direct naar inhoud van Regels

Zeehavens Dordrecht

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP177Zeehavens-3003

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

 

1.1 Aanleiding en doel

 

De westzijde van het Eiland van Dordrecht heeft zich in de 20e eeuw ontwikkeld tot een industriële zone. In de Eerste Wereldoorlog is gestart met het graven van de Wilhelminahaven. De Julianahaven is na de Tweede Wereldoorlog gegraven en in 1958 officieel geopend. Beide havens zijn geschikt voor de kleine zeevaart.

 

In 2007 is het Masterplan Revitalisering Zeehavengebied Dordrecht vastgesteld. Het revitaliseringsprogramma is opgesteld om het functioneren van het gebied te versterken. Uitgangspunten zijn onder andere het terugdringen van de leegstand, het ontwikkelen van Zeehavengebonden bedrijvigheid en het vergroten van de werkgelegenheid.

 

De gemeente spant zich in om een en ander tot realisering te brengen. Dit is mogelijk als de daarvoor benodigde akoestische ruimte beschikbaar is. Om dit te bereiken is de zone industrielawaai Groote Lindt-Dordt-west aangepast. Het hiertoe opgestelde bestemmingsplan voorziet enerzijds in inkrimping van de zonegrenzen (met name ter hoogte van de binnenstad) en anderzijds in verruiming in de wijken Krispijn en Wielwijk. Het bestemmingsplan is op 19 januari 2010 vastgesteld en inmiddels in werking getreden.

 

In het kader van de herstructurering en ontwikkeling van het Zeehavengebied is besloten tot het aangaan van een vergaande samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam (HbR). De gemeenteraad heeft hiermee ingestemd, waarna een Samenwerkingsovereenkomst (SOK) is opgesteld. Op basis hiervan is de samenwerking gefaseerd gestart. Vanaf 1 juli 2011 heeft HbR de regie gekregen over de exploitatie, het beheer en de verdere ontwikkeling van het Zeehavengebied in Dordrecht. Op grond van de overeenkomst zal de samenwerking uiterlijk 1 juli 2013 volledig zijn doorgevoerd.

 

Een andere reden voor vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ligt in het feit dat voor het grootste deel van het gebied Zeehavens oude bestemmingsplannen gelden. Op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening mogen bestemmingsplannen met ingang van 1 juli 2013 niet ouder zijn dan 10 jaar.

 

Bij het actualiseren van de Dordtse bestemmingsplannen wordt gestreefd naar een logische begrenzing van de plangebieden. Met het oog hierop worden de gronden tussen het projectgebied Maasterras en de Zeehavens (gebied Louter Bloemen) in het voorliggende nieuwe bestemmingsplan meegenomen.

 

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het plangebied ligt aan de westzijde van het Eiland van Dordrecht, ter hoogte van het rivierknooppunt Oude Maas – Dordtsche Kil.

 

Het plangebied is als volgt begrensd:

* noordzijde

de gemeentegrens met Zwijndrecht in de Oude Maas, de Mijlsehaven en de Ampèrestraat

* oostzijde

de A16 (oostelijke zijkant)

* zuidzijde

de Wieldrechtseweg (onderzijde talud)

* westzijde

de grens met de gemeente Binnenmaas in de Dordtsche Kil

 

 [image]

 

 

1.3 Vigerend bestemmingsplan

 

In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

 

*

Algemeen Plan van Uitbreiding (1932)

*

Uitbreidingsplan in hoofdzaak (1961)

*

Uitbreidingsplan in onderdelen Eerste Tolstraat (1956)

*

Uitbreidingsplan in onderdelen Louter Bloemen (1955)

*

Bestemmingsplan Mijlweg – locatie Fokker (2002)

 

De geldende bestemmingsplannen zijn over het algemeen oud en voldoen niet aan de eisen die aan eigentijdse bestemmingsplannen worden gesteld.

In veel situaties ontbreken zelfs bouwvoorschriften en zijn alleen de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening van toepassing. Verder kennen de plannen geen milieucategorieën waardoor op grond van het bestemmingsplan in beginsel alle soorten bedrijven toelaatbaar zijn.

Ook hebben zich in de loop van de afgelopen decennia diverse veranderingen voorgedaan die nog niet in de bestemmingsplannen zijn verwerkt.

 

 

1.4 Leeswijzer

 

In hoofdstuk 1 worden enkele algemene, in ieder bestemmingsplan voorkomende, onderdelen beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 het nu voorliggende plan beschreven.

In hoofdstuk 3 komt het beleid van rijk, provincie en gemeente aan de orde. Bij de beschrijving van de omgevingsaspecten in hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan de verantwoording, zoals op de terreinen archeologie en cultuurhistorie, flora en fauna, water, milieu. Per onderdeel worden de regelgeving en het beleid benoemd. Vervolgens wordt het onderzoek beschreven en wordt een conclusie getrokken.

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving.

De hoofdstukken 6 en 7 gaan achtereenvolgens in op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid.