in de wet. Bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over:
- op orde brengen van het watersysteem (NBW-actueel); behouden van de
strategische voorraad zoet grondwater (Grondwaterplan);
- afremmen van de bodemdaling in veenweidegebied (onder meer: Voorloper
Groene Hart);
- behouden van de strategische voorraad zoet grondwater (Grondwaterplan);
- op orde brengen van de riolering (Bestuursakkoord Waterketen).
Daarnaast werkt de provincie werkt aan een beleidskader buitendijks ontwikkelen. De Sliedrechtse Biesbosch is een kwetsbaar buitendijk gebied, gezien de relatief lage ligging ten opzicht van het NAP. Het behoud van veiligheid in de gebied, ook bij overstromingen, is een belangrijk aandachtspunt voor de provincie. Expliciete aandacht voor evacuatieroutes en vluchtplekken wordt gevraagd bij nieuwe ontwikkelingen op locaties met een hoog overstromingsrisico. 2011 is een proefjaar voor dit nieuwe beleid.
4.3.6 Hollands Glorie
De Regio Drechtsteden heeft een visie op de toeristische en recreatieve mogelijkheden vastgesteld, genaamd Hollands Glorie. Dit beleid kent drie speerpunten, de historische binnenstad van Dordrecht, de werelderfgoed molens van Kinderdijk en de Biesbosch. De Biesbosch kent veel bezoekers van buiten de regio en is een van de grootste toeristische voorzieningen op het eiland van Dordrecht.
De regio wil deze kracht verder ontwikkelen en de toeristische potentie beter benutten. Door middel van strategische samenwerkingsverbanden en het “doorontwikkelen” van producten zou dit tot stand moeten komen.
Voor de Biesbosch betekent dit, dat ruimte gevonden moet worden om naast de bestaande natuur- en recreatiemogelijkheden, ook nieuwe concepten te introduceren.
4.3.7 Ondergedompeld in de Biesbosch
Begin 2007 heeft bureau Leisuresult een onderzoek gedaan naar behoefte en mogelijkheden aan recreatie in het Nationaal Park de Biesbosch. Het rapport hierover, onder de naam “De Biesbosch, evenwicht tussen natuur en recreatie”, vormde een belangrijke voorverkenning voor het beleidsplan “Ondergedompeld in de Biesbosch” d.d. 4 juni 2008. Het Overlegorgaan Nationaal Park De Biesbosch stelde dit beleidsplan voor recreatie en toerisme voor de Biesboschregio vast. Naast de gemeente Dordrecht participeerden in dit overlegorgaan: provincie Noord Brabant, provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, Natuur- en recreatieschap de Hollandse Biesbosch, Natuur- en recreatieschap de Brabantse Biesbosch en de gemeenten Drimmelen en Werkendam.
Het bureau concludeerde dat er een groot aantal gebruikers van de Biesbosch is met verschillende wensen. Het merendeel van deze bezoekers komt voor rust en ruimte, niet voor natuur. Veel bezoekers komen uit de directe omgeving en er is een hoog herhalingsbezoek. In het hele gebied gaat het naar schatting om ca 1,5 tot 2 miljoen bezoeken.
Het bureau gaf de volgende kansrijke ontwikkelingen voor het Nationaal Park de Biesbosch (en omgeving) aan:
- Inspelen op de toenemende vergrijzing;
- Verbeteren van het toeristisch-recreatieve aanbod: dit is nu overwegend
kleinschalig, weinig op elkaar afgestemd en niet altijd goed van kwaliteit;
- Verblijfsrecreatie: natuurgericht en/of luxe recreatie;
- Evenementen;
- Verbinden van natuur met cultuurhistorie;
- Stimuleren landrecreatie en spreiden in plaats;
- Inspelen op de tweedeling in de bezoekmotieven van bezoekers, te weten natuur en
ontspannen.
In het raamplan “Eiland van Dordrecht” is aangegeven dat nieuwe recreatievoorzieningen moeten zorgen voor vermindering van de druk op het bestaande natuur- en recreatiegebied “De Hollandse Biesbosch” en op de beide natuurkernen van de Dordtse en Sliedrechtse Biesbosch.
Een groot deel van de recreatie in dit plan wordt opgevangen in twee nieuwe recreatieknooppunten, in de Nieuwe Dordtse Biesbosch, te weten Knoop in ’t Land en Sterren/Schenkel. Daarnaast zijn er ook voorzieningen in de verbindende natuur- en recreatiegebieden. Deze zijn veelal extensief: fiets-, en wandelpaden, bankjes, een uitkijkpunt e.d..
Het bestemmingsplan voor de Nieuwe Dordtse Biesbosch is in procedure. Meer informatie is te vinden op www.dordrecht.nl/ruimtelijkeplannen.nl..
"Ondergedompeld in de Biesbosch" is richtinggevend voor het parkschap.
De belangrijkste doelstellingen zijn het functioneren als recreatiegebied waarbij natuurwaarden beschermd en ontwikkeld worden, het ontwikkelen van het toerisme als economische en maatschappelijke drager en hoe de Biesbosch beter kan inspelen op maatschappelijke vragen als een groeiende behoefte aan recreatiemogelijkheden nabij de steden.
Om dit te bereiken is een bepaalde zonering voorgesteld, met natuurkerngebieden, recreatiekerngebieden, uitloopgebieden, entrees en overige gebieden.
Dit onderscheid in gebieden is gemaakt om de verschillende motieven van recreanten te kunnen bedienen. In deze visie biedt de Sliedrechtse Biesbosch ruimte aan een natuurkerngebied, een uitloopgebied en een recreatiegebied. Daarmee is het aantrekkelijk voor verschillende soorten recreanten.
Het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch is de weerslag van dit beleid. Het recreatiegebied is bestemd tot Recreatie met enige ruimte voor ontwikkeling. Het natuurgebied is bestemd tot Natuur-1 en Natuur 2. Zie verder hoofdstuk 6 voor de juridische planbeschrijving.
Het bestemmingsplan voldoet aan provinciaal beleid, de algemene regels en regionaal beleid.
4.4 Gemeentelijk beleid
4.4.1 Beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur
Op 9 september 1997 heeft de gemeenteraad het beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur vastgesteld. Dit beleidsplan gaat in op de vraag welke natuur in en rond de stad Dordrecht aanwezig is en wat er mee gedaan moet worden om deze natuur voor lange termijn veilig te stellen. De ontwikkeling van een stedelijke ecologische structuur staat daarin centraal; een samenhangend netwerk van bron- en leefgebieden voor flora en fauna, aansluitend op de natuur in het buitengebied.
Het groensysteem op het eiland bestaat uit groenstructuren op verschillende schaalniveaus. De zuidkant van het eiland maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Tegelijk is deze zuidkant onderdeel van de ‘groene contramal’ om het verstedelijkte gebied van de Drechtsteden, in aansluiting op het Groene Hart in de Alblasserwaard en op de groene open ruimte van het Nationaal Landschap in de Hoeksche Waard. Met de uitvoering van het Strategisch Groenproject wordt “de groene contramal” belangrijk versterkt.
Vanuit de rivieren, de natuur en het landschap aan de zuidkant van de stad lopen ecologische zones door de stad: de Wantijzone, de Amstelwijckzone, de Corridor en de Dordwijkzone. Ter completering wordt de Alloysenzone aan toegevoegd. Met de groengebieden, zoals de parken en de landgoederen, worden de natuurwaarden vanuit de EHS de stad in geleid.
In 2008 is het plan geëvalueerd met het beleidsplan 2008-2013. De gemeenteraad heeft het beleidsplan in zijn vergadering van 20 januari 2009 vastgesteld. Doelstelling van de stedelijke ecologische structuur (ses) is behoud en ontwikkeling van natuur met een optimale diversiteit, waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van gebiedseigen soorten en habitats. De ses wil hiertoe komen door ontwikkeling van een optimaal netwerk van leefgebieden, stapstenen en verbindingszones voor flora en fauna, dat aansluit op natuur in het buitengebied (het rivier-ecosysteem, met het Biesbosch-ecosysteem en het Strategisch Groen Project) en waarbij het gaat om migratie van flora en fauna en om natuur op zich, die ook ten dienste staat van de mens.
4.4.2 Structuurvisie Dordrecht 2020
De gemeenteraad van Dordrecht heeft op 7 april 2009 de Structuurvisie Dordrecht 2020 vastgesteld. In de Structuurvisie is de Sliedrechtse Biesbosch ingedeeld in twee leefmilieus: Groen en Recreatie en Natuur.
In het leefmilieu Groen en Recreatie behoren de stadsparken, sportterreinen, recreatiegebied de Merwelanden en delen van de Nieuwe Dordtse Biesbosch. Dit milieu is overwegend gericht op recreatie, maar natuur is ook van belang. In dit leefmilieu is incidenteel ruimte voor bedrijfswoningen en voorzieningen (inclusief horeca) mogelijk, als aanvulling op de recreatieve functie. In de Sliedrechtse Biesbosch is dit door vaststelling van geluidzones industrielawaai nagenoeg niet mogelijk. In principe is geen bebouwing toegestaan, maar daar waar nodig geldt een maximum hoogte van 10 meter.
In het leefmilieu Natuur is de hoofdfunctie natuur. Het kan eventueel gecombineerd worden met extensieve recreatie of waterberging. De zeer lage gebruiksintensiteit en de slechte bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn andere kenmerken. Ook hier is in principe geen bebouwing toegestaan. Mocht het incidenteel noodzakelijk zijn, dan is de maximum hoogte 5 meter.
De structuurvisie is zeer helder in het onderscheid tussen recreatieve mogelijkheden en natuurdoeleinden. Hiermee worden de natuurwaarden in een groot deel van de Sliedrechtse Biesbosch beschermd.
In het groen en recreatiegedeelte is het belangrijk dat in de feitelijke invulling (en daarmee ook in het bestemmingsplan) een goede verhouding tussen recreatief gebruik en natuurwaarden wordt gevonden.
![i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113019.jpg [image]](i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113019.jpg)
Onderscheid tussen Natuurgebieden (donker) en recreatiegebieden (lichter) in de Structuurvisie Dordrecht 2020
Het bestemmingsplan voldoet aan gemeentelijk beleid.
|