2.1 Ontstaan en ontwikkeling
Tot 1421: ontstaan en ondergang van de Grote Waard
Het plangebied heeft tot de Sint Elisabethsvloed van 1421 deel uitgemaakt van de in de 13e eeuw ontstane Grote of ZuidHollandse Waard. Deze Grote waard kreeg in opdracht van de Graaf van Holland vorm door een aantal kleinere 11e-12e eeuwse waarden met een ringdijk te omgeven. De noordgrens werd gevormd door de dijk langs de rivier de Merwede. Die dijk was waarschijnlijk aangelegd op de rivieroeverwal.
Het gebied direct ten zuiden van de rivierdijk behoorde deels tot het bezit van de Heren van der Merwe. Zij lieten in hun heerlijkheid rond 1300 een groot en verdedigbaar woonhuis bouwen op de oever: het Huis te Merwede. Ook de heren van Craijenstein lieten een kasteel bouwen op de oever van de Merwede, circa 3 kilometer oostelijk van het Huis te Merwede. Naast de poldernamen Merwede en Craijenstein, is ook de huidige poldernaam Kort-en Lang Ambacht nog een directe verwijzing naar de middeleeuwse verdeling in ambachten of heerlijkheden.
![i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113012.jpg [image]](i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113012.jpg)
Reconstructie van de Grote Waard vóór 1421
1424-1729: vissteken en eendenkooien
Tussen 1421 en 1424 brak onder andere bij de Kop van het Oude Wiel – het oostelijke uiteinde van de Sliedrechtse Biesbosch – de rivierdijk van de Merwede meerdere keren door en zette de Grote Waard geheel onder water. Herstel van de dijk lukte niet en de verstroomde waard werd economisch onbruikbaar en dus verlaten.
De resten van het in 1418 al deels verwoeste Huis te Merwede bleven als een scheepvaartbaken in het ontstane grote binnenmeer boven water zichtbaar.
Ook resten van de oude rivierdijk, resten van het kasteel Craijenstein en bebouwing behorend bij het laatmiddeleeuwse dorp Houweningen staken afhankelijk van het getij nog boven het water uit.
Het voormalige landbouwgebied werd in gebruik genomen als visgronden en voorzien van een groot aantal zogenoemde langgerekte zalmsteken. Visserijrechten in de verdronken ZuidHollandse of Grote Waard – toen ook wel Biesbos genoemd - werden verkocht en de visvangst was een lucratieve bezigheid.
Rond 1600 was het gebied van de vroegere Grote Waard aan de noordzijde al weer zover aan- en opgeslibd dat tussen de nieuwe watergangen als de Hoge kil, de Bassekil, de Westkil en het Houwenings Water, nieuwe gronden als Tilborch en Weijwaert waren ontstaan. Op de aangeslibde gronden werden een groot aantal eendenkooien ingericht. Net als de visvangst bleek dit een lucratieve bezigheid.
In diezelfde tijd stonden in verband met de nog altijd woedende 80-jarige oorlog en de gewenste controle op de druk bevaren Merwede enkele kleine militaire versterkingen ofwel redoutes in het gebied: op de westoever van de Bassekil, op de westoever van de Hoge Kil, ter hoogte van het vroegere kasteel Craijenstein en op de westoever van het Oude Wiel. Na de oorlog verloren zij snel hun functie en verdwenen van de kaart. De latere poldernaam Ronduit – ter hoogte van de 3e Merwedehaven - verwees nog naar de aanwezigheid van een redoute of reduit ter plaatse.
In verband met de steeds afnemende waterhoeveelheid op de Merwede en dus langs de stad en de verzanding van de bedding kreeg Dordrecht in 1592 toestemming de machtige Bassekil - ten oosten van polder Stededijk - te dichten. Verder werd in opdracht van de Staten van Holland tussen Huis te Merwede en Craijenstein in datzelfde jaar de eerste bekramming in het gebied aangelegd.
In 1565 was om dezelfde reden ook al de Grote Hel of Westkil bij het Oude Wiel gedicht, maar die werkzaamheden moesten net als die bij de Bassekil in 1594 gestaakt worden onder druk van naburige dijkbesturen zoals van de Landen van Arkel en de Alblasserwaard.
