Plannaam:
NSLB
Status:
Vastgesteld
Plantype:
gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Idn:
NL.IMRO.0505.BP180Nslb-3001

Toelichting bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gemeente Dordrecht

Vastgesteld d.d. 12 februari 2013

Inhoudsopgave

 

Toelichting bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch 1

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding 3

1.1 Aanleiding en doel 3

1.2 Ligging en begrenzing plangebied 3

1.3 Vigerende bestemmingsplannen 4

1.4 Leeswijzer 4

 

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving bestaande situatie 5

2.1 Ontstaan en ontwikkeling 5

2.2 Bestaande structuur 8

 

HOOFDSTUK 3 Planschrijving nieuwe situatie 11

3.1 Nota van Uitgangspunten 11

3.2 Ontwikkelingen 11

3.2.1 Algemeen 11

3.2.2 Natuurontwikkeling 12

3.2.3 Recreatieve ontwikkeling 15

 

HOOFDSTUK 4 Beleidskader 18

4.1 Internationaal en Europees beleid 18

4.1.1 Natuurbescherming 18

4.1.2 Waterkwaliteit 18

4.2 Rijksbeleid 19

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 19

4.2.2 Structuurvisie Randstad 2040 20

4.2.3 Natuurbescherming 21

4.2.4 Waterwetgeving, Nationaal Waterplan en Deltanatuur 23

4.3 Provinciaal en regionaal beleid 25

4.3.1 Provinciale Structuurvisie 25

4.3.2 Herijking EHS 27

4.3.3 Actualisering 27

4.3.4 Provinciale Milieuverordening 27

4.3.5 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 27

4.3.6 Hollands Glorie 28

4.3.7 Ondergedompeld in de Biesbosch 28

4.4 Gemeentelijk beleid 30

4.4.1 Beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur 30

4.4.2 Structuurvisie Dordrecht 2020 30

 

HOOFDSTUK 5 Omgevingsaspecten 32

5.1 Archeologie en cultuurhistorie 32

5.1.1 Regelgeving en beleid 32

5.1.2 Onderzoek 33

5.1.3 Conclusie 36

5.2 Bodemkwaliteit 38

5.2.1 Regelgeving en beleid 38

5.2.2 Onderzoek 38

5.2.3 Conclusie 38

5.3 Duurzaamheid 39

5.3.1 Regelgeving en beleid 39

5.3.2 Onderzoek 39

5.3.3 Conclusie 39

5.4 Externe veiligheid 40

5.4.1 Regelgeving en beleid 40

5.4.2 Onderzoek 41

5.4.3 Conclusie 44

5.5 Natuur 45

5.5.1 Regelgeving en beleid 45

5.5.2 Onderzoek 46

5.5.3 Conclusie 47

5.6 Geluid 48

5.6.1 Regelgeving en beleid 48

5.6.2 Onderzoek 48

5.6.3 Conclusie 49

5.7 Luchtkwaliteit 50

5.7.1 Regelgeving en beleid 50

5.7.2 Onderzoek 50

5.7.3 Conclusie 50

5.8 Verkeer en vervoer 51

5.8.1 Regelgeving en beleid 51

5.8.2 Onderzoek 51

5.8.3 Conclusie 52

5.9 Water 53

5.9.1 Regelgeving en beleid 53

5.9.2 Onderzoek 54

5.9.3 Conclusie 57

 

HOOFDSTUK 6 Juridische planbeschrijving 58

6.1 Planmethodiek 58

6.2 Inleidende regels 58

6.3 Bestemmingen 58

6.4 Algemene regels 63

6.5 Overgangs- en slotregels 63

 

HOOFDSTUK 7 Economische uitvoerbaarheid 64

 

HOOFDSTUK 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 65

8.1 Inspraak 65

8.2 Overleg 69

 

 

 

Bijlagen:

 

Bijlage 1.a. Inventarisatiekaart cultuurhistorische waarden

Bijlage 1.b. Omschrijving waarden

Bijlage 2 Tabellen waardestelling

Bijlage 3 Milieuonderzoeken

Bijlage 4.a. Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 4.b. Verstoringstoets initiatieven

Bijlage 4.c. Verstoringstoets bestemmingsplan

Bijlage 4.d. Verstoringstoets Natura 2000 keet Huiswaard

Bijlager 5 Geluidzones

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding en doel

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat een bestemmingsplan elke 10 jaar moet worden herzien. Om dit doel te bereiken heeft de wetgever een sanctie opgenomen voor het overschrijden van die termijn: de bevoegdheid tot het invorderen van rechten (leges) vervalt voor verstrekte diensten die verband houden met dat bestemmingsplan.

Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2013 om aan deze verplichting te voldoen.

 

In het plangebied van de Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch gelden bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar (zie hierna onder 1.3). Voor 1 juli 2013 moet voor dit gebied dus een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.

 

In de gemeentelijke aanpak voor het actualiseren van bestemmingsplannen is afgesproken dat voorafgaand een Nota van Uitgangspunten wordt opgesteld.

De initiatieven in het gebied, het relevante beleid van de verschillende overheden en de toepasselijke wet- en regelgeving komen hierin aan de orde. De gemeenteraad van Dordrecht heeft voor onderhavig plangebied op 17 mei 2011 een Nota van Uitgangspunten vastgesteld. De Nota is tot stand gekomen in overleg met het parkschap Nationaal Park De Biesbosch. Met Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer is diverse malen overleg geweest.

 

In grote delen van het plangebied Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch wordt uitgegaan van de huidige situatie. Alleen onder bepaalde voorwaarden zijn ontwikkelingen mogelijk. In hoofdstuk 3 wordt daaraan aandacht besteed.

 

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De Sliedrechtse Biesbosch ligt aan de oostzijde van het Eiland van Dordrecht, ingeklemd tussen de Beneden - Merwede en de Nieuwe Merwede.

 

Het plangebied wordt globaal begrensd door: - de Beneden – Merwede in het noorden;

- de Nieuwe Merwede in het oosten en het zuiden;

- de spoorlijn Dordrecht - Sliedrecht in het westen.

 

In dit gebied ligt nabij de noordwestelijke plangrens de Derde Merwedehaven met omliggende bedrijvigheid en afvalstortlocatie. Voor deze gronden geldt het bestemmingsplan “Opgecomen Landen”. Voor deze haven inclusief de afvalstortlocatie zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld, getiteld bestemmingsplan Derde Merwedehaven. Hiervoor is ook een Nota van Uitgangspunten vastgesteld (raadsbesluit d.d. 20 december 2011).

 

Voor het in de Derde Merwedehaven gelegen 380 KV-station en het staalstraalbedrijf van A.J. den Breejen en Zonen heeft de gemeenteraad op 13 september 2011 de bestemmingsplannen "1e herziening bestemmingsplan Opgecomen Landen" en "Herziening zone industrielawaai 3e Merwedehaven" vastgesteld.

Deze bestemmingsplannen zijn op 17 november 2011 in werking getreden.

 

Deze plangebieden vallen dus buiten het plangebied van het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch.

 

 

  [image]

 

ligging plangebied

 

 

 

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

 

In het plangebied Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch gelden twee bestemmingsplannen:

  1. bestemmingsplan “Natuurgebieden”, vastgesteld door de gemeenteraad van Werkendam op 23 oktober 1974;

2. bestemmingsplan “De Merwelanden”, vastgesteld door de gemeenteraad van Dordrecht op 7 mei 1985, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 27 mei 1986.

 

Door de wijziging van de gemeentegrens is het voormalige gebied van Werkendam gaan behoren tot de gemeente Dordrecht. Beide bestemmingsplannen zijn overwegend gericht op natuurbehoud en agrarisch gebruik. In het bestemmingsplan “De Merwelanden” is het bestaande recreatiegebied als zodanig bestemd.

 

 

1.4 Leeswijzer

 

In hoofdstuk 1 worden enkele algemene, in ieder bestemmingsplan voorkomende, onderdelen beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie van het nu voorliggende plan beschreven. In hoofdstuk 3 komen nieuwe ontwikkelingen ter sprake, met de voorwaarden waaronder deze gerealiseerd kunnen worden.

In hoofdstuk 4 komt het beleid van rijk, provincie, regio en gemeente aan de orde. Bij de beschrijving van de omgevingsaspecten in hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de verantwoording, zoals op de terreinen archeologie en cultuurhistorie, flora en fauna, water en milieu. Per onderdeel worden de regelgeving en het beleid benoemd. Vervolgens wordt het onderzoek beschreven en een conclusie getrokken.

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving.

De hoofdstukken 7 en 8 gaan achtereenvolgens in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving bestaande situatie

 

 

2.1 Ontstaan en ontwikkeling

 

Tot 1421: ontstaan en ondergang van de Grote Waard
Het plangebied heeft tot de Sint Elisabethsvloed van 1421 deel uitgemaakt van de in de 13e eeuw ontstane Grote of ZuidHollandse Waard. Deze Grote waard kreeg in opdracht van de Graaf van Holland vorm door een aantal kleinere 11e-12e eeuwse waarden met een ringdijk te omgeven. De noordgrens werd gevormd door de dijk langs de rivier de Merwede. Die dijk was waarschijnlijk aangelegd op de rivieroeverwal.
Het gebied direct ten zuiden van de rivierdijk behoorde deels tot het bezit van de Heren van der Merwe. Zij lieten in hun heerlijkheid rond 1300 een groot en verdedigbaar woonhuis bouwen op de oever: het Huis te Merwede. Ook de heren van Craijenstein lieten een kasteel bouwen op de oever van de Merwede, circa 3 kilometer oostelijk van het Huis te Merwede. Naast de poldernamen Merwede en Craijenstein, is ook de huidige poldernaam Kort-en Lang Ambacht nog een directe verwijzing naar de middeleeuwse verdeling in ambachten of heerlijkheden.

 

 [image]

Reconstructie van de Grote Waard vóór 1421

 

1424-1729: vissteken en eendenkooien

Tussen 1421 en 1424 brak onder andere bij de Kop van het Oude Wiel – het oostelijke uiteinde van de Sliedrechtse Biesbosch – de rivierdijk van de Merwede meerdere keren door en zette de Grote Waard geheel onder water. Herstel van de dijk lukte niet en de verstroomde waard werd economisch onbruikbaar en dus verlaten.

De resten van het in 1418 al deels verwoeste Huis te Merwede bleven als een scheepvaartbaken in het ontstane grote binnenmeer boven water zichtbaar.

Ook resten van de oude rivierdijk, resten van het kasteel Craijenstein en bebouwing behorend bij het laatmiddeleeuwse dorp Houweningen staken afhankelijk van het getij nog boven het water uit.

Het voormalige landbouwgebied werd in gebruik genomen als visgronden en voorzien van een groot aantal zogenoemde langgerekte zalmsteken. Visserijrechten in de verdronken ZuidHollandse of Grote Waard – toen ook wel Biesbos genoemd - werden verkocht en de visvangst was een lucratieve bezigheid.

Rond 1600 was het gebied van de vroegere Grote Waard aan de noordzijde al weer zover aan- en opgeslibd dat tussen de nieuwe watergangen als de Hoge kil, de Bassekil, de Westkil en het Houwenings Water, nieuwe gronden als Tilborch en Weijwaert waren ontstaan. Op de aangeslibde gronden werden een groot aantal eendenkooien ingericht. Net als de visvangst bleek dit een lucratieve bezigheid.

 

In diezelfde tijd stonden in verband met de nog altijd woedende 80-jarige oorlog en de gewenste controle op de druk bevaren Merwede enkele kleine militaire versterkingen ofwel redoutes in het gebied: op de westoever van de Bassekil, op de westoever van de Hoge Kil, ter hoogte van het vroegere kasteel Craijenstein en op de westoever van het Oude Wiel. Na de oorlog verloren zij snel hun functie en verdwenen van de kaart. De latere poldernaam Ronduit – ter hoogte van de 3e Merwedehaven - verwees nog naar de aanwezigheid van een redoute of reduit ter plaatse.
In verband met de steeds afnemende waterhoeveelheid op de Merwede en dus langs de stad en de verzanding van de bedding kreeg Dordrecht in 1592 toestemming de machtige Bassekil - ten oosten van polder Stededijk - te dichten. Verder werd in opdracht van de Staten van Holland tussen Huis te Merwede en Craijenstein in datzelfde jaar de eerste bekramming in het gebied aangelegd.

In 1565 was om dezelfde reden ook al de Grote Hel of Westkil bij het Oude Wiel gedicht, maar die werkzaamheden moesten net als die bij de Bassekil in 1594 gestaakt worden onder druk van naburige dijkbesturen zoals van de Landen van Arkel en de Alblasserwaard.

 

[image]
De Overlaat van Cruquius, 1729-1730

 

1729-1869: waterhuishouding - Overlaat van Cruquius en Nieuwe Merwede

In 1729 werd besloten tot realisatie van de zogenoemde Overlaat van Cruquius. Dit hield in dat tussen het oude Wiel bij de Grote Hel/Westkil en de Bassekil over een afstand van 4,5 km alle houtgewas werd opgeruimd en de hoogten in én ten zuiden van het winterbed van de Merwede werden geslecht. Zo werd er ruimer baan gemaakt voor het water dat nu makkelijker zijwaarts uit de Merwede de Biesbosch in kon stromen.

De landen van Arkel en de Alblasserwaard waren hiermee eindelijk gevrijwaard van overstromingen bij hoog rivierwater en kruiend ijs. De aanslibbing begon al direct na 1730 en de Merwede raakte al snel minder geschikt voor de nieuwe taak.
Dordrecht had nog steeds last van de verzanding van de Merwede en bleef pleiten voor de beteugeling van de killen in de Biesbosch. Pas in 1727 lukte de afdamming van de Bassekil. Verlanding van de kil trad uiteindelijk pas op na de aanleg van een nieuwe dam in 1752. Er werden verschillende maatregelen getroffen om de waterstand in de Merwede te verhogen. Sinds 1805 mochten in de Biesbosch - uiteraard met vrijwaring van de killen - bekadingen worden uitgevoerd met een maximale hoogte van 2,52 m +NAP. Ter plaatse van de Overlaat mochten de kades niet hoger zijn dan 1,735 m +NAP. Het bleken geen afdoende maatregelen. In 1818 werd door waterstaatsingenieur Jan Blanken voorgesteld de bestaande Merwede bij Papendrecht af te dammen en het water via een kunstmatige (Beneden) Merwede naar het Hollandsch Diep af te voeren. Dit plan van Blanken werd als te rigoureus ervaren, maar de lichtere versie van zijn collega's Ferrand en Van der Kuin werd wel uitgevoerd. De plan behelsde de geleidelijke aanleg van een Nieuwe Merwede naar het Hollandsch Diep, zoveel mogelijk gebruikmakend van al aanwezige killen zoals de Grote Hel of Westkil. De Nieuwe Merwede zou minimaal de helft van het Merwedewater zuidwaarts afvoeren. In 1850 werd gestart met de aanleg van dwarskribben in de Merwede bij Sliedrecht, Papendrecht en Dordrecht, in 1869 was de Nieuwe Merwede klaar en in 1897 werd het plan afgerond met de constructie van een strekdam in het Zuid-Maartensgat. In de tussenliggende tijd werden de overige killen zoals het Gat van de Hengst, het Houweningswater, de Hoogkil, de Sneepkil en de Kikvorskil afgedamd. Hierdoor werd het verlandingsproces tussen de inmiddels ontstane grienden en polders in gang gezet. De polders werden voorzien van schotbalksluizen. De Zoetemelkskil kreeg een schotbalksluis. Een doorvaart van de Beneden Merwede naar de Nieuwe Merwede werd in 1864 mogelijk gemaakt door de aanleg van de met elkaar in verbinding staande Helsluis in het noorden en de Ottersluis in het zuiden.
Sinds 1869 wordt de oorspronkelijk Merwede de Beneden Merwede genoemd ter onderscheiding van de nieuw aangelegde en deels gegraven Nieuwe Merwede. Voor de oorspronkelijke binnenzee de Biesbosch, later ook de 'vaarweg naar Geertruidenberg boven Westergoot’ genoemd, wordt sindsdien alleen nog de naam Wantij gebruikt. Het Wantij dankt zijn naam aan de grote getijverschillen die hier - ondanks de ligging landinwaarts - nog konden plaatsvinden. De Maas en de Waal komen bij Dordrecht vanouds samen, en deze grote rivieren beïnvloeden het peil in het smalle Wantij ingrijpend. Bovendien lag tot de afsluiting van het Haringvliet de Biesbosch in de directe invloed van het Noordzeegebied. Nog steeds is de invloed van getijden merkbaar: in het oostelijke deel van de Sliedrechtse Biesbosch is het verschil ongeveer 70 cm en de stroomsnelheid loopt op tot ongeveer 4 km per uur.

 

 [image]

Waterkaart voor Wantij en Zuid-Hollandsche Biesbosch, 1958

 

Grienden, waarden en polders
De Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een groot aantal grienden, waarden en polders. De meest noordelijke zijn deels nog resten van het landschap van vóór de Sint Elisabetsvloed van 1421, zoals de Merwepolder, polder Craijenstein, Polder Kort-en lang Ambacht en de polder Ruigten Bezuiden den Peerenboom. Het overgrote deel kreeg echter pas vorm als waard of polder vanaf het einde van de 18e-eeuw, maar vooral na 1805:

Craijenstein, Sionpolder, Grensblok, Ronduit, De Bekramming, Meerkotennest, Helpolder, Zuilespolder, Kikvors-of Otter(griend), Kleine Otter- of Mariapolder, Otterpolder, Stededijk, Kort-en Lang Ambacht, Ruigten bezuiden den Peerenboom (= Houweninge), Engelbrechtsplekske, Platte Hoek, Aert Eloyenbosch, Jonge Janswaard, Kop van het Oude Wiel, Kraaiennest, Thomaswaard Louw Simonswaard, Hengstpolder, Jonge Neele Ruigt, Huiswaard, Oude Kat, Nieuwe Kat, De Hond.

De bebouwing in het gebied bleef feitelijk beperkt tot een paar griend- of zalmvisserijketen, enkele woningen nabij de Helsluis en de Ottersluis en handvol boerderijen. De boerderij van Stoop in de Otterpolder (1859) is de eerste en oudste boerderij in het gebied en is als enige zodanig nog steeds in gebruik.

Tot 1970 behoorde de Sliedrechtse Biesbosch officieel tot de gemeente Sliedrecht, sindsdien is zij onderdeel van de gemeente Dordrecht.
De Kikvors-of Otter met het Moldiep is nooit het stadium van griend ontgroeid. De Mariapolder is in de 20e eeuw helemaal ontpolderd. In de polders Ruigten Bezuiden den Peerenboom, de Aert Eloyenbosch/Jonge Janswaard, de Jonge Neele Ruigt en het Engelbrechtsplekske/PlatteHoek zijn in het begin van de 21e eeuw nieuwe kreekstelsels gegraven en dijken doorbroken – zelfs de rivierdijk van de (Beneden) Merwede - met als resultaat de vernatting van die polders.

 

 

2.2 Bestaande structuur

 

De Sliedrechtse Biesbosch ligt aan de oostzijde van het Eiland van Dordrecht, ingeklemd tussen de Beneden-Merwede en de Nieuwe Merwede. De Sliedrechtse Biesbosch is een duidelijk afgebakend gebied. In het westen is een harde overgang met de industrie langs de Baanhoekweg. Dit industriële karakter zet zich deels voort rondom de Derde Merwedehaven. Hoewel dit gebied buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan valt, zal er in de toekomst, na de vervroegde sluiting van de stort eind 2012, een sterke relatie met de natuur en recreatie van de Sliedrechtse Biesbosch gezocht worden.

 

Het plangebied bestaat uit recreatieve voorzieningen (A), bestaande natuurgebieden (B) en nieuwe natuurgebieden (C).

 

Ad A). Recreatiegebied Hollandse Biesbosch (nu Hollands compartiment van het Parkschap Nationaal Park De Biesbosch)

Het bestaande natuur- en recreatiegebied Hollandse Biesbosch, voorheen bekend als De Merwelanden, is grootschalig en druk van karakter. Er is divers vermaak, deels losstaand van de omgeving, deels natuurrecreatie (nat en droog). Verkenning van de Biesbosch is mogelijk vanaf het land én vanaf het water. De voorzieningen in het gebied behelzen onder meer een zandstrand, verhuur van kano’s en roeiboten, speelbos en “speeldernis”, evenemententerreinen voor middelgrote evenementen, golfbaan, kunstskibaan, horeca, een sterrenwacht, outdoorcentrum en een beverobservatorium.

Daarnaast kan er een Thermencomplex worden gerealiseerd.

Verder is er een bezoekerscentrum, dat een impressie van het gebied geeft, en (natuur) exposities en informatie over waterbeheer. Er kunnen rondvaarten worden gemaakt en er is een mogelijkheid om te wandelen (deels in het Nationaal Park), te fietsen en te vissen.

Jaarlijks bezoeken zo’n 490.000 recreanten dit deel van het Nationaal Park De Biesbosch. Op zomerse topdagen (ongeveer 20 per jaar) zijn er ruim 2000 bezoekers per dag te vinden in en rondom de recreatieplas.

Op de overige dagen zijn er gemiddeld 400 bezoekers. Het Biesboschcentrum kan rekenen op zo’n 120.000 bezoekers per jaar. Op de diverse evenementen op de evenemententerreinen komen 50.000 bezoekers af.

Het Thermencomplex is berekend op 80.000 bezoekers per jaar.

 

Het parkschap en de exploitanten in het recreatiegebied hebben verschillende initiatieven, die in hoofdstuk 3 aan bod zullen komen.

 

Ad B). Bestaande natuurgebieden

De polders Kikvors of Otterpolder, Mariapolder, Oude Kat, Huiswaard, Hengstpolder, Engelbrechtsplekske en Platte Hoek zijn bestaande natuurgebieden. De Otterpolder en de Hengstpolder zijn overigens ook agrarisch in gebruik.

 

Ad C). Nieuwe natuurgebieden

Het gaat hier om polders die in het huidige bestemmingsplan De Merwelanden een bestemming hebben die mede is gericht op de agrarische functie. Deze polders zijn de afgelopen jaren omgezet naar een natuurfunctie c.q. bestaat het voornemen om dat de komende jaren te doen. Onderstaand worden deze polders beschreven:

 

C.1. Polder Aert Eloyenbosch / Jonge Janswaard

De Polder Aert Eloyenbosch/Jonge Janswaard (groot 113 ha) is een voormalige landbouwpolder. Na kleiwinning is een waterrijk natuurgebied met eilanden en ondiepten ontstaan. Vooral in de westelijke helft van de polder zijn kreken aangelegd en is het maaiveld verlaagd. Langs de noordkade ligt aan de binnenzijde van de dijk een strook van 7 meter breed die in eigendom is gebleven van de voormalige eigenaar van de polder. De natuurlijke oeverwal in het noordoosten van de polder is intact gebleven en in westelijke richting "verlengd".

Deze ophoging in de noordwesthoek van de polder grenst aan de strook grond in particulier eigendom en heeft de functie van hoogwatervluchtplaats voor vee. De inrichting is in 2000 voor het grootste deel afgerond en in 2005 opgeleverd door het verwijderen van de laatst resterende kleidepots.

In de gewenste eindsituatie is het gebied in open verbinding met het omliggende watersysteem. In 2006 is de polderkade op een aantal plekken doorgraven, waardoor een zoetwatergetijdengebied is ontstaan.

Aan de zuidwestkant van de polder ligt een waardevol elzenbosje. In dit bosje broedt een aantal blauwe reigers. Aan de zijde van de Sneepkil wordt dit bosje begrensd door een moerasvegetatie met eveneens een hoge natuurwaarde.

 

C.2.Polder Korte- en Lange Ambacht / De Ruigten bezuiden de Peerenboom

De Polder Korte- en Lange Ambacht / De Ruigten bezuiden de Peerenboom (groot 218 ha) is een voormalige landbouwpolder. De inrichting van deze polder is in 2003 voor het grootste deel afgerond.

In deze polder zijn twee kreken van gelijke lengte aangelegd, die zowel in de noordwesthoek als in de zuidoosthoek samenkomen. De kreken omsluiten dus een eiland. Ook in deze polder wordt langs de noordelijke kade, net ten westen van de centrale wetering, een hoogwatervluchtplaats voor vee aangelegd.

In het zuidwesten van de polders is een natuurpad aangelegd.

In april 2008 heeft Rijkswaterstaat de buurpolder Korte- en Lange Ambacht en Ruigten Bezuiden de Peerenboom op zowel de Beneden Merwede als de Zoetemelkskil gerealiseerd. Hierdoor is een kortsluiting ontstaan tussen de voormalige gescheiden watersystemen van de Sliedrechtse Biesbosch en de Beneden-Merwede.

C.3. Jongeneele Ruigt

Een getijverschil van 70 cm maakt de Jongeneele Ruigt een goede plek voor getijdennatuur. In het gebied komen met name ondiep water, slikken en platen en riet- en biezenvelden tot ontwikkeling.

Jongeneele Ruigt is een voormalig landbouwpolder van 30 hectare in de Sliedrechtse Biesbosch. Samen met het gebied direct ten noorden van Jongeneele Ruigt en de kreek de Zoetemelkskil is de totale oppervlakte 49 hectare.

De herinrichting van de polder is gereed. Op woensdag 8 juni 2011 is het gebied officieel geopend. Het gebied trekt straks allerlei planten en dieren aan die van nature thuis horen in dit zoetwatergetijdengebied, zoals de spindotter en de bever.

 

C.4. De Thomaswaard De Thomaswaard is een polder in het zuidoosten van de Sliedrechtse Biesbosch. De polder is 44 ha groot en wordt begrensd door de polders Kraaiennest in het oosten en de Louw Simonswaard aan de west- en noordkant. Aan de zuidkant loopt de Nieuwe Merwede. De Thomaswaard is in zijn geheel omsloten door een dijk met aan de kant van de Nieuwe Merwede een klein stukje buitendijkse grond. Tussen de noordelijke dijk en de Louw Simonswaard bevindt zich het Houweningswater dat via kreken in verbinding staat met de Beneden Merwede. De Thomaswaard is sinds de inpoldering voornamelijk verpacht als grasland. De Thomaswaard is niet via het land te bereiken, maar alleen per boot.

Het grond- en oppervlaktewater in de polder heeft van nature hetzelfde peil als dat van het water in de Nieuwe Merwede. Dit komt voornamelijk door de kwel die onder de dijk van de Nieuwe Merwede door komt. Om het ingepolderde deel voor landbouw te kunnen gebruiken wordt de Thomaswaard bemalen.

De naastgelegen percelen (Klein) Kraaienest zijn ook agrarisch in gebruik (grasland).

Zie verder hoofdstuk 3.2.

 

C.5. Polder Stededijk

Polder Stededijk is gelegen in het noorden van de Sliedrechtse Biesbosch, even ten westen van Korte- en Lange Ambacht/De Ruigten bezuiden de Perenboom. De polder is 58 hectaren groot.

Aan de noordzijde van deze polder bevindt zich een haventje aan de Beneden-Merwede. Rond dit haventje ligt een voormalige stortplaats van ca 16 hectare.

In de periode van 1966 tot 1983 zijn hier afvalstoffen gestort van bedrijven en van bodemsaneringen. Ondertussen is uit bodemonderzoek gebleken dat milieugevaarlijke stoffen (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen en ftalaten) zich naar en in het grond- en oppervlaktewater verspreiden. Er is daarom sprake van een ernstige, spoedeisend geval van bodemverontreiniging. De stortplaats ligt hoog; de bovenkant ligt ongeveer vier meter boven het maaiveld.

Het overige deel van Polder Stededijk bestaat voornamelijk uit grasland dat extensief wordt beheerd. De laaggelegen, natte delen van de polder staan onder invloed van kwel. Hier komen plaatselijk natte bloemrijke graslanden en grote zeggenvegetaties voor. Ook de sloten staan onder invloed van kwel.

Er komen waardevolle water- en oevervegetaties voor met onder andere kranswieren, brede waterpest, krabbescheer en waterviolier. Verder bevindt zich in de polder een klein boscomplex.

In hoofdstuk 3.2 wordt verder aandacht besteed aan deze polder.

 

De natuurwaarden in de Sliedrechtse Biesbosch zijn kort samengevat:

Aan de noordzijde en het midden (Stededijk, Korte- en Lange Ambacht, De Ruigte bezuiden de Peerenboom, Engelbrechts Plekske en Aert Eloyenbosch, Jonge Neele Ruigt en Huiswaard en Oude kat): getijdennatuur, spontane processen, dynamiek watervogels, getijdeflora, zoals de spindotterbloem en de bittere veldkers.

Aan de zuidzijde (Hengstpolder, Louw Simons Waard, Thomaswaard, Kraaienest en Kop van de Oude Wiel): deze gebieden vormen samen het graslandreservaat met een zeer bijzondere flora.

Aan de westzijde (Sterling, Mariapolder, Kikvorsch- of Otter en Otterpolder): bereikbaar vanaf het bezoekerscentrum en meer gericht op natuur en recreatie, met nadruk op procesnatuur en griendcultuur.

 

 

HOOFDSTUK 3 Planschrijving nieuwe situatie

 

 

3.1 Nota van Uitgangspunten

 

In het plangebied bestaat enige spanning tussen natuurbehoud, ruimte voor de rivier en recreatieve wensen en ontwikkelingen. Om de verschillende belangen te behartigen is beleid en wetgeving vastgesteld, die invloed hebben op de planologische regeling voor dit gebied. Het gaat hierbij in het bijzonder om nationale en provinciale structuurvisies en algemene regels, de Waterwet, de Beleidsregels grote rivieren (ruimte voor de rivier), die strenge regels stelt aan bebouwing in buitendijks gebied, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

 

De Sliedrechtse Biesbosch is nog niet definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. Wel heeft in 2009 een ontwerp van de aanwijzing ter inzage gelegen. Voor dit natuurgebied zal dan ook een regeling moeten worden getroffen die recht doet aan deze voorgenomen aanwijzing. Staatsbosbeheer is, met uitzondering van de polder Stededijk, beheerder van het natuurgebied. Voor dit bestemmingsplan is met het oog daarop een verstoringstoets verricht. Zie hoofdstuk 5.5.

Daarnaast heeft de Sliedrechtse Biesbosch een belangrijke recreatieve functie. Het recreatiegebied De Hollandse Biesbosch wordt beheerd door Parkschap Nationaal Park De Biesbosch.

 

De gemeenteraad van Dordrecht heeft op 17 mei 2011 de Nota van Uitgangspunten voor dit plangebied vastgesteld. Hierin staan de uitgangspunten vermeld voor het bestemmingsplan. Hierbij is het relevante beleid van de verschillende overheden en de toepasselijke wetgeving in acht genomen. De initiatieven in het gebied zijn afgewogen en nadien verder onderzocht (natuurtoets en overleg met Rijkswaterstaat). In hoofdstuk 3.2 is dit toegelicht en uitgewerkt. Hierin is een onderscheid is gemaakt tussen natuurontwikkeling en recreatieve ontwikkeling.

 

 

3.2 Ontwikkelingen

 

3.2.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan is in de eindsituatie in hoofdzaak sprake van twee functies:

  • de natuurfunctie: de uitgangspunten hiervoor en de gemaakte afwegingen hierbij komen vooral uit het Raamplan Sliedrechtse Biesbosch, zie hierna onder hoofdstuk 3.2.2;

  • de recreatiefunctie: de uitgangspunten hiervoor komen uit informatie van het parkschap. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van het Beleidsplan “Ondergedompeld in de Biesbosch” (zie hoofdstuk 4.3.6) en een inventarisatie van initiatieven bij de exploitanten van recreatieve voorzieningen in het recreatiegebied.

 

3.2.2 Natuurontwikkeling

 

Achtergrond

In 1993 wees het Rijk in het Structuurschema Groene Ruimte een aantal Strategische Groenprojecten (SGP) aan. Het SGP Eiland van Dordrecht heeft zowel betrekking heeft op de Sliedrechtse Biesbosch in het oostelijke deel van het Eiland, op de Dordtse Biesbosch in het zuidelijke deel van het Eiland, als op de verbindingzone tussen deze gebieden bij de Kop van ’t land. Dit project is één van de 18 strategische groenprojecten in Nederland.

Bij een SGP gaat het kort gezegd om een multifunctioneel groengebied met een omvang van 1000 tot 2000 ha, grotendeels bestaande uit bos, natuur en recreatieterrein, in de directe omgeving van een stad.

 

Uitgangspunt is vooral dat het SGP Eiland van Dordrecht moet voorzien in de realisering van een groene buffer tussen het natuurgebied De Biesbosch en de stedelijke bebouwing van de Randstad en in verbetering van de ecologische verbindingszone tussen de Hollandse en Sliedrechtse Biesbosch.

Om tot daadwerkelijke planvorming en uitvoering te komen, installeerden Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in 1996 de Gebiedscommissie Eiland van Dordrecht en zijn nadien diverse onderzoeken verricht en nota’s opgesteld.

In 1999 traden wijzigingen op in de regelgeving met betrekking tot de milieueffectrapportage (MER) en landinrichting. Deze wijzigingen hielden onder meer in dat de MER-plicht voor de Sliedrechtse Biesbosch verviel. Bovendien werd binnen de landinrichting het opstellen van een voorontwerp-landinrichtingsplan (het eerste plandocument) achterwege gelaten. Hiervoor in de plaats kwam een globaler raamplan.

Tevens was het inzicht in de problematiek van de inrichting van het Eiland van Dordrecht zo ver ontwikkeld, dat de Gebiedscommissie aan Gedeputeerde Staten voorstelde om voor het project twee raamplannen op te stellen: een raamplan voor de Sliedrechtse Biesbosch en een raamplan voor het overige deel van het projectgebied. De aanleiding was de sterk verschillende problematiek van beide gebieden. Met de splitsing wilde men voorkomen dat stagnatie van de procedure in het ene deel van het gebied zou leiden tot stagnatie van de procedure in het andere gebied. Gedeputeerde Staten stemden destijds met dit voorstel in.

Voor het in 2007 vastgestelde Raamplan dat betrekking heeft op het gebied van de Dordtse Biesbosch en de omgeving van de Kop van ’t Land is het (ontwerp)bestemmingsplan Nieuwe Dordtse Biesbosch in procedure gebracht.

Nu is het deel van de Sliedrechtse Biesbosch aan de orde en vormgegeven in het voorliggende bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch. Het in 2006 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Raamplan Sliedrechtse Biesbosch vormt de basis voor dit bestemmingsplan.

 

Het landelijke en provinciale natuurbeleid is grotendeels gericht op de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (zie hoofdstuk 4). Binnen dit beleid is de Biesbosch een groot kerngebied dat moet worden versterkt. Het streefbeeld is hierbij “grootschalige, procesgerichte natuur”.

Vanuit het waterbeleid wordt gestreefd naar dynamische natuur in en bij de rivieren. Volgens de ecosysteemvisie Delta heeft herstel van het zoetwatergetijdengebied in het mondingsgebied van Rijn en Maas prioriteit. Daarbij wordt een aantal zaken genoemd: een ander gebruik van de Haringvlietsluizen, het saneren van waterbodems in de Biesbosch en ontpoldering ter vergroting van de oppervlakte zoete intergetijdengebied.

 

Oorspronkelijk waren de polders Aert Eloyenbosch / Jonge Janswaard, Korte- en Lang Ambacht / De Ruigten bezuiden de Peerenboom, Thomaswaard en Stededijk in gebruik als landbouwgebied. In het Landschapsontwikkelingsplan uit 1994 werd voorgesteld om de landbouwfunctie te wijzigen in een natuurfunctie door aanwijzing als reservaatgebied in het kader van de relatienota.

Na een aantal kleine aanpassingen zou het gebied zich kunnen ontwikkelen tot grasland waar de opvang van wintergasten (vooral ganzen) plaats kan vinden en waar zich later bloemrijk grasland kan ontwikkelen.

Voor de gehele Sliedrechtse Biesbosch geldt als streefbeeld op de lange termijn dat er een grootschalig natuurgebied ontstaat. De mens zal daarin weinig sturen met beheer. De natuur zal hier dus vooral ontstaan door het optreden van (natuurlijke) processen. In dit gebied gaat het dan vooral om de rivierinvloed en de getijdenwerking. Daarnaast kan begrazing een rol spelen. Ten opzichte van de vroegere situatie is de oppervlakte (zoetwatergetijden)moeras, ruigte en bos toegenomen en de oppervlakte grasland afgenomen. In het natuurgebiedsplan Zuid-Hollandse Eilanden Noord (vastgesteld maart 2005) is deze natuurdoelstelling vastgelegd.

 

Opvang bij hoog water

De hoge rivierafvoeren in 1993 en in 1995 brachten de plannen voor dijkverbetering langs de grote rivieren in een stroomversnelling. Dat zorgde voor een grote vraag naar klei. De klei in de polders Kort- en Lang Ambacht, De Ruigten bezuiden de Perenboom, Aart Eloyenbosch en Jonge Janswaard bleek geschikt te zijn voor dijkverbetering.

Het openen van de kaden rond de polders draagt bij aan de bescherming tegen overstromingen bij extreem hoge rivierafvoer. De maatgevende rivierafvoer is toegenomen en zal verder toenemen als gevolg van klimaatveranderingen, zo is de verwachting.

Door het openen van de kaden gaan de polders bij een hoge rivierafvoer meestromen. Hierdoor krijgt de rivier meer ruimte en kan het water vlotter naar zee worden afgevoerd. Dit is van belang, omdat extreem hoge rivierafvoeren op de Boven-Merwede en de Waal tot zulke hoge waterstanden leiden dat maatregelen noodzakelijk zijn. Bovenstrooms (op de Boven-Merwede) zullen de waterstanden, door rivierverruimende maatregelen, wat minder hoog oplopen (bijvoorbeeld in Gorinchem -0,5 cm).

Dit was een kans om de lange termijn doelstelling veel eerder te realiseren. Daarom wees de provincie de betreffende polders aan als “natuurontwikkelingsgebied" in plaats van als "reservaatgebied". De Dienst Landelijk Gebied en Rijkswaterstaat hebben een waterrijk gebied met kreken aangelegd waarbij tevens klei is gewonnen. Door de polderkaden te openen en verbindingen te maken met de rivier en de bestaande kreken in de Sliedrechtse Biesbosch, kon en kan zich hier weer een zoetwatergetijdengebied ontwikkelen.

De inrichting van de polders Aert Eloyenbosch / Jonge Janswaard, en Korte- en Lang Ambacht / De Ruigten bezuiden de Peerenboom en Jongeneele Ruigte is voltooid. Om de inrichting effectief te laten zijn moesten de aansluitingen van de polders op enerzijds de Beneden-Merwede en anderzijds de getijdenkreken in de Sliedrechtse Biesbosch worden gerealiseerd.

Bij de vorming van zoetwatergetijdennatuur in genoemde polders is gekozen voor een gefaseerde uitvoering. Eerst is in de polders een waterrijk natuurgebied aangelegd waarbij klei is gewonnen. Later werden en worden de kaden rond de polders geopend waardoor er verbindingen ontstaan met de bestaande kreken in de Sliedrechtse Biesbosch en de rivier. Er ontstaat dan zoetwatergetijdengebied.

De reden voor deze gefaseerde aanpak is dat de klei op korte termijn nodig was, terwijl het aansluiten van de polders niet op korte termijn kon worden gerealiseerd. In de bestaande kreken in de Sliedrechtse Biesbosch is in de loop der jaren een dik pakket zwaar verontreinigd slib gesedimenteerd. Een voorwaarde voor aansluiting was en is daarom dat de waterbodem eerst wordt gesaneerd. Daarnaast leek het verstandig om met de aansluiting te wachten totdat de waterkwaliteit van de rivier voldoende was verbeterd.

 

Zoetwatergetijdennatuur

Zoetwatergetijdengebied is in Nederland en in Europa een zeldzaamheid geworden. Ook in de Biesbosch is de laatste 40 jaar de oppervlakte zoetwatergetijdengebied afgenomen. Dit komt door inpolderingen en door de sterke reductie van de getijslag in de Biesbosch na aanleg van de Hellegatsdam in 1969 en de Haringvlietdam in 1970.

Natuurontwikkeling in het rivieren- en deltagebied heeft beleidsmatig prioriteit. Daarbij heeft de realisatie van zoetwatergetijdengebied bijzondere aandacht. Het beleid is erop gericht om beide oorzaken van deze achteruitgang aan te pakken. Door de Haringvlietsluizen anders te beheren kan de getijslag worden vergroot. Het doorsteken van kaden (ontpoldering) vergroot de oppervlakte getijdengebied.

Gelukkig valt in vergelijking met andere grote estuaria in Europa op dat in de Nederlandse Biesbosch goede kansen aanwezig zijn voor het versterken en ontwikkelen van zoetwater-getijdengebieden. Grote steden liggen op afstand en de streek is dun bevolkt. In principe kunnen morfodynamische processen (zoals erosie en sedimentatie) ongestoord verlopen.

Vooral in de Sliedrechtse Biesbosch deed en doet zich de unieke gelegenheid voor om de oppervlakte getijdengebied uit te breiden op een locatie waar nog een redelijk grote getijslag bestaat.

Het verschil tussen eb en vloed is hier zelfs het grootste van de hele Biesbosch. Dit wordt veroorzaakt door de enige open verbinding met zee via de Nieuwe Waterweg. Via Oude Maas en Wantij is de afstand van de Sliedrechtse Biesbosch tot de zee relatief kort. Dit maakt het gebied bij uitstek geschikt voor herstel van verdwenen getijdennatuur.

Bovendien zijn in de Biesbosch (zoals in het hele rivierengebied) ingrijpende maatregelen nodig om de veiligheid ook bij grotere rivierafvoeren te kunnen garanderen. Het water van de rivier moet meer ruimte krijgen, zeker als rivierafvoer en waterstanden op zee door klimaatsveranderingen nog verder zullen stijgen.

Er wordt een groot gewicht toegekend aan het uitbreiden van het zoetwatergetijdengebied als bescherming tegen hoog water. Het feit dat het rivierwater voor enkele stoffen nog niet voldoet aan de kwaliteitsnorm wordt als minder belangrijk ervaren. Deze afweging heeft daarom tot de keuze geleid voor zoetwatergetijdennatuur door openstelling van de polders ten behoeve van waterstandsverlaging op de grote rivieren.

Een zoetwatergetijdenmoeras wordt gekenmerkt door afwisseling van land en water met waterstanden die voortdurend veranderen. Bij eb stroomt het rivierwater snel weg. Bij vloed houdt de zee de rivier als het ware even tegen waardoor de waterstand stijgt. Hierdoor staat er op het ene moment nauwelijks water in een geul en lopen enkele uren later de oevers volledig onder water.

Zeldzame planten als de spindotterbloem en driekantige bies zijn aan deze waterschommelingen aangepast. Op andere plaatsen kom je ze niet tegen. In de kreken zijn trekvissen uit zee te vinden, zoals fint en spiering. Bij laag water vallen grote delen van de kreken en de oevers droog. De droogvallende slikplaten leggen dagelijks een rijkdom aan muggenlarven, wormen en slakjes bloot; voedsel voor steltlopers als kluut en kemphaan. In het ondiepe water kan ook de lepelaar zijn voedsel vinden.

 

Thomaswaard

De Thomaswaard heeft met het begrenzingbesluit van Gedeputeerde Staten de status van reservaatgebied gekregen. Het huidige natuurdoel voor Polder Thomaswaard is bloemrijk grasland van het rivieren- en zeekleigebied. De Thomaswaard heeft een natuurlijke gradiënt van hoog en zandig (Kop van de Oude Wiel) naar laag en kleiig (Hengstpolder). De botanische betekenis van het bloemrijk grasland is groot.

De grond is in eigendom bij Staatsbosbeheer en wordt verpacht voor agrarisch gebruik. De Thomaswaard ligt binnen Natura 2000 en is aangemerkt als nieuwe natuur binnen de herijkte EHS. In het natuurgebiedsplan staat dat omvorming in zoetwatergetijdelandschap gewenst is, mits de winterganzen elders goed kunnen worden opgevangen.

Daarnaast geldt nog een doelstelling op grond van de Kader Richtlijn Water van 42 ha getijdennatuur. Gelet hierop is voor de Thomaswaard een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een inrchting als getijdenatuur mogelijk te maken (vergelijk Polder Stededijk hierna). De procedure van deze wijzigingsprocedure zal pas aanvangen als de waard pachtvrij is gemaakt en een natuurtoets is uitgevoerd.

 

 

 

Klein Kraaienest

Staatsbosbeheer wenst de percelen Klein Kraaienest te verwerven. Het doel hiervan is om deze percelen toe te voegen aan het omringende stroomdalgrasland.

 

Polder Stededijk

Polder Stededijk heeft met het begrenzingensluit van Gedeputeerde Staten ook de status van reservaatgebied gekregen. In het verleden is polder Stededijk gebruikt als stortplaats.

In 2006 is een intentieconvenant ondertekend tussen het Ministerie van VROM, de provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, het Natuur- en Recreatieschap de Hollandse Biesbosch en de gemeente Dordrecht, waarin voorgenomen is de voormalige stortplaats te saneren en opnieuw in te richten als zoetwatergetijde natuur- en recreatiegebied.

In 2009 is een inrichtingsplan vastgesteld voor de realisatie van natuur en enige recreatie. Sanering van de polder maakte hier deel van uit.

De gewenste eindsituatie is een inrichting als zoetwatergetijdengebied. Om dit plan te realiseren is in 2010 een voorontwerpbestemmingsplan Polder Stededijk opgesteld en voor inspraak en overleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening vrijgegeven.

De uitvoering van het inrichtingsplan is opgeschort, omdat de overheid de polder niet heeft kunnen verwerven. Daarnaast is in 2010 door gewijzigd rijksbeleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur de provinciale financiering voor aankoop en inrichting als natuurgebied weggevallen.

Het bestemmingsplan Polder Stededijk zal dan ook niet verder in procedure worden gebracht. In het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch is de huidige situatie in de polder bestemd (bestemming Natuur-1). Om de uitvoering van het inrichtingsplan in de toekomst mogelijk te maken, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor verdere natuurontwikkeling en recreatief medegebruik. Hierbij is aangesloten bij de regeling, zoals die in het voorontwerpbestemmingsplan Polder Stededijk was opgenomen.

 

Otterpolder

De plannen voor Staatsbosbeheer zijn bij schrijven van deze toelichting nog niet bekend. De polder wordt voor een deel agrarisch gebruikt. De pacht loopt door tot 2018. Om deze reden is de boerderij bestemd tot Agrarisch met een wijzigingsbevoegdheid naar Gemengd. Die bestemming maakt meerdere functies mogelijk (zie hoofdstuk 6.3).

Bij toepassing van deze bevoegdheid zal onderzocht moeten worden of deze functieverandering van invloed is op het Natura 2000-gebied.

Aan de Otterpolder is de bestemming Natuur - 2 toegekend om natuurontwikkeling te bevorderen. Extensief recreatief medegebruik is mogelijk. De bebouwingsmogelijkheden zijn beperkt.

 

3.2.3 Recreatieve ontwikkeling

Het parkschap heeft een aantal initiatieven voor het recreatiegebied aangedragen. Deze zijn in strijd met het bestemmingsplan De Merwelanden. De gemeenteraad heeft deze afgewogen in de Nota van Uitgangspunten. Enkele initiatieven zijn na vaststelling van de Nota van Uitgangspunten onderzocht naar de gevolgen voor Natura 2000 en flora en fauna. Daarnaast zijn de Beleidsregels grote rivieren (Bgr) een belangrijk toetsingskader.

Een tweetal initiatieven is afgevallen (uitbreiding bezoekerscentrum en uitkijktoren). Het eerste is afgevallen, omdat hiervoor op korte termijn geen initiatieven te verwachten zijn. Het tweede is afgevallen, omdat hiervoor een alternatieve locatie is (na sluiting van de stortplaats bij de Derde Merwedehaven). Daarnaast bleek de gedachte uitbreiding van het clubgebouw van Crayestein Golfbaan een stuk kleiner te zijn (niet 460 m2 maar 20 m2). De omgevingsvergunning hiervoor is verleend. De units voor de reclassering langs het pad De Bekramming zijn inmiddels vervangen.

 

 

 

Hierna volgt een opsomming van de overgebleven initiatieven, waarbij de volgorde uit de Nota van Uitgangspunten is aangehouden. De uitkomst van de afweging en onderzoek is vermeld. Hoe deze initiatieven (al dan niet) in het bestemmingsplan zijn verwerkt, komt eveneens aan bod.

 

1. nieuwbouw wellnesscomplex Thermen de Biesbosch

Het voor dit project op 22 februari 2011 vastgestelde projectbesluit is overgenomen in het bestemmingsplan (zie hoofdstuk 6.3). Het projectbesluit is sinds 21 april 2011 in werking en onherroepelijk. De bouw- en de watervergunning zijn respectievelijk op 9 maart 2011 en op 24 april 2011 verleend. Beide vergunningen zijn onherroepelijk.

 

2a. herbouw Skicentrum Drechtsteden

In augustus 2009 heeft de exploitant van het skicentrum een aanvraag bouwvergunning ingediend voor de herbouw van het Skicentrum Drechtsteden aan de Vogelaarsweg 1. Deze aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan De Merwelanden.

Rijkswaterstaat heeft voor dit bouwwerk op 2 maart 2010 vergunning verleend op grond van de toenmalige Wet beheer rijswaterstaatswerken.

Dit initiatief kan eventueel worden gerealiseerd na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. De (financiële) uitvoerbaarheid van het bouwplan is bij schrijven van deze toelichting namelijk niet gegarandeerd.

 

2b. uitbreiding activiteiten skicentrum

Voor de skiheuvel bestaat het initiatief om hierop outdooractiviteiten te laten plaatsvinden, zoals paintball, abseilen en (kruis)boogschieten. Hiervoor zijn bouwwerken nodig. Het bestemmingsplan maakt dit initiatief mogelijk. Het past immers in een recreatiegebied.

 

3. uitbreiding Sterrenwacht Mercurius

De Sterrenwacht Mercurius, Baanhoekweg 75, wenst de ontvangstruimte van 310 m2 uit te breiden met minimaal 72 en maximaal 180 m2.

Voor de uitbreiding is een watervergunning nodig van Rijkswaterstaat. Uit de Bgr volgt dat Rijkswaterstaat alleen toestemming verleent, indien de verloren gegane ruimte wordt gecompenseerd en per saldo op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie ruimte voor de rivier wordt gerealiseerd.

 

Daarnaast geldt:

  • De situering en uitvoering van de activiteit zijn zodanig dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

  • Er ontstaat geen feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;

  • De situering en uitvoering van de activiteit zijn zodanig dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;

  • De gevraagde (compenserende) rivierverruimende maatregelen moeten worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moeten zijn.

 

Deze uitbreiding is dan ook alleen mogelijk indien Rijkswaterstaat hiervoor toestemming geeft (zie ook de regeling in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie, hoofdstuk 6.3). Omdat bij schrijven van dit bestemmingsplan nog onduidelijk is hoe de gewenste uitbreiding vorm zal worden gegeven, is dit initiatief verbonden aan een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning). Voorwaarden zijn dat de grenzen van de aanduiding 'bouwvlak' niet mogen worden overschreden en dat de bouwhoogte niet meer dan 10 meter bedraagt. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen eventueel de grenzen van de aanduiding 'bouwvlak' gewijzigd worden. Voor de toepassing van deze bevoegdheid dient advies te worden ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

Het initiatief is vanwege de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet onderzocht (zie hoofdstuk 5.5).

 

4. Stayokay Dordrecht

Het hostel aan de Baanhoekweg 25 wenst eveneens uit te breiden. Het complex beslaat nu een bebouwde oppervlakte van 1200 m2. De gewenste uitbreiding is 800 m2. Vanuit toeristisch/recreatief oogpunt is dit een wenselijke ontwikkeling. In de Nota van Uitgangspunten is de volgende afweging gemaakt: "indien constructief mogelijk voorkeur voor extra bouwlaag in plaats van uitbreiding oppervlakte".

De uitbreiding kan alleen worden gerealiseerd door middel van een extra bouwlaag. In de regels is hiervoor een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. De maximale bouwhoogte is 10 meter. Uitbreiding van het gebouwd oppervlak op de begane grond is, behoudens de 10% - regeling binnen het bouwvlak, niet mogelijk.

Voor wat betreft de toets aan het Bgr en de stand van de planvorming geldt voor dit initiatief hetzelfde als hetgeen hierover voor de Sterrenwacht is opgemerkt. Het initiatief is vanwege de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet onderzocht (zie hoofdstuk 5.5).

 

5. functiewijziging Griendje

De wens bestaat om de golfbaan in noordoostelijke richting uit te breiden (griendje Crayenstein). Dit initiatief is niet in het bestemmingsplan opgenomen. Zie hoofdstuk 8.1.

6. bedrijfspanden Sionspolder

Het parkschap wenst in de voormalige beheerderwoning een opslagruimte te vestigen. Vanuit ruimtelijk oogpunt is dit een goede ontwikkeling. De woning bevindt zich namelijk binnen een geluidszone industrielawaai. De functiewijziging is getoetst aan de Flora- en faunawet en aan de eventuele gevolgen ervan voor het Natura 2000-gebied (zie hoofdstuk 5.5). Vanuit de Bgr bestaat hier evenmin bezwaar tegen. In het bestemmingsplan is opslagruimte mogelijk gemaakt.

 

8. recreatief steunpunt woning en boerderijschuur (Merwelanden 39)

Het parkschap heeft de wens een steunpunt te maken van een woning met boederijschuur op het perceel Merwelanden 39, ook wel bekend als de Zuileshoeve. De Zuileshoeve ligt in de Hel- en Zuilespolder, in een intensieve recreatieve zone van het Nationaal Park Biesbosch. Het complex bestaat uit een woonhuis, een landbouwschuur en een hoogstamboomgaard. Het woonhuis heeft een inhoud van 309 m3 en staat op een perceel van ca. 500m2. De naast gelegen landbouwschuur heeft een oppervlakte van 166 m2 en staat op een perceel van ca. 291 m2.

In het bestemmingsplan De Merwelanden is het perceel nu bestemd tot Woondoeleinden. Het steunpunt zal bestaan uit bed and breakfast, (groeps-)overnachtingen, een aanlegsteiger met terras, een theetuin, expositieruimtes, vergaderruimtes, ontvangsten voor kleine groepen en een startpunt teambuildingdagen/ werkdagen Biesbosch. Opslag van de schuur is in de wintermaanden een optie.

Een recreatieve invulling van dit perceel past in het beleid van de gemeente. Het vormt een goede aanvulling op de bestaande voorzieningen.

De waterwetgeving staat functiewijzigingen in buitendijkse gebieden toe.

Het initiatief is in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet onderzocht (zie hoofdstuk 5.5).

De functiewijziging is het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

De Zuileshoeve ligt aan een fietspad, dat alleen toegankelijk is voor bestemmingsverkeer. Alleen de bewoner kan met een auto over dit fietspad rijden.

Gasten mogen de hoeve niet per auto bereiken.

Voor wat betreft een alternatieve ontsluiting wordt gedacht aan een halteplaats voor de nieuwe veerverbinding tussen de Ottersluis en de Zuileshoeve, met de mogelijkheid in de toekomst door te varen naar polder Stededijk. Ook kan deze veerdienst worden ingezet om wandelaars te brengen naar de Huiswaard.

Deze aanlegvoorziening is in het bestemmingsplan gekoppeld aan een afwijkingsbevoegdheid (omgevingsvergunning), omdat de locatie en de omvang ervan nog niet bekend zijn. Gezien het gebruik dat van deze steiger gemaakt zal worden, is toestemming nodig van Rijkswaterstaat. Dit is een voorwaarde bij het verlenen van de omgevingsvergunning.

 

11. ecolodges

Het parkschap heeft het voornemen om twee in het water gelegen ecolodges in de Biesbosch te plaatsen. Deze kunnen voor overnachtingen worden gebruikt. Twee locaties zijn hiervoor onderzocht, namelijk de Sionsloot en in het water achter de vogelkijkhut van de Zuileshoeve (woning Merwelanden 39).

De ecolodges zijn onderzocht op gevolgen voor flora en fauna en vanwege de Natuurbeschermingswet 1998. Zie hoofdstuk 5.5.

De ecolodge nabij de Zuileshoeve is met een direct recht in het bestemmingsplan opgenomen. Dat is de eerste ecolodge die in het plangebied zal worden geplaatst. De andere ecolodge kan in een later stadium worden neergelegd. Hiervoor is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

 

Rijkswaterstaat heeft tot slot verzocht om de griendkeet in de Huiswaard als recreatiewoning in gebruik te nemen. Dit verzoek is ingebracht als inspraakreactie en als zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan. Het verzoek is bij de vaststelling van het bestemmingsplan ingewilligd.

 

HOOFDSTUK 4 Beleidskader

 

 

4.1 Internationaal en Europees beleid

 

4.1.1 Natuurbescherming

Vanaf de jaren ‘70 van de vorige eeuw zijn veel internationale afspraken gemaakt over natuurbescherming. Nederland heeft een aantal verdragen gesloten en dient Europese richtlijnen te implementeren. De internationale afspraken en richtlijnen staan aan de basis van de huidige gebieds- en soortenbescherming.

Voorbeelden zijn de:

  • Ramsar Conventie 1971:  verdrag over watergebieden van internationale betekenis (wetlands). Nederland heeft alle wetlands, waaronder de Biesbosch Zuidwaard, aangemeld bij het Ramsarbureau en ook aangewezen als Natura 2000 gebied. De Wetlands vallen daardoor onder het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet 1998 (en art. 6 van de Habitatrichtlijn). De Sliedrechtse Biesbosch valt niet onder deze aanwijzing.

  • Vogelrichtlijn (VRL)1979: internationale afspraken over het behoud van de vogelstand;

  • Habitatrichtlijn (HRL)1992: idem over instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

 

Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden (plus vier mariene gebieden). Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en / habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor (combinaties van) deze gebieden is "Natura 2000-gebied". Het beleid van de Europese Unie heeft grote invloed gehad op het nationale natuurbeleid: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Veel Natura 2000 - gebieden liggen dan ook binnen de EHS.  

De Biesbosch, waaronder de Sliedrechtse Biesbosch, valt zowel onder de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn. De (Nederlandse) procedure voor de aanwijzing van de Biesbosch als Natura 2000-gebied is nog niet afgerond. Zie hoofdstuk 4.2.

 

Daarnaast heeft een internationale afspraak geleid tot het instellen van nationale parken. Het doel van deze afspraak is om grote natuurgebieden te behouden, die een of meer belangrijke ecosystemen vertegenwoordigen. In Nederland is een nationaal park een natuurgebied van ten minste duizend hectare, met een karakteristiek landschap en bijzondere planten en dieren. Het beheer van een nationaal park is gericht op natuurbehoud en -ontwikkeling, natuurgerichte recreatie, educatie en voorlichting, en op onderzoek. De Biesbosch is het grootste nationaal park van Nederland met een omvang van 7100 hectare. Het werd in 1994 als nationaal park ingesteld. Het park omvat de Dordtse, de Brabantse en de Sliedrechtse Biesbosch. De grootste eigenaren en beheerders zijn Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat, Domeinen en het parkschap Nationaal Park De Biesbosch.

 

4.1.2 Waterkwaliteit

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die ervoor moet zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In het verleden zijn vele Europese richtlijnen op het gebied van water verschenen. De Kaderrichtlijn Water, die in 2000 van kracht is geworden, moet in deze verschillende soorten regels meer eenheid brengen. De nieuwe richtlijn betekent een ambitieuze en innovatieve aanpak van waterbeheer.

 

Kernelementen van de wetgeving zijn:

  • De bescherming van alle wateren, rivieren, meren, kustwateren en grondwateren;

  • Het stellen van ambitieuze doelen, om ervoor te zorgen dat alle wateren in het jaar 2015 de “goede toestand” hebben bereikt.

  • De verplichting tot grensoverschrijdende samenwerking tussen landen en tussen alle betrokken partijen.

  • Ervoor zorgen dat alle belanghebbenden actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van waterbeheer.

  • De verplichting van het voeren van een waterprijsbeleid en ervoor zorgen dat de vervuiler betaalt.

  • Het in evenwicht houden van de milieubelangen en de belangen van zij die afhankelijk zijn van het milieu.

De KRW richt zich op de fysisch-chemische en ecologische kwaliteit van oppervlakte en grondwater en is in dat kader van belang voor het ontstaan van natuur.

 

In relatie tot de KRW is het Ecologisch toetsingskader BPRW (bron: Rijkswaterstaat) van belang. Dit toetsingskader schrijft voor dat ruimtelijke ingrepen binnen het KRW plangebied, dit is het gebied tussen winterdijk en winterdijk, getoetst moet worden aan de ecologische kwaliteit. Hierbij mag geen achteruitgang optreden in de ecologische kwaliteitsklasse van één van de kwaliteitselementen uit de KRW doelstellingen van het betreffende waterlichaam en het ecologisch relevant areaal mag niet meer dan 1% verminderen. Een uitzondering hierop kan zijn wanneer vanuit een ander kader en hoger openbaar belang wordt gediend. Dit toetsingskader is op onderhavig plangebied van toepassing. Zie hoofdstuk 5.9.

 

 

4.2 Rijksbeleid

 

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Nota Ruimte is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.

Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als

basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het

verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen

geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.

Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij

ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.

Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen. Het Rijk richt zich daarbij op het

versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de

belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en

goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en

ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht,

geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van

ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de

gemeente.

 

Ecologische hoofdstructuur

De Ecologische hoofdstructuur (EHS) is in de structuurvisie herijkt. De robuuste verbindingen tussen natuurgebieden zijn geschrapt. Dit heeft voor onderhavig plangebied geen gevolgen (uitgezonderd Polder Stededijk). Het rijk heeft het natuurbeleid gedecentraliseerd. Het rijk en de provincies hebben hierover op 20 september 2011 een onderhandelingsakkoord gesloten. Rijk, provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor diverse soorten beschermde natuurgebieden: Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natuurbeschermingswetgebieden en de EHS. De uitvoering van de EHS is in handen van de provincies. Zie verder hierna onder 4.2.4 en 4.3.

Waterveiligheid

De afgelopen jaren is gebleken dat de veiligheid tegen overstromingen beter moet worden gewaarborgd. Behalve zeespiegelrijzing worden ook grotere extremen in neerslag- en droogteperioden verwacht. Voeg daarbij de bodemdaling, vooral in het toch al laaggelegen westen van Nederland, en het is duidelijk dat ingrijpende aanpassingen in het watersysteem en de waterhuishouding nodig zijn. Dit heeft ook consequenties voor de agrarische bedrijfsvoering en de manier waarop nieuwe verstedelijking wordt vormgegeven. Waterveiligheid is dan ook als nationaal belang vastgesteld ("ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige

stedelijke (her)ontwikkeling"). In hoofdstuk 5.9 is de watertoets opgenomen.

 

Cultuurhistorie

Voor onderhavig plangebied is ook met het volgende nationale belang rekening gehouden: "ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuur-historische en natuurlijke kwaliteiten". Zie hoofdstuk 5.1 voor het onderzoek naar de cultuurhistorische waarden in het plangebied en de wijze waarop het behoud van die waarden in dit bestemmingsplan vorm heeft gekregen.

 

Recreatie

Het bieden van voldoende recreatiemogelijkheden is een belang dat gevat wordt onder het eerste door het rijk geformueerd nationale belang, namelijk: "een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een

concentratie van topsectoren." In dit bestemmingsplan is het recreatiegebied als zodanig bestemd; het plan maakt enkele initiatieven in dit gebied mogelijk (zie hoofdstuk 3.2).

 

Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte

De nationale ruimtelijke belangen worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Amvb Ruimte of Barro). Doel is om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Bestemmingsplannen moeten voldoen aan deze algemene regels. Onderhavig bestemmingsplan voldoet hieraan. Het gaat hierbij om regels voor de grote rivieren (zie hoofdstuk 5.9).

 

4.2.2 Structuurvisie Randstad 2040

Het Rijk wil dat de Randstad zich ontwikkelt tot een duurzame en internationaal concurrerende Europese topregio. De regio moet aantrekkelijk zijn om in te wonen, te werken, te recreëren en te investeren. Omdat te bereiken, heeft de overheid een visie ontwikkeld op hoe de Randstad er in 2040 uit moet zien.

Met de Structuurvisie Randstad 2040 geeft de overheid aan hoe de Randstad in 30 jaar kan uitgroeien tot een internationaal krachtige, duurzame en aantrekkelijke regio. Daarbij staan de steden centraal. Nieuwe woonhuizen en kantoren moeten vooral in de steden worden gebouwd, zodat de stad sterker en aantrekkelijker wordt. Bij steden komen natuurgebieden van topkwaliteit.

Het Rijk wil het Groene Hart verbinden met het IJsselmeer, de Zeeuwse wateren, de kust en de Utrechtse Heuvelrug.

Er zijn vier belangrijke doelstellingen voor de Randstad in 2040:

- de Randstad bestand maken tegen klimaatverandering;

- combinaties van water, natuur, landschap, cultuurhistorie, wonen en werken moeten bijdragen aan meer verscheidenheid in recreëren en de woon- en werkomgeving;

- de internationaal sterke economische functies in de Randstad moeten worden versterkt en moeten goed internationaal verbonden zijn;

- de stedelijke regio’s in de Randstad moeten ruimte en kwaliteit bieden voor wonen,

werken en voorzieningen met een goede bereikbaarheid.

 

 

 

 

4.2.3 Natuurbescherming

 

Natura 2000

In en rondom de Natura 2000-gebieden moet in voldoende mate rekening gehouden worden met de randvoorwaarden voor het voortbestaan van de bedreigde soorten en habitattypen. In de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 zijn hiervoor regels opgenomen. De wet bepaalt onder andere dat voor Natura 2000-gebieden het opstellen van een beheerplan verplicht is. Dit beheerplan moet een belangrijke bijdrage leveren aan het streven de natuur te behouden in de Natura 2000-gebieden. Het plan beschrijft wat er nodig is om de duurzame staat van instandhouding van natuurwaarden te behouden of te ontwikkelen.

 

Omdat diverse Natura 2000-gebieden geen reservaatgebieden zijn, maar multifunctionele gebieden, is het nodig dat daarnaast wordt beschreven wat aan beheerders, gebruikers en andere belanghebbenden wel en niet is toegestaan in het gebied. In het beheerplan wordt het zogenaamde bestaande gebruik beschreven.

 

De aanwijzing van de Biesbosch als Natura 2000-gebied is nog in procedure. In 2009 is het ontwerp-besluit van de aanwijzing ter inzage gelegd. Hierin komt de volgende passage voor: “De Biesbosch bestaat uit drie delen: de Sliedrechtse en Dordtse Biesbosch ten noorden van de Nieuwe Merwede en de Brabantse Biesbosch ten zuiden ervan. Alleen in de Sliedrechtse Biesbosch resteert nog een getijdenverschil van ongeveer 70 centimeter door de open verbinding via de Oude Maas. Het dynamische getijdengebied veranderde na de uitvoering van de Deltawerken in een verruigd moerasgebied waarin de hoogteverschillen tussen platen en geulen geleidelijk verminderden, wat ten koste ging van afkalving van de eilanden. De biezenvelden, rietgorzen en wilgenvloedbossen zijn deels verdwenen, delen zijn ingepolderd en er zijn drinkwaterbekkens aangelegd. Ondanks deze ingrepen bestaat het landschap van eilanden en slingerende waterwegen in wezen nog steeds en wordt het nu gekenmerkt door rivieren, kreken, slikken, rietgorzen, bekade grienden en polders. In de Sliedrechtse Biesbosch komt nog een groot areaal droog rivierduingrasland en natte stroomdalgraslanden voor.”

De Biesbosch behoort tot het Natura 2000-landschap “Rivierengebied”.

 

Als de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de Biesbosch definitief aanwijst als Natura 2000-gebied, stellen gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland een beheerplan vast.

 

 [image]

 

Begrenzing Natura 2000-gebied, deel Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch

 

 

 

Naast de regels over het beheeplan geldt op grond van artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 een vergunningplicht voor alle handelingen of projecten die (kort gezegd) negatieve effecten kunnen hebben op natuurlijke habitats en habitats van soorten in Natura 2000-gebieden. De doelstellingen voor instandhouding zijn hierbij van belang.

Voor de vaststelling van bestemmingsplannen is artikel 19j Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Gemeenteraden dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de gevolgen van het plan voor het Natura 2000-gebied.

Ook met het beheerplan dient rekening te worden gehouden. In het bestemmingsplan moeten de beschermde natuurwaarden planologisch en juridisch veilig worden gesteld.

Indien in een bestemmingsplan voor een Natura 2000-gebied en/of voor gronden nabij een dergelijk gebied ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient in dit kader een onderzoek naar de gevolgen voor de natuurwaarden te worden verricht.

Dit wordt ook wel de habitattoets, natuurtoets of voortoets genoemd. Deze toets is voor dit bestemmingsplan verricht (zie hoofdstuk 5.5).

 

Ecologische Hoofdstructuur

Het beleid ten aanzien van de EHS is in 1990 gestart in het Natuurbeleidsplan en later voortgezet in de Nota Ruimte en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uit laatstgenoemde visie: "Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. In internationaal verband heeft Nederland zich met het

Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan afspraken over soorten (flora en fauna) en leefgebieden van soorten (habitats).

Het Rijk is verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van die aangegane verplichtingen. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De provincies geven bij de inzet van middelen voor inrichting en beheer prioriteit aan internationale verplichtingen voortvloeiend uit Natura 2000, de Kaderrichtlijn Water en de soortenbescherming. Ook de drinkwaterbedrijven en de landbouw hebben een rol bij het natuurbeheer."

En verder: "De herijkte nationale EHS is de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan het keren van de internationale achteruitgang van biodiversiteit. De mogelijkheid voor soorten om zich tussen natuurgebieden te verplaatsen, wordt vooral gerealiseerd via landbouwgebied en ander particulier beheerd groengebied."

En: "Bij de realisatie van de EHS zal aandacht zijn voor de toegankelijkheid, de recreatieve waarde en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Ook wordt aansluiting gezocht bij de realisatie van andere maatschappelijke opgaven zoals waterberging. Zo wordt met de EHS ook een bijdrage geleverd aan het halen van de doelen vanuit de Kaderrichtlijn Water.

De herijkte nationale EHS wordt uiterlijk in 2021 door provincies gerealiseerd. Door middel van een gezamenlijk door Rijk en provincies uit te werken eenvoudige monitoringssystematiek, die niet verder gaat dan de Europese rapportageverplichting, en via de reguliere kanalen, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving, zal beleidsvoortgang en doelbereik worden gemeten. Het Rijk ontwikkelt, in samenspraak

met andere partijen, een natuurvisie voor de langere termijn waarin natuurbeheer en natuurbeleving in verbinding worden gebracht met mensen in de streek. Voor de periode na 2021 wordt in 2016 nagegaan welke andere maatregelen, naast de herijkte EHS, ingezet kunnen worden om de internationale doelen te halen. De robuuste verbindingen zijn geschrapt. Ontpoldering ten behoeve van de EHS is alleen toegestaan

wanneer waterveiligheid of internationale afspraken dit vereisen."

 

 

Realisatie van de EHS en ruimtelijke bescherming van deze natuur zijn essentiële onderdelen. De gemeente legt in het bestemmingsplan vast wat wel en niet mag in een EHS-gebied. Voor gebieden van de EHS geldt dat er geen aantasting mag plaatsvinden van wezenlijke kenmerken van waarden van een gebied, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang dat niet elders of anders gerealiseerd kan worden. In de EHS liggen de Nationale Parken.

 

 [image]

 

Begrenzing EHS Sliedrechtse Biesbosch

 

Nationaal Park De Biesbosch

Het Nationaal Park De Biesbosch is een van de twintig nationale parken die Nederland kent. De Nationale Parken zijn bijzonder waardevolle natuurgebieden in Nederland en maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en het Natura-2000 netwerk. Het beschermingsniveau van de parken wordt in Nederland bepaald door de geldende wet- en regelgeving voor het gebied (onder andere de Natuurbeschermingswet 1998).

 

Beschermde soorten

Naast beschermde gebieden zijn er ook beschermde soorten. De Flora- en faunawet heeft tot doel de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde). Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. De Flora- en faunawet maakt het mogelijk een landschapselement of object aan te wijzen als beschermde leefomgeving. Deze mogelijkheid is in de wet opgenomen om locaties die van groot belang zijn voor het voortbestaan van een planten- of diersoort te beschermen. Hierbij valt te denken aan een fort of bunker waar vleermuizen overwinteren, een dassenburcht, een plek waar orchideeën groeien of een muur met daarop beschermde planten. De aanwijzing tot beschermde leefomgeving maakt het mogelijk bepaalde handelingen te verbieden of strenge voorwaarden te stellen aan de handelingen die op die bewuste plaats de kwaliteit kunnen aantasten.

 

4.2.4 Waterwetgeving, Nationaal Waterplan en Deltanatuur

 

Waterwetgeving

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Kort samengevat regelt de Waterwet het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert de wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet heeft een groot aantal wetten op het gebied van water vervangen en biedt instrumenten om het waterbeheer op een doeltreffende en doelmatige manier op te pakken.

De Waterregeling bevat regels ten aanzien van de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten betreffende de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk ingevolge Europese verplichtingen.

Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en beheerplannen.

 

In het Waterbesluit wordt onder meer de vaststelling van een landelijke rangorde bij watertekorten, de zogenaamde verdringingsreeks vastgelegd. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer.

Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn overstromingsrisico’s. Een vergunningplicht en algemene regels zijn uitgewerkt voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken (zie hiervoor ook de vastgestelde kaarten) en voor het lozen of onttrekken van water aan oppervlaktewater in beheer bij het Rijk.

Hoofdstuk 6, paragraaf 6, van het Waterbesluit geeft aan onder welke voorwaarden er zonder vergunning mag worden gebouwd in een oppervlaktewaterlichaam dat in beheer is bij Rijkswaterstaat (zoals de meeste rivieren en daarbij behorende buitendijkse gebieden, waaronder de Sliedrechtse Biesbosch).

Op het plangebied zijn de Beleidsregels grote rivieren van toepassing. In hoofdstuk 5.9 (watertoets) wordt hier aandacht aan geschonken.

 

Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan (NWP) vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.

De stroomgebiedbeheerplannen zijn een bijlage van het NWP. De Ministerraad heeft 27 november 2009 de stroomgebiedbeheerplannen 2009-2015 van de Eems, Maas, Rijndelta (Nederlandse deel) en Schelde vastgesteld.

 

Deltanatuur

Vanuit de ecosysteemvisie Delta heeft het herstel van het zoetwatergetijdengebied in het mondingsgebied van de Rijn en de Maas prioriteit. Daarbij wordt gedacht aan een ander gebruik van de Haringvlietsluizen, het saneren van waterbodems in de Biesbosch en ontpoldering om de wateroppervlakte van zoet intergetijdengebied te vergroten. Deltanatuurprojecten zijn gericht op intergetijdendynamiek en robuustheid van natuurgebieden, maar ook op multifunctionaliteit zoals de koppeling met recreatie en waterberging. Zie voor meer info www.deltanatuur.nl.

 

Het bestemmingsplan voldoet aan nationaal beleid en de algemene regels.

4.3 Provinciaal en regionaal beleid

 

 

4.3.1 Provinciale Structuurvisie

 

Inleiding

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Rijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. In dit speelveld neemt de provincie de verantwoordelijkheid voor aansturing op ruimtelijke kwaliteit en samenhang van projecten en programma's met provinciale betekenis (regisseursrol). De provincie zal niet voor alle provinciale belangen een leidende rol nemen in de uitvoering.

De provincie wil een actieve rol spelen in de uitvoering van beleid. De provincie eigent zich alleen een regisseursrol toe als zij van mening is dat deze rol niet gedelegeerd kan worden naar andere overheden, of als zij een eigen verantwoordelijkheid heeft, die voortvloeit uit provinciale belangen. De schaal van de provincie maakt haar bij uitstek geschikt om veel partijen op gemeentelijk en (boven)regionaal niveau te verbinden.

 

Provinciale Structuurvisie

De Provincie Zuid-Holland heeft op 2 juli 2010 de nieuwe Provinciale Structuurvisie vastgesteld. De provincie heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor haar hele grondgebied op te stellen. De kern is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

 

In dit document is een van de hoofdopgaven "Stad en land verbonden".

Het versterken van de recreatieve functie en het landschappelijk netwerk wordt als provinciaal belang omschreven. De leefbaarheid en de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied binnen de stedelijke invloedssfeer moet worden vergroot. De Sliedrechtse Biesbosch is op de kaarten aangegeven als Recreatiegebied en Natuurgebied. Het valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

De EHS bestaat uit bestaande bos- en natuurgebieden, landgoederen, nieuwe natuurgebieden, robuuste en ecologische verbindingen, de grote wateren en de Noordzee. De realisatie van de EHS is aangemerkt als een nationaal en provinciaal belang met als doel de bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de biodiversiteit. De EHS dient in 2018 gerealiseerd te zijn. Voor de gebieden die op de bij de verordening behorende kaart 4 zijn aangeduid als "bestaande natuur of prioritaire nieuwe natuur" of als "waternatuurgebied" worden de gemeenten verplicht gesteld om voor 1 januari 2012 in het bestemmingsplan de bestemming natuurgebied of een daarmee overeenkomstige bestemming op te nemen. Voor zover er nog sprake is van bestaande bebouwing, erven, tuinen of wegen, kunnen deze bestemd worden overeenkomstig het huidige gebruik.

Nieuwe plannen en projecten zijn binnen de EHS niet toegestaan als deze een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. Hiervoor is een afwijking van Gedeputeerde Staten vereist.

 

 

 

In bestemmingsplannen moet worden aangegeven op welke gebieden het 'nee, tenzij'-

regime van toepassing is en moet deze bescherming worden doorvertaald in de voorschriften. De stappen die in een compensatieprocedure moeten worden doorlopen zijn uitgewerkt en toegelicht in de "Spelregels EHS".

De wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS zijn gekoppeld aan de natuurdoelen voor een gebied. Deze zijn te vinden in het 'Natuurbeheerplan Zuid-Holland (2011), het "Handboek Natuurdoeltypen (2002)" en de aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-gebieden.

 

 

 [image] [image]

De provinciale functiekaart (links) en kwaliteitskaart (rechts)

 

Op de provinciale functiekaart is een deel als recreatie- en een deel als natuurgebied aangegeven. Op provinciaal niveau bestaat een kwantitatief tekort aan recreatiegebieden. Om de recreatietekorten rondom stedelijke gebieden het hoofd te kunnen bieden, wordt er naast het aanwijzen en realiseren van nieuwe groene gebieden ook ingezet op de kwalitatieve verbetering van de bestaande groengebieden. In het recreatiegebied zijn de ambities om een volledig en gevarieerd recreatieaanbod aan te bieden en de culturele en toeristische voorzieningen te versterken. Ook een verbetering van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en zichtbaarheid van de landschappen nabij de stad is belangrijk. Daarbij moeten de gebiedseigen kwaliteiten in de landschappen beschermd en ontwikkeld worden.

Op de kwaliteitskaart is het gebied grotendeels aangegeven als “buitendijks natuurlandschap”. Hier is de hoofdfunctie natuur. Eventueel recreatief medegebruik is mogelijk, zolang verstoring van de natuurwaarden niet plaatsvindt. Het is mogelijk om een gebiedsgerichte benadering toe te passen, waarbij per gebied een combinatie van activiteiten binnen één ruimtelijke visie wordt gepresenteerd, er een onderlinge samenhang bestaat tussen de activiteiten en een schriftelijke overeenkomst tussen alle betrokkenen over de verwezenlijking van de activiteiten wordt overlegd.

 

De gebiedsgerichte benadering is slechts toepasbaar als de kwaliteit van de ecologische hoofdstructuur wordt verbeterd, waarbij de oppervlakte minimaal gelijk blijft, of de oppervlakte wordt vergroot ter compensatie van het gebied dat door de activiteiten verloren is gegaan.

 

Provinciale Verordening

Tegelijk met de PSV heeft Provinciale Staten van Zuid-Holland een verordening vastgesteld. Dit zijn algemene regels op provinciaal niveau, die in bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

De verordening voorziet in kleinschalige bebouwing die passend is bij en ondersteunend is aan de recreatieve functie van het buitengebied. Bebouwing voor recreatie is in ieder geval toegestaan in de gebieden die op de functiekaart van de structuurvisie zijn aangeduid als recreatiegebied. Maar ook langs recreatieve verbindingsroutes, zoals wandel- en fietspaden, is bebouwing toegestaan. Het moet gaan om functies en bebouwing die gericht zijn op mensen die recreëren in het buitengebied (zoals wandelen, fietsen, kamperen, varen, roeien, paardrijden).

In artikel 5 van de verordening is opgenomen dat gronden behorende tot de EHS een bestemming moeten krijgen die de natuurfunctie mogelijk maakt en deze beschermt tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Gedeputeerde Staten kunnen op basis van het ‘nee, tenzij’ principe ontheffing verlenen van deze eis, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat er sprake is van een groot openbaar belang, er geen reële andere mogelijkheden zijn en dat de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt. Ook moet er compensatie plaatsvinden, onder bepaalde voorwaarden. Een belangrijke voorwaarde is dat een besluit over compensatie gelijktijdig plaats moeten vinden met het vaststellen van het bestemmingsplan.

 

4.3.2 Herijking EHS

Over het natuurbeleid hebben het rijk en de provincie als uitvloeisel van het regeerakkoord op 20 september 2011 een onderhandelingsakkoord gesloten. De EHS wordt later voltooid (2021 in plaats van 2018) en kleiner van omvang (600.000 ha in plaats van 700.000 ha). De provincies zijn vanaf 2014 financieel verantwoordelijk voor deze herijkte EHS.

De herijking van de EHS heeft geleid tot het stilleggen van het project voor de herinrichting van Polder Stededijk. De herijking moet nog in de structuurvisie en de verordening worden vastgelegd (1e helft 2013).

 

4.3.3 Actualisering

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011

van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. Met de

Actualisering 2011 blijven de hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het

ruimtelijk beleid ongewijzigd.

 

4.3.4 Provinciale Milieuverordening

In de Provinciale milieuverordening (PMV) is de Sliedrechtse Biesbosch aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stilte. In degelijke gebieden gelden op basis van de PMV regels voor gedragingen gericht op het beperken of voorkomen van geluidhinder. Voor het onderhavige gebied hebben Gedeputeerde Staten geen milieukwaliteitsnormen vastgesteld.

 

4.3.5 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015

In het Provinciaal Waterplan 2010-2015 heeft de provincie vier kernopgaven vastgesteld.

 

- waarborgen waterveiligheid:

De provincie heeft bestuurlijke afspraken gemaakt over versterking van de zwakke

schakels in de kust en uitvoering van het (pilot)project Zandmotor. Hetzelfde geldt voor de versterking van rivierdijken, de organisatie van de informatievoorziening in het kader van rampenbestrijding en de implementatie van het beleidskader voor buitendijks gebied. Voorts behoren afronding van het Deltaplan Grote rivieren (de Diefdijk), toetsing en versterking van de boezemkaden, normering compartimentering- en voorlandkeringen, toetsing van de categorie c-keringen en verbetering van de internationale samenwerking rond overstromingen tot de taken van de provincie. Zij komen voort uit wettelijke taken, dan wel Europese regelgeving.

 

- realiseren mooi en schoon water:

Een goede chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewaterlichamen is een doelstelling van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De provincie legt de ecologische doelen vast, waarover al consensus is bereikt in de Regionale Bestuurlijke

Overlegstructuren (RBO’s). Ook het behoud van een goede waterkwaliteit op

zwemwaterlocaties volgt uit Europese regelgeving (Zwemwaterrichtlijn); de taakverdeling is uitgewerkt in een landelijk protocol. Bestuurlijke afspraken heeft de provincie verder gemaakt over het bestrijden van verdroging in TOP-gebieden en de realisatie van een aantal ’waterparels’.

 

- ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening:

Behoud van voldoende zoet water is een essentiële voorwaarde voor gebruiksfuncties zoals de drinkwatervoorziening, land- en tuinbouw en de boomteelt. Uit de KRW volgen

specifieke eisen op het gebied van drinkwaterwinning.

De provincie heeft bestuurlijke afspraken gemaakt over handhaving van het beschermingsniveau van bestaande

drinkwaterbronnen. Voor de Greenports is een streefbeeld ontwikkeld voor bestaande en

nieuw te ontwikkelen glastuinbouwlocaties. Stimulering van innovatieve pilots is nodig om grootschalige toepassing van gesloten waterkringlopen in de praktijk dichterbij te brengen.

 

- realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem:

De provincie ziet toe op goed operationeel waterbeheer door waterschappen. Deze taak is vastgelegd in de wet. Bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over:

- op orde brengen van het watersysteem (NBW-actueel); behouden van de

strategische voorraad zoet grondwater (Grondwaterplan);

- afremmen van de bodemdaling in veenweidegebied (onder meer: Voorloper

Groene Hart);

- behouden van de strategische voorraad zoet grondwater (Grondwaterplan);

- op orde brengen van de riolering (Bestuursakkoord Waterketen).

 

Daarnaast werkt de provincie werkt aan een beleidskader buitendijks ontwikkelen. De Sliedrechtse Biesbosch is een kwetsbaar buitendijk gebied, gezien de relatief lage ligging ten opzicht van het NAP. Het behoud van veiligheid in de gebied, ook bij overstromingen, is een belangrijk aandachtspunt voor de provincie. Expliciete aandacht voor evacuatieroutes en vluchtplekken wordt gevraagd bij nieuwe ontwikkelingen op locaties met een hoog overstromingsrisico. 2011 is een proefjaar voor dit nieuwe beleid.

 

4.3.6 Hollands Glorie

De Regio Drechtsteden heeft een visie op de toeristische en recreatieve mogelijkheden vastgesteld, genaamd Hollands Glorie. Dit beleid kent drie speerpunten, de historische binnenstad van Dordrecht, de werelderfgoed molens van Kinderdijk en de Biesbosch. De Biesbosch kent veel bezoekers van buiten de regio en is een van de grootste toeristische voorzieningen op het eiland van Dordrecht.

De regio wil deze kracht verder ontwikkelen en de toeristische potentie beter benutten. Door middel van strategische samenwerkingsverbanden en het “doorontwikkelen” van producten zou dit tot stand moeten komen.

Voor de Biesbosch betekent dit, dat ruimte gevonden moet worden om naast de bestaande natuur- en recreatiemogelijkheden, ook nieuwe concepten te introduceren.

 

4.3.7 Ondergedompeld in de Biesbosch

Begin 2007 heeft bureau Leisuresult een onderzoek gedaan naar behoefte en mogelijkheden aan recreatie in het Nationaal Park de Biesbosch. Het rapport hierover, onder de naam “De Biesbosch, evenwicht tussen natuur en recreatie”, vormde een belangrijke voorverkenning voor het beleidsplan “Ondergedompeld in de Biesbosch” d.d. 4 juni 2008. Het Overlegorgaan Nationaal Park De Biesbosch stelde dit beleidsplan voor recreatie en toerisme voor de Biesboschregio vast. Naast de gemeente Dordrecht participeerden in dit overlegorgaan: provincie Noord Brabant, provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, Natuur- en recreatieschap de Hollandse Biesbosch, Natuur- en recreatieschap de Brabantse Biesbosch en de gemeenten Drimmelen en Werkendam.

Het bureau concludeerde dat er een groot aantal gebruikers van de Biesbosch is met verschillende wensen. Het merendeel van deze bezoekers komt voor rust en ruimte, niet voor natuur. Veel bezoekers komen uit de directe omgeving en er is een hoog herhalingsbezoek. In het hele gebied gaat het naar schatting om ca 1,5 tot 2 miljoen bezoeken.

Het bureau gaf de volgende kansrijke ontwikkelingen voor het Nationaal Park de Biesbosch (en omgeving) aan:

- Inspelen op de toenemende vergrijzing;

- Verbeteren van het toeristisch-recreatieve aanbod: dit is nu overwegend

kleinschalig, weinig op elkaar afgestemd en niet altijd goed van kwaliteit;

- Verblijfsrecreatie: natuurgericht en/of luxe recreatie;

- Evenementen;

- Verbinden van natuur met cultuurhistorie;

- Stimuleren landrecreatie en spreiden in plaats;

- Inspelen op de tweedeling in de bezoekmotieven van bezoekers, te weten natuur en

ontspannen.

In het raamplan “Eiland van Dordrecht” is aangegeven dat nieuwe recreatievoorzieningen moeten zorgen voor vermindering van de druk op het bestaande natuur- en recreatiegebied “De Hollandse Biesbosch” en op de beide natuurkernen van de Dordtse en Sliedrechtse Biesbosch.

Een groot deel van de recreatie in dit plan wordt opgevangen in twee nieuwe recreatieknooppunten, in de Nieuwe Dordtse Biesbosch, te weten Knoop in ’t Land en Sterren/Schenkel. Daarnaast zijn er ook voorzieningen in de verbindende natuur- en recreatiegebieden. Deze zijn veelal extensief: fiets-, en wandelpaden, bankjes, een uitkijkpunt e.d..

Het bestemmingsplan voor de Nieuwe Dordtse Biesbosch is in procedure. Meer informatie is te vinden op www.dordrecht.nl/ruimtelijkeplannen.nl..

 

"Ondergedompeld in de Biesbosch" is richtinggevend voor het parkschap.

De belangrijkste doelstellingen zijn het functioneren als recreatiegebied waarbij natuurwaarden beschermd en ontwikkeld worden, het ontwikkelen van het toerisme als economische en maatschappelijke drager en hoe de Biesbosch beter kan inspelen op maatschappelijke vragen als een groeiende behoefte aan recreatiemogelijkheden nabij de steden.

Om dit te bereiken is een bepaalde zonering voorgesteld, met natuurkerngebieden, recreatiekerngebieden, uitloopgebieden, entrees en overige gebieden.

Dit onderscheid in gebieden is gemaakt om de verschillende motieven van recreanten te kunnen bedienen. In deze visie biedt de Sliedrechtse Biesbosch ruimte aan een natuurkerngebied, een uitloopgebied en een recreatiegebied. Daarmee is het aantrekkelijk voor verschillende soorten recreanten.

Het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch is de weerslag van dit beleid. Het recreatiegebied is bestemd tot Recreatie met enige ruimte voor ontwikkeling. Het natuurgebied is bestemd tot Natuur-1 en Natuur 2. Zie verder hoofdstuk 6 voor de juridische planbeschrijving.

 

Het bestemmingsplan voldoet aan provinciaal beleid, de algemene regels en regionaal beleid.

4.4 Gemeentelijk beleid

 

4.4.1 Beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur

Op 9 september 1997 heeft de gemeenteraad het beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur vastgesteld. Dit beleidsplan gaat in op de vraag welke natuur in en rond de stad Dordrecht aanwezig is en wat er mee gedaan moet worden om deze natuur voor lange termijn veilig te stellen. De ontwikkeling van een stedelijke ecologische structuur staat daarin centraal; een samenhangend netwerk van bron- en leefgebieden voor flora en fauna, aansluitend op de natuur in het buitengebied.

Het groensysteem op het eiland bestaat uit groenstructuren op verschillende schaalniveaus. De zuidkant van het eiland maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Tegelijk is deze zuidkant onderdeel van de ‘groene contramal’ om het verstedelijkte gebied van de Drechtsteden, in aansluiting op het Groene Hart in de Alblasserwaard en op de groene open ruimte van het Nationaal Landschap in de Hoeksche Waard. Met de uitvoering van het Strategisch Groenproject wordt “de groene contramal” belangrijk versterkt.

Vanuit de rivieren, de natuur en het landschap aan de zuidkant van de stad lopen ecologische zones door de stad: de Wantijzone, de Amstelwijckzone, de Corridor en de Dordwijkzone. Ter completering wordt de Alloysenzone aan toegevoegd. Met de groengebieden, zoals de parken en de landgoederen, worden de natuurwaarden vanuit de EHS de stad in geleid.

 

In 2008 is het plan geëvalueerd met het beleidsplan 2008-2013. De gemeenteraad heeft het beleidsplan in zijn vergadering van 20 januari 2009 vastgesteld. Doelstelling van de stedelijke ecologische structuur (ses) is behoud en ontwikkeling van natuur met een optimale diversiteit, waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van gebiedseigen soorten en habitats. De ses wil hiertoe komen door ontwikkeling van een optimaal netwerk van leefgebieden, stapstenen en verbindingszones voor flora en fauna, dat aansluit op natuur in het buitengebied (het rivier-ecosysteem, met het Biesbosch-ecosysteem en het Strategisch Groen Project) en waarbij het gaat om migratie van flora en fauna en om natuur op zich, die ook ten dienste staat van de mens.

 

4.4.2 Structuurvisie Dordrecht 2020

De gemeenteraad van Dordrecht heeft op 7 april 2009 de Structuurvisie Dordrecht 2020 vastgesteld. In de Structuurvisie is de Sliedrechtse Biesbosch ingedeeld in twee leefmilieus: Groen en Recreatie en Natuur.

In het leefmilieu Groen en Recreatie behoren de stadsparken, sportterreinen, recreatiegebied de Merwelanden en delen van de Nieuwe Dordtse Biesbosch. Dit milieu is overwegend gericht op recreatie, maar natuur is ook van belang. In dit leefmilieu is incidenteel ruimte voor bedrijfswoningen en voorzieningen (inclusief horeca) mogelijk, als aanvulling op de recreatieve functie. In de Sliedrechtse Biesbosch is dit door vaststelling van geluidzones industrielawaai nagenoeg niet mogelijk. In principe is geen bebouwing toegestaan, maar daar waar nodig geldt een maximum hoogte van 10 meter.

In het leefmilieu Natuur is de hoofdfunctie natuur. Het kan eventueel gecombineerd worden met extensieve recreatie of waterberging. De zeer lage gebruiksintensiteit en de slechte bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn andere kenmerken. Ook hier is in principe geen bebouwing toegestaan. Mocht het incidenteel noodzakelijk zijn, dan is de maximum hoogte 5 meter.

 

De structuurvisie is zeer helder in het onderscheid tussen recreatieve mogelijkheden en natuurdoeleinden. Hiermee worden de natuurwaarden in een groot deel van de Sliedrechtse Biesbosch beschermd.

In het groen en recreatiegedeelte is het belangrijk dat in de feitelijke invulling (en daarmee ook in het bestemmingsplan) een goede verhouding tussen recreatief gebruik en natuurwaarden wordt gevonden.

 

 [image]

 

 

Onderscheid tussen Natuurgebieden (donker) en recreatiegebieden (lichter) in de Structuurvisie Dordrecht 2020

 

Het bestemmingsplan voldoet aan gemeentelijk beleid.

HOOFDSTUK 5 Omgevingsaspecten

 

5.1 Archeologie en cultuurhistorie

 

5.1.1 Regelgeving en beleid

 

Wet op de archeologische monumentenzorg

Het archeologisch bodemarchief is de belangrijkste bron voor onze oudste geschiedenis. Sinds 1 oktober 2007 regelt de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet 1988 de bescherming en het behoud van archeologische waarden in de bodem. De archeologische zorgplicht ligt bij de gemeente.

Het belangrijkste doel van de wet is de bescherming van archeologische waarden op de oorspronkelijke plek, dus in de bodem zelf (in situ). De bodem biedt doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering.
De gemeente is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Wie de bodem in wil om te bouwen of aan te leggen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht worden en of deze behoudenswaardig zijn. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen, zodat de waarden op hun plek behouden blijven, of het definitief opgraven en documenteren van de archeologische waarden zodat de gegevens in een archeologisch depot behouden blijven.
Er wordt in de wet uitgegaan van het basisprincipe dat de verstoorder of veroorzaker van archeologieverstorende bodemingrepen betaalt voor het onderzoek van de archeologische waarden.

 

Besluit ruimtelijke ordening

Sinds 1 januari 2012 dient in bestemmingsplannen rekening te worden gehouden met

cultuurhistorie. Dit is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg.

 

Cultuurhistorische Atlas Zuid-Holland

De Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland geeft een overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland. Onderdelen uit de Provinciale Structuurvisie (2010) zijn hier in opgenomen.
De atlas bestaat uit kaarten voor de drie onderdelen van de cultuurhistorie: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Ieder onderdeel bestaat uit twee kaarten die inzichtelijk maken wat in Zuid-Holland cultuurhistorisch van belang is en waarom:
- de kenmerkenkaart, waarop de kenmerkende nederzettingspatronen, landschapspatronen en de archeologische opbouw van het landschap zijn weergegeven; - de waardenkaart, waarop de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart zijn gewaardeerd.

Deze cultuurhistorische kenmerken en waarden vormen de input bij processen van culturele planologie.

 

Gemeentelijk beleid archeologie

Al sinds de jaren '60 vindt archeologisch onderzoek plaats in de gemeente. Sinds 1995 is in Dordrecht een gemeentelijk archeoloog actief en sinds 1999 beschikt de gemeente Dordrecht over een opgravingsvergunning voor het eigen grondgebied. De gemeente voert dus sinds 1995 een eigen beleid wat betreft archeologie. Sinds de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg in 2007 dienen archeologische waarden wettelijk in de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsprocessen meegewogen te worden. In de praktijk gebeurde dit in Dordrecht al sinds 1995.

 

 
In 2009 is de archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Dordrecht opgesteld. De kaart is een detaillering en uitwerking van de kaarten die op nationale en provinciale schaal beschikbaar zijn. Op het gemeentelijk grondgebied varieert de verwachting van laag tot zeer hoog. In het bij de kaart behorende rapport "‘Stad en Slib: het archeologisch potentieel van het Eiland van Dordrecht in kaart gebracht" is de onderbouwing voor de hoogte van de verwachting verwoord. In de Erfgoedverordening Dordrecht (2010) zijn aan de archeologische verwachtingen verschillende voorwaarden en vrijstellingen verbonden. Deze voorwaarden en vrijstellingen worden uiteindelijk in de nieuwe bestemmingsplannen opgenomen.

Archeologisch onderzoek in de gemeente Dordrecht is gericht op kenniswinst wat betreft de bewonings- en ontwikkelingsgeschiedenis van de stad en het Eiland. Van groot belang hierbij is het ontstaan en de ontwikkeling van de stad, de reconstructie van het (cultuur)landschap van het Eiland van Dordrecht en de relatie tussen stad en platteland vóór de ingrijpende St. Elisabethsvloed van 1421. Hiermee sluit de gemeente aan op de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie, waarin de relatie tussen mens en landschap in West Nederland binnen de middeleeuwse bewoningsgeschiedenis een speerpunt vormt en uitgewerkt moet worden. De provincie Zuid Holland kent een grote waarde toe aan locaties die informatie bevatten over de ontginning van het veenlandschap in de middeleeuwen. Het is deze ontginning van het veen en de daarmee samenhangende structuren zoals kaden, dijken, sluizen en die ook nu nog beeldbepalend zijn voor het Hollands landschap. Het Eiland van Dordrecht speelt in landschap een opvallende rol vanwege het in 1421 verdronken en daarna volledig afgedekte landschap, waaraan de huidige Biesbosch een blijvende herinnering is.

 

Bij alle ingrepen in de bodem van Dordrecht dient zorg te worden besteed aan mogelijk aanwezige archeologische waarden.

Voor aanvang van grondwerkzaamheden dient dan ook onderzocht te worden of en waar zich archeologische sporen in het gebied aanwezig zijn en wat hun kwaliteit en waarde is. Als er archeologische behoudeniswaardige waarden aanwezig zijn, dient de initiatiefnemer zorg te dragen voor behoud door planaanpassing of opgraven. Behoud in situ verdient daarbij de voorkeur. Bij vaststellen van archeologische waarden en het omgaan met behoudeniswaardige waarden dient gewerkt te worden volgens de eisen van de gemeente Dordrecht. Deze verplichting geldt voor het gehele plangebied.

 

5.1.2 Onderzoek

 

Monumenten

In het plangebied bevindt zich één op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd complex (aanwijzingsbesluit 10 september 2011, complexnummer 522276): Merwelanden 33, het sluiscomplex Hel- en Zuilespolder, bestaande uit een schutsluits ("Helsluis") uit 1864 en een sluiswachterswoning uit 1888. Het complex bevindt zich tussen de toenmalige Helpolder en Polder Stededijk. De Helsluis ligt daar in de Helsloot, die een verbinding vormt tussen de Nieuwe Merwede en de Beneden Merwede. Over de noordelijke deuren van de sluis ligt een bijbehorende, ijzeren rolbrug. De aan de westkant van de sluis staande sluismeesterswoning was oorspronkelijk identiek aan de sluiswachterswoning, maar is, evenals de sluisdeuren in het begin van de jaren tachtig vernieuwd, en valt derhalve buiten de bescherming van rijkswege. Het sluiscomplex bestaat dus uit meerdere delen, maar alleen de sluis, de rolbrug en de (oostelijke) sluiswachterswoning zijn rijksbeschermd.

 

In het plangebied bevinden zich verder geen, op grond van de Monumentenwet 1988 of de Erfgoedverordening Dordrecht, beschermde objecten, complexen of gebieden.

 

 

 

Archeologie

Het plangebied is onderdeel van "de Groote Waard", eeuwenlang het achterland van de

stad Dordrecht. Door de Sint Elisabethsvloeden 1421-1424 zijn grote delen van dit

gebied als landbouwgebied economisch onbruikbaar geworden aangezien het veranderde

in een zoetwater getijdengebied met slikken en gorzen. Pas in de 17e eeuw is

stapsgewijs weer begonnen met het inpolderen en in cultuur brengen van wat

uiteindelijk het huidige Eiland van Dordrecht is geworden.

Lang is aangenomen dat bij de overstromingen van 1421-1424 de bestaande inrichting

en bewoning, zoals onder andere de vele dorpen in de Grote Waard, in archeologische

zin verloren zijn gegaan. Het is in de laatste jaren duidelijk geworden dat de verwoesting

minder ernstig was dan werd aangenomen en dat de vele bij naam bekende dorpen met

landerijen en akkers eerder ‘verdronken’ en verlaten zijn.

Na 1424 is de Grote Waard niet direct opnieuw ingepolderd en kreeg de rivier de

Merwede vrij spel. Tot in de 17e eeuw heeft de rivier een variërend dik pakket zand en

klei afgezet op het verdronken laatmiddeleeuwse cultuurlandschap. Door dat pakket –

het zogenoemde Merwedek - is het landschap van vóór 1421-1424 afgedekt, beschermd

en grotendeels goed bewaard gebleven. Maar daardoor is het nu ook onbekend waar

belangrijke archeologische waarden, zoals de verdronken dorpen zich bevinden.

Binnen het plangebied is één laatmiddeleeuws verdronken dorp door archeologisch

onderzoek gelokaliseerd. Het betreft het dorp Houweningen gelegen in de huidige polder

Ruigten Bezuiden de Peerenboom. Deze archeologische vindplaats staat sinds 1994 als

monument van zeer hoge archeologische waarde op de provinciale Archeologische

Monumentenkaart (AMK terreinnr. 10701). De omvang van het AMK-terrein is op basis

van weerstands- en booronderzoek gehalveerd tot de noordelijke helft van de polder.

Houweningen lag op de zuidelijke Merwedeoever.

Op diezelfde Merwedeoever, maar 5,5 kilometer westelijker, lag vóór 1421-1424 het

kasteel Craijestein. Behalve de naam van de polder herinnert niets meer aan dit kasteel.

Op kaarten uit de 16e eeuw lijkt nog een restant van het kasteel aanwezig. In 1964 zijn

bij de aanleg van de haven ten zuidoosten van polder Craijestein zowel middeleeuwse als

Romeinse vondsten gedaan. Vondsten uit de Romeinse tijd zijn uitzonderlijk voor het

Eiland van Dordrecht. Mogelijk zijn deze te relateren aan de nabijheid van één van de

meerdere oudere stroomgordels binnen het plangebied: van oost naar west de

Gorkum-Arkel, Biesheuvel-Hamer en Zwijndrecht. Maar ook een relatie met de zuidoever

van de Merwede is aanwezig.

De uiterste oostpunt van het gebied heet de Kop van het Oude Wiel en verwijst naar het

wiel dat daar ontstaan is door de dijkdoorbraak door de rivier de Merwede in 1421.

Hierna kreeg de Merwede bijna 200 jaar vrij spel en kon het Bergsche Veld, later de

Biesbosch ontstaan. Op de Kop heeft in de 17e eeuw een stenen wachthuis of redoute

gestaan. De Nieuwe Merwede – de zuidgrens van het plangebied - is pas aangelegd

tussen 1861 en 1874.

 

 

 

 

 [image]

 

De Sliedrechtse Biesbosch op de archeologische verwachtingskaart Dordrecht (2009)

Paars en rode stippels: Merwede en zuidelijke oeverzone

Paarsblauw: loop van oudere, diepliggende stroomgordels

Rood omkaderd: het AMK-terrein met het in 1421 verdronken dorp Houweningen.

Rode driehoeken: archeologische vindplaatsen

 

In de noordelijke delen van het plangebied – de oeverzone van de Merwede - geldt een

hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden. Voor het zuidelijk

aansluitende deel geldt een middelmatige verwachting. Aan deze middelmatige tot hoge

archeologische verwachting is een onderzoeksplicht verbonden.

 

 

 [image]

 

Archeologische onderzoeken en vindplaatsen binnen het plangebied Sliedrechtse Biesbosch

(Overzichtskaart archeologisch onderzoek gemeente Dordrecht, bron: Stad en Slib, 2009).

 

In het plangebied zijn vier archeologische onderzoeken uitgevoerd in verband met

infrastructurele werken: aanleg van een aardgastransportleiding (2008-2009),

kreekaanleg in de polder Jongeneele Ruigt (2007), kreekaanleg in de Polder Ruigten

bezuiden de Peerenboom (1996) en kreekaanleg in de polder Engelbrechtsplekske/Platte

Hoek en dijkdoorbraken in de Polder Ruigten Bezuiden de Peerenboom (2007).

In het landelijke Archeologische Informatiesysteem ARCHIS staan 13 archeologische

vindplaatsen in het plangebied geregistreerd. Deze concentreren zich in de oeverzone

van de Merwede en dragen bij aan de toch al geldende hoge archeologische verwachting

voor deze zone.

 

Cultuurlandschap

Het plangebied was eeuwenlang deel van "de Groote Waard": het achterland van de

middeleeuwse stad Dordrecht.

Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 zijn grote

delen van dit gebied economisch onbruikbaar geworden en is het veranderd in een

zoetwater getijdengebied met slikken en gorzen.

De Sliedrechtse Biesbosch is dus onder invloed van de rivier de Merwede ontstaan en een

voornamelijk uit rivierduinen gevormd gebied. Door het buitensluiten van de rivierafvoer

door dammen (Cruquiussysteem, circa 1731) is de vroegere waaierstructuur van de

killen veranderd in een meer lineaire structuur. Het bestaat nu uit brede en ruime killen

zoals de Kikvorskil-Helsloot, de Zoetemelkskil, het Gat van de Hengst en de

Sneepkil-Houweningswater. Deze lopen in de stroomrichting van de rivier, waarbij een

soort uiterwaardenlandschap is ontstaan. De Helsluis en de Ottersluis zijn hierin

landschappelijk markante punten.

Pas in de 17e eeuw is stapsgewijs weer begonnen met het inpolderen en in cultuur

brengen van wat uiteindelijk het huidige Eiland van Dordrecht is geworden.

 

In de Sliedrechtse Biesbosch beginnen deze nieuwe inpolderingen pas voorzichtig in de 18e eeuw met bijvoorbeeld de polder Eloijenbosch (ca. 1725) maar vooral in het begin van de 19e eeuw komen de meeste polders tot stand. De kaden en dijken zijn behalve

poldervormend voor een deel ook nog waterkerend. Ontsluiting van de diverse polders

door wegen heeft nauwelijks plaatsgevonden, transport van landbouwproducten vond

plaats over water.

Het plangebied heeft vooral een polderkarakter en een Biesboschkarakter; het bestaat

uit graslanden, complexen van moerasbossen, grienden, rietvelden en gorzen en

aangeplante bossen en recreatiegebieden. Het is deels een relatief ontoegankelijk

gebied. Het meest oostelijke deel van het plangebied vanaf de Kikvorskil is vrijwel alleen

over het water bereikbaar. De bebouwing is minimaal.

 

Cultturhistorische en landschappelijke waarden

Het plangebied Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch is vooral interessant vanwege de nog aanwezige landschappelijke en daarmee samenhangende cultuurhistorische waarden die de ontwikkelingsgeschiedenis representeren.

Voor het plangebied is een inventarisatie gemaakt van de nog aanwezige gebouwde en landschappelijke cultuurhistorische elementen (bijlage 1.a., inventarisatiekaart). De inventarisatie is gebaseerd op de provinciale cultuurhistorische waardekaart ofwel de CHS (Cultuurhistorische Hoofd Structuur, provincie Zuid-Holland); de Cultuurhistorische atlas voor het buitengebied van IJsselmonde en het Eiland van Dordrecht (Landschapsbeheer Zuid Holland, 2009) en een inventarisatie voor het Eiland van Dordrecht van de Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht. Daar waar de actualiteit de inventarisaties heeft ingehaald zijn correcties aangebracht. Bijlage 1.b. bij deze toelichting bevat een omschrijving van de geïnventariseerde waarden.

Vervolgens is aan de hand van een waarderingssysteem (tabellen 1 en 2 in bijlage 2) een waardering opgenomen voor de elementen. Uit de ‘Samenvatting Handreiking cultuurhistorie in milieu effect rapportages (m.e.r.) en Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA)’ is de inhoud van tabel 2 overgenomen. Deze samenvatting is in april 2009 opgesteld door adviesbureau Witteveen en Bos, in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en projectbureau Belvedere.

De tabel is een leidraad voor het waarderen van historische cultuurlandschappen zoals kooibosjes, griendheuvels en dijken en bouwkundige objecten als sluisjes, gemaaltjes en kazematten.

 

 

5.1.3 Conclusie

 

Monumenten

Het sluiscomplex Merwelanden 33 is op maat bestemd en wordt beschermd door een sloopverbod behoudens vergunning.

 

 

 

Archeologie

Archeologisch onderzoek naar de resten van het verdronken en bedekte laatmiddeleeuwse landschap sluit aan bij twee nationale en provinciale onderzoeksthema’s “de Middeleeuwse ontginning en bewoning van de veengebieden” en “het omgaan met water in het verleden”.

Vanwege het feit dat niet bekend is waar archeologisch interessante gebieden of objecten zich exact bevinden, dient bij alle ingrepen in de bodem van het plangebied zorg te worden besteed aan de potentieel aanwezige archeologische resten.

Voor aanvang van grondwerkzaamheden dient dan ook onderzocht te worden of en waar archeologische sporen in het gebied aanwezig zijn en wat hun kwaliteit en waarde is. Als er archeologische behoudeniswaardige vindplaatsen aanwezig zijn, dient de initiatiefnemer zorg te dragen voor behoud door planaanpassing of door opgraven, waarbij de kosten voor onderzoek conform de Monumentenwet 1988 voor rekening van de initiatiefnemer komen. Behoud in situ verdient daarbij de voorkeur.

Bij het vaststellen van archeologische waarden en het omgaan met behoudeniswaardige waarden dient gewerkt te worden volgens een door de Gemeente Dordrecht op te stellen Programma van Eisen (PvE). Deze verplichting geldt voor het gehele plangebied.

In het plangebied mag alleen worden gebouwd of aangelegd als uit onderzoek blijkt dat geen beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze in voldoende mate zijn zeker gesteld. In het bestemmingsplan is hiervoor een regeling getroffen. Die regeling is gebaseerd op de Monumentenwet 1988, hoofdstuk V Archeologische Monumentenzorg, artikel 38a e.v..

 

Deze regeling geldt niet voor:

- bouwen of aanleggen tot maximaal 40 cm beneden maaiveld ter plaatse van het archeologisch monument, waarvoor een zeer hoge archeologische verwachting geldt (bestemming Waarde-Archeologie-1);
- bouwen of aanleggen tot maximaal 70 cm beneden maaiveld in de noordelijke rood gestippelde/paarse oeverzone van de Merwede, waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt (bestemming Waarde-Archeologie-2);

- bouwen of aanleggen tot maximaal 100 cm beneden maaiveld in de groen gekleurde zuidelijke zone, waarvoor een middelmatige verwachting geldt (bestemming Waarde-Archeologie-3).

 

Voor het uitvoeren van verschillende grondwerkzaamheden, zoals het rooien van bomen, het graven van sloten of het verlagen van het waterpeil is een omgevingsvergunning nodig.

 

Cultuurhistorische en landschappelijke waarden

Alle gebouwde elementen die zijn gewaardeerd met een + of een ± in de waarderingstabel (tabel 1 in bijlage 2) zijn in het bestemmingsplan beschermd door middel van een sloopverbod behoudens vergunning in het bestemmingsplan. Dit vergunningstelsel is gekoppeld aan de op de verbeelding opgenomen aanduiding "cultuurhistorische waarden".

Deze elementen zullen worden nader onderzocht voor eventuele plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst of een vorm van landschappelijke bescherming.

De landschappelijke waarden worden beschermd door een daarop toegesneden bestemmingsregeling (Natuur - 1) en het daarin opgenomen vergunningenstelsel voor het uitvoeren van nader omschreven werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

 

 

5.2 Bodemkwaliteit

 

5.2.1 Regelgeving en beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen moet worden onderzocht of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

 

Bodemkwaliteitskaart Dordrecht

Op basis van alle bij de gemeente Dordrecht geregistreerde bodemonderzoeken is in 2002 de Bodemkwaliteitskaart Dordrecht opgesteld. Deze is in 2007 geactualiseerd. Op deze kaart staat weergegeven wat de algemene bodemkwaliteit van de grond van een bepaalde zone in Dordrecht is. Hierbij wordt geen rekening gehouden met verontreinigingen veroorzaakt door lokale bronnen zoals tankstations, wasserettes en andere verontreinigende activiteiten.

Voor grond waarin bodemverontreiniging voorkomt gelden beperkingen bij hergebruik en afvoer van grond. Deze beperkingen verschillen per locatie en worden bepaald aan de hand van de eisen welke gesteld worden in de Wet bodembescherming, het Bouwstoffenbesluit en het gemeentelijk grondstromenbeleid.

Bij nieuwe ontwikkelingen op de locatie zal bodemonderzoek moeten uitwijzen of de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik of dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn.

 

5.2.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch is in hoofdzaak een conserverend plan waarin geen ontwikkelingen zijn opgenomen die in het kader van dit plan moeten leiden tot nader onderzoek. Voor de bouw van het Thermencomplex heeft onderzoek plaatsgevonden. De verantwoording hierover is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit, vastgesteld op 22 februari 2011.

Bij eventuele verbouwingen in het plangebied kan volstaan worden met het verstrekken van informatie over de bodemkwaliteit bij het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning.

 

5.2.3 Conclusie

Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit bestaat er geen bezwaar tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen en bouwmogelijkheden.

5.3 Duurzaamheid

 

5.3.1 Regelgeving en beleid

 

Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4)

Met het Nationaal Milieubeleidsplan 4 uit juni 2001 is een nieuwe beleidscyclus gestart, met een over meerdere decennia vol te houden pad van transitie naar duurzaamheid.

De verschillende transities zijn ondergebracht in drie clusters:

  • transitie naar duurzame energiehuishouding;

  • transitie naar een duurzaam gebruik van biodiversiteit en hulpbronnen;

  • transitie naar duurzame landbouw.

Het NMP 4 beoogt het permanente proces van verbetering te versterken door integrale oplossingen in ontwikkelen voor hier en nu, voor elders en later. De kwaliteit van de leefomgeving wordt bepaald door het aanbod van woningen, werkgelegenheid, winkels en andere voorzieningen in de omgeving of door de aanwezigheid van groen, natuur, ruimte en afwisseling van karakteristieke gebieden. Ook blijkt de waardering van het stedelijk gebied steeds meer gekoppeld te worden aan de waardering van het

landelijk gebied en omgekeerd. Het milieubeleid draagt echter ook bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Milieu en ruimtelijke ordening raken steeds meer verweven. Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar dan ook versterken.

Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het definiëren en realiseren van milieukwaliteit en de uitvoering van het beleid op het meest passende bestuursniveau komt te liggen.

 

Maatschappelijk Duurzaam Ontwerpen

Maatschappelijk Duurzaam Ontwerpen beoogt de kwaliteit van een gebouw met de omgeving te verbeteren wat betreft toegankelijkheid, bruikbaarheid, veiligheid en duurzaamheid. Een goed toegankelijk, veilig, gebruikersvriendelijk en duurzaam gebouw is in ieders belang.

De gemeente verwacht van projectontwikkelaars en architecten dat zij zich houden aan het gemeentelijke beleid en nieuwbouwwoningen laten voldoen aan de Gemeentelijke prestatierichtlijn.

Utiliteitsbouw moet voldoen aan het Handboek van Toegankelijkheid en de Gemeentelijke prestatierichtlijn.

 

5.3.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch is conserverend van aard.

De bestaande situatie is bestemd. Voor zover in dit plangebied gebouwd kan worden, zal het aspect duurzaamheid aan de orde komen.

 

5.3.3 Conclusie

Bij eventueel nieuwe ontwikkelingen zal aandacht moeten zijn voor het aspect duurzaamheid. Via de toetsing van de aanvraag omgevingsvergunning zal dit nadere aandacht verkrijgen.

 

 

5.4 Externe veiligheid

 

5.4.1 Regelgeving en beleid

 

Onderdeel van de ruimtelijke opgave is dat er aandacht wordt besteed aan externe veiligheid. Conform het in Dordrecht vastgestelde Toetsingskader Externe Veiligheid wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

 

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is sinds 27 oktober 2004 van kracht. Het besluit verplichtte gemeenten risicovolle situaties van inrichtingen ten opzichte van kwetsbare bestemmingen binnen 3 jaar te saneren als het plaatsgebonden risico hoger was dan 10-6. Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Het Bevi werkt door in besluitvorming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening, zoals bestemmingsplannen.

 

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Hierin zijn risicoafstanden opgenomen voor ondergrondse buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Het Bevb werkt door in besluitvorming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening, zoals bestemmingsplannen.

 

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geeft het Rijk zijn beleid aan over de afweging tussen veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Bij het opstellen van deze circulaire is zoveel mogelijk aangesloten op de systematiek zoals die is opgenomen in het Bevi.

 

Provinciaal beleid: CHAMP

De Provincie Zuid- Holland heeft, om het begrip groepsrisico en de bijbehorende motiveringsplicht (bij overschrijdingen van de oriënterende waarde) inhoud te geven, de CHAMP-benadering ontwikkeld. CHAMP is een acroniem voor: Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie. Eerder genoemd toetsingskader is een aanvulling op en in sommige gevallen een invulling van CHAMP.

De voorgenomen ontwikkeling wordt met behulp van de CHAMP methodiek tegen het licht gehouden.

 

Gemeentelijk beleid: toetsingskader externe veiligheid

Conform de vereisten van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wordt aandacht besteed aan externe veiligheid. Op grond van deze besluiten zijn gemeenten verplicht tot het doen van een groepsrisicoverantwoording.

De verantwoording van het groepsrisico vindt plaats aan de hand van het gemeentelijk risicobeleid zoals is opgenomen in het Toetsingskader Externe Veiligheid.

Hierin wordt aandacht besteed aan het plaatsgebonden risico, het groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

 

Voor externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

Het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid

voor individuele burgers.

Het Groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als

gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

 

 

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats.

Bij plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op

een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een risicobron overlijdt als

rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij deze bron, er

van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op deze plaats aanwezig is.

Anders gezegd, het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het plaatsgebonden

risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk

risico met elkaar verbindt (zogeheten: risicocontour). Dergelijke contouren zijn van belang bij de beoordeling of een risicovolle activiteit of een risicogevoelige bestemming op een bepaalde plaats kan worden toegelaten. Voor het plaatsgebonden risico is door de

rijksoverheid voor nieuwe situaties een grenswaarde vastgesteld van 10-6/jaar.

 

Groepsrisico

Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een

bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval op de transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergegeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare.

Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval

aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het groepsrisico kan

worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke

slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op ten minste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico is in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico een oriënterende waarde.

 

Ter bepaling van de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico en de hoogte van het

groepsrisico zijn risicostudies uitgevoerd. De uitkomsten van deze studies zijn beoordeeld aan de hand van het provinciale en gemeentelijke beleid.

 

5.4.2 Onderzoek

 

Risicobronnen

Naar de risicobronnen in en nabij het plangebied heeft de Omgevingsdienst Zuid-holland zuid onderzoek verricht. De voor het plangebied relevante risicobronnen zijn: het Bezoekerscentrum de Biesbosch, Baanhoekweg 53, Dordrecht en Restaurant de Merwelanden, De Bekramming 13 Dordrecht, DuPont, (Baanhoekweg 22), Dordrecht, de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede. Het groepsrisico is aandachtspunt in verband met DuPont. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.

 

Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico voor DuPont in de huidige situatie ca. 1,46 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Vanwege het conserverende bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch zal dit risico niet toenemen.

 

De conclusie van en uit dit onderzoek voor wat betreft dit omgevingsaspect luidt:

"Het plaatsgebonden risico is in de huidige situatie voor geen van de risicobronnen een

knelpunt. Voor de toekomstige situatie moet in het bestemmingsplan

“Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch” geborgd worden dat er geen nieuwe knelpunten ontstaan. Daartoe moeten nieuwe kwetsbare objecten buiten de contouren van het plaatsgebonden risico PR 10-6 worden geprojecteerd. Dit betreft uitsluitend de risicocontouren rond de propaantanks van het Bezoekerscentrum de Biesbosch en Restaurant de Merwelanden.

Het groepsrisico van DuPont de Nemours ligt boven de oriëntatiewaarde maar neemt door het bestemmingsplan “Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch” niet toe. De hoogte van het

groepsrisico op basis van het bestemmingsplan wordt bepaald door in het verleden gemaakte ruimtelijke keuzes. Feitelijk is er geen sprake van een toename van het groepsrisico als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen.

Het groepsrisico vanwege DuPont ligt boven de maximum waarde uit de Structuurvisie

Dordrecht 2020. De gemeente Dordrecht stelt hierin dat een groepsrisico van 0,75 maal de oriëntatiewaarde acceptabel is voor woongebieden. Het groepsrisico van DuPont zal,

gezien de overschrijding van de oriëntatiewaarde, gemonitord gaan worden binnen het

invloedgebied. Daartoe zal een bewakingsmodel worden ingericht. Aangeraden wordt om het plangebied “Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch” in dit onderzoek mee te nemen.

Het realiseren van nieuwe verblijfsgebouwen (kwetsbare objecten) in plasbrand

aandachtsgebieden binnen 25 meter vanuit de oevers van de Beneden Merwede en

Nieuwe Merwede is door Dordrecht uitgesloten."

 

Voor wat betreft het plasbrandaandachtsgebied wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan binnen die afstand geen nieuwe verblijfsgebouwen toestaat. Dit blijkt uit de bestemmingstoedeling.

 

Hoogdrukaardgasleiding

Aan de oostzijde van het plangebied (nabij de grens van het bestemmingsplan) ligt een hoogdrukaardgasleiding (48 inch en 80 bar hoogdrukaardgasleiding Wijngaarden - Ossendrecht van de Gasunie). De plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 hiervan ligt op de leiding zelf.

Het groepsrisico als gevolg van deze leiding is, mede als gevolg van de ontwerpparameters van en diepte waarop deze leiding ligt en als gevolg van de geringe populatie, verwaarloosbaar. Deze leiding is als zodanig bestemd in het bestemmingsplan (bestemming Leiding).

 

Advies Veiligheidsregio (16 juli 2012)

Het advies van de Veiligheidsregio luidt als volgt:

 

"Geachte Directeur,

 

Naar aanleiding van uw adviesaanvraag d.d. 20 maart 2012 per mail, treft u hierbij het advies aan van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer, met betrekking tot bestemmingsplan “Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch”.

 

Op basis van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt het bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.

 

Risicobronnen

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan voor het plangebied dient met een aantal risicobronnen rekening te worden gehouden. Het betreft de volgende risicobronnen:

  1. Hoge druk gasleiding in het plangebied

  2. Dupont de Nemours

  3. Spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen

  4. De rivieren Nieuwe- en Beneden Merwede

 

Ten aanzien van deze risicobronnen zijn in opdracht van de gemeente onderzoeken uitgevoerd. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt nader ingegaan op de uitkomsten van deze onderzoeken.

Hieruit blijkt dat er geen knelpunten zijn ten aanzien van de plaatsgebonden risicocontouren van de verschillende risicobronnen. Tevens neemt door de vaststelling van het bestemmingsplan het groepsrisico in het plangebied niet toe en bestaat er geen overschrijding van de oriënterende waarde.

 

Mede gelet op het lage bewonersaantal in het plangebied, kan gesteld worden dat het bedrijf Dupont, de spoorlijn, beide rivieren en de hoge druk gasleiding geen directe invloed hebben op een toename van het groepsrisico.

 

 

Hoge druk aardgastransportleiding

In het plangebied is gelegen een hogedruk aardgastransportleiding. De leiding heeft een diameter van 1219 mm en een druk van 80 bar. Bij de procedure voor de realisatie van de leiding is door mijn organisatie aan het college van Burgemeester en Wethouders van uw gemeente advies gegeven. Dit advies is heb ik is als bijlage bij mijn brief toegevoegd.

Het advies is nog geheel van toepassing met dien verstande, dat sinds 1 januari 2011 de leiding moet worden getoetst aan de regelgeving uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Hierdoor moet de in het advies genoemde toetsingsafstand van 150 meter vervangen worden door het invloedsgebied van 580 meter. Door de geringe personendichtheid in het plangebied, de eigenschappen en de verdiepte ligging van de leiding heeft dit geen gevolgen voor het groepsrisico. Zoals in het advies omschreven is een fakkelbrand het bepalende scenario bij een incident met de leiding. De 100%-letaliteitsafstand bij dit scenario is 220 meter.

 

Dupont de Nemours

Tevens dient bij de vaststelling van het plangebied rekening te worden gehouden met het bedrijf Dupont de Nemours, Baanhoekweg 22 te Dordrecht. Dit bedrijf valt onder de regels van het Besluit risico’s zware ongevallen en op grond daarvan onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

Uit berekeningen is gebleken dat er geen toename of overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico is.

 

Voor de inrichting is in 2009 een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd en daaruit komt naar voren dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontour buiten de inrichting ligt, maar geen kwetsbare objecten binnen de risicocontour liggen. Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde, maar de groepsrisicocurve nadert de oriëntatiewaarde van circa 10-7 bij 50 tot 150 slachtoffers. Dit betekent dat de kans op dit aantal dodelijke slachtoffers relatief groot is. De maximale effectafstand 1%-letaliteit bedraagt 5.350 meter voor het meest ongunstige scenario. Bij ongunstige windrichting en windsnelheid betekent dit dat het plangebied in het effectgebied ligt. De afstanden tot waar mensen nog gewond kunnen raken of hinder van de vrijgekomen stof ondervinden ligt nog veel verder. In dat geval moet rekening gehouden worden met tientallen kilometers bij het meest ongunstige scenario.

 

Spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen

Gelet op het geringe aantal transporten met gevaarlijke stoffen over dit spoortrace zijn knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden- of groepsrisico niet te verwachten. De meeste transporten gevaarlijke stoffen die over dit tracé vervoerd worden, zijn bestemd voor het bedrijf Dupont de Nemours te Dordrecht.

 

Rivieren Nieuwe Merwede en Beneden Merwede

Over beide rivieren blijken grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd te worden.

Uit het in ontwikkeling zijnde basisnet Water, zijn berekeningen uitgevoerd voor alle relevante vaarwegen in Nederland waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Op basis van deze berekeningen kan geconcludeerd worden dat het plaatsgebonden- en groepsrisico geen knelpunt vormen voor het plangebied.

 

Zelfredzaamheid

Gelet op het groot aantal risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied, wordt geadviseerd om in het bestemmingsplan vast te leggen dat zich in het plangebied geen ontwikkelingen kunnen voordoen, waarbij omvangrijke hoeveelheden personen in het plangebied kunnen verblijven. Met name het ontwikkelen van gebouwen of de organisatie van grootschalige evenementen waarbij grote groepen verminderd zelfredzamen, bijvoorbeeld kinderen of bejaarden, zou tegengegaan moet worden. De hulpdiensten zijn tijdens incidenten niet in staat om grootschalige groepen mensen uit het gebied te evacueren. Voor zelfredzamen kan er vanuit worden gegaan dat deze in staat zijn om zichzelf in veiligheid te brengen.

 

Bereikbaarheid

In het verleden zijn voor de ontwikkeling van bouwplannen en het vaststellen van bestemmingsplannen in de omgeving van het plangebied verschillende adviezen opgesteld door de Regionale Brandweer van de Veiligheidsregio ZHZ.

Het belangrijkste knelpunt ten aanzien van het plangebied is de eenzijdige bereikbaarheid. Bij grootschalige incidenten, veroorzaakt door één of meerdere risicobronnen, is het voor de hulpdiensten niet mogelijk om via verschillende aanrijdroutes het plangebied te bereiken. De Sliedrechtse Biesbosch is uitsluitend via de Baanhoekweg te bereiken.

Mocht het bestemmingplan of toekomstige ontwikkelingen grootschalige toename van gebruikers of bezoekers van het plangebied mogelijk maken, dan wordt geadviseerd de bereikbaarheid van het plangebied te verbeteren. Dit kan door het plangebied door middel van een tweede ontsluiting bereikbaar te maken.

 

Conclusie en aanbevelingen

De veiligheidstoets levert de volgende conclusies op:

  • Er zijn geen kwetsbare bestemmingen binnen de PR 10-6 contouren;

  • Het groepsrisico neemt niet toe door het vaststellen van het bestemmingsplan en

  • Geadviseerd wordt geen omvangrijke bouwplannen of intensieve recreatie toe te staan in het plangebied.

 

De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen.

 

Ik adviseer u tevens bij nieuw- of verbouw in het plangebied in contact te treden met de brandweer voor wat betreft de advisering over de brandveiligheid van de gebouwen en de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening in het plangebied."

 

Het bestemmingsplan staat geen omvangrijke bouwplannen of nieuwe ontwikkelingen toe waarbij grote hoeveelheden personen in het plangebied kunnen verblijven. Het bestemmingsplan is conserverend van aard.

 

5.4.3 Conclusie

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling en uitvoering van dit bestemmingsplan.

 

 

5.5 Natuur

 

5.5.1 Regelgeving en beleid

 

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet waarborgt de bescherming van veel in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12). Verder is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke ingrepen. Naast de wettelijke verbodsbepalingen is er altijd sprake van een algemene zorgplicht (artikel 2). Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor dieren, planten en hun leefomgeving. Dit houdt onder andere in dat handelingen worden nagelaten die negatieve gevolgen hebben voor soorten of dat maatregelen worden genomen om negatieve gevolgen te voorkomen.

Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk ontheffing van de Flora- en faunawet te verkrijgen. Artikel 75 biedt de mogelijkheid om ontheffing aan te vragen van de verboden uit de artikelen 8 tot en met 18. Ontheffingen worden verleend door de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) voorheen het Ministerie van LNV.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepaingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Sindsdien is de Flora- en faunawet “aangehaakt” bij de Wabo-procedure. In plaats van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet wordt een zogenaamde “verklaring van geen bedenkingen” (VVGB) afgegeven. Het afgeven van een VVGB vormt dan een onderdeel van de omgevingsvergunning. Het is echter nog steeds mogelijk om een aparte ontheffing aan te vragen bij het Ministerie van ELI, met als voordeel dat de doorlooptijd van de procedure korter kan. Ontheffingen worden alleen verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid is voldaan. In de Flora- en faunawet zijn onder artikel 75 drie tabellen met soorten opgenomen waarvan het beschermingsregime verschilt. Dit hangt samen met de zeldzaamheid en kwetsbaarheid van de betreffende soorten. De voorgenomen werkzaamheden vallen onder het begrip “ruimtelijke ontwikkelingen”.

 

Natuurbeschermingswet 1998/Natura 2000-gebied

De Natuurbeschermingswet 1998 ziet toe op de bescherming van specifiek aangewezen gebieden ten behoeve van specifieke instandhoudingsdoelen die worden vastgelegd in de aanwijzingsbesluiten van deze “Natura-2000” gebieden. De instandhoudings- doelstellingen zijn verder uitgewerkt in o.a. het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV 2007) en ontwerpaanwijzingsbesluiten. Krachtens artikel 10a lid 2 Nb-wet dienen de instandhoudingsdoelstellingen te worden gewaarborgd van de leefgebieden van soorten en habitats die genoemd zijn in het aanwijzingsbesluit. Het gaat daarbij om het behoud van leefgebied voor soorten en habitats die op Europese schaal bedreigd zijn.

Per 1 oktober 2005 is een Nb-wet vergunning verplicht voor alle nieuwe projecten en handelingen die, gelet op de instandhoudingsdoelen:

  • de kwaliteit van de natuurlijke habitats van soorten in het gebied kunnen verslechteren

  • een verstorend effect kunnen hebben voor de soorten waarvoor het gebied is aangewezen

  • de natuurlijke kenmerken van het gebied kunnen aantasten.

De vergunningen worden verleend door de provincies (GS) of door de minister van EL&I.

Zij mogen slechts vergunning verlenen zij zich hebben verzekerd dat het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen geen significante effecten heeft op de natuurlijke kenmerken van het gebied.

 

In alle gevallen waarin significante effecten zouden kunnen optreden moet de initiatiefnemer vooraf een passende beoordeling van de gevolgen opstellen, die door GS in haar besluitvorming moet worden betrokken. Deze regels zijn ook van toepassing indien de ingreep niet direct in het Natura-2000 gebied plaatsvindt, maar wel een effect daarop kan hebben.

Daarnaast zal Nederland in de komende jaren voor alle gebieden die samen het Natura 2000-netwerk vormen, beheerplannen opstellen. Deze beheerplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om Natura 2000-gebieden. Alle ontwikkelingen in of nabij het Natura 2000-gebied dienen vooraf getoetst te worden op hun gevolgen voor de te beschermen soorten en habitats. Deze status verplicht het gemeentebestuur er toe om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan na te gaan of het plan tot aantasting van leefgebieden kan leiden. Op grond van artikel 19j Nb-wet is het daartoe ook verplicht.

 

Provinciale Ecologische Hoofdstructuur

Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van natuurgebieden in de EHS die significante negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuur zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven beschikbaar zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

Natuurgebieden en de groene verbindingen daartussen dienen gevrijwaard te worden van bebouwing en andere ingrepen die niet passen binnen de functie van de gebieden. Nieuwe bebouwing en andere ingrepen die niet passen binnen de ontwikkeling van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur zijn uitgesloten. In natuurontwikkelingsgebieden moeten de ontwikkelingsmogelijkheden voor natuurwaarden worden veiliggesteld. Onomkeerbare en/of ongewenste ontwikkelingen moeten worden tegengegaan.

Indien om zwaarwegende redenen aantasting van natuur- en landschapswaarden onontkoombaar is en alternatieve oplossingen ter plaatse niet voorhanden zijn, dient compensatie plaats te vinden.

Compensatie dient plaats te vinden in de gebieden benoemd in de regeling met betrekking tot het provinciaal compensatiebeginsel.

De provinciale EHS wordt gevormd door bestaande en geplande natuurgebieden, waardevolle weidevogelgebieden en groene verbindingen.

 

Beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur 2008-2013

In 2008 is het Beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur 2008-2013 vastgesteld. De doelstelling van de SES is behoud en ontwikkeling van natuur met een optimale diversiteit, waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van gebiedseigen soorten en habitats.

De Stedelijke Ecologische Structuur is opgehangen aan een aantal thema’s. Een van de thema’s is “Dordrecht rivierenstad” . Het water en de nabijheid van de Biesbosch drukken hun stempel op de natuur in de stad.

 

5.5.2 Onderzoek

Naar de gevolgen voor flora en fauna en de natuurwaarden in de Biesbosch (Natura 2000) heeft het Natuur-Wetenschappelijk Centrum in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan.

Deze onderzoeken zijn in bijlagen 4.a., 4.b., en 4.c. bij deze toelichting opgenomen. Het betreft de volgende onderzoeken:

4.a. Natuurwaardenonderzoek (quick-scan Flora- en faunawet + oriëntatiefase Natuurbeschermingswet 1998);

4.b. Verstoringstoets Natuurbeschermingswet 1998 van vijf initiatieven;

4.c. Verstoringstoets Natuurbeschermingswet 1998 van het bestemmingsplan in zijn geheel.

Daarnaast is in bijlage 4.d. een voortoets opgenomen naar de recreatieve functie van de griendkeet Huiswaard. Dit onderzoek is in opdracht van Staatsbosbeheer verricht.

 

 

 

Natuurbeschermingswet 1998

Uit de verstoringstoets blijkt dat de initiatieven (i.c. uitbreiding Sterrenwacht, uitbreiding StayOkay, bedrijfspanden Sionpolder, Merwelanden 39, ecolodge Sionsloot en ecolodge nabij Merwelanden 39) niet leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied de Biesbosch. Per initiatief zijn eventuele voorwaarden vermeld.

Voor wat betreft de verstoringstoets voor het bestemmingsplan in zijn geheel luidt de conclusie als volgt: "Vaststelling en uitvoering van het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch’ zal niet leiden tot significant nadelige effecten op de doelsoorten van het Natura 2000-gebied De Biesbosch. De doelstellingen voor deze soorten komen door vaststelling en uitvoering van het bestemmingsplan niet in gevaar.

De conclusie van de voortoets griendkeet Huiswaard luidt als volgt: "Uit de voortoets blijkt dat door de bestaande en toekomstige activiteiten binnen en nabij de woning er geen significant negatieve effecten ontstaan op de instandhoudsdoelstellingen van Natura 2000-gebied. Het nemen van enkele maatregelen is noodzakelijk om eventuele verstoring door geluid, licht, betreding en aanwezigheid van mensen te voorkomen. De aanvraag van een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 is niet noodzakelijk."

 

Flora- en faunawet

Voor de uitvoering van de werkzaamheden van genoemde initiatieven dienen de voorwaarden als gesteld in het in bijlage 4.a. opgenomen onderzoek te worden gevolgd.

Naar de vleermuizen vindt is aanvullend onderzoek verricht (paarperiode half augustus-begin oktober 2012).

 

5.5.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is getoetst op zijn gevolgen voor flora en fauna en Natura 2000. Uit de onderzoeken blijkt dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

 

5.6 Geluid

 

5.6.1 Regelgeving en beleid

 

Stiltegebied

In de Provinciale milieuverordening (PMV) is de Sliedrechtse Biesbosch aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stilte.

 

Industrielawaai

De Wet geluidhinder verplicht om industrieterreinen waarop lawaaiveroorzakende bedrijven zijn of kunnen worden gevestigd te zoneren. Bij de zonering worden primair de grenzen vastgelegd van het gebied waarbinnen de lawaaimakende bedrijven gevestigd mogen zijn. Vervolgens wordt ten behoeve van het gezoneerde industrieterrein de zonegrens bepaald en vastgesteld. Het gebied binnen de zonegrens vormt het aandachtsgebied. De binnen het aandachtsgebied geldende wettelijke voorkeursgrenswaarde, dan wel de binnen de zone vastgestelde hogere waarden zijn bepalend voor de toelaatbaarheid van geluidproducerende activiteiten.

Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

 

5.6.2 Onderzoek

 

Industrielawaai

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen de geluidzone van het industrieterrein Derde Merwedehaven. Daar bevinden zich twee lawaaimakers in de zin van de Wet geluidhinder, namelijk een 380 kV transformatorstation en een staalstraalbedrijf.

Voor deze bedrijven is de 1e herziening bestemmingsplan Opgecomen Landen opgesteld met een bijbehorende geluidszone (bestemmingsplan Herziening zone industrielawaai 3e Merwedehaven). De gemeenteraad heeft beide plannen vastgesteld op 13 september 2011. Voor de vaststelling van de geluidszone is onderzoek verricht naar de gevolgen ervan voor de Sliedrechtse Biesbosch (Verslechterings- en verstoringstoets ten behoeve van een nieuwe geluidszone in de 3e Merwedehaven te Dordrecht, augustus 2010, en het bestuurlijk oordeel van de provincie d.d. 7 december 2010, beide in te zien op www.dordrecht.nl/ruimtelijkeplannen).

 

Zowel de gemeente Werkendam als de gemeente Sliedrecht hebben de gemeente Dordrecht verzocht om geluidzones vast te stellen. Deze zones zijn zeer gering van omvang en bedoeld om milieuvergunningen te kunnen verlenen voor industriële activiteiten in die gemeentes. De zone van Werkendam is gelegen in het uiterste noordoosten van het plangebied. Deze zone is vastgesteld in het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Werkendam (raadsbesluit d.d. 24 augustus 2010).

De zone van Sliedrecht bevindt zich nabij het griendje Craijenstein. Het bestemmingsplan voor de vaststelling van deze zone is op 10 januari 2012 vastgesteld (bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Sliedrecht).

Beide zones gaan net over de gemeentegrens heen en leiden niet tot onaanvaardbare milieugevolgen voor Dordrecht. De zones zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.

 

In het milieuonderzoek van de Omgevingsdienst Zuid-Holland (bijlage 3) is aan dit omgevingsaspect aandacht besteed.

Uit het rapport komt onder meer het volgende voor:

"De zones van de Derde Merwedehaven en het industrieterrein Molendijk-Industrieweg te

Sliedrecht zijn samengevoegd met de arcering van het industrieterrein “De Staart”.

Geadviseerd wordt om ter verduidelijking de separate zones met een separate arcering aan te gegeven op de verbeelding.

 

 

De zones van het industrieterrein "Rivierdijk/De Peulen" te Sliedrecht en de zone van het

industrieterrein "Langs de Merwede" in Hardinxveld-Giesendam zijn niet weergegeven op de plankaart. Ook worden deze zones niet genoemd in het tekstgedeelte. OZHZ voert op dit moment in opdracht van de gemeente Sliedrecht een akoestisch onderzoek uit op

industrieterrein Rivierdijk. Doel hiervan is om, indien mogelijk, het gezoneerde industrieterrein Rivierdijk in twee delen te knippen en mogelijk de bijbehorende geluidszone aan te passen.

Formeel geldt nog de in het verleden vastgestelde zone. Deze zone dient ingetekend te

worden.

OZHZ heeft in opdracht van de gemeente Hardinxveld-Giessendam akoestisch onderzoek

uitgevoerd voor het industrieterrein Langs de Merwede. Op basis hiervan heeft deze

gemeente besloten de in het verleden vastgestelde zone aan te passen (verkleinen). Na een check op “ruimtelijkeplannen.nl” blijkt dat dit plan inmiddels is vastgesteld. Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingesteld. De nieuwe vastgestelde zone zal hoogstwaarschijnlijk hierdoor wel gewoon stand houden. Formeel moet op dit moment dan ook rekening worden gehouden met de nieuw vastgestelde zone. Ook deze zone dient ingetekend te worden."

 

Een soortgelijke reactie heeft de gemeente Hardinxveld-Giessendam ingediend in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. De zones zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

 

Het is niet mogelijk om de separate geluidzones (i.c. van industrieterrein De Staart, de Derde Merwedehaven en en industrieterrein Molendijk-Industrieweg) op de (digitale) verbeelding van het bestemmingsplan weer te geven. Ter verduidelijking is bij deze toelichting een tekening gevoegd waarop de geluidzones zijn opgenomen. Zie bijlage 5.

 

5.6.3 Conclusie

Vanuit het oogpunt van geluidhinder zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling en uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

5.7 Luchtkwaliteit

 

5.7.1 Regelgeving en beleid

 

Wet luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit van 15 november 2007 (opgenomen in de Wet milieubeheer) is één van de maatregelen, die de overheid heeft getroffen om negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken, en om mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren. De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer bestaat uit luchtkwaliteitseisen gebaseerd op de Europese richtlijnen. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De EU heeft Nederland in april 2009 derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) verleend.

 

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Het doel van het NSL is dat in Nederland vanaf 2011 aan de normen voor PM10 en vanaf 2015 aan de normen voor NO2 voldaan wordt. In het kader van het NSL is een nieuw begrip geïntroduceerd, namelijk het begrip “niet in betekenende mate”.

Op basis van de Wet milieubeheer en het NSL kan gesteld worden dat een project/plan doorgang kan vinden wanneer:

  • het project of plan “niet in betekenende mate” bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit;

  • het project leidt niet tot overschrijding van grenswaarden;

  • er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van het project is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of een gelijkblijvende concentratie van de betreffende stof;

  • er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van een door het project optredend effect of een met het plan samenhangende maatregel is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk;

  • het project is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of is in elk geval niet strijdig met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

 

5.7.2 Onderzoek

In het milieuonderzoek van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is dit aspect onderzocht (bijlage 3). Uit dit onderzoek blijkt het volgende:

"Het bestemmingsplan “Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch” voldoet aan NIBM (artikel 5.16, lid 1, onder c van de Wet milieubeheer). Uit de monitoringstool blijkt dat in 2011 en 2015 nergens rondom het plangebied de jaargemiddelde grenswaarde voor de stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) wordt overschreden. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan."

 

5.7.3 Conclusie

De luchtkwaliteitseisen staan dus niet in de weg aan de vaststelling en uitvoering van dit bestemmingsplan.

 

 

 

5.8 Verkeer en vervoer

 

5.8.1 Regelgeving en beleid

 

Mobiliteitsplan Dordrecht

Op 6 september 2005 heeft de gemeenteraad het beleidsvoornemen van het Mobiliteitsplan Dordrecht vastgesteld. Het Mobiliteitsplan Dordrecht beoogt een antwoord te bieden op de opgaven die vanuit een toenemende (auto)mobiliteit op Dordrecht af komen. Vanuit de vaak tegengestelde belangen van bereikbaarheid en leefbaarheid wordt gestreefd naar gebiedsgericht maatwerk. De hoofddoelstelling van het mobiliteitsplan is het verbeteren van de bereikbaarheid en het handhaven van de leefbaarheid.

Op stadsniveau is een stelsel van hoofdwegen en secundaire wegen vastgesteld, waarbij gemotoriseerd verkeer zo vlot mogelijk naar wegen van een hogere orde afgewikkeld dient te worden. In het plan wordt een duidelijke keuze gemaakt voor het versterken en verbeteren van de radialen naar de binnenstad.

Het netwerk van fietsroutes en (hoogwaardig) openbaar vervoer is gericht op de radialen. In de nota "Dordt Fietst Door" uit 2008 is het fietsnetwerk verder uitgewerkt.

 

5.8.2 Onderzoek

 

Autonome situatie

Het bestemmingsplangebied heeft één ontsluitingsweg, nl. de Baanhoekweg. Deze lange doodlopende weg ligt tussen de rijksweg N3 en een eindigt in het recreatiegebied.

 

Veerdiensten en Biesbus

De weg eindigt bij een keer- en parkeervoorziening aan de rivier de Beneden - Merwede, vanwaar met name in de weekenden en de zomer veerdiensten vertrekken. De aldaar gelegen waterbushalte is eigendom van het Parkschap Nationaal Park De Biesbosch. Tevens rijdt in dezelfde periodes de Biesbus tussen veerhalte en NS-station Dordrecht. Deze veer- en busdiensten, die de enige openbaar vervoerverbinding naar het plangebied vormen, genereren geen grote hoeveelheden verkeer en leiden niet tot doorstromingsproblemen.

 

Oostdeel Baanhoekweg

Tussen de Merwede - Lingelijn en het recreatiegebied ligt de Baanhoekweg buiten de bebouwde kom. Het wegprofiel is hier voor de verkeersfunctie aan de brede kant, omdat de weg is aangelegd als industrieweg voor grootschalige bedrijvigheid die er nooit is gekomen. Hierdoor kan er tijdens evenementen langs de weg worden geparkeerd in de bermen. Dit levert een grote tijdelijke parkeercapaciteit. In 2010 is de maximumsnelheid op de Baanhoekweg verlaagd naar 60 kilometer per uur en ter hoogte van het Biesboschcentrum en de Thermen/Sterrenwacht zelfs naar 30 kilometer per uur. Daarnaast zijn er snelheidsremmende maatregelen toegepast om het recreatieve karakter van het gebied te benadrukken. Fietsverkeer wordt gedeeltelijk vrijliggend (buitenom en parallel aan de Baanhoekweg) en gedeeltelijk op de rijbaan afgewikkeld.

 

Waar de weg ten westen van het spoor vooral tijdens de spitsen en op werkdagen wordt gebruikt, kent het deel ten oosten van het spoor piekmomenten in de weekenden/vakanties en tijdens evenementen. Daartussen is het veelal rustig. De verkeersintensiteit verloopt in 2020 van ongeveer 8000 motorvoertuigen per etmaal ter hoogte van de spoorlijn naar grofweg 1000 motorvoertuigen per etmaal aan het einde van de weg. Dit leidt met uitzondering van wellicht enkele piekmomenten, in combinatie met parkeren langs de weg, niet tot doorstromingsproblemen.

 

 

 

 

Westdeel Baanhoekweg

Tussen de N3 en de Merwede - Lingelijn (spoorlijn) ligt de genoemde Baanhoekweg in de bebouwde kom en ontsluit zowel industrie- en havengebied (noordzijde) als woongebied (zuidzijde). Er geldt hier een snelheidsregime van 50 km/uur en er is een vrijliggend fietspad aanwezig aan de noordzijde aanwezig.

In 2020 rijden er volgens het verkeersmodel ongeveer 8.000 (oostzijde) tot 13.000 (westzijde) motorvoertuigen per etmaal. In de avondspits is dit 1300 tot 1800 motorvoertuigen. Volgens een telling uit 2006 betreft dit voor ongeveer 20% vrachtverkeer. Deze aantallen leiden niet tot grote doorstromingsproblemen; de weg wordt tijdens de spitsen stevig belast maar zit nog niet aan zijn capaciteit.

 

Met uitzondering van de directe omgeving van het Biesboschcentrum Dordrecht zijn de terreinen in de Sliedrechtse Biesbosch voor het overige uitsluitend over water te bereiken. De bewoners van de woningen zijn geheel ingesteld op Hardinxveld-Giessendam dat aan de overzijde van de Beneden-Merwede ligt. Het water zelf vormt voor de bewoners de hoofdontsluiting. De bewoners beschikken over één of meerder bootjes veelal voorzien van buitenboordmotoren. Daarmee overbruggen ze de afstand over de Beneden - Merwede.

Daarnaast bestaat nu nog een (laarzen)pad naar en van de Helsluis. Dit pad ligt grotendeels op de kruin van een dijk langs de Beneden-Merwede. De bewoners kunnen hiervan gebruik maken als er niet gevaren kan worden bij slecht weer, mist of ijsgang.

 

Planontwikkelingen

Voor de realisatie van Thermen de Biesbosch is een projectbesluit vastgesteld. In de ruimtelijke onderbouwing hiervan is ook de verkeersaantrekkende werking berekend. Geschat wordt dat de verkeersaantrekkende werking van de Thermen 900 motorvoertuigen per etmaal betreft.

Andere mogelijk recreatieve initiatieven in het gebied zijn beperkt. De verkeersaantrekkende werking is nihil.

 

5.8.3 Conclusie

De hoofdverkeersstructuur in het recreatiegebied is bestemd tot Verkeer.

Binnen die bestemming kunnen zo nodig herinrichtingen plaatsvinden.

 

 

5.9 Water

 

5.9.1 Regelgeving en beleid

 

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat

problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.

 

Waterwet

In hoofdstuk 4.2.4 is aan deze wet aandacht geschonken.

 

Beleidsregels grote rivieren

Voor de toepassing van artikel 6.12 Waterbesluit (vergunningplicht) zijn beleidsregels, de Beleidsregels grote rivieren, vastgesteld. De doelstelling van die regels is de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk te maken.

Artikel 6 van de beleidsregels biedt de mogelijkheid om een vergunning te verlenen voor

niet-riviergebonden activiteiten in stroomvoerend regime. Het bepaalde onder c. en d. zijn voor onderhavig plangebied van belang: "een functieverandering binnen de bestaande bebouwing" en “een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie”.

Rijkswaterstaat maakt bij de vergunningaanvraag een afweging tussen enerzijds het

belang van bescherming van waterstaatswerken in beheer bij het Rijk en het belang van

verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken, met inbegrip van het

belang van verruiming of wijziging anderszins van die werken en het belang van de

aanvrager.

De toestemming als bedoeld in artikel 6 onder d. wordt alleen onder bepaalde

voorwaarden verleend. Deze voorwaarden staan in artikel 7 van de Beleidsregels grote

rivieren. Het gaat hierbij om de volgende voorwaarden:

- er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

- er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit, en

- er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.

 

 

 

 

Stedelijk Waterplan

Het Waterplan Dordrecht 2009-2015 is een actualisatie en uitbreiding van het eerste Waterplan. Lerend van de praktijkervaringen, rekening houdend met de nieuwe beleidskaders en inspelend op de klimaatverandering hebben de waterpartners, de gemeente Dordrecht en waterschap Hollandse Delta, een nieuwe toekomstgerichte waterambitie geformuleerd. Samengevat luidt de lange termijn ambitie (2050) als volgt:

Het eiland van Dordrecht heeft een klimaatbestendig, veilig, mooi en gezond watersysteem. Het heeft voldoende veerkracht voor het opvangen van zowel extreme neerslag als langere periodes van hitte en droogte. Bij het op orde brengen van het watersysteem en de waterkeringen is rekening gehouden met de zeespiegelstijging en hogere piek-afvoeren op de rivier. Op het hele eiland is het watersysteem schoon en ecologisch gezond. Het water draagt bij aan de kwaliteit en beleving van de openbare ruimte in de stad en het landelijk gebied. De waterstructuur is een aantrekkelijke doorgaande route die stad en land met elkaar verbindt en heeft een hoge natuurwaarde. De burgers van Dordrecht leven bewust met het water, maken volop gebruik en genieten van het open water. Water en ruimte, natuur en cultuur versterken elkaar en dragen bij aan de vitaliteit en duurzaamheid van het eiland van Dordrecht.

 

5.9.2 Onderzoek

Rijkswaterstaat is de waterbeheerder van dit gebied. Met Rijkswaterstaat heeft overleg plaatsgevonden over de Nota van Uitgangspunten, zoals de gemeenteraad die voor dit plangebied heeft vastgesteld. Zie hoofdstuk 4.2.4.

Rijkswaterstaat heeft op 21 juni 2011 een aantal opmerkingen gemaakt. De belangrijkste zijn hierna integraal en cursief overgenomen met daarin reacties van gemeentezijde.

 

Belang Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Beneden en Nieuwe Merwede en ziet toe op een goede kwalitatieve en kwantitatieve toestand van het watersysteem. Ook ziet Rijkswaterstaat er op toe dat er voldoende ruimte is voor de veilige en ongehinderde afvoer van water. Tevens is Rijkswaterstaat vaarwegbeheerder van de Rijkswateren Beneden en Nieuwe Merwede die onderdeel zijn van het Hoofdvaarwegennet. Rijkswaterstaat ziet toe op een vlotte en veilige doorstroming van scheepvaartverkeer en draagt zorg voor het waarborgen van het functioneren van de vaarweg nu en in de toekomst. Van bovenbeschreven belang signaleer ik (d.i. Rijkswaterstaat, red.) de onderstaande aandachtspunten.

 

Waterbeheer

 

Toepassing Wet milieubeheer

Bij de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied zal er water worden geloosd op rijkswater. Om de waterkwaliteit en -kwantiteit van dit rijkswater op orde te houden, is het van belang dat het geloosde water van goede kwaliteit is en dat er niet teveel water wordt geloosd. Artikel 10.29a van de Wet milieubeheer stelt hiervoor kaders. In dit wetsartikel worden voorkeursvolgorden genoemd voor het beheer van water. De voorkeursvolgorde voor waterkwaliteit is schoonhouden-scheiden-zuiveren, die voor waterkwantiteit is vasthouden-bergen-afvoeren. In uw plan dienen deze voorkeursvolgorden te worden genoemd, en worden toegelicht hoe deze volgorden op het watersysteem in uw plangebied worden toegepast.

 

Reactie gemeente:

Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen. Het waterbeheer is geen onderwerp voor een bestemmingsplan. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen zal aan dit aspect aandacht worden geschonken.

 

 

 

 

Toepassing Beleidsregels grote Rivieren

In hoofdstuk 4 ‘Bestaande ontwikkelingen en initiatieven, afweging en vertaling naar bestemmingsplan’ van uw Nota van Uitgangspunten somt u een aantal initiatieven op die u met uw bestemmingsplan mogelijk wilt maken. Zelf geeft u terecht aan dat voor de initiatieven 3, 4, 5 en 9 problemen zijn te verwachten vanwege toetsing aan de Waterwet en de AMvB Ruimte en met name de Beleidsregels grote rivieren.

 

Om deze initiatieven te laten voldoen aan de Bgr is het volgende nodig:

Volgens de Bgr zijn alleen activiteiten (initiatieven) in buitendijks gebied mogelijk wanneer deze activiteit per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie. Daarnaast geldt:

  • De situering en uitvoering van de activiteit zijn zodanig dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft.

  • Er ontstaat geen feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit.

  • De situering en uitvoering van de activiteit zijn zodanig dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.

  • De gevraagde (compenserende) rivierverruimende maatregelen moeten worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moeten zijn.

 

Als u de initiatieven 3, 4, 5 en 9 mogelijk wilt maken, dient u dus niet alleen te zorgen voor compensatie van verloren gegane ruimte, maar dient u per saldo te zorgen voor meer ruimte voor de rivier. De hiermee gemoeide kosten zijn voor uw rekening. Welke voorwaarden hier door Rijkswaterstaat verder aan worden gesteld is nu nog onvoldoende te beoordelen.

 

Reactie gemeente:

In hoofdstuk 3.2.3 zijn de verschillende initiatieven in het gebied aan de orde gekomen. Hierbij is ook ingegaan op de gevolgen van de Bgr voor dit plangebied.

 

Dubbelbestemming ‘Waterstaat - waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie’ toevoegen

Het is voor Rijkswaterstaat van belang om te waarborgen dat uw buitendijks gelegen plangebied planjuridisch (ook) bedoeld is voor waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functies waaronder de afvoer of berging van water.

In lijn met de Beleidsregels grote rivieren (Bgr) en terwille van een optimaal rivierbeheer verzoek ik u de buitendijkse gebieden langs de Beneden en Nieuwe Merwede en de Merwedes zelf de dubbelbestemming ‘waterstaat - waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie’ toe te kennen. Ik verzoek u deze bestemming in de verbeelding, in de regels en in de toelichting van het plan op te nemen. De omschrijving van de bestemming ‘waterstaat - waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie’ luidt bij voorkeur:

 

De voor ‘waterstaat - waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

1. De afvoer van oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, voor verkeer te water en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit. Op deze gronden zijn de Beleidsregels grote rivieren van toepassing.

 

2. Op de bedoelde gronden mag, in afwijking van de voorschriften behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, niet worden gebouwd, met uitzondering van:

a) bouwwerken geen gebouwen zijnde;

b) werken geen bouwwerken zijnde, alle uitsluitend ten behoeve van de bestemming waterstaatsdoeleinden;

c) de gedeeltelijke of gehele vervangende herbouw/vernieuwing van een bouwwerk, mits de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot ten opzichte van de bestaande oppervlakte.

d) bouwwerken die voldoen aan alle vereisten die de Bgr stelt voor het bouwen in het stroomvoerend regime.

 

Tevens zijn toegestaan normale onderhoud- en beheerswerkzaamheden, maar uitsluitend ten behoeve van de bestemming waterstaatsdoeleinden.

 

3. Het bouwen kan slechts geschieden nadat de rivierbeheerder hierover heeft geadviseerd. Bovendien is voor alle activiteiten in het rivierbed een watervergunning van de rivierbeheerder noodzakelijk in het kader van de Waterwet.

 

Reactie gemeente:

Voor het buitendijks gelegen gebied is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie opgenomen. De redactie daarvan wijkt om regeltechnische redenen af van het voorstel. De essentie is echter dezelfde.

 

KRW

In relatie tot de KRW is het Ecologisch toetsingskader BPRW (zie bijlage) van belang. Dit toetsingskader schrijft voor dat de ruimtelijke ingrepen binnen het KRW plangebied, dit is het gebied tussen winterdijk en winterdijk, getoetst moet worden aan de ecologische kwaliteit. Hierbij mag geen achteruitgang optreden in de ecologische kwaliteitsklasse van één van de kwaliteitselementen uit de KRW doelstellingen van het betreffende waterlichaam en het ecologisch relevant areaal mag niet meer dan 1% verminderen.

Een uitzondering hierop kan zijn wanneer vanuit een ander kader en hoger openbaar belang wordt gediend.

In de lijst van initiatieven in hoofdstuk 4 van uw nota is dit toetsingskader nergens opgenomen. Alle afzonderlijke initiatieven zullen mogelijk ook geen effect hebben, maar alle initiatieven tezamen kunnen wel effecten hebben op de ecologische kwaliteit en of areaal aantasting van 1%. Dit zal nader moeten worden onderzocht. Rijkswaterstaat beschikt over kaarten die aangeven waar de gevoelige gebieden voor de verschillende kwaliteitselementen voorkomen. Mochten er gronden vergraven moeten worden waar bepaalde ecologische waarde aanwezig is dan dienen hiervan de effecten in beeld gebracht te worden.

 

Reactie gemeente:

Het ecologisch toetsingskader en de kaarten zijn niet als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Door de uitbreiding van een aantal locaties (vergraven van gronden) zal het totaal ecologisch areaal verminderen. Die vermindering is echter geringer dan 1% van het aanwezig ecologisch relevant areaal.

 

Naast de Natuurbeschermingswet is natuurlijk ook de Flora- en Faunawet (bescherming van soorten) van toepassing. Ook hiervoor zullen de nodige toetsen voor moeten worden uitgevoerd.

 

Reactie gemeente:

De toets aan de Flora- en faunawet is verricht. Zie hoofdstuk 5.5.

 

Scheepvaart

 

BPR/RPR - afmeerverbod

Voor het binnen uw plangebied gelegen deel van de Beneden en Nieuwe Merwede geldt een afmeer- en ligplaatsverbod volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).

Vanwege genoemd ligplaatsverbod is het eventuele gebruik van steigers en aanlegplaatsen in strijd met de regelgeving.

Ik verzoek u in de toelichting van uw bestemmingsplan het BPR te beschrijven. Tevens verzoek ik u in de regels en verbeelding van uw plan geen aanlegsteigers en –plaatsen mogelijk te maken langs de Merwedes.

 

Reactie gemeente:

In het bestemmingsplan worden langs de Merwedes geen aanlegsteigers en -plaatsen mogelijk gemaakt. Het BPR is niet beschreven.

 

Verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer

Rijkswaterstaat ziet toe op het vlotte en veilige verloop van het scheepvaartverkeer en dient desgewenst voor de verkeersregulering op het water scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen ten behoeve van de veiligheid, te kunnen plaatsen. Deze tekens ten behoeve van het scheepvaartverkeer kennen een hoogte van 6 meter. De tekens kunnen in het water staan en op de oevers. Ik verzoek u om ‘Verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer’ met een hoogte van maximaal 6 meter mogelijk te maken in uw bestemmingsplan in het water en op de oevers.

 

Reactie gemeente:

Zowel op grond van de Waterwet als de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gaat het hier om vergunningvrije activiteiten. In het bestemmingsplan is dan ook geen regeling nodig.

 

5.9.3 Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan het relevante waterbeleid en de waterwetgeving.

 

 

HOOFDSTUK 6 Juridische planbeschrijving

 

 

6.1 Planmethodiek

Dit bestemmingsplan is opgezet volgens de in Dordrecht in het algemeen gebruikte methodiek, waarbij de verschillende bestemmingen met hun bouwgrenzen direct van de verbeelding afleesbaar zijn. In het gehele plangebied wordt gewerkt met bouwvlakken waarbinnen de zogenaamde hoofdbebouwing is toegestaan.

Uitgangspunt is dat de bouwvlakken zijn gelegd om de huidige hoofdbebouwing. De toegestane hoogtemaat voor de hoofdbebouwing is afgestemd op de huidige situatie (niet op de verbeelding, maar in de regels).

De bouwregels zijn afgestemd op de bebouwingsmogelijkheden op grond van de Beleidsregels grote rivieren.

Voor de opzet van de regels is aansluiting gezocht bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008).

 

 

6.2 Inleidende regels

In dit hoofdstuk van de regels is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

 

 

6.3 Bestemmingen

 

Algemeen

In iedere bestemming is in het eerste lid aangegeven voor welke doeleinden de

aangewezen gronden zijn bestemd. Daarna komen in de bestemmingen bouw- en gebruiksregels voor. In bestemmingsregelingen kunnen bevoegdheden zijn opgenomen om van die regels af te wijken, bijvoorbeeld voor de uitbreiding van bebouwing. Ook kan de bevoegdheid om nadere eisen te stellen zijn opgenomen, hetgeen inhoudt dat burgemeester en wethouders een nadere eis kunnen stellen aan bijvoorbeeld de situering van een bouwwerk. Ook een wijzigingsbevoegdheid is mogelijk. Met deze bevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen. Voor polder Stededijk en de boederij in de Otterpolder is deze bevoegdheid opgenomen.

 

Waterwetgeving en Beleidsregels grote rivieren

Vanwege de waterwetgeving en de Beleidsregels grote rivieren gelden in het hele plangebied beperkende bouwregels (door middel van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie). De bestaande gebouwen in het plangebied zijn geïnventariseerd:

 

 

adres

m3

bestemming

 

 

 

 

 

Baanhoekweg 50b

2250

Recreatie

 

Baanhoekweg 50 (golfbaan)

2832

Recreatie

 

Vogelaarsweg 1 (skicentrum)

1486

Recreatie

tijdelijk

Vogelaarsweg 6 (wielerclub)

1818

Recreatie

 

Baanhoekweg 25 (stayokay)

6634

Horeca

 

Merwelanden 63 (gemeente)

3538

Recreatie

 

Baanhoekweg 51 en 53 (bezoekerscentrum)

5917

Recreatie

 

De Bekramming 13 (restaurant)

4437

Horeca

 

Baanhoekweg 75 (sterrenwacht)

2157

Recreatie

 

Merwelanden 35 (Helsluis- west) binnen bouwvlak

550

 

Wonen

 

Merwelanden 35 (Helsluis- west) buiten bouwvlak

139

Tuin

 

Merwelanden 33 (Helsluis- oost) binnen bouwvlak

600

Wonen

 

Merwelanden 33 (Helsluis- oost) buiten bouwvlak

117

Tuin

 

Ottersluis 55

3395

Agrarisch

 

Ottersluis 51 (Ottersluis- Oost) binnen bouwvlak

660

Wonen

 

Ottersluis 51 (Ottersluis- Oost) buiten bouwvlak

73

Tuin

 

Ottersluis 47 en 49 binnen bouwvlak

1820

Wonen

 

Ottersluis 47 en 49 buiten bouwvlak

40

Tuin

 

Merwelanden 3, 5 en 7

13884

Agrarisch

 

Merwelanden 43

184

Natuur - 1 (rw)

 

Merwelanden 39

434

Gemengd

 

Merwelanden 37

543

Wonen

 

Merwelanden 11-13-15

1460

Agrarisch

 

Thomaswaard 1

192

Natuur - 1 (rw)

 

 

 

 

 

 

Deze gebouwen mogen, met uitzondering van het tijdelijke clubgebouw van het skicentrum, geheel vernieuwd worden. Op de verbeelding zijn om bestaande gebouwen bouwvlakken gelegd. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om de inhoud van deze bebouwing eenmalig met 10% uit te breiden; hierbij mogen de grenzen van het bouwvlak niet worden overschreden. Voor het afwijken van de bouwregels zijn enkele bevoegdheden opgenomen; die zorgen voor enige flexibiliteit in het plan. De regels van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie gelden overigens onverminderd.

De in hoofdstuk 3.2.3 vermelde bouwinitiatieven 3, 4 en 11 (met uitzondering van de ecolodge nabij Merwelanden 39) zijn verbonden aan een afwijkingsbevoegdheid (omgevingsvergunning).

 

Overige omgevingsaspecten met juridische doorwerking

Daarnaast geldt een drietal verschillende dubbelbestemmingen om de archeologische monumenten in het gebied te beschermen. Dit brengt ook beperkingen met zich mee. Andere beperkingen vloeien voort uit de dubbelbestemmingen, die opgenomen zijn ter bescherming van de hoogdrukaardgasleiding en de bovengrondse hoogspanningsverbinding.

De cultuurhistorische waarden in dit gebied zijn beschermd door middel van een sloopverbod behoudens omgevingsvergunning. De cultuurhistorische waarden zijn op de verbeelding aangeduid.

De bestemmingen zijn chronologisch geordend.

Zowel de Wet algemene wet bepalingen omgevingsrecht als de waterwetgeving staat overigens zonder vergunning hierin nader omschreven activiteiten toe. Die zijn geen onderwerp van regeling in dit bestemmingsplan.

 

Agrarisch (artikel 3)

De in het plangebied voorkomende agrarische bedrijven met bedrijfswoningen zijn als zodanig bestemd. Het gaat hier om de boederij in de Otterpolder en twee bedrijven aan de Beneden - Merwede. In het eerstgenoemde complex komen cultuurhistorische waarden voor.

Het is mogelijk om de bestemming Agrarisch te wijzigen in andere bestemmingen. Dit is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Toepassing van deze bevoegdheid is aan een procedure verbonden.

 

Cultuur en ontspanning (artikel 4)

De bestemming Cultuur en Ontspanning betreft het Thermencomplex met de bijbehorende bebouwing en voorzieningen, waaronder in elk geval de loopbrug. Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven waarbinnen het hoofdgebouw kan worden opgericht. De maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.

Het complex bestaat naast het hoofdgebouw uit twee buitensauna’s. Daarnaast is nog een bijgebouw mogelijk.

 

Gemengd (artikel 5)

Deze bestemming is gelegd op de Zuileshoeve (Merwelanden 39) om de woning en de voormalige boerderijschuur om te kunnen zetten naar een recreatief steunpunt. Binnen de gemengde bestemming zijn verschillende functies mogelijk, zoals wonen, horeca 1 (bijvoorbeeld voor een theetuin), recreatieve dienstverlening (bijvoorbeeld voor teambuildingdagen). Het pand heeft cultuurhistorische waarden.

 

Groen (artikel 6)

Deze bestemming komt alleen voor bij het Thermencomplex. Binnen de

op de verbeelding aangegeven functieaanduiding “parkeerterrein” kunnen

parkeerplaatsen gerealiseerd worden.

 

Horeca (artikel 7)

Deze bestemming is gelegd op een tweetal horecavoorzieningen in het recreatiegebied, namelijk voor het hostel Stayokay Dordrecht aan de Baanhoekweg 25 en restaurant De Merwelanden aan de Bekramming 13. Stayokay Dordrecht heeft uitbreidingsplannen (zie hoofdstuk 3.2.3). Uitbreiding door middel van een extra bouwlaag is mogelijk met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning).

 

Natuur - 1 (artikel 8)

Binnen de voor Natuur - 1 aangewezen gronden staat het behoud en herstel van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden centraal. Deze bestemming is toegekend aan gronden waar geen wezenlijke veranderingen in het natuurgebied worden voorzien. Dit geldt mogelijk niet voor Polder Stededijk. Op termijn kan hier een zoetwatergetijdengebied worden gerealiseerd met recreatief medegebruik. Omdat de polder al natuurkwaliteit bezit, is de polder bestemd tot Natuur - 1. De ontwikkeling naar zoetwatergetijdengebied wordt mogelijk door middel van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Het vergroten van de recreatieve gebruiksmogelijkheden - anders dan recreatief medegebruik, voor zover dat binnen de regels van Staatsbosbeheer mogelijk is - wordt hier in het algemeen tegengegaan.

Vanwege de bescherming van het natuurgebied en de landschappelijke waarden is onder meer de uitvoering van grondwerkzaamheden en het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen verboden behoudens omgevingsvergunning (vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden).

Daar waar agrarisch medegebruik plaatsvindt, is dit op de verbeelding aangegeven.

Ook voor de Thomaswaard is een wijzigingsbevoegdheid voor een inrichting als getijdennatuur opgenomen.

 

Natuur - 2 (artikel 9)

Het voor Natuur - 2 bestemde gebied is bestemd voor natuurontwikkeling, het behoud en herstel van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden en recreatief medegebruik van deze gebieden. Agrarisch medegebruik is toegestaan daar waar dit op de verbeelding is aangegeven (Otterpolder).

De bestaande gebouwen kunnen vernieuwd worden (met 10% uitbreiding).

Het bestaande kampeer- en parkeerterrein (bij Stayokay aan de Baanhoekweg) mag niet worden vergroot. Met een omgevingsvergunning kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken.

Het oprichten van bebouwing in de vorm van observatiehutten en gebouwen voor het onderhoud van het natuurgebied tot een oppervlakte van in totaal 200 m2 is mogelijk na toepasing van een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Evenals bij de bestemming Natuur - 1 geldt ook voor Natuur - 2 dat bepaalde werken en werkzaamheden niet zonder omgevingsvergunning mogen worden gerealiseerd.

Vergunning kan worden verkregen indien de landschappelijke en natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

Recreatie (artikel 10)

Deze bestemming geldt voor het Hollandse compartiment Parkschap Nationaal Park De Biesbosch. De bestaande functies zijn beschreven. Eventuele uitbreiding van de bestaande gebouwen met meer dan 10% is met een omgevingsverguinning (d.i. een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders) mogelijk. Voorwaarden hierbij zijn dat de grenzen van het bouwvlak niet worden overschreden en dat de bouwhoogte niet meer dan 10 meter bedraagt. Uiteraard gelden ook hier de extra regels van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie.

Voor het beheer en onderhoud van het recreatiegebied kunnen gebouwtjes worden opgericht. Het gezamenlijke oppervlak mag niet meer bedragen dan 200 m2 (en de bouwhoogte maximaal 3 m).

Daar waar in deze bestemming de aanduiding "recreatiewoning" voorkomt, mag een ecolodge met bijbehorende ontsluiting gerealiseerd worden. De afmetingen zijn gemaximeerd in de bouwregels.

Voor de vervangende nieuwbouw van het skicentrum is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Ook voor het wijzigen van de grenzen van de bouwvlakken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voordat deze bevoegdheid wordt toegepast, dient advies bij Rijkswaterstaat te worden ingewonnen.

 

Tuin (artikel 11)

Deze bestemming is gelegd op die delen van de woonpercelen, waar geen gebouwen mogen worden gebouwd. Het uitbreiden van woningen door middel van een bijbehorend

bouwwerk is op deze gronden niet toegestaan.

 

Verkeer (artikel 12)

De ontsluitingsweg van het recreatiegebied, de Baanhoekweg, en van het Thermencomplex, de Bekramming, en de parkeergelegenheden zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming kan de inrichting en het karakter van de wegen voor zover nodig worden gewijzigd en is het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die rechtstreeks verband houden met de bestemming, zoals verlichting en straatmeubilair, toegestaan. Deze bouwwerken zijn overigens over het algemeen vergunningvrij.

 

Water (artikel 13)

De structurele vaarwegen, waaronder mede begrepen de Beneden - Merwede en de Nieuwe Merwede, watergangen en waterpartijen zijn bestemd als Water. Het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden en de sluis zijn ook functies die bij deze bestemming horen. De sluizen zijn cultuurhistorisch van belang.

Binnen deze bestemming kunnen met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Om de landschappelijke waarden en natuurlijke waarden te beschermen, is een vergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.

 

Wonen (artikel 14)

De bestaande woningen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. Ook deze woningen bezitten cultuurhistorische waarden.

 

Leiding (artikel 15) en Leiding - Hoogspanningsverbinding (artikel 16)

De in het gebied voorkomende ondergrondse hoogdrukaardgasleiding valt onder de dubbelbestemming Leiding. Binnen deze bestemming gelden beperkte bouwmogelijkheden. Bouwen voor de andere hier geldende bestemmingen is mogelijk na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid (omgevingsvergunning). De veiligheid van de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding mag echter niet worden geschaad; een kwetsbaar object wordt niet toegelaten.

Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden die niet tot het normale onderhoud behoren is een omgevingsvergunning vereist, waarbij eveneens het belang van de leiding in de beoordeling wordt meegenomen.

Voor de hoogspanningsverbinding is een vergelijkbare bestemmingsregeling opgenomen.

 

Waarde - Archeologie-1, -2 en -3 (artikelen 17, 18 en 19)

Vanwege de eerder in deze toelichting beschreven mogelijke archeologische waarden is een regeling opgenomen waaruit bescherming van de archeologische waarden bij bouwen en bij de uitvoering van werken voortvloeit.

Binnen het gehele plangebied bestaat in principe een verplichting tot het doen van archeologisch vooronderzoek en zorg voor archeologische waarden. Dit betreft zowel bouwen als aanleggen.

In principe mag alleen worden gebouwd als uit onderzoek blijkt dat geen beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze in voldoende mate zijn zeker gesteld. Deze regeling is niet nodig bij gelijke vervanging van bestaande bouwwerken en bij nieuwe bouwwerken:

  • die kleiner zijn dan 30 m²;

  • waarvan de fundering niet dieper ligt dan 40 cm, respectievelijk 70 cm, respectievelijk 100 cm beneden maaiveld.

 

Voor het uitvoeren van verschillende grondwerkzaamheden, zoals het leggen van nieuwe kabels en leidingen, vernieuwen van riolen of verlagen van het waterpeil is een omgevingsvergunning nodig. In afwijking hiervan is zo’n vergunning niet nodig voor onder meer het uitvoeren van:

  • normale onderhoudswerkzaamheden;

  • grondwerkzaamheden tot een diepte van 40 cm, respectievelijk 70 cm, respectievelijk 100 cm beneden maaiveld;

  • grondwerkzaamheden tot een oppervlakte van 50 m²;

  • archeologisch onderzoek door een gekwalificeerd archeoloog.

 

Dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie (artikel 20)

Met deze bestemming wordt de waterstaatkundige functie, zoals die door de waterwetgeving en de Beleidsregels grote rivieren gestalte heeft gekregen, van het buitendijks gelegen gebied beschermd. Een deel van de beperkende bebouwingsmogelijkheden is opgenomen in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen.

Nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing voorzover meer dan 10% is uitsluitend mogelijk indien deze voldoen aan de alle vereisten die de Beleidsregels grote rivieren stellen voor het bouwen in stroomvoerend regime. Voor alle activiteiten (met uitzondering van vergunningvrije activiteiten) is een watervergunning van Rijkswaterstaat nodig.

 

 

6.4 Algemene regels

In dit hoofdstuk van de regels worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, aanvullende regels gesteld.

* Antidubbeltelregel;

Het artikel "Antidubbeltelregel" beoogt te voorkomen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

Het opnemen van dit artikel is verplicht voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

* Algemene bouwregels;

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Een voorbeeld hiervan zijn extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen, zoals ventilatiekanalen.

* Algemene gebruiksregels;

Deze gebruiksregels geven onder meer aan wat in het plan in ieder geval onder verboden gebruik wordt verstaan. Ook is een regeling voor beroepsuitoefening aan huis is opgenomen.

* Algemene afwijkingsregels;

In dit artikel is in aanvulling op de mogelijkheden van het afwijken van bouw- en/of gebruiksregels in de bestemmingen zelf nog een aantal algemene mogelijkheden om af te wijken opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Ook schuilgelegenheden en wachtruimtes voor het vervoer te water kunnen met deze regeling in het plangebied mogelijk worden gemaakt.

Overigens is in dit artikel de mogelijkheid geboden om met een omgevingsvergunning de plaatsing van een tweede ecolodge in het gebied te realiseren. Voorwaarde hierbij is dat de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied niet in onevenredige mate worden aangetast.

* Overige regels:

Dit artikel bevat een voorrangsregeling voor dubbelbestemmingen die elkaar overlappen. Hierin is aangegeven welk belang dan voorgaat.

 

 

 

6.5 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

 

In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

HOOFDSTUK 7 Economische uitvoerbaarheid

 

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet overwegend in het vastleggen van de huidige situatie, mede gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Op onderdelen en in beperkte mate zijn in het plan nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) staat dat de gemeente verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waar een aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het Besluit ruimtelijke ordening staat wat wordt verstaan onder een aangewezen bouwplan. Het gaat daarbij om: de bouw van één of meer woningen, één of meer hoofdgebouwen, uitbreiding van het hoofdgebouw met ten minste 1.000 m², functieverandering naar woningen voor ten minste 10 woningen, of functieverandering naar horeca of kantoor voor ten minste 1.000 m². Gezien deze afmetingen geldt voor geen enkele ontwikkeling verplicht kostenverhaal. Dit is wel het geval bij de herbouw van het skicentrum. Dit zal bij de eventuele toepassing van de wijzigingsbevoegdheid aan de orde komen.

Met de initiatiefnemer van het Thermencomplex is voor de vaststelling van het projectbesluit een kostenverhaalsovereenkomst gesloten.

Het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro is om deze redenen niet nodig en achterwege gelaten.

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

 

8.1 Inspraak

 

1. Inspraak

Vanaf 22 maart 2012 heeft het bestemmingsplan Nieuwe Sliedrechtse Biesbosch zes weken ter inzage gelegen. Het plan is ook op de website geplaatst.

 

2. Inspraakreacties

Over het voorontwerpbestemmingsplan zijn drie inspraakreacties ingediend, namelijk van de eigenaar van de percelen Kraaienest, Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht en Vereniging Behoud Biesbosch. Vanwege de Wet bescherming persoonsgegevens is van de eerste inspraakreactie de naam van de indiener niet genoemd. De inspraakreacties zijn bijgevoegd.

 

3. Behandeling inspraakreactie

Hieronder zijn de inspraakreacties samengevat weergegeven en voorzien van commentaar.

 

3.1. eigenaar percelen Kraaienest, inspraakreactie d.d. 29 april 2012

Inspreker is de eigenaar van de percelen Klein Kraaienest in de Biesbosch.

In de toelichting op het bestemmingsplan wordt geen aandacht geschonken aan de gronden die in blijvend agrarisch gebruik zijn. Nagelaten wordt te vermelden dat onder “nieuwe natuurgebieden” ook gronden (waaronder Kraaienest) vallen die in het bestemmingsplan “Natuurgebieden” van de gemeente Werkendam uit 1974 een bestemming hebben die gericht is op een agrarische functie (pagina’s 8 en 9). Gevraagd wordt deze passages te herzien en aan te geven wat de visie is van de gemeente op de agrarische gronden in het plangebied waar geen concrete plannen zijn voor natuurontwikkeling.

Aan genoemde percelen is in het voorontwerp een natuurbestemming toegekend. Agrarisch beheer is de beste waarborg voor het behoud van de bestaande kwaliteiten (cultuurhistorisch en natuurwaarden).

Inspreker vraagt om een agrarische bestemming voor deze percelen, zoals aangegeven in het vigerende bestemmingsplan.

Ook wordt gevraagd aan te geven welke overwegingen ten grondslag liggen aan de natuurbestemming met agrarisch gebruik van de Otterpolder en de Thomaswaard. Wat wordt bedoeld met de zinsnede “(d)e Thomaswaard is de enige nog ontbrekende schakel in het graslandreservaat in de Sliedrechtse Biesbosch (pagina 13 toelichting).

Gezien de natuurbestemming rijst de vraag of de gemeente al dan niet samen met de rijksoverheid en/of Staatsbosbeheer actief beleid gaat voeren, zoals bij het plangebied “Nieuwe Dordtse Biesbosch”.

 

Commentaar:

De Biesbosch is een van de belangrijkste natuurgebieden van Nederland en van Europa; het behoort tot het Natura 2000-landschap “Rivierengebied”. Vanuit juridisch opzicht geniet het de strengst denkbare bescherming. Het bestemmen tot natuur ligt dan ook in de rede. Bestaand agrarisch medegebruik mag worden voortgezet daar waar dat op de verbeelding van het bestemmingsplan is aangeduid. Dit geldt voor de Otterpolder en de Thomaswaard. De percelen Kraaienest zullen deze aanduiding ook verkrijgen. In de toelichting wordt dit vermeld. Dit betekent dat binnen de natuurbestemming agrarisch medegebruik mag plaatsvinden. Het primaire doel is het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden.

Op pagina 13 is de opmerking over de Thomaswaard geschrapt.

Staatsbosbeheer heeft ook op dit bestemmingsplan gereageerd (zie hierna onder 6.3).

Staatsbosbeheer meldt met inspreker in gesprek te zijn met als doel om deze percelen toe te voegen aan het omringende stroomdalgrasland waar een Natura 2000 uitbreidingsdoelstelling op rust. De gemeente speelt hierbij geen actieve rol.

 

3.2. Natuur- en Vogelwacht Dordrecht, inspraakreactie d.d. 19 juni 2012

De stichting maakt zich zorgen over een aantal (nieuwe) initiatieven en voorgenomen uitbreidingen in het gebied, omdat daarbij mogelijk natuurwaarden in het geding komen.

Bij uitbreiding van Stay Okay wordt aandacht gevraagd voor de karakteristieke oevernatuur langs het Moldiep bij het hotel.

Met de verbouwing van het hotel heeft de stichting geen moeite, mits de oevers van het Moldiep op geen enkele wijze zullen worden aangetast.

Tegen de functiewijziging van “het griendje Craijestein” bestaat bezwaar. De stichting beschrijft vervolgens de ligging en de natuurwaarden. In het verleden was hier een eendenkooi aanwezig. In het landschap is nog de aanwezigheid van een mogelijke (kooi)kil met vangpijpen te herkennen, in een vorm die karakteristiek is voor eendenkooien op het Eiland van Dordrecht (vergelijk eendenkooi Zuidplaatje). Van de eendenkooien in Dordrecht zijn slechts drie relicten overgebleven. Dit zijn belangrijke cultuurhistorische objecten.

Het griendje heeft nog een andere cultuurhistorische betekenis. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog vormde de kil (toen nog in open verbinding met de Beneden Merwede) één van de routes voor de bekende Biesboschcrossings, die vanuit Sliedrecht, via de Biesbosch, naar bevrijd gebied in zuidelijk Nederland voerde. Via deze route werden gestrande piloten, verzetsstrijders, geallieerde spionnen en documenten, vanuit Sliedrecht per kano naar vrij Nederland vervoerd.

Behalve deze cultuurhistorische aspecten heeft het griendje ook belangrijke natuurwaarden. Naast het hakgriend kan het bomenbestand tot het habitattype zachthoutooibos gerekend worden. Dat behoort tot de instandhoudingsdoelstellingen van Natura-2000 gebied De Biesbosch. Ook de vogelstand van het gebied is gevarieerd en bijzonder. Een aantal van deze soorten is beschermd op grond van de Flora- en faunawet, zoals de kleine karekiet en de bosrietzanger.

Het griendje vervult verder een belangrijke functie als leefgebied voor honderden soorten vaatplanten, mossen, libellen en andere ongewervelden, amfibieën en (kleine) zoogdieren. Dit geldt voor de hele rivierzone tot aan de vuilstort.

Het griendje Craijestein is het daarom zondermeer waard om in de huidige vorm en

omvang behouden te blijven en niet tot golfbaan of terrein voor verenigingsgebouwen te

worden omgevormd.

Gezien de uitzonderlijk hoge waarden van het gebied, zowel vanuit cultuur- als natuurhistorisch aspect, wordt verzocht medewerking aan een functiewijziging van het

griendje Craijestein, t.b.v. uitbreiding Crayestein Golf, te onthouden en de bescherming

van het gebied als cultuurhistorisch en natuurwetenschappelijk object in het bestemmingsplan vast te leggen.

Bij het behoud van het griendje Craijestein zijn inspreker en museum Twintighoeven graag bereid te participeren.

 

Commentaar:

Het hotel Stay Okay is in het bestemmingsplan op maat bestemd. Het gebouw mag met 10% uitbreiden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dat vlak strekt niet tot de oever. De oever blijft dus vrij van bebouwing.

In de regels (artikel 7) is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van een extra bouwlaag tot een maximale bouwhoogte van 10 meter. Het criterium hierbij luidt: “indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en de landschappelijke en natuurlijke waarden niet in onevenredige mate worden aangetast”.

De uitbreiding van de golfbaan is geschrapt. Hiervoor zijn een aantal redenen.

De eerste reden is dat het als leefgebied functioneert voor een aantal beschermde vogelsoorten op grond van de Flora- en faunawet, namelijk een buizerd, een sperwer en een slechtvalk. Dit is uit nader onderzoek gebleken. Deze verblijfplaatsen inclusief functionele omgeving mogen niet zonder meer verdwijnen.

Er is jaarrond een ontheffing nodig als de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste verblijfplaats niet gegarandeerd kan worden. Een dergelijke ontheffing met betrekking tot vogels kan alleen verleend worden op grond van een belang uit de Vogelrichtlijn. Deze criteria zijn: bescherming van flora en fauna, volksgezondheid of openbare veiligheid en veiligheid van het luchtverkeer. De uitbreiding van de golfbaan voldoet hier niet aan. De uitvoerbaarheid van de bestemming is dus onvoldoende verzekerd.

De tweede reden is dat de behoefte aan uitbreiding van de golfbaan onvoldoende is aangetoond.

De derde reden is de inpassing in het landschap destijds van de wielerbaan.

 

3.3. Vereniging Behoud Biesbosch

Inspreker maakt bezwaar tegen de uitbreiding van de golfbaan met het “Griendje Crayestein”. Dat is een mooi natuurgebiedje van goede kwaliteit, dat niet verloren mag gaan. Inspreker schaart zich achter de zienswijze van collega-organisatie Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht.

Hieraan voegt inspreker toe dat bij het ontwerp en de aanleg van de wielerbaan voor de wielrenclub “De Mol”, alweer vele jaren geleden, dit griendje alsmede de hele natuurstrook tussen het griendje en de spoorbrug, vanwege de hoge natuurwaarden is gespaard. Het was eerst de bedoeling om daar overal doorheen wielrenpaden voor crossfietsen aan te leggen, dit is teruggebracht tot de enkele baan die er nu nog ligt. Dat is toen in goed overleg tussen het recreatieschap, de wielrenclub en inspreker tot stand gekomen. Deze zorgvuldigheid met het gebied houdt inspreker graag in stand.

Ook ligt vlak naast het griendje een klein stukje van een kreek, die in de oorlogsjaren gediend heeft als vluchtroute voor de Biesboschcrossers vanuit Papendrecht (de familie De Koning aldaar). Het grootste deel van dat kreekje is verdwenen bij de aanleg van de Merwedehaven, maar dit restantje is nog over en dient het historisch besef.

Verzocht wordt om voor de uitbreiding van de golfbaan een andere oplossing te zoeken.

Daarnaast heeft inspreker een aantal aanvullingen op de kaart en de tabel van de landschappelijke en cultuurhistorische elementen. Inspreker stelt het op prijs, dat de gemeente die inventarisatie heeft gemaakt. Inspreker ziet graag dat die zo compleet mogelijk is.

1. De kaart: hierop is nog niet de huidige situatie in de polder Jonge Janswaard in het

oosten aangegeven, een situatie met gegraven kreken en moerassen die al een aantal jaren bestaat. Dat gebiedsdeel ligt op de plankaart in de groene bestemmingszone “natuur” en dat zit dus wel goed, maar correct is anders.

  1. Ottergriend westelijke deel: op coörd. 424,3-110,5 ligt een griendheuvel met de resten van een vroegere griendkeet, inclusief enkele opvallende hogere bomen. Een duidelijk en ter plaatse ook zichtbaar element.

  2. Sterlinggriend achter keet nr. 30: op de westelijke kade liggen op de twee knikpunten twee keten: eerst een houten keet, daarachter een schrankkeet (hout en riet). Zij vormen onderdelen van de museumpadroute van het recreatieschap.

  3. Otterpolder: het sluisje nr.2 ligt 3 mm westelijker op de kaart.

  4. Zuilespolder: het sluisje nr. 9 ligt 3 mm oostelijker op de kaart, op de knik in de dijk.

  5. Helsluis nr. 11: daar liggen twee sluiswachterswoningen aan weerszijden, beide inmiddels particulier eigendom en bewoond. Dit rijksmonument bestaat dus uit drie onderdelen.

  6. Dijkenstelsel tussen Stededijk en Kort- en Lang Ambacht: tussen deze twee kaden lag vroeger de Bassekil, een waterloop met historische waarde (gevecht tussen Dordrecht en Gorkum).

  7. Hengstpolder: in de noordwesthoek ligt een ontwateringssluis met schuif in de dijk.

  8. Noordeinde Hoogkil nrs. 23 en 22:genoemd worden de afsluitende stenen dam en het dichtgeslibde buitendijkse geultje. Terecht. Maar dezelfde combinatie is te vinden aan het zuidelijke einde van het Gat van den Hengst: een stenen dam met buitengrond (de “badkuip”). Ook het zuidwestelijke buitendijkse deel van het Houweningswater vormt zo’n combinatie: een stenen dam met een dichtgeslibd rietgeultje buitendijks.

  9. Polder Oude Kat, scheepsrol nr. 12: u geeft in de tabel aan dat die slecht is en geen bescherming behoeft. Echter, een paar jaar geleden, in het kader van het natuurontwikkelingsproject Jonge Neele Ruigt, is dat dammetje verlegd en is de rol opnieuw opgebouwd. Hij is zeker beschermenswaard, dus geen –teken.

  10. Zoetemelksekil, relict Schotbalksluis nr. 16: die restanten zijn helaas half vernield door de aannemer bij het baggerwerk aldaar. Iedereen was zeer verontwaardigd. Maar met name op het noordelijke landhoofd zijn nog wel resten van steen, hout en ijzer te zien. Inspreker vindt die laatste resten belangrijk genoeg om ze verder te beschermen. Zij stammen uit ca.1860.

 

Commentaar:

Voor wat betreft het bezwaar tegen de uitbreiding van de golfbaan wordt verwezen naar ons commentaar op de inspraakreactie van stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht.

Wij gaan ervan dat daar waar gesproken wordt over de kaart de plankaart (verbeelding) van het voorontwerpbestemmingsplan wordt bedoeld.

Ad 1). De gemeente beschikt nog niet over een geactualiseerde ondergrond van polder Jonge Janswaard. De ondergrond van de verbeelding heeft overigens geen juridische betekenis. Dat zijn de op de verbeelding opgenomen bestemmingen en de bestemmingsregels.

Ad 2).De griendheuvel met keet(restant) en bomen zijn als complex toegevoegd aan de cultuurhistorische inventarisatie van de gemeente Dordrecht. De keetrestanten zijn op de verbeelding aangeduid als “cultuurhistorische waarde”. Die aanduiding brengt met zich mee dat zonder vergunning dit bouwwerk niet gesloopt mag worden. Een sloopvergunning wordt uitsluitend verleend indien uit cultuur-/bouwhistorisch onderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Ad 3). De stenen Sterlinggriendkeet nr. 30 is via het educatieve Griendmuseumpad te bezoeken. Deze keet is aangeduid met “cultuurhistorische waarde”.

De houten keet in de 2e knik is mogelijk de bebouwing bekend als Merwelanden 59 (met industriefunctie, bouwjaar 1900). Deze is waarschijnlijk gebouwd na het Ketenbesluit van 1924. De keet is toegevoegd aan de cultuurhistorische inventarisatie van de gemeente Dordrecht en op de verbeelding aangeduid met “cultuurhistorische waarde”.

Het type schrankkeet werd gebouwd tot het Ketenbesluit van 1924. Het betreft hier een reconstructie/nieuwbouw (met het oog op educatie). Deze keet wordt niet op de verbeelding opgenomen.

Bij de Sterlinggriend zou ook nog een crossingsbootje uit 1944 liggen (bericht uit 2006).

Omdat het bootje mobiel en verplaatsbaar is, wordt dit niet op de verbeelding opgenomen.
Ad 4). Dit is op de verbeelding gecorrigeerd.

Ad 5). Dit is op de verbeelding gecorrigeerd.

Ad 6). Het sluiscomplex bestaat uit meerdere delen, maar alleen de sluis, de rolbrug en de (oostelijke) sluiswachterwoning zijn rijksmonument. In de verbeelding van het bestemmingsplan is het gehele sluiscomplex aangeduid met “cultuurhistorische waarde”.

Ad 7). In de bestemmingen Natuur – 1 en – 2 worden de landschappelijke en natuurlijke waarden beschermd door een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. De landschappelijke en natuurlijke waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Op deze manier wordt de dijkenstructuur beschermd. De toelichting is op dit punt aangevuld.

Ad 8). De sluis in de Hengstpolder is toegevoegd aan de cultuurhistorische inventarisatie van de gemeente Dordrecht en op de verbeelding aangeduid met “cultuurhistorische waarde”.

Ad 9). De dammen in het Gat van den Hengst en Houweningswater worden aangeduid met de aanduiding “cultuurhistorische waarde” en dus beschermd.

Zie ook de opmerking onder 7).

Ad 10). De scheepsrol ligt niet meer op de oorspronkelijke plek. De dam waarover de rol heeft gelopen is 90 graden gedraaid om de nu doorgetrokken Zoetemelkskil af te sluiten van de Nieuwe Merwede. De ouderdom van de inmiddels nieuwgebouwde rol is onbekend, maar is waarschijnlijk niet de originele. Om deze reden is die niet op de verbeelding opgenomen.

 

 

 

Ad 11). De waarde van het object als zodanig is zo sterk aangetast door baggerwerkzaamheden dat behoud nauwelijks zinvol lijkt. Dat is het alleen als restauratie wordt overwogen. De sluis heeft als schotbalksluis al langer geen functie meer; de locatie echter markeert nog altijd de grens tussen vrij toegankelijk en alleen toegankelijk na toestemming.

Om die reden alleen al zou restauratie zinvol zijn, naast de duidelijk cultuurhistorische betekenis (in verband met de aanleg van de Nieuwe Merwede samen met de diverse dammen in de killen). Na de aantasting is een deel van de houten constructie nog uit het water gehaald door de Natuur- en Vogelwacht.

Op de verbeelding is de aanduiding dan ook gehandhaafd met het oog op een eventuele restauratie.

 

 

 

8.2 Overleg

 

1. Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

De digitale kennisgeving van het voorontwerp is op 20 maart 2012 naar de volgende instanties gezonden:

1. Provincie Zuid-Holland

2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland

3. Staatsbosbeheer

4. Waterschap Hollandse Delta

5. KPN Telecom Netwerkdiensten

6. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie/energie

7. Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie

8. Prorail

9. Kamer van Koophandel

10. Tennet TSO

11. Nederlandse Gasunie

12. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid

13. Gemeentebestuur Sliedrecht

14. Gemeentebestuur Hardinxveld-Giessendam

 

2. Overlegreacties

De instanties als genoemd onder 1., 2., 3., 10., 11., 12. en 14. hebben over het voorontwerp een reactie gezonden. De instantie als bedoeld onder 4. heeft te kennen gegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben.

 

3. Behandeling overlegreacties

Hieronder zijn de overlegreacties samengevat weergegeven en voorzien van commentaar.

 

3.1 Provincie Zuid-Holland

De onderzoeken in het kader van de Natuurbeschermingswet bieden onvoldoende draagkracht voor de conclusie in paragraaf 5.5.3 van de toelichting dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Het plan houdt op dit punt onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Verzocht wordt om het plan aan te passen.

 

Commentaar:

Naar aanleiding van deze reactie is aanvullend veldonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd (naar vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en

Vogels).

 

 

Daarnaast zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zowel de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan als de afzonderlijke initiatieven binnen het recreatiegebied door middel van een zogenaamde verstoringstoets onderzocht. Zie de onderzoeken in de bijlagen 4.a tot en met 4.d..

Deze onderzoeken bieden voldoende draagkracht voor de conclusie dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

 

3.2 Rijkswaterstaat

In de toelichting op het bestemmingsplan is de reactie van Rijkswaterstaat opgenomen op de voor dit bestemmingsplan vastgestelde Nota van Uitgangspunten. De meeste zaken uit die reactie zijn goed in het bestemmingsplan terecht gekomen.

Over de Kaderrichtlijn Water wordt een opmerking geplaatst. De onderbouwing dat het ecologisch areaal niet wordt aangetast, is niet juist. Het gaat er om dat door uitbreiding van een aantal locaties (vergraven van gronden), het totaal ecologisch areaal vermindert. Dit heeft niet met watergebonden ontwikkelingen (activiteiten) te maken. Dat het totale oppervlakte wat wordt opgesoupeerd door de verschillende maatregelen (uitbreiding van locaties) kleiner is dan 1% van het aanwezig ecologisch relevant areaal is hier van belang. Verzocht wordt om aanpassing van de onderbouwing.

Rijkswaterstaat gaat er vanuit dat artikel 20.1 van de regels impliceert dat het regulier

beheer en onderhoud van het stroomvoerend rivierbed vergunningsvrij kan

plaatsvinden. Rijkswaterstaat verstaat hieronder ook het periodiek snoeien van

houtgewas ten behoeve van waterveiligheid.

Polder Stededijk is afgevallen als mogelijke locatie voor overnachtingsplaatsen (in het kader van de Planstudie overnachtingsplaatsen Merwedes).

 

Commentaar:

De toelichting is voor wat betreft de Kaderrichtlijn Water aangepast.

Ter bescherming van het natuurgebied is (in het voorontwerp) in de regels van het bestemmingsplan een vergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Bij de vergunningplicht voor het vellen of rooien van houtgewas is uitgezonderd het vrijhouden van lichten en bakens ten behoeve van de scheepvaart. Die werkzaamheden kunnen dus zonder vergunning plaatsvinden.

De opmerking over Polder Stededijk is voor kennisgeving aangenomen.

 

3.3 Staatsbosbeheer

Staatsbosbeheer (Sbb) onderstreept de uitgangspunten van het natuurgebied in de Sliedrechtse Biesbosch en plaatst een aantal opmerkingen over haar eigendommen in het gebied. De gemeente heeft als lid van de bestuurscommissie Parkschap Nationaal Park de Biesbosch ingestemd met het gebouwenplan van Sbb.

Het gaat om de volgende objecten:

1. keet Huiswaard: niet vermeld, bestemming recreatie verzocht

2. keet Thomaswaard: vermeld met bestemming natuur, bestemming recreatie verzocht

3. woning familie Groeneveld: vermeld met functie agrarisch; eventueel met

wijzigingsbevoegdheid voor gemengd/recreatie (woning is niet meer met agrarisch doel in gebruik);

4. schuur familie Groeneveld; geen agrarisch doel meer; geen bestemming

bestemming woning en Otterpolder wordt onderschreven.

De verzochte recreatieve bestemmingen betreffen extensief recreatief gebruik.

Sbb meldt in gesprek te zijn met de eigenaar van het perceel op het Kraaienest.

Het huidige agrarisch gebruik daarvan wordt beknot door het beheer van het omringende natuurgebied. Sbb hoopt hiervoor een oplossing gevonden kan worden die wellicht behelst dat eigenaar/pachters grond kunnen ruilen en daarmee gecompenseerd worden. Waarna het perceel kan worden toegevoegd aan het omringende stroomdalgrasland waar immers een Natura 2000 uitbreidingsdoelstelling op rust.

De natuurtoetsing van de recreatiebestemming van Huiswaard en Thomaswaard (met vermelding dat sinds jaar en dag het gebruik van deze keten recreatief is) wordt nagezonden.

Commentaar:

Ad 1). De griendkeet Huiswaard wordt op dit moment niet als recreatiewoning gebruikt. Om een recreatieve overnachtingsmogelijkheid in deze keet mogelijk te maken, dient eerst onderzocht te worden wat de effecten van dit gebruik zijn op de beschermde natuurwaarden in het gebied en de gevolgen voor flora en fauna te worden onderzocht. Staatsbosbeheer heeft hiervoor een voortoets (juni 2012) geleverd. Deze toets biedt onvoldoende inzicht in de gevolgen voor flora en fauna en de natuurwaarden (Natura 2000). Om deze reden kan dit verzoek dan ook niet gehonoreerd worden.

Ad 2). Voor wat betreft de voormalige waardmanswoning in de Thomaswaard is in het bestemmingsplan al mogelijk gemaakt dat die als overnachtingsmogelijkheid kan worden gebruikt (aanduiding “recreatiewoning” binnen de bestemming Natuur-1). Het pand is als zodanig al in gebruik.

Ad 3 en 4). De bestemming Agrarisch op de woning en schuur van de familie Groeneveld wordt gehandhaafd. Wel wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, opdat in de toekomst wellicht een andere bestemming kan worden gerealiseerd.

Dit is dezelfde wijzigingsbevoegdheid als op de boerderij in de Otterpolder (wijzigingsbevoegdheid naar bestemming Gemengd, artikel 3 lid 6). Ook een wijziging naar de bestemming Recreatie voor een gebruik als recreatiewoning is dan mogelijk. Naar aanleiding van deze zienswijze wordt vanwege de ligging in het natuurgebied van dit complex een extra criterium bij de toepassing van deze bevoegdheid vermeld, namelijk dat de gevolgen voor de flora en fauna en de natuurwaarden dienen te worden onderzocht. De regels zijn op dit punt gewijzigd.

Nader onderzoek naar dit complex heeft overigens uitgewezen dat cultuurhistorische waarden ontbreken. Het complex is te jong. De bescherming door middel van het sloopvergunningenstelsel komt te vervallen. De aanduiding “cultuurhistorische waarden” is op de verbeelding geschrapt.

Voor wat betreft de opmerking over Kraaienest wordt verwezen naar de reactie op inspreker 3.1.

 

3.4 Tennet TSO

Binnen de grenzen van het plan bevinden zich gedeelten van bovengrondse 380.000 Volt en ondergrondse 150.000 Volt transportverbindingen.

Op de Verbeelding is de breedte van de bestemmingstrook "Leiding - Hoogspanningsverbinding" van de verbinding KIJ-GT380 niet juist aangegeven. Deze belemmerde strook heeft namelijk de volgende breedten:

- tussen mast nr. 49 en mast nr. 50 een breedte van 158 meter (79 meter aan weerszijden van de hartlijn;

- tussen mast nr. 50 en mast nr. 52 een breedte van 124 meter (62 meter aan weerszijden van de hartlijn;

- tussen mast nr. 52 en mast nr. 53 een breedte van 158 meter (79 meter aan weerszijden van de hartlijn.

Een kaart met het beloop van de verbindingen is aangegeven.

Tennet TSO heeft de volgende opmerkingen over de regels. Verzocht wordt de tekst in artikel 16 lid 1 te wijzigen in "..., mede bestemd voor hoogspanningsverbindingen van maximaal 380 kV."

In artikel 16 lid 2 is een bouwhoogte vermeld van maximaal 60 meter. Omdat de hoogste hoogspanningsmast in het plangebied een hoogte heeft van bijna 150 meter, wordt verzocht de vermelde bouwhoogte te wijzigen in 150 meter.

Verzocht wordt artikel 16 lid 4 sub 1 aan te vullen met de volgende nieuwe subleden:

e. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten,

wegwijzers en ander hoog straatmeubilair;

f: het leggen van kabels en leidingen.

 

Commentaar:

De breedte van de bestemming “Leiding – Hoogspanningsverbinding” is op de verbeelding gewijzigd conform de reactie van Tennet TSO.

Artikel 16 lid 1 en artikel 16 lid 2.2 onder a zijn gewijzigd overeenkomstig het verzoek van Tennet TSO.

Het voorstel voor het aanpassen van artikel 16 lid 4 is niet overgenomen. De werken als genoemd in het nieuwe sublid e zijn bouwwerken en grotendeels vergunningvrij op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De bestemming Leiding doorkruist de bestemming Hoogspanningsverbinding. Zie de reactie onder 6.5.

 

3.5 Gasunie

Voorgesteld wordt de bestemming Leiding te wijzigen in de bestemming Leiding – Gas.

Verzocht wordt een voorrangsregeling op te nemen voor de gasleiding bij het geheel of gedeeltelijk samenvallen met andere dubbelbestemmingen.

De bestemming Leiding is onvoldoende om en veilig en bedrijfszeker gastransport te kunnen waarborgen en gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding te beperken. De Gasunie doet een tekstvoorstel.

 

Commentaar:

In de bestemmingsplannen van de gemeente Dordrecht wordt eenzelfde bestemmingssystematiek nagestreefd. Voor ondergrondse leidingen wordt de bestemming Leiding opgenomen. Verdere specificatie is vanuit juridisch opzicht niet noodzakelijk. De gemeente handhaaft de bestemming Leiding.

Aan de regels wordt een voorrangsregeling toegevoegd. De rangorde wordt bepaald door de veiligheid. De bestemming Leiding heeft in dit bestemmingsplan dan ook voorrang.

Het tekstvoorstel wijkt nauwelijks af van de regeling in het bestemmingsplan. Alleen ten dienste van de bestemming Leiding mag worden gebouwd. Voor bebouwing voor de met deze dubbelbestemming samenvallende andere bestemmingen kan pas na afwijking van het bestemmingsplan een vergunning worden verleend. Het belang van de leiding mag hierbij niet onevenredig worden geschaad. De Gasunie wordt bij deze afweging om advies gevraagd. Dit is een gebruikelijke regeling.

Op verzoek is de bouwhoogte op 2 m gesteld.

 

3.6 Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient met de volgende risicobronnen rekening te worden gehouden:

  1. hogedrukaardgasleiding;

  2. Dupont Nemours;

  3. spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen;

  4. de rivieren Nieuwe en Beneden-Merwede.

Deze worden vervolgens beschreven en uit het oogpunt van externe veiligheid toegelicht.

De veiligheidstoets levert de volgende conclusies op:

  • Er zijn geen kwetsbare bestemmingen binnen de PO 10-6 contouren;

  • Het groepsrisico neemt niet toe door het vaststellen van bestemmingsplan;

  • Geadviseerd wordt geen omvangrijke bouwplannen of intensieve recreatie toe te staan in het plangebied.

 

Commentaar:

De veiligheidstoets is integraal in de toelichting op het bestemmingsplan opgenomen.

Het bestemmingsplan staat geen omvangrijke bouwplannen of nieuwe ontwikkelingen toe waarbij grote hoeveelheden personen in het plangebied kunnen verblijven. Het bestemmingsplan is conserverend van aard.

 

3.7 Gemeentebestuur Hardinxveld-Giessendam

De gemeente merkt op dat in het bestemmingsplan voor wat betreft bestaande geluidzones geen rekening gehouden met de in Hardinxveld-Giessendam gelegen industrieterreinen "Rivierdijk / De Peulen" (bestemmingsplan "Middengebied") en de terreinen/inrichtingen behorend bij het bestemmingsplan "Langs de Merwede".

Momenteel loopt nog de procedure in het kader van de herziening van het vigerende bestemmingsplan voor langs de Merwede gelegen gebieden c.q. bedrijventerreinen "Langs de Merwede (1998)" en "Middengebied". De nieuwe bestemmingsplannen "Langs de Merwede" en "Middengebied" worden indien er geen beroep wordt ingesteld, eind juli 2012 onherroepelijk.

Tot het moment dat dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt is het bestemmingsplan Langs de Merwede en hierbij behorende geluidszone van kracht. In bijlage 1 is deze zone ter informatie bijgevoegd.

 

Commentaar:

In het bestemmingsplan is op de verbeelding de bestaande geluidzone van het industrieterrein “Rivierdijk/De Peulen” opgenomen. Dit geldt ook voor de bestaande geluidzone van het industrieterrein “Langs de Merwede”.

 

 

Ambtshalve wijzigingen

Het bestemmingsplan is ten opzichte van het voorontwerp op een aantal punten bijgesteld. Het gaat om enkele bestemmingsplantechnische verbeteringen. De toelichting is geactualiseerd (gewijzigd beleid van andere overheden).

Daarnaast heeft naar de cultuurhistorische waarden in het gebied nader onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot het vervallen van de aanduiding “cultuurhistorische waarden” op de volgende objecten:

Otterpolder, gemaal. Reden: elektrisch en te jong;

Polder Ruigten Bezuiden de Peerenboom, boerderijcomplex (Groeneveld): te jong (1965).

Daarnaast is de bestemming Waarde – Archeologie 3 langs de rivier de Beneden – Merwede gewijzigd in Waarde- Archeologie – 2. Het beschermingsregime van de archeologische waarden in deze zone is daarmee strenger geworden.

De Omgevingsdienst Zuid-Holland heeft een milieuadvies uitgebracht. Dat advies is bij de toelichting gevoegd (bijlage 3).

Op de bestaande dagcamping in het recreatiegebied wenst het parkschap 10 camperplaatsen te realiseren. Deze zijn in de bestemming Recreatie opgenomen.