direct naar inhoud van Regels

Zeehavens Dordrecht

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP177Zeehavens-3003

HOOFDSTUK 6 Economische uitvoerbaarheid

 

 

 

Het bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter. Daarnaast is per 1 juli 2011 de samenwerkingsovereenkomst met het Havenbedrijf Rotterdam (hierna “SOK HbR”) in werking getreden.

 

Dit samenwerkingsverband houdt in dat het Havenbedrijf Rotterdam hoofderfpachter (‘landlord’) van het Dordtse Zeehavengebied wordt en het gebied voor eigen rekening en risico gaat exploiteren, beheren (uitgezonderd beheer van wegen en openbaar groen) en verder ontwikkelen. Alle inkomsten uit het gebied uit erfpacht en havengeld gaan naar HbR, in ruil waarvoor Dordrecht een jaarlijkse, te indexeren, vergoeding krijgt.

 

Nieuwe gemeentelijke ontwikkelingen zijn om bovenstaande redenen niet voorzien. De 5 businesscases, als omschreven in het masterplan revitalisering zeehavengebied, worden vervangen door het door HbR geformuleerde ontwikkelprofiel.

 

Enkele braakliggende percelen in het zeehavengebied zullen nog wel voor uitgifte aan HbR gereed worden gemaakt. Dit betreft de percelen achter de PWA-Kade; het perceel Kilkade 7, het perceel Nijverheidsstraat 19 en een perceel aan de Marconiweg. De kosten die gemoeid zijn met het gereed maken voor uitgifte zijn opgenomen in de gelijknamige grondexploitaties (PWA-kade, Kilkade 7 en Marconiweg) of de erfpachtexploitatie (Nijverheidstraat 19).

 

Over andere door de gemeente te maken kosten, die gepaard gaan met de samenwerking, zijn afspraken gemaakt met het Havenbedrijf Rotterdam. Deze zijn bekrachtigd door het aangaan van de SOK HbR. Voor deze kosten is dekking gevonden. De raad zal gevraagd worden deze kredieten beschikbaar te stellen op het moment dat deze kosten zich voordoen.

 

Het bestemmingsplan kent op onderdelen mogelijkheden tot planwijziging en planuitwerking. Indien daarvan in de loop der jaren gebruik gemaakt gaat worden, zal kostenverhaal via het wijzigings- of uitwerkingsplan plaatsvinden. Het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro is hierdoor niet nodig.