Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
deze regels voor wat betreft de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals een transformatorstation, een gasregelstation, kabelverdeelkasten e.d., en van schuilgelegenheden/wachtruimtes voor het vervoer te water met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
b. deze regels voor wat betreft de bouw van kunstobjecten (uitingen van beeldende kunst) tot een bouwhoogte van maximaal 10 m.
c. de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, mits:
de afwijking niet meer dan 10% bedraagt;
de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
de plaats en richting van bouwgrenzen, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m;
de plaats en richting van de scheidingslijn der bouwhoogten, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m.
d. deze regels voor het plaatsen van een ecolodge met bijbehorende ontsluiting, waarvan de oppervlakte maximaal 25 m2 en de bouwhoogte ten opzichte van het water maximaal 6 m bedraagt, mits de landschappelijke en natuurlijke waarden niet in onevenredige mate worden verstoord.
24.2 Voorwaarden
De in lid 24.1 bedoelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien daardoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen.