3.1 Nota van Uitgangspunten
In het plangebied bestaat enige spanning tussen natuurbehoud, ruimte voor de rivier en recreatieve wensen en ontwikkelingen. Om de verschillende belangen te behartigen is beleid en wetgeving vastgesteld, die invloed hebben op de planologische regeling voor dit gebied. Het gaat hierbij in het bijzonder om nationale en provinciale structuurvisies en algemene regels, de Waterwet, de Beleidsregels grote rivieren (ruimte voor de rivier), die strenge regels stelt aan bebouwing in buitendijks gebied, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.
De Sliedrechtse Biesbosch is nog niet definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. Wel heeft in 2009 een ontwerp van de aanwijzing ter inzage gelegen. Voor dit natuurgebied zal dan ook een regeling moeten worden getroffen die recht doet aan deze voorgenomen aanwijzing. Staatsbosbeheer is, met uitzondering van de polder Stededijk, beheerder van het natuurgebied. Voor dit bestemmingsplan is met het oog daarop een verstoringstoets verricht. Zie hoofdstuk 5.5.
Daarnaast heeft de Sliedrechtse Biesbosch een belangrijke recreatieve functie. Het recreatiegebied De Hollandse Biesbosch wordt beheerd door Parkschap Nationaal Park De Biesbosch.
De gemeenteraad van Dordrecht heeft op 17 mei 2011 de Nota van Uitgangspunten voor dit plangebied vastgesteld. Hierin staan de uitgangspunten vermeld voor het bestemmingsplan. Hierbij is het relevante beleid van de verschillende overheden en de toepasselijke wetgeving in acht genomen. De initiatieven in het gebied zijn afgewogen en nadien verder onderzocht (natuurtoets en overleg met Rijkswaterstaat). In hoofdstuk 3.2 is dit toegelicht en uitgewerkt. Hierin is een onderscheid is gemaakt tussen natuurontwikkeling en recreatieve ontwikkeling.
3.2 Ontwikkelingen
3.2.1 Algemeen
In dit bestemmingsplan is in de eindsituatie in hoofdzaak sprake van twee functies:
-
de natuurfunctie: de uitgangspunten hiervoor en de gemaakte afwegingen hierbij komen vooral uit het Raamplan Sliedrechtse Biesbosch, zie hierna onder hoofdstuk 3.2.2;
-
de recreatiefunctie: de uitgangspunten hiervoor komen uit informatie van het parkschap. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van het Beleidsplan “Ondergedompeld in de Biesbosch” (zie hoofdstuk 4.3.6) en een inventarisatie van initiatieven bij de exploitanten van recreatieve voorzieningen in het recreatiegebied.
3.2.2 Natuurontwikkeling
Achtergrond
In 1993 wees het Rijk in het Structuurschema Groene Ruimte een aantal Strategische Groenprojecten (SGP) aan. Het SGP Eiland van Dordrecht heeft zowel betrekking heeft op de Sliedrechtse Biesbosch in het oostelijke deel van het Eiland, op de Dordtse Biesbosch in het zuidelijke deel van het Eiland, als op de verbindingzone tussen deze gebieden bij de Kop van ’t land. Dit project is één van de 18 strategische groenprojecten in Nederland.
Bij een SGP gaat het kort gezegd om een multifunctioneel groengebied met een omvang van 1000 tot 2000 ha, grotendeels bestaande uit bos, natuur en recreatieterrein, in de directe omgeving van een stad.
Uitgangspunt is vooral dat het SGP Eiland van Dordrecht moet voorzien in de realisering van een groene buffer tussen het natuurgebied De Biesbosch en de stedelijke bebouwing van de Randstad en in verbetering van de ecologische verbindingszone tussen de Hollandse en Sliedrechtse Biesbosch.
Om tot daadwerkelijke planvorming en uitvoering te komen, installeerden Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in 1996 de Gebiedscommissie Eiland van Dordrecht en zijn nadien diverse onderzoeken verricht en nota’s opgesteld.
