direct naar inhoud van Regels

herzleerpark

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP159Herzleerpark-3201

HOOFDSTUK 4 Beleidskader

 

4.1 Rijksbeleid

 

4.1.1 Amvb Ruimte

De directe doorwerking van de Nota Ruimte is vervallen met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening. De nationale ruimtelijke belangen worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Amvb Ruimte).

Doel is om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Bestemmingsplannen moeten voldoen aan deze algemene regels.

 

4.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Nota Ruimte is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.

 

Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.

 

Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.

 

Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

 

Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente.

 

Deze herziening betreft een binnenstedelijke ontwikkeling en is niet in strijd met enig nationaal belang. Wel wordt uiteraard rekening gehouden met nationaal belang 8: verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.

 

Onderhavig bestemmingsplan voldoet aan het beleid en de algemene regels van het rijk.

 

4.2 Provinciaal beleid

 

4.2.1 Structuurvisie Visie op Zuid-Holland

Met de Nota Ruimte en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Rijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. In dit speelveld neemt de provincie de verantwoordelijkheid voor aansturing op ruimtelijke kwaliteit en samenhang van projecten en programma's met provinciale betekenis (regisseursrol). De provincie zal niet voor alle provinciale belangen een leidende rol nemen in de uitvoering.

De provincie wil een actieve rol spelen in de uitvoering van beleid. De provincie eigent zich alleen een regisseursrol toe als zij van mening is dat deze rol niet gedelegeerd kan worden naar andere overheden, of als zij een eigen verantwoordelijkheid heeft, die voortvloeit uit provinciale belangen. De schaal van de provincie maakt haar bij uitstek geschikt om veel partijen op gemeentelijk en (boven)regionaal niveau te verbinden.

 

Provinciale Staten van Zuid-Holland stelden op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vast. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

In ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel

  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie

  • divers en samenhangend stedelijk netwerk

  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap

  • stad en land verbonden.

Ook de instrumenten van de provincie komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.’

 

In de Uitvoeringsagenda staat hoe de provincie en de verschillende partners de ambitie van de Structuurvisie gaan uitvoeren. De nadruk ligt op samenhang van maatregelen en programma‘s en de samenwerking met de regio‘s. Wat belangrijk is voor Zuid-Holland staat voorop.

De Uitvoeringsagenda maakt duidelijk wat er moet gebeuren en wat de onderlinge rolverdeling van de provincie en de verschillende samenwerkende partijen is.

Elke partij werkt vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid om de ambitie van de Structuurvisie te realiseren.

 

In de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte staat hoe de provincie de ruimte tot 2020 in wil gaan vullen. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling weer en vermeldt de provinciale belangen. De verordening geeft aan met welke zaken gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden.

 

In de Structuurvisie is het plangebied van de 2e Herziening Leerpark op de functiekaart opgenomen als Stads- en dorpsgebied en Stedelijk subcentrum. Omtrent dit laatste is in de Structuurvisie vermeld dat dergelijk centra een knooppunt van openbaar vervoer en/of andere hoogwaardige OV haltes omvatten en ruimte bieden voor de concentratie van stedelijke voorzieningen van bovenregionaal niveau. Bovenregionale voorzieningen worden bij voorkeur in de stedelijke centra geconcentreerd, nabij hoogwaardig openbaar vervoer. Dit bevordert de optimale bereikbaarheid, voldoende draagvlak en ruimte voor synergie. Het gaat immers om functies die veel mensen aantrekken. Bovenregionale voorzieningen betreffend winkelvoorzieningen, zorgvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen, overheidsvoorzieningen, culturele voorzieningen en recreatief-toeristische voorzieningen. Het Leerpark voldoet aan deze omschrijving.

 

4.2.2 Verordening Ruimte

In samenhang met de Structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende artikelen zijn relevant voor het onderhavige plan:

- artikel 2 (Algemene regels ter zake van bestemmingsplannen).

- artikel 7 (Kantoren)

- artikel 9 (Detailhandel)

- artikel 21 (afwijkingsmogelijkheid voor bestaande bouw- en gebruiksrechten in een

bestaand bestemmingsplan.

