direct naar inhoud van Regels

Zeehavens Dordrecht

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP177Zeehavens-3003

Artikel 16 Leiding - Leidingstrook

 

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch. en een druk van ten hoogste 40 bar.;

  2. een rioolpersleiding.

 

 

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

16.2.1 Bouwen algemeen

  1. ten behoeve van de in lid 16.1 bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;

  2. de krachtens de andere aldaar voorkomende bestemmingen en de met omgevingsvergunning ingevolge artikel 18 en 21 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9m.

 

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder b.

 

16.3.2 Voorwaarden

Toepassing van deze bevoegdheid is alleen mogelijk indien de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en ter plaatse van de aanduiding als bedoeld onder lid 16.1 onder a. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

16.3.3 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de desbetreffende leiding.

 

 

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. aanleggen van watergangen en -partijen;

  3. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;

  4. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting;

  5. het indrijven van voorwerpen;

  6. het leggen van kabels en leidingen;

  7. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen.

 

16.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 16.4.1 is niet van toepassing voor zover deze werken en werkzaamheden gelet op de diepte van de ligging van de leiding van ondergeschikte betekenis moeten worden geacht.

 

16.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover het leidingenbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

 

16.4.4 Advies

Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.