In 1999 traden wijzigingen op in de regelgeving met betrekking tot de milieueffectrapportage (MER) en landinrichting. Deze wijzigingen hielden onder meer in dat de MER-plicht voor de Sliedrechtse Biesbosch verviel. Bovendien werd binnen de landinrichting het opstellen van een voorontwerp-landinrichtingsplan (het eerste plandocument) achterwege gelaten. Hiervoor in de plaats kwam een globaler raamplan.
Tevens was het inzicht in de problematiek van de inrichting van het Eiland van Dordrecht zo ver ontwikkeld, dat de Gebiedscommissie aan Gedeputeerde Staten voorstelde om voor het project twee raamplannen op te stellen: een raamplan voor de Sliedrechtse Biesbosch en een raamplan voor het overige deel van het projectgebied. De aanleiding was de sterk verschillende problematiek van beide gebieden. Met de splitsing wilde men voorkomen dat stagnatie van de procedure in het ene deel van het gebied zou leiden tot stagnatie van de procedure in het andere gebied. Gedeputeerde Staten stemden destijds met dit voorstel in.
Voor het in 2007 vastgestelde Raamplan dat betrekking heeft op het gebied van de Dordtse Biesbosch en de omgeving van de Kop van ’t Land is het (ontwerp)bestemmingsplan Nieuwe Dordtse Biesbosch in procedure gebracht.
Nu is het deel van de Sliedrechtse Biesbosch aan de orde en vormgegeven in het voorliggende bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch. Het in 2006 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Raamplan Sliedrechtse Biesbosch vormt de basis voor dit bestemmingsplan.
Het landelijke en provinciale natuurbeleid is grotendeels gericht op de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (zie hoofdstuk 4). Binnen dit beleid is de Biesbosch een groot kerngebied dat moet worden versterkt. Het streefbeeld is hierbij “grootschalige, procesgerichte natuur”.
Vanuit het waterbeleid wordt gestreefd naar dynamische natuur in en bij de rivieren. Volgens de ecosysteemvisie Delta heeft herstel van het zoetwatergetijdengebied in het mondingsgebied van Rijn en Maas prioriteit. Daarbij wordt een aantal zaken genoemd: een ander gebruik van de Haringvlietsluizen, het saneren van waterbodems in de Biesbosch en ontpoldering ter vergroting van de oppervlakte zoete intergetijdengebied.
Oorspronkelijk waren de polders Aert Eloyenbosch / Jonge Janswaard, Korte- en Lang Ambacht / De Ruigten bezuiden de Peerenboom, Thomaswaard en Stededijk in gebruik als landbouwgebied. In het Landschapsontwikkelingsplan uit 1994 werd voorgesteld om de landbouwfunctie te wijzigen in een natuurfunctie door aanwijzing als reservaatgebied in het kader van de relatienota.
Na een aantal kleine aanpassingen zou het gebied zich kunnen ontwikkelen tot grasland waar de opvang van wintergasten (vooral ganzen) plaats kan vinden en waar zich later bloemrijk grasland kan ontwikkelen.
Voor de gehele Sliedrechtse Biesbosch geldt als streefbeeld op de lange termijn dat er een grootschalig natuurgebied ontstaat. De mens zal daarin weinig sturen met beheer. De natuur zal hier dus vooral ontstaan door het optreden van (natuurlijke) processen. In dit gebied gaat het dan vooral om de rivierinvloed en de getijdenwerking. Daarnaast kan begrazing een rol spelen. Ten opzichte van de vroegere situatie is de oppervlakte (zoetwatergetijden)moeras, ruigte en bos toegenomen en de oppervlakte grasland afgenomen. In het natuurgebiedsplan Zuid-Hollandse Eilanden Noord (vastgesteld maart 2005) is deze natuurdoelstelling vastgelegd.
Opvang bij hoog water
De hoge rivierafvoeren in 1993 en in 1995 brachten de plannen voor dijkverbetering langs de grote rivieren in een stroomversnelling. Dat zorgde voor een grote vraag naar klei. De klei in de polders Kort- en Lang Ambacht, De Ruigten bezuiden de Perenboom, Aart Eloyenbosch en Jonge Janswaard bleek geschikt te zijn voor dijkverbetering.
Het openen van de kaden rond de polders draagt bij aan de bescherming tegen overstromingen bij extreem hoge rivierafvoer. De maatgevende rivierafvoer is toegenomen en zal verder toenemen als gevolg van klimaatveranderingen, zo is de verwachting.
Door het openen van de kaden gaan de polders bij een hoge rivierafvoer meestromen. Hierdoor krijgt de rivier meer ruimte en kan het water vlotter naar zee worden afgevoerd. Dit is van belang, omdat extreem hoge rivierafvoeren op de Boven-Merwede en de Waal tot zulke hoge waterstanden leiden dat maatregelen noodzakelijk zijn. Bovenstrooms (op de Boven-Merwede) zullen de waterstanden, door rivierverruimende maatregelen, wat minder hoog oplopen (bijvoorbeeld in Gorinchem -0,5 cm).
Dit was een kans om de lange termijn doelstelling veel eerder te realiseren. Daarom wees de provincie de betreffende polders aan als “natuurontwikkelingsgebied" in plaats van als "reservaatgebied". De Dienst Landelijk Gebied en Rijkswaterstaat hebben een waterrijk gebied met kreken aangelegd waarbij tevens klei is gewonnen. Door de polderkaden te openen en verbindingen te maken met de rivier en de bestaande kreken in de Sliedrechtse Biesbosch, kon en kan zich hier weer een zoetwatergetijdengebied ontwikkelen.
De inrichting van de polders Aert Eloyenbosch / Jonge Janswaard, en Korte- en Lang Ambacht / De Ruigten bezuiden de Peerenboom en Jongeneele Ruigte is voltooid. Om de inrichting effectief te laten zijn moesten de aansluitingen van de polders op enerzijds de Beneden-Merwede en anderzijds de getijdenkreken in de Sliedrechtse Biesbosch worden gerealiseerd.
Bij de vorming van zoetwatergetijdennatuur in genoemde polders is gekozen voor een gefaseerde uitvoering. Eerst is in de polders een waterrijk natuurgebied aangelegd waarbij klei is gewonnen. Later werden en worden de kaden rond de polders geopend waardoor er verbindingen ontstaan met de bestaande kreken in de Sliedrechtse Biesbosch en de rivier. Er ontstaat dan zoetwatergetijdengebied.
De reden voor deze gefaseerde aanpak is dat de klei op korte termijn nodig was, terwijl het aansluiten van de polders niet op korte termijn kon worden gerealiseerd. In de bestaande kreken in de Sliedrechtse Biesbosch is in de loop der jaren een dik pakket zwaar verontreinigd slib gesedimenteerd. Een voorwaarde voor aansluiting was en is daarom dat de waterbodem eerst wordt gesaneerd. Daarnaast leek het verstandig om met de aansluiting te wachten totdat de waterkwaliteit van de rivier voldoende was verbeterd.
Zoetwatergetijdennatuur
Zoetwatergetijdengebied is in Nederland en in Europa een zeldzaamheid geworden. Ook in de Biesbosch is de laatste 40 jaar de oppervlakte zoetwatergetijdengebied afgenomen. Dit komt door inpolderingen en door de sterke reductie van de getijslag in de Biesbosch na aanleg van de Hellegatsdam in 1969 en de Haringvlietdam in 1970.
Natuurontwikkeling in het rivieren- en deltagebied heeft beleidsmatig prioriteit. Daarbij heeft de realisatie van zoetwatergetijdengebied bijzondere aandacht. Het beleid is erop gericht om beide oorzaken van deze achteruitgang aan te pakken. Door de Haringvlietsluizen anders te beheren kan de getijslag worden vergroot. Het doorsteken van kaden (ontpoldering) vergroot de oppervlakte getijdengebied.
Gelukkig valt in vergelijking met andere grote estuaria in Europa op dat in de Nederlandse Biesbosch goede kansen aanwezig zijn voor het versterken en ontwikkelen van zoetwater-getijdengebieden. Grote steden liggen op afstand en de streek is dun bevolkt. In principe kunnen morfodynamische processen (zoals erosie en sedimentatie) ongestoord verlopen.
Vooral in de Sliedrechtse Biesbosch deed en doet zich de unieke gelegenheid voor om de oppervlakte getijdengebied uit te breiden op een locatie waar nog een redelijk grote getijslag bestaat.
Het verschil tussen eb en vloed is hier zelfs het grootste van de hele Biesbosch. Dit wordt veroorzaakt door de enige open verbinding met zee via de Nieuwe Waterweg. Via Oude Maas en Wantij is de afstand van de Sliedrechtse Biesbosch tot de zee relatief kort. Dit maakt het gebied bij uitstek geschikt voor herstel van verdwenen getijdennatuur.
Bovendien zijn in de Biesbosch (zoals in het hele rivierengebied) ingrijpende maatregelen nodig om de veiligheid ook bij grotere rivierafvoeren te kunnen garanderen. Het water van de rivier moet meer ruimte krijgen, zeker als rivierafvoer en waterstanden op zee door klimaatsveranderingen nog verder zullen stijgen.
Er wordt een groot gewicht toegekend aan het uitbreiden van het zoetwatergetijdengebied als bescherming tegen hoog water. Het feit dat het rivierwater voor enkele stoffen nog niet voldoet aan de kwaliteitsnorm wordt als minder belangrijk ervaren. Deze afweging heeft daarom tot de keuze geleid voor zoetwatergetijdennatuur door openstelling van de polders ten behoeve van waterstandsverlaging op de grote rivieren.
Een zoetwatergetijdenmoeras wordt gekenmerkt door afwisseling van land en water met waterstanden die voortdurend veranderen. Bij eb stroomt het rivierwater snel weg. Bij vloed houdt de zee de rivier als het ware even tegen waardoor de waterstand stijgt. Hierdoor staat er op het ene moment nauwelijks water in een geul en lopen enkele uren later de oevers volledig onder water.
Zeldzame planten als de spindotterbloem en driekantige bies zijn aan deze waterschommelingen aangepast. Op andere plaatsen kom je ze niet tegen. In de kreken zijn trekvissen uit zee te vinden, zoals fint en spiering. Bij laag water vallen grote delen van de kreken en de oevers droog. De droogvallende slikplaten leggen dagelijks een rijkdom aan muggenlarven, wormen en slakjes bloot; voedsel voor steltlopers als kluut en kemphaan. In het ondiepe water kan ook de lepelaar zijn voedsel vinden.
Thomaswaard
De Thomaswaard heeft met het begrenzingbesluit van Gedeputeerde Staten de status van reservaatgebied gekregen. Het huidige natuurdoel voor Polder Thomaswaard is bloemrijk grasland van het rivieren- en zeekleigebied. De Thomaswaard heeft een natuurlijke gradiënt van hoog en zandig (Kop van de Oude Wiel) naar laag en kleiig (Hengstpolder). De botanische betekenis van het bloemrijk grasland is groot.
De grond is in eigendom bij Staatsbosbeheer en wordt verpacht voor agrarisch gebruik. De Thomaswaard ligt binnen Natura 2000 en is aangemerkt als nieuwe natuur binnen de herijkte EHS. In het natuurgebiedsplan staat dat omvorming in zoetwatergetijdelandschap gewenst is, mits de winterganzen elders goed kunnen worden opgevangen.
Daarnaast geldt nog een doelstelling op grond van de Kader Richtlijn Water van 42 ha getijdennatuur. Gelet hierop is voor de Thomaswaard een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een inrchting als getijdenatuur mogelijk te maken (vergelijk Polder Stededijk hierna). De procedure van deze wijzigingsprocedure zal pas aanvangen als de waard pachtvrij is gemaakt en een natuurtoets is uitgevoerd.
Klein Kraaienest
Staatsbosbeheer wenst de percelen Klein Kraaienest te verwerven. Het doel hiervan is om deze percelen toe te voegen aan het omringende stroomdalgrasland.
Polder Stededijk
Polder Stededijk heeft met het begrenzingensluit van Gedeputeerde Staten ook de status van reservaatgebied gekregen. In het verleden is polder Stededijk gebruikt als stortplaats.
In 2006 is een intentieconvenant ondertekend tussen het Ministerie van VROM, de provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, het Natuur- en Recreatieschap de Hollandse Biesbosch en de gemeente Dordrecht, waarin voorgenomen is de voormalige stortplaats te saneren en opnieuw in te richten als zoetwatergetijde natuur- en recreatiegebied.
In 2009 is een inrichtingsplan vastgesteld voor de realisatie van natuur en enige recreatie. Sanering van de polder maakte hier deel van uit.
De gewenste eindsituatie is een inrichting als zoetwatergetijdengebied. Om dit plan te realiseren is in 2010 een voorontwerpbestemmingsplan Polder Stededijk opgesteld en voor inspraak en overleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening vrijgegeven.
De uitvoering van het inrichtingsplan is opgeschort, omdat de overheid de polder niet heeft kunnen verwerven. Daarnaast is in 2010 door gewijzigd rijksbeleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur de provinciale financiering voor aankoop en inrichting als natuurgebied weggevallen.
Het bestemmingsplan Polder Stededijk zal dan ook niet verder in procedure worden gebracht. In het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch is de huidige situatie in de polder bestemd (bestemming Natuur-1). Om de uitvoering van het inrichtingsplan in de toekomst mogelijk te maken, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor verdere natuurontwikkeling en recreatief medegebruik. Hierbij is aangesloten bij de regeling, zoals die in het voorontwerpbestemmingsplan Polder Stededijk was opgenomen.
Otterpolder
De plannen voor Staatsbosbeheer zijn bij schrijven van deze toelichting nog niet bekend. De polder wordt voor een deel agrarisch gebruikt. De pacht loopt door tot 2018. Om deze reden is de boerderij bestemd tot Agrarisch met een wijzigingsbevoegdheid naar Gemengd. Die bestemming maakt meerdere functies mogelijk (zie hoofdstuk 6.3).
Bij toepassing van deze bevoegdheid zal onderzocht moeten worden of deze functieverandering van invloed is op het Natura 2000-gebied.
Aan de Otterpolder is de bestemming Natuur - 2 toegekend om natuurontwikkeling te bevorderen. Extensief recreatief medegebruik is mogelijk. De bebouwingsmogelijkheden zijn beperkt.
3.2.3 Recreatieve ontwikkeling
Het parkschap heeft een aantal initiatieven voor het recreatiegebied aangedragen. Deze zijn in strijd met het bestemmingsplan De Merwelanden. De gemeenteraad heeft deze afgewogen in de Nota van Uitgangspunten. Enkele initiatieven zijn na vaststelling van de Nota van Uitgangspunten onderzocht naar de gevolgen voor Natura 2000 en flora en fauna. Daarnaast zijn de Beleidsregels grote rivieren (Bgr) een belangrijk toetsingskader.
Een tweetal initiatieven is afgevallen (uitbreiding bezoekerscentrum en uitkijktoren). Het eerste is afgevallen, omdat hiervoor op korte termijn geen initiatieven te verwachten zijn. Het tweede is afgevallen, omdat hiervoor een alternatieve locatie is (na sluiting van de stortplaats bij de Derde Merwedehaven). Daarnaast bleek de gedachte uitbreiding van het clubgebouw van Crayestein Golfbaan een stuk kleiner te zijn (niet 460 m2 maar 20 m2). De omgevingsvergunning hiervoor is verleend. De units voor de reclassering langs het pad De Bekramming zijn inmiddels vervangen.
Hierna volgt een opsomming van de overgebleven initiatieven, waarbij de volgorde uit de Nota van Uitgangspunten is aangehouden. De uitkomst van de afweging en onderzoek is vermeld. Hoe deze initiatieven (al dan niet) in het bestemmingsplan zijn verwerkt, komt eveneens aan bod.
1. nieuwbouw wellnesscomplex Thermen de Biesbosch
Het voor dit project op 22 februari 2011 vastgestelde projectbesluit is overgenomen in het bestemmingsplan (zie hoofdstuk 6.3). Het projectbesluit is sinds 21 april 2011 in werking en onherroepelijk. De bouw- en de watervergunning zijn respectievelijk op 9 maart 2011 en op 24 april 2011 verleend. Beide vergunningen zijn onherroepelijk.
2a. herbouw Skicentrum Drechtsteden
In augustus 2009 heeft de exploitant van het skicentrum een aanvraag bouwvergunning ingediend voor de herbouw van het Skicentrum Drechtsteden aan de Vogelaarsweg 1. Deze aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan De Merwelanden.
Rijkswaterstaat heeft voor dit bouwwerk op 2 maart 2010 vergunning verleend op grond van de toenmalige Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
Dit initiatief kan eventueel worden gerealiseerd na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. De (financiële) uitvoerbaarheid van het bouwplan is bij schrijven van deze toelichting namelijk niet gegarandeerd.
2b. uitbreiding activiteiten skicentrum
Voor de skiheuvel bestaat het initiatief om hierop outdooractiviteiten te laten plaatsvinden, zoals paintball, abseilen en (kruis)boogschieten. Hiervoor zijn bouwwerken nodig. Het bestemmingsplan maakt dit initiatief mogelijk. Het past immers in een recreatiegebied.
3. uitbreiding Sterrenwacht Mercurius
De Sterrenwacht Mercurius, Baanhoekweg 75, wenst de ontvangstruimte van 310 m2 uit te breiden met minimaal 72 en maximaal 180 m2.
Voor de uitbreiding is een watervergunning nodig van Rijkswaterstaat. Uit de Bgr volgt dat Rijkswaterstaat alleen toestemming verleent, indien de verloren gegane ruimte wordt gecompenseerd en per saldo op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie ruimte voor de rivier wordt gerealiseerd.
Daarnaast geldt:
-
De situering en uitvoering van de activiteit zijn zodanig dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
-
Er ontstaat geen feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
-
De situering en uitvoering van de activiteit zijn zodanig dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
-
De gevraagde (compenserende) rivierverruimende maatregelen moeten worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moeten zijn.
Deze uitbreiding is dan ook alleen mogelijk indien Rijkswaterstaat hiervoor toestemming geeft (zie ook de regeling in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie, hoofdstuk 6.3). Omdat bij schrijven van dit bestemmingsplan nog onduidelijk is hoe de gewenste uitbreiding vorm zal worden gegeven, is dit initiatief verbonden aan een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning). Voorwaarden zijn dat de grenzen van de aanduiding 'bouwvlak' niet mogen worden overschreden en dat de bouwhoogte niet meer dan 10 meter bedraagt. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen eventueel de grenzen van de aanduiding 'bouwvlak' gewijzigd worden. Voor de toepassing van deze bevoegdheid dient advies te worden ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
Het initiatief is vanwege de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet onderzocht (zie hoofdstuk 5.5).
4. Stayokay Dordrecht
Het hostel aan de Baanhoekweg 25 wenst eveneens uit te breiden. Het complex beslaat nu een bebouwde oppervlakte van 1200 m2. De gewenste uitbreiding is 800 m2. Vanuit toeristisch/recreatief oogpunt is dit een wenselijke ontwikkeling. In de Nota van Uitgangspunten is de volgende afweging gemaakt: "indien constructief mogelijk voorkeur voor extra bouwlaag in plaats van uitbreiding oppervlakte".
De uitbreiding kan alleen worden gerealiseerd door middel van een extra bouwlaag. In de regels is hiervoor een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. De maximale bouwhoogte is 10 meter. Uitbreiding van het gebouwd oppervlak op de begane grond is, behoudens de 10% - regeling binnen het bouwvlak, niet mogelijk.
Voor wat betreft de toets aan het Bgr en de stand van de planvorming geldt voor dit initiatief hetzelfde als hetgeen hierover voor de Sterrenwacht is opgemerkt. Het initiatief is vanwege de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet onderzocht (zie hoofdstuk 5.5).
5. functiewijziging Griendje
De wens bestaat om de golfbaan in noordoostelijke richting uit te breiden (griendje Crayenstein). Dit initiatief is niet in het bestemmingsplan opgenomen. Zie hoofdstuk 8.1.
6. bedrijfspanden Sionspolder
Het parkschap wenst in de voormalige beheerderwoning een opslagruimte te vestigen. Vanuit ruimtelijk oogpunt is dit een goede ontwikkeling. De woning bevindt zich namelijk binnen een geluidszone industrielawaai. De functiewijziging is getoetst aan de Flora- en faunawet en aan de eventuele gevolgen ervan voor het Natura 2000-gebied (zie hoofdstuk 5.5). Vanuit de Bgr bestaat hier evenmin bezwaar tegen. In het bestemmingsplan is opslagruimte mogelijk gemaakt.
8. recreatief steunpunt woning en boerderijschuur (Merwelanden 39)
Het parkschap heeft de wens een steunpunt te maken van een woning met boederijschuur op het perceel Merwelanden 39, ook wel bekend als de Zuileshoeve. De Zuileshoeve ligt in de Hel- en Zuilespolder, in een intensieve recreatieve zone van het Nationaal Park Biesbosch. Het complex bestaat uit een woonhuis, een landbouwschuur en een hoogstamboomgaard. Het woonhuis heeft een inhoud van 309 m3 en staat op een perceel van ca. 500m2. De naast gelegen landbouwschuur heeft een oppervlakte van 166 m2 en staat op een perceel van ca. 291 m2.
In het bestemmingsplan De Merwelanden is het perceel nu bestemd tot Woondoeleinden. Het steunpunt zal bestaan uit bed and breakfast, (groeps-)overnachtingen, een aanlegsteiger met terras, een theetuin, expositieruimtes, vergaderruimtes, ontvangsten voor kleine groepen en een startpunt teambuildingdagen/ werkdagen Biesbosch. Opslag van de schuur is in de wintermaanden een optie.
Een recreatieve invulling van dit perceel past in het beleid van de gemeente. Het vormt een goede aanvulling op de bestaande voorzieningen.
De waterwetgeving staat functiewijzigingen in buitendijkse gebieden toe.
Het initiatief is in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet onderzocht (zie hoofdstuk 5.5).
De functiewijziging is het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
De Zuileshoeve ligt aan een fietspad, dat alleen toegankelijk is voor bestemmingsverkeer. Alleen de bewoner kan met een auto over dit fietspad rijden.
Gasten mogen de hoeve niet per auto bereiken.
Voor wat betreft een alternatieve ontsluiting wordt gedacht aan een halteplaats voor de nieuwe veerverbinding tussen de Ottersluis en de Zuileshoeve, met de mogelijkheid in de toekomst door te varen naar polder Stededijk. Ook kan deze veerdienst worden ingezet om wandelaars te brengen naar de Huiswaard.
Deze aanlegvoorziening is in het bestemmingsplan gekoppeld aan een afwijkingsbevoegdheid (omgevingsvergunning), omdat de locatie en de omvang ervan nog niet bekend zijn. Gezien het gebruik dat van deze steiger gemaakt zal worden, is toestemming nodig van Rijkswaterstaat. Dit is een voorwaarde bij het verlenen van de omgevingsvergunning.
11. ecolodges
Het parkschap heeft het voornemen om twee in het water gelegen ecolodges in de Biesbosch te plaatsen. Deze kunnen voor overnachtingen worden gebruikt. Twee locaties zijn hiervoor onderzocht, namelijk de Sionsloot en in het water achter de vogelkijkhut van de Zuileshoeve (woning Merwelanden 39).
De ecolodges zijn onderzocht op gevolgen voor flora en fauna en vanwege de Natuurbeschermingswet 1998. Zie hoofdstuk 5.5.
De ecolodge nabij de Zuileshoeve is met een direct recht in het bestemmingsplan opgenomen. Dat is de eerste ecolodge die in het plangebied zal worden geplaatst. De andere ecolodge kan in een later stadium worden neergelegd. Hiervoor is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Rijkswaterstaat heeft tot slot verzocht om de griendkeet in de Huiswaard als recreatiewoning in gebruik te nemen. Dit verzoek is ingebracht als inspraakreactie en als zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan. Het verzoek is bij de vaststelling van het bestemmingsplan ingewilligd.
|