 

In artikel 2 van de Verordening is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen voorziet in een aantoonbare behoefte en gebaseerd is op een regionale visie op het programma terzake of tenminste regionaal is afgestemd. De toelichting dient hiervoer een verantwoording te bevatten. Een dergelijk bestemmingsplan houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde:

- het benutten van locatie voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen

bestaande stedelijk gebiedals aangegeven op kaart 4a;

- het benutten van locaties aansluitend aan bestaand stedelijk gebied als aangegeven

op kaart 4a.

Het programma voor het Leerpark is reeds jaren lang regionaal bekend en feitelijk ook in de Structuurvise als zodanig mogelijk gemaakt. Ten aanzien van het kantorenprogram-

ma binnen het Leerpark zijn regionaal afspraken gemaakt.

 

In artikel 7, lid 1 van de Verordening is bepaald dat bestemmingsplannen voor gronden buiten de invloedsfeer van de op kaart 5 van de Verordening aangeduide haltes geen bestemmingen aanwijzen die nieuwe kantoren mogelijk maken. In lid 3 is bepaald dat bestemmingsplannen mogen afwijken van het bepaalde in lid 1 voor zover het gaat om het herbestemmen van onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden voor kantoren. Voorwaarde daarbij is dat strikte toepassing van het bepaalde in lid 1 zou leiden tot onevenredige benadeling van andere belangen. De toelichting op het bestemmingsplan dient hierover een verantwoording te bevatten.

 

Evenals onderwijsleerbedrijven maakt het beoogde kantorenprogramma integraal onderdeel uit van het concept van het Leerpark. Dis is een ontwikkeling die jaren geleden is ingezet en waarover ook afspraken zijn gemaakt met de andere ontwikkelpartijen, waaronder het Da Vinci College. Het Leerpark is een integrale ontwikkeling die naast het vigerende bestemmingsplan ook in meerdere opeenvolgende structuurvisies is benoemd. Het gaat in het Leerpark niet om kantoren voor louter commerciële doeleinden, maar om kantoren die ook een functie in het kader van het onderwijs hebben.

 

Het programma voor het Leerpark is bij de recente actualisatie van de kantorenvisie voor de Drechtsteden (Drechtsteden, oktober 2013), ook herbevestigd. Daar staat tegenover dat op andere locaties in Dordrecht en de regio een deel van de planvoorraad voor kantoren is geschrapt. Per saldo gaat het om een reductie van meer dan de helft van de huidige regionale planvoorraad in 2020. In de aanpak kiezen de Drechtsteden voor focus van kantoorontwikkeling en herontwikkeling op locaties die een maximale bijdrage geven aan de ruimtelijke kwaliteit en die tevens door de markt als kansrijk worden beschouwd. Het Leerpark is in de geactualiseerde regionale kantorenvisie, met een kleinst mogelijke concentratie van 7.500 m2 b.v.o. opgenomen als een themalocatie, behorend tot één van de geprioriteerde voorkeurslocaties van de Drechtsteden.

 

Gelet op het bovenstaande zouden zowel functioneel als financieel andere belangen (onderwijsbelangen en belangen van de gemeente en de ontwikkelaar) onevenredig worden benadeeld als de onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden voor kantoren niet opnieuw zouden kunnen worden bestemd.

 

In artikel 9 is bepaald dat een bestemmingsplan voor gronden buiten de bestaande winkelconcentraties geen bestemmingen aanwijst die nieuwe detailhandel mogelijk maken. Dit is niet van toepassing op ondermeer detailhandel als leerwerkplaats bij beroepsonderwijs, met een omvang die past bij de schaal van de onderwijsinstelling.

 

In het Leerpark is in totaal 2800 m2 aan winkelleerbedrijven opgenomen. De verhoging van het aantal m2 winkelleerbedrijven ten opzichte van het bestemmingsplan Leerpark uit 2005, vloeit voort uit de verplaatsing van de bestaande supermarkt aan het Eemsteynplein in het Land van Valk naar het Leerpark. Omtrent deze vergroting van de omvang van winkelleerbedrijven is op 17 januari 2012 op basis van artikel 15 lid 2, c.q. 15, lid 4 van de Verordening Ruimte door de gemeenteraad ontheffing aan de provincie gevraagd. Bij brief d.d. 19 juni 2012, nr. PZH-2012-340855467 is hierop geantwoord dat de geplande toename van het aantal m2 detailhandel -gelet op het feit dat hier om een verplaatsing gaat- niet DPO en REO-plichtig is, waardoor de gemeente verder kan met de plannen voor het Leerpark en de gevraagde ontheffing niet nodig is.

 

In artikel 21, lid 3 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het in een bestem-

mingsplan opnieuw opnemen van een bouw- of gebruiksrecht uit een geldend bestem-

mingsplan, indien het belang bij strikte handhaving van de verordening Ruimte niet in verhouding staat tot het belang bij behoud van het bouw- of gebruiksrecht. Hetgeen hieromtrent bij artikel 7 is vermeld geldt ook ten aanzien van deze afwijkingsmogelijk-

heid.

 

 

4.3 Regionaal beleid

 

4.3.1 Wonen

De Drechtsteden hebben in de in 2004 vastgestelde Woonvisie, de nota Spetterend wonen in de Drechtsteden, de ambitie uitgewerkt om in 5 jaar tijd 9.000 woningen in de regio te bouwen. Daarvoor is een gedifferentieerd programma opgesteld dat verspreid over verschillende woonmilieus tot stand moet komen. Met dit programma wordt tegemoet gekomen aan de verschillende woonwensen van de bewoners en wordt een bijdrage geleverd aan de kwaliteitsverbetering van de regio. In de regionale Woonvisie is het Leerpark benoemd als levendig stedelijk woonmilieu. In het regionale woningbouw-

programma is een toevoeging van 400 tot 450 woningen in het Leerpark opgenomen.

 

4.3.2 Kantoren

Het programma voor het Leerpark is bij de recente actualisatie van de kantorenvisie voor de Drechtsteden (Drechtsteden, oktober 2013), ook opgenomen. Daar staat tegenover dat op andere locaties in Dordrecht en de regio een deel van de planvoorraad voor kantoren is geschrapt. Per saldo gaat het om een reductie van meer dan de helft van de huidige regionale planvoorraad in 2020. In de aanpak kiezen de Drechtsteden voor focus van kantoorontwikkeling en herontwikkeling op locaties die een maximale bijdrage geven aan de ruimtelijke kwaliteit en die tevens door de markt als kansrijk worden beschouwd. Het Leerpark is in de geactualiseerde regionale kantorenvisie, met een kleinst mogelijke concentratie van 7.500 m2 b.v.o. opgenomen als een themalocatie, behorend tot één van de geprioriteerde voorkeurslocaties van de Drechtsteden.

 

 

4.4 Gemeentelijk beleid

 

4.4.1 Structuurvisie 2020

 

In de op 7 april 2009 vastgestelde Structuurvisie 2020 wordt ingezet op een kwaliteitsslag op alle niveaus en gebieden: wonen, werken, voorzieningen en duurzame recreatie. Het gaat daarbij om het toevoegen van nieuwe kwaliteiten aan de bestaande stad en het aanbrengen van samenhang tussen de verschillende ruimtelijke projecten en programma’s. De Structuurvisie 2020 vormt tevens een juridisch toetskader voor ruimtelijke inititatieven. Een van de doelen die in de structuurvisie wordt genoemd is het versterken van het aanbod en het niveau van het onderwijs.

 

De centrumfunctie van de stad voor de Drechtsteden moet versterkt worden. De knooppunten in de wegenstructuur lenen zich goed voor functies die niet alleen voor de stad, maar voor de hele regio van belang zijn en zijn bij uitstek geschikt voor grootschalige voorzieningen die niet in de binnenstad passen. Deze voorzieningen moeten goed per auto en openbaar vervoer bereikbaar zijn en moeten hoogwaardig van kwaliteit, publieksgericht en thematisch geclusterd zijn. In het knooppunt Dordwijk wordt een combinatie van een Gezondheidspark, Sportboulevard en Leerpark ontwikkeld. Op het Leerpark ontwikkelt zich een concentratie van onderwijsinstellingen voor met name het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs voor de regio. Er wordt ook een aantal leer-werkbedrijven opgezet. Het gebied krijgt een veelzijdig en levendig karakter en biedt tegelijkertijd voldoende kwaliteiten om de individualiteit van de leerlingen tot haar recht te laten komen.

 

Het plangebied wordt in de structuurvisie aangemerkt als een gebied met een levendig stedelijk karakter. Het begrip “levendig stedelijk karakter” is in de structuurvisie nader uitgewerkt. Onder meer wordt hierover opgemerkt dat gebieden met een dergelijk karakter zich kenmerken door een sterke menging van functies als wonen, kantoren en (al dan niet themagerelateerde) commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Leerpark en Gezondheidspark hebben niet de compleetheid van het centrum, maar bieden door hun grootschaliger karakter deels ruimte aan publieksgerichte functies die vanweg hun schaal niet in het centrum passen. Mede door hun goede bereikbaarheid zijn deze gebieden aantrekkelijk voor een bepaalde groep bewoners. Het milieu is vooral in trek bij overwegend één- en tweepersoonshuishoudens. De woningtypen die hier worden beoogd zijn overwegend luxe appartementen en stadswoningen in een compacte setting. De locaties bieden ook kansen voor pied-a-terrewoningen. In dit milieu is ruimte voor kantoren en beperkt ruimte voor intensief te benutten bedrijfsruimte. Deze voorzieningen richten zich veeldal op de thematische invulling van de locatie.

In dit leefmilieu zijn vaak grootschalige stedelijk en regionale voorzieningen te vinden. Gezien hun grootschaligheid passen deze voorzieningen niet in de binnenstad. Als de locatie een specifiek thema heeft meegekregen, richten deze voorzieningen zich op dat thema. Daarnaast zijn er (tot een bepaalde omvang) voorzieningen als detailhandel en horeca ter ondersteuning van de overige functies. Leerpark, Gezondheidspark en Oostpoort krijgen een thematische uitwerking, welke in het Leerpark gericht is op onderwijs.

Levendigheid staat in dit leefmilieu centraal. Daarom is een maximale geluidbelasting voor woonbebouwing van 58 dB onder voorwaarden aanvaardbaar. Verder wordt gestreefd naar een zo laag mogelijk waarde voor het groepsrisico, met een maximumwaarde niet hoger dan 1,5 maal de oriënterende waarde.

De regionale brandpunten mogen herkenbaar zijn en stedelijkheid uitstralen Hoogbouw tot 90 m is hier mogelijk. Het kwlaiteitsniveau van de inrichting van de openbare ruimte moet hoogwaardig zijn, comform het handboek KOR. De streefwaarde voor buurtrecreatief gebruik is 10 m2 per woning.

 

Ten aanzien van de bereikbaarheid wordt in de structuurvisie gesteld dat Dordrecht een bereikbare en zichtbare stad moet zijn die zich veilig en schoon kan ontwikkelen aan de Europe corridor waraan zij ligt. In dat kader zijn nieuwe stations van Stedenbaan Zuidvleugel gewenst. Op langere termijn maakt Dordrecht zich sterk voor het ontwikkelen van ondermeer een nieuw station Leerpark. Onderzocht dient te worden verricht naar de verdichtingsmogelijkheden van wonen en werken rond deze Stedenbaanstations. Keerzijde van de ligging van Dordrecht aan grote corridors is dat de veiligheid langs het spoor en de luchtkwalteit de leefbaarheid en de tiekomstige ontwikkeling van de stad onder druk zetten. De spoorlijn Dordrecht-Lage Zwaluwe was tot voor kort de enige grote achterlandverbinding van de Rotterdamse haven. Uit studie blijkt dat het spoortransport door de stad leidt tot aanzienlijk knelpunten op het gebied van externe veiligheid. De ingebruikname van de Betuwelijn kan enige verlichting geven, maar prognoses voor 2020 laten een verdere groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen zien. Deze groei maakt een uitgebreid pakket van maatregelen nodig om de veiligheid een flinke impuls te geven. Ingezet wordt op een aantal korte- en middellange termijnmaatregelen, zoals het verschuiven van het vervoer van LPG van het spoor naar het water, het rijden in zgn. bloktreinen (treinen uitsluitend samengesteld uit ketelwagens met vloeibaar gas of uitsluitend zeer brandbare vloeistoffen) en een verbod op het vervoer van LPG samen met brandbare vloeistoffen, het verlagen van de snelheid van het goederentransport naar 40 km/u, het verbeteren van het seinsysteem en het in ruimtelijk ontwerp van nieuwe projecten langs het spoor rekening houden met bereiksbaarheid en externe (on)veiligheidsaspecten. Op initiatief van de brandweer is hiervoor het “toetsingskader externe veiligheid” ontwikkeld.

 

 

4.4.2 Wonen

Woningbouw in het Leerpark maakt van de locatie een gevarieerd en aantrekkelijk gebied en zal zorgen voor extra “ogen” in/op het gebied, wat vooral voor veiligheid belangrijk is. Woningbouw zal er ook een functie op zichzelf vervullen in het kader van de differentiatie van de woningvoorraad in de stad en regio en specifieke tekorten in bepaalde segmenten van de woningmarkt oplossen, waarbij gedacht moet worden aan ouderenhuisvesting, mensen met een hoger inkomen en woonconsumen-

ten die meer invloed op uiterlijk en inrichting van de woning wensen.

 

Naast de meer groene en landelijke milieus is er regionaal veel vraag naar de meer stedelijke woonmilieus. Daarbinnen wordt ingezet op woningen voor hogere inkomens en woningen geschikt voor ouderen. Zowel aan grondgebonden woningen als aan appartementen is behoefte. Vooral de vraag naar grondgebonden woningen verdient extra aandacht om hierin te voorzien. In de regionale Woonvisie is het Leerpark benoemd als levendig stedelijk woonmilieu. In dit woonmilieu gaat de woonfunctie samen met een groot aantal andere functies, als winkels bedrijvigheid en in dit geval veel onderwijsvoorzieningen. Dit gaat samen met appartementen, ook boven de voorzieningen. Tegelijk is er in dit milieu ook ruimte voor grondgebonden woningen, eventueel in combinatie met werk aan huis.

De woningen richten zich veelal op de midden en hogere inkomens. Gezien de vraag richt het aanbod zich voor een belangrijk op woningen voor ouderen, die op zoek zijn naar een levendige omgeving. Op deze locatie gaat het dan vooral om appartementen per lift bereikbaar. Om geschikt te zijn voor deze groepen dienen de woningen aan de regionaal afgesproken kwaliteitseisen te voldoen. Ook mogelijk zijn woonzorgcombinaties, waarbij de combinatie gezocht kan worden met mogelijkheden voor onderwijs. Voor jongeren is er in Dordrecht al een ruim aanbod aan goedkope woningen. Toch ligt, gezien het thema van het Leerpark, ook enige woningbouw voor studenten voor de hand.

 

Een belangrijk thema in de woonvisie is zeggenschap. 10% van alle woningbouw dient in particulier opdrachtgeverschap gebouwd te worden. Op deze locatie is, mede gezien het aantal appartementen, de mogelijkheden hiervoor wat beperkt. Binnen de grondgebonden woningen zijn er wel kansen voor. In samenhang hiermee kan ook gestreefd worden naar kleinschalige werkgelegenheid aan huis, hetgeen goed aansluit bij het gemengde karakter van het Leerpark. Waar er geen ruimte is voor particulier opdrachtgeverschap, is het zaak in te spelen op de behoefte aan consumentgericht bouwen, het bieden van keuzemogelijkheden in plattegronden en uitrustingsniveau van de woningen.

Studentenhuisvesting lijkt –gezien het karakter van het Leerpark- ook een logische doelgroep voor woningbouw binnen het plangebied.

 

De veiligheid is een belangrijke inspirator van dit programmapunt; Het adviesbureau Van Dijk, Van Soomeren en Partners (DSP) wijst in haar tweede rapport “Veiligheidseffectrapportage Leerpark” uitdrukkelijk op het belang van een functiemenging van scholen en woningen, waarbij DSP in belangrijke mate doelt op de periode buiten schooltijden. Essentieel is daarbij, dat de woningtoegangen op locaties liggen, die van de schooltoegangen (incl. fietsenstallingen en –routes) afgescheiden zijn, zodat een ongestoorde toegang tot de woningen mogelijk is. DSP heeft in dit advies ook aanbevolen om te trachten op een aantal plekken op de eerste verdieping het wonen te accommoderen, daar de positieve veiligheidseffecten van de woonfunctie bij een situering op grotere hoogten sterk afnemen.

 

Het stedenbouwkundig plan voorziet in een toevoeging van ca. 450 eengezinswoningen en appartementen in het plangebied. Dit aantal is ook opgenomen in het regionale Woningbouw-

programma.

 

4.4.3 Werken en voorzieningen

 

A. Economisch beleid in het bestemmingsplan Leerpark uit 2005.

 

In het vigerende bestemmingsplan Leerpark is ten aanzien van de economische functie onder meer het volgende bepaald:

 

De combinatie van onderwijsfuncties en economische activiteiten is van vitaal belang voor het Leerparkconcept, maar mag niet ten koste gaan van het algemene economische beleid van de gemeente. De doelstellingen van de gemeente voor opname van economische activiteiten in het Leerpark zijn versterking van de onderwijsfunctie, kostendrager voor de totale ontwikkeling en ruimte bieden aan stedelijke voorzieningen die een centrale plaats in de stad dienen te krijgen of te houden.

 

Het betreft:

-commerciële bedrijvigheid, m.n. detailhandel/dienstverlening : 2000 m2;

-kantoren: 10.000 m2; en

-bedrijfsruimten: 10.000 - 20.000 m2.

 

Voor deze activiteiten geldt dat een relatie met het onderwijs aanwezig moet zijn en blijven. Voor de kantoren geldt bovendien dat zij aangewezen moeten zijn op een centrale functie in de stad.

Gelet op de bovengenoemde doelstellingen en gelet op onder meer de belangen van bestaande ondernemers in de omgeving van het Leerpark zullen de economische activiteiten beperkingen kennen. Met name de detailhandelsvoorzieningen binnen het Leerpark zullen gericht moeten zijn op de verzorging/ondersteuning van het Leerpark en eventueel een deel van de directe omgeving en geen aantrekkende werking op klanten van buiten deze gebieden mogen hebben. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door de openingstijden synchroon te laten lopen met de lestijden van het onderwijs. Daarnaast dient op bouwplanniveau gestreefd te worden naar een intern karakter van de detailhandel.Ten aanzien van de doelstelling “versterking van het onderwijs” is het van belang dat zowel bij de aanvang van de projectrealisatie als bij de verdere exploitatie, c.q. het verdere beheer deze doelstelling gewaarborgd wordt.

 

Vanuit economisch oogpunt wordt geadviseerd om naast de milieucategoriën de maximale brutovloeroppervlakten als volgt in het bestemmingsplan vast te leggen:

  • detailhandel: 150 m2 per vestiging;

  • horeca (exclusief kantines): 200 m2 per vestiging;

  • supermarkt: 600 m2 per vestiging;

  • commerciële dienstverlening: 150 m2 per vestiging;

  • kantoren/zakelijke dienstverlening: 1500 m2 per vestiging

  • productiebedrijf: 1500 m2 per vestiging.

De totale brutovloeroppervlakte aan detailhandel (inclusief supermarkt), horeca, en commerciële dienstverlening is in eerste instantie bepaald op maximaal 2000 m2.

Het is echter niet de bedoeling dat op het Leerpark een buurtwinkelcentrum gaat ontstaan. De voorziening moet gericht zijn op de behoefte vanuit de scholen en overige voorzieningen. Om deze reden dient de maximale omvang aan detailhandel beperkt te worden tot maximaal 1000 m2. Aan horeca en commerciële dienstverlening mag gezamenlijk maximaal 1000 m2 BVO worden gerealiseerd.

 

B. Wijzigingen in het economisch beleid.

 

In grote lijnen wordt het bovengenoemde beleid voortgezet, met dien verstande dat een verruiming van de vestigingsmogelijkheden voor commerciële leerbedrijven noodzakelijk is, teneinde ondernemers haalbare mogelijkheden te bieden een onderneming binnen het Leerparkgebied in de vorm van een leerbedrijf te vestigen. Het uitgangspunt dat een leerbedrijf geen winstoogmerk mag hebben, komt te vervallen. Dat geldt ook voor het onderscheid tussen detailhandel, dienstverlening en leerbedrijven. In de herziening van het bestemmingsplan wordt in deze gevallen gesproken van winkelleerbedrijven, dus leerbedrijven met een winkelkarakter. Het gaat daarbij dus om leerbedrijven met een baliefunctie, productuitstalling, winkelruimte, e.d., gericht op de verkoop van consumentgerichte producten en of diensten. In het geval van dienstverlening kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een kapper, verzorgingsstudio, makelaar, videotheek, bankfiliaal, reis- en uitzendbureaus e.d. De oppervlakte van deze winkelleerbedrijven mag maximaal 2800 m2 bedragen.

 

Om deze vorm van commerciële bedrijvigheid goed binnen het plangebied te kunnen inpassen, wordt deze functie zowel binnen de bestemming “Maatschappelijk” als “Gemengd 1” geregeld. Voor zover leerbedrijven met een winkelkarakter binnen de bestemming “Maatschappelijk” worden gepland, kan vestiging daarvan slechts via een afwijkingsbevoegdheid plaatsvinden. Alvorens de afwijkingsbevoegdheid wordt toegepast, dient een positief advies van de Adviescommissie leerbedrijven te worden verstrekt. Eén winkelleerbedrijf in de vorm van een horecavestiging met een omvang van 300 m2 is reeds binnen de bestemming “Maatschappelijk” gerealiseerd en met een functieaanduiding "horeca" op de verbeelding aangegven.

 

Verder wordt de oppervlaktebeperking van winkelleerbedrijven in het bestemmingsplan verruimd van 150 m2 naar 250 m2 per vestiging. Voor een supermarkt geldt een maximum oppervlakte van 1400 m2, mits dit gepaard gaat met het opheffen van de buurtsupermarkt in het Land van Valk. In totaal kan de oppervlakte aan winkelleerbedrijven binnen het plangebied dus niet meer bedragen dan 2800 m2.

 

Binnen het voor “Maatschappelijk” te bestemmen gebied, maar ook binnen de bestemmingen “Bedrijf” en “Gemengd 1” en “Gemengd 2” is behoefte aan maximaal 8000 m2 leerbedrijven zonder winkelkarakter. Hiermee wordt gedoeld op leerbedrijven waarbij detailhandel of horeca geen of een zeer ondergeschikte rol speelt. Met een dergelijke oppervlakte was op zich al in het bestemmingsplan Leerpark binnen de bestemming “Maatschappelijke doeleinden" rekening gehouden. De beperking in dat bestemmingsplan, dat leerbedrijven geen winstoogmerk mochten hebben, vormde echter een dermate grote belemmering voor de vestiging van leerbedrijven binnen deze bestemming dat hierdoor een van de belangrijkste uitgangspunten van het leerparkconcept (de wisselwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven) niet tot stand kon komen. Om die reden wordt deze beperking opgeheven en kunnen zich binnen de maatschappelijke bestemming, maar ook binnen de bestemmingen “Bedrijven”, “Gemengd 1 en Gemengd 2” zonder ontheffing leerbedrijven vestigen die wel een winstoogmerk hebben, maar die geen een winkelkarakter hebben.

Het gaat daarbij om leerbedrijven in de sfeer van productie en reparatie van goederen, zoals een drukkerij, onderhouds- en reparatiewerkplaats, een technisch installatiebedrijf, e.d.

 

Het beleid ten aanzien van bedrijven, zoals verwoord in het bestemmingsplan Leerpark blijft voor het overige ongewijzigd. Voor productiebedrijven geldt binnen het plangebied een maximale oppervlakte van in totaal 20.000 m2 bvo.De totale oppervlakte aan kantoren/zakelijke dienstverlening binnen het plangebied mag op basis van de meest recente regionale afspraken maximaal 7.500 m2 bedragen.

 

Het ligt voor de hand dat de kantoren worden benut door ondernemingen en instellingen, die op een of andere wijze een relatie met het onderwijs hebben. In principe kan een kantoorhoudend bedrijf uit elke branche interessant zijn voor het Leerpark, maar gestreefd wordt naar handel, (onderwijs-)instellingen en creatieve diensten, alsmede eventueel zakelijke dienstverlening. Gezien de gewenste wisselwer-

king met het onderwijs, dat een breed terrein bestrijkt , is enige pluriformiteit zeker gewenst.

 

De bedrijven die zich op het Leerpark vestigen mogen vanuit milieuoogpunt geen hinder veroorzaken voor de omgeving en moeten derhalve binnen categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passen. Daarnaast zouden de bedrijven in principe een redelijke hoeveelheid personeel met een LBO-MBO-opleiding moeten hebben, zodat ook een realistische verwachting kan gelden ten aanzien van stageplaatsen en uitwisselingsmogelijkheden Dit laatste geldt overigens ook ten aanzien van de kantoren/zakelijke dienstverlening. Qua branchering kan gedacht worden aan bedrijven met een link naar de maritieme sector en/of metalelectro of met een link naar een goedlopende opleiding binnen het Leerpark-aanbod. Maar elk bedrijf dat een interessant product voortbrengt en (mede) gericht is op verbetering van de aansluiting van het onderwijs op de praktijk van het bedrijfsleven, zoals nagestreefd in het Leerpark, kan in principe interessant zijn.

 

Toetsing van de onder B genoemde ontwikkelingen aan de Structuurvisie 2020 levert geen strijdigheden op.