![i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113013.jpg [image]](i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113013.jpg)
De Overlaat van Cruquius, 1729-1730
1729-1869: waterhuishouding - Overlaat van Cruquius en Nieuwe Merwede
In 1729 werd besloten tot realisatie van de zogenoemde Overlaat van Cruquius. Dit hield in dat tussen het oude Wiel bij de Grote Hel/Westkil en de Bassekil over een afstand van 4,5 km alle houtgewas werd opgeruimd en de hoogten in én ten zuiden van het winterbed van de Merwede werden geslecht. Zo werd er ruimer baan gemaakt voor het water dat nu makkelijker zijwaarts uit de Merwede de Biesbosch in kon stromen.
De landen van Arkel en de Alblasserwaard waren hiermee eindelijk gevrijwaard van overstromingen bij hoog rivierwater en kruiend ijs. De aanslibbing begon al direct na 1730 en de Merwede raakte al snel minder geschikt voor de nieuwe taak.
Dordrecht had nog steeds last van de verzanding van de Merwede en bleef pleiten voor de beteugeling van de killen in de Biesbosch. Pas in 1727 lukte de afdamming van de Bassekil. Verlanding van de kil trad uiteindelijk pas op na de aanleg van een nieuwe dam in 1752. Er werden verschillende maatregelen getroffen om de waterstand in de Merwede te verhogen. Sinds 1805 mochten in de Biesbosch - uiteraard met vrijwaring van de killen - bekadingen worden uitgevoerd met een maximale hoogte van 2,52 m +NAP. Ter plaatse van de Overlaat mochten de kades niet hoger zijn dan 1,735 m +NAP. Het bleken geen afdoende maatregelen. In 1818 werd door waterstaatsingenieur Jan Blanken voorgesteld de bestaande Merwede bij Papendrecht af te dammen en het water via een kunstmatige (Beneden) Merwede naar het Hollandsch Diep af te voeren. Dit plan van Blanken werd als te rigoureus ervaren, maar de lichtere versie van zijn collega's Ferrand en Van der Kuin werd wel uitgevoerd. De plan behelsde de geleidelijke aanleg van een Nieuwe Merwede naar het Hollandsch Diep, zoveel mogelijk gebruikmakend van al aanwezige killen zoals de Grote Hel of Westkil. De Nieuwe Merwede zou minimaal de helft van het Merwedewater zuidwaarts afvoeren. In 1850 werd gestart met de aanleg van dwarskribben in de Merwede bij Sliedrecht, Papendrecht en Dordrecht, in 1869 was de Nieuwe Merwede klaar en in 1897 werd het plan afgerond met de constructie van een strekdam in het Zuid-Maartensgat. In de tussenliggende tijd werden de overige killen zoals het Gat van de Hengst, het Houweningswater, de Hoogkil, de Sneepkil en de Kikvorskil afgedamd. Hierdoor werd het verlandingsproces tussen de inmiddels ontstane grienden en polders in gang gezet. De polders werden voorzien van schotbalksluizen. De Zoetemelkskil kreeg een schotbalksluis. Een doorvaart van de Beneden Merwede naar de Nieuwe Merwede werd in 1864 mogelijk gemaakt door de aanleg van de met elkaar in verbinding staande Helsluis in het noorden en de Ottersluis in het zuiden.
Sinds 1869 wordt de oorspronkelijk Merwede de Beneden Merwede genoemd ter onderscheiding van de nieuw aangelegde en deels gegraven Nieuwe Merwede. Voor de oorspronkelijke binnenzee de Biesbosch, later ook de 'vaarweg naar Geertruidenberg boven Westergoot’ genoemd, wordt sindsdien alleen nog de naam Wantij gebruikt. Het Wantij dankt zijn naam aan de grote getijverschillen die hier - ondanks de ligging landinwaarts - nog konden plaatsvinden. De Maas en de Waal komen bij Dordrecht vanouds samen, en deze grote rivieren beïnvloeden het peil in het smalle Wantij ingrijpend. Bovendien lag tot de afsluiting van het Haringvliet de Biesbosch in de directe invloed van het Noordzeegebied. Nog steeds is de invloed van getijden merkbaar: in het oostelijke deel van de Sliedrechtse Biesbosch is het verschil ongeveer 70 cm en de stroomsnelheid loopt op tot ongeveer 4 km per uur.
![i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113014.jpg [image]](i_NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001_113014.jpg)
Waterkaart voor Wantij en Zuid-Hollandsche Biesbosch, 1958
Grienden, waarden en polders
De Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een groot aantal grienden, waarden en polders. De meest noordelijke zijn deels nog resten van het landschap van vóór de Sint Elisabetsvloed van 1421, zoals de Merwepolder, polder Craijenstein, Polder Kort-en lang Ambacht en de polder Ruigten Bezuiden den Peerenboom. Het overgrote deel kreeg echter pas vorm als waard of polder vanaf het einde van de 18e-eeuw, maar vooral na 1805:
Craijenstein, Sionpolder, Grensblok, Ronduit, De Bekramming, Meerkotennest, Helpolder, Zuilespolder, Kikvors-of Otter(griend), Kleine Otter- of Mariapolder, Otterpolder, Stededijk, Kort-en Lang Ambacht, Ruigten bezuiden den Peerenboom (= Houweninge), Engelbrechtsplekske, Platte Hoek, Aert Eloyenbosch, Jonge Janswaard, Kop van het Oude Wiel, Kraaiennest, Thomaswaard Louw Simonswaard, Hengstpolder, Jonge Neele Ruigt, Huiswaard, Oude Kat, Nieuwe Kat, De Hond.
De bebouwing in het gebied bleef feitelijk beperkt tot een paar griend- of zalmvisserijketen, enkele woningen nabij de Helsluis en de Ottersluis en handvol boerderijen. De boerderij van Stoop in de Otterpolder (1859) is de eerste en oudste boerderij in het gebied en is als enige zodanig nog steeds in gebruik.
Tot 1970 behoorde de Sliedrechtse Biesbosch officieel tot de gemeente Sliedrecht, sindsdien is zij onderdeel van de gemeente Dordrecht.
De Kikvors-of Otter met het Moldiep is nooit het stadium van griend ontgroeid. De Mariapolder is in de 20e eeuw helemaal ontpolderd. In de polders Ruigten Bezuiden den Peerenboom, de Aert Eloyenbosch/Jonge Janswaard, de Jonge Neele Ruigt en het Engelbrechtsplekske/PlatteHoek zijn in het begin van de 21e eeuw nieuwe kreekstelsels gegraven en dijken doorbroken – zelfs de rivierdijk van de (Beneden) Merwede - met als resultaat de vernatting van die polders.
2.2 Bestaande structuur
De Sliedrechtse Biesbosch ligt aan de oostzijde van het Eiland van Dordrecht, ingeklemd tussen de Beneden-Merwede en de Nieuwe Merwede. De Sliedrechtse Biesbosch is een duidelijk afgebakend gebied. In het westen is een harde overgang met de industrie langs de Baanhoekweg. Dit industriële karakter zet zich deels voort rondom de Derde Merwedehaven. Hoewel dit gebied buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan valt, zal er in de toekomst, na de vervroegde sluiting van de stort eind 2012, een sterke relatie met de natuur en recreatie van de Sliedrechtse Biesbosch gezocht worden.
Het plangebied bestaat uit recreatieve voorzieningen (A), bestaande natuurgebieden (B) en nieuwe natuurgebieden (C).
Ad A). Recreatiegebied Hollandse Biesbosch (nu Hollands compartiment van het Parkschap Nationaal Park De Biesbosch)
Het bestaande natuur- en recreatiegebied Hollandse Biesbosch, voorheen bekend als De Merwelanden, is grootschalig en druk van karakter. Er is divers vermaak, deels losstaand van de omgeving, deels natuurrecreatie (nat en droog). Verkenning van de Biesbosch is mogelijk vanaf het land én vanaf het water. De voorzieningen in het gebied behelzen onder meer een zandstrand, verhuur van kano’s en roeiboten, speelbos en “speeldernis”, evenemententerreinen voor middelgrote evenementen, golfbaan, kunstskibaan, horeca, een sterrenwacht, outdoorcentrum en een beverobservatorium.
Daarnaast kan er een Thermencomplex worden gerealiseerd.
Verder is er een bezoekerscentrum, dat een impressie van het gebied geeft, en (natuur) exposities en informatie over waterbeheer. Er kunnen rondvaarten worden gemaakt en er is een mogelijkheid om te wandelen (deels in het Nationaal Park), te fietsen en te vissen.
Jaarlijks bezoeken zo’n 490.000 recreanten dit deel van het Nationaal Park De Biesbosch. Op zomerse topdagen (ongeveer 20 per jaar) zijn er ruim 2000 bezoekers per dag te vinden in en rondom de recreatieplas.
Op de overige dagen zijn er gemiddeld 400 bezoekers. Het Biesboschcentrum kan rekenen op zo’n 120.000 bezoekers per jaar. Op de diverse evenementen op de evenemententerreinen komen 50.000 bezoekers af.
Het Thermencomplex is berekend op 80.000 bezoekers per jaar.
Het parkschap en de exploitanten in het recreatiegebied hebben verschillende initiatieven, die in hoofdstuk 3 aan bod zullen komen.
Ad B). Bestaande natuurgebieden
De polders Kikvors of Otterpolder, Mariapolder, Oude Kat, Huiswaard, Hengstpolder, Engelbrechtsplekske en Platte Hoek zijn bestaande natuurgebieden. De Otterpolder en de Hengstpolder zijn overigens ook agrarisch in gebruik.
Ad C). Nieuwe natuurgebieden
Het gaat hier om polders die in het huidige bestemmingsplan De Merwelanden een bestemming hebben die mede is gericht op de agrarische functie. Deze polders zijn de afgelopen jaren omgezet naar een natuurfunctie c.q. bestaat het voornemen om dat de komende jaren te doen. Onderstaand worden deze polders beschreven:
C.1. Polder Aert Eloyenbosch / Jonge Janswaard
De Polder Aert Eloyenbosch/Jonge Janswaard (groot 113 ha) is een voormalige landbouwpolder. Na kleiwinning is een waterrijk natuurgebied met eilanden en ondiepten ontstaan. Vooral in de westelijke helft van de polder zijn kreken aangelegd en is het maaiveld verlaagd. Langs de noordkade ligt aan de binnenzijde van de dijk een strook van 7 meter breed die in eigendom is gebleven van de voormalige eigenaar van de polder. De natuurlijke oeverwal in het noordoosten van de polder is intact gebleven en in westelijke richting "verlengd".
Deze ophoging in de noordwesthoek van de polder grenst aan de strook grond in particulier eigendom en heeft de functie van hoogwatervluchtplaats voor vee. De inrichting is in 2000 voor het grootste deel afgerond en in 2005 opgeleverd door het verwijderen van de laatst resterende kleidepots.
In de gewenste eindsituatie is het gebied in open verbinding met het omliggende watersysteem. In 2006 is de polderkade op een aantal plekken doorgraven, waardoor een zoetwatergetijdengebied is ontstaan.
Aan de zuidwestkant van de polder ligt een waardevol elzenbosje. In dit bosje broedt een aantal blauwe reigers. Aan de zijde van de Sneepkil wordt dit bosje begrensd door een moerasvegetatie met eveneens een hoge natuurwaarde.
C.2.Polder Korte- en Lange Ambacht / De Ruigten bezuiden de Peerenboom
De Polder Korte- en Lange Ambacht / De Ruigten bezuiden de Peerenboom (groot 218 ha) is een voormalige landbouwpolder. De inrichting van deze polder is in 2003 voor het grootste deel afgerond.
In deze polder zijn twee kreken van gelijke lengte aangelegd, die zowel in de noordwesthoek als in de zuidoosthoek samenkomen. De kreken omsluiten dus een eiland. Ook in deze polder wordt langs de noordelijke kade, net ten westen van de centrale wetering, een hoogwatervluchtplaats voor vee aangelegd.
In het zuidwesten van de polders is een natuurpad aangelegd.
In april 2008 heeft Rijkswaterstaat de buurpolder Korte- en Lange Ambacht en Ruigten Bezuiden de Peerenboom op zowel de Beneden Merwede als de Zoetemelkskil gerealiseerd. Hierdoor is een kortsluiting ontstaan tussen de voormalige gescheiden watersystemen van de Sliedrechtse Biesbosch en de Beneden-Merwede.
C.3. Jongeneele Ruigt
Een getijverschil van 70 cm maakt de Jongeneele Ruigt een goede plek voor getijdennatuur. In het gebied komen met name ondiep water, slikken en platen en riet- en biezenvelden tot ontwikkeling.
Jongeneele Ruigt is een voormalig landbouwpolder van 30 hectare in de Sliedrechtse Biesbosch. Samen met het gebied direct ten noorden van Jongeneele Ruigt en de kreek de Zoetemelkskil is de totale oppervlakte 49 hectare.
De herinrichting van de polder is gereed. Op woensdag 8 juni 2011 is het gebied officieel geopend. Het gebied trekt straks allerlei planten en dieren aan die van nature thuis horen in dit zoetwatergetijdengebied, zoals de spindotter en de bever.
C.4. De Thomaswaard De Thomaswaard is een polder in het zuidoosten van de Sliedrechtse Biesbosch. De polder is 44 ha groot en wordt begrensd door de polders Kraaiennest in het oosten en de Louw Simonswaard aan de west- en noordkant. Aan de zuidkant loopt de Nieuwe Merwede. De Thomaswaard is in zijn geheel omsloten door een dijk met aan de kant van de Nieuwe Merwede een klein stukje buitendijkse grond. Tussen de noordelijke dijk en de Louw Simonswaard bevindt zich het Houweningswater dat via kreken in verbinding staat met de Beneden Merwede. De Thomaswaard is sinds de inpoldering voornamelijk verpacht als grasland. De Thomaswaard is niet via het land te bereiken, maar alleen per boot.
Het grond- en oppervlaktewater in de polder heeft van nature hetzelfde peil als dat van het water in de Nieuwe Merwede. Dit komt voornamelijk door de kwel die onder de dijk van de Nieuwe Merwede door komt. Om het ingepolderde deel voor landbouw te kunnen gebruiken wordt de Thomaswaard bemalen.
De naastgelegen percelen (Klein) Kraaienest zijn ook agrarisch in gebruik (grasland).
Zie verder hoofdstuk 3.2.
C.5. Polder Stededijk
Polder Stededijk is gelegen in het noorden van de Sliedrechtse Biesbosch, even ten westen van Korte- en Lange Ambacht/De Ruigten bezuiden de Perenboom. De polder is 58 hectaren groot.
Aan de noordzijde van deze polder bevindt zich een haventje aan de Beneden-Merwede. Rond dit haventje ligt een voormalige stortplaats van ca 16 hectare.
In de periode van 1966 tot 1983 zijn hier afvalstoffen gestort van bedrijven en van bodemsaneringen. Ondertussen is uit bodemonderzoek gebleken dat milieugevaarlijke stoffen (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen en ftalaten) zich naar en in het grond- en oppervlaktewater verspreiden. Er is daarom sprake van een ernstige, spoedeisend geval van bodemverontreiniging. De stortplaats ligt hoog; de bovenkant ligt ongeveer vier meter boven het maaiveld.
Het overige deel van Polder Stededijk bestaat voornamelijk uit grasland dat extensief wordt beheerd. De laaggelegen, natte delen van de polder staan onder invloed van kwel. Hier komen plaatselijk natte bloemrijke graslanden en grote zeggenvegetaties voor. Ook de sloten staan onder invloed van kwel.
Er komen waardevolle water- en oevervegetaties voor met onder andere kranswieren, brede waterpest, krabbescheer en waterviolier. Verder bevindt zich in de polder een klein boscomplex.
In hoofdstuk 3.2 wordt verder aandacht besteed aan deze polder.
De natuurwaarden in de Sliedrechtse Biesbosch zijn kort samengevat:
Aan de noordzijde en het midden (Stededijk, Korte- en Lange Ambacht, De Ruigte bezuiden de Peerenboom, Engelbrechts Plekske en Aert Eloyenbosch, Jonge Neele Ruigt en Huiswaard en Oude kat): getijdennatuur, spontane processen, dynamiek watervogels, getijdeflora, zoals de spindotterbloem en de bittere veldkers.
Aan de zuidzijde (Hengstpolder, Louw Simons Waard, Thomaswaard, Kraaienest en Kop van de Oude Wiel): deze gebieden vormen samen het graslandreservaat met een zeer bijzondere flora.
Aan de westzijde (Sterling, Mariapolder, Kikvorsch- of Otter en Otterpolder): bereikbaar vanaf het bezoekerscentrum en meer gericht op natuur en recreatie, met nadruk op procesnatuur en griendcultuur